Advies conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen, Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

uitgebracht aan: de minister/staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

datum: 22 november 2013

In dit conceptwetsvoorstel wordt geregeld dat verdachten die door de rechtbank tot tenminste twee jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld direct hun straf ondergaan en dus niet op vrije voeten komen in afwachting van de behandeling in hoger beroep. Bij delicten met een slachtoffer geldt dit voor een gevangenisstraf van tenminste een jaar. Momenteel functioneert de strafrechtsketen niet goed, waardoor het ondermeer lang duurt voordat zaken in hoger beroep worden behandeld. Daarbij kunnen daders die in afwachting van hun hoger beroep vrij rondlopen soms niet meer worden opgepakt omdat zij bijvoorbeeld onvindbaar zijn. Ook is er thans een groep gedetineerden die onbegeleid terugkeert naar de samenleving. Volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel wil de minister van Veiligheid en Justitie met dit wetsvoorstel de geloofwaardigheid van het strafrechtssysteem en het vertrouwen in de rechtsstraat vergroten.

De Raad is het eens met deze doelen maar hij is van mening dat het wetsvoorstel hiervoor niet het goede middel is. Bovendien kleven aan het wetsvoorstel een aantal grote bezwaren en risico’s en zijn er alternatieve oplossingen die minder ingrijpend zijn. Wat betreft de bezwaren wijst de Raad op de onduidelijke verhouding tussen de dadelijke tenuitvoerlegging en met name artikel 6 van het EVRM. Dit artikel regelt in lid 2 dat een ieder tegen wie vervolging is ingesteld voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld voor de rechter is komen vast te staan (de zogenaamde onschuldpresumptie). Indien de straf dadelijke ten uitvoer wordt gelegd, zoals in het wetsvoorstel, heeft dit serieuze gevolgen voor de betrokkene, ondermeer omdat de strafrechtelijke sanctie niet ongedaan gemaakt kan worden of de originele rechtspositie van de betrokkene kan worden hersteld in het geval van een succesvol hoger beroep. De Raad vraag zich hierbij af of het Europees Hof, gelet op de serieuze gevolgen voor betrokkene, deze dadelijke tenuitvoerlegging zal toestaan. Naast dit bezwaar wijst de Raad erop dat het conceptwetsvoorstel slechts in beperkte mate een versnellend effect zal hebben op de tenuitvoerlegging van straffen: niet meer dan 3% van alle gevangenisstraffen per jaar valt eronder. De Raad maakt in het advies tenslotte nog bezwaar tegen ondermeer het facultatieve karakter van de schadevergoedingsregeling die in het wetsvoorstel is opgenomen voor gevallen waarin de dader – gelet op de uitkomsten van het hoger beroep- ten onrechte zijn straf in eerste aanleg heeft uitgezeten.

De Raad stelt een aantal minder ingrijpende en trefzekere oplossingen in zijn advies voor, zoals het uitvoeren van programma’s waarbij wordt ingezet op versnelling van procedures in de strafrechtsketen, met name in hoger beroep. Wat betreft het doel om meer gedetineerden begeleid te kunnen laten terugkeren naar de samenleving, stelt de Raad voor om vaker gebruik te maken van de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis onder voorwaarden te schorsen. De Raad adviseert het conceptwetsvoorstel niet in te dien.

Het advies kan worden opgevraagd bij het secretariaat van de Raad

Postbus 30 137

2500 GC Den Haag

070 – 36 19 300

www.rsj.nl

Naar boven