Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 november 2013, nr. PO/553912, houdende het treffen van een mandaatregeling ten behoeve van het bestuur van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:4 en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2 en 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008;

Gezien de instemming van het bestuur en de directeur van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister:

minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

b. stichting:

Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland

c. Europese school:

school gesticht en in stand gehouden op grond van het Statuut voor de Europese School.

Artikel 2 Mandaat en volmacht

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 3 Werkgeverschap

  • 1. Aan de directeur van de stichting wordt mandaat verleend voor het werkgeverschap van het aan de Europese scholen en aan de Nederlandse afdeling van het Lycée International te Saint-Germain-en-Laye gedetacheerd personeel.

  • 2. Dit werkgeverschap omvat mede het aanstellen en ontslaan van personeel, het voeren van Decentraal Georganiseerd Overleg over de rechtstoestand van het personeel en het nemen van overige besluiten alsmede het vaststellen van beleidsregels in het kader van de rechtspositie van het personeel, met inachtneming van de rol van de toezichthouders.

  • 3. De stichting biedt ondersteuning aan de minister bij eventuele procedures voortvloeiend uit het werkgeverschap op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Overig mandaat

  • 1. Aan de directeur van de stichting wordt mandaat verleend voor de volgende activiteiten:

    • a. het beheren van de middelen die jaarlijks op de Rijksbegroting zijn bestemd voor het groot onderhoud van de Europese school te Bergen alsmede een deel van de personele kosten en materiële kosten als bedoeld in de ‘Overeenkomst betreffende het functioneren van de Europese School in Nederland’ (Trb 1970, 95).

    • b. het beheren van de subsidiemiddelen die zijn bestemd voor de onderwijsvoorziening van het Nederlands Astmacentrum in Davos, een en ander met inachtneming van de voor deze onderwijsvoorziening in een afzonderlijke beschikking vastgelegde subsidieverplichtingen.

  • 2. De directeur van de stichting informeert de minister tijdig over relevante wijzigingen in de gegevens waarop de subsidie voor de onderwijsvoorziening van het Nederlands Astmacentrum in Davos gebaseerd is.

Artikel 5 Bedrag en wijze van bevoorschotting

  • 1. Voor de activiteiten bedoeld in de artikelen 3 en 4 is voor de jaren 2014 tot en met 2018 een totaalbedrag beschikbaar van maximaal € 37.860.000,–.

  • 2. Jaarlijks wordt een bedrag van € 7.572.000,– als voorschot in gelijke maandelijkse termijnen betaald.

  • 3. De berekening van de vergoeding van de kosten voor het jaar 2019 en volgende wordt aan het einde van de periode, bedoeld in het eerste lid, nader bepaald.

Artikel 6 Aanvraag en verantwoording

  • 1. De stichting neemt in de in artikel 13 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018 bedoelde begroting een overzicht op van het aantal formatieplaatsen op de Europese scholen en aantal leerlingen op het Nederlands Astmacentrum Davos op peildatum 1 oktober van het kalenderjaar waarin de begroting wordt ingediend.

  • 2. De stichting neemt in de in artikel 14 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018 bedoelde jaarverslag een overzicht op van het definitieve aantal formatieplaatsen op de Europese scholen en leerlingen op het Nederlands astmacentrum te Davos op peildatum 1 oktober van het kalenderjaar t-1 en een overzicht van de salariskosten op basis van jaaroverzichten uit het CASO-salarissysteem, kosten van noodzakelijke scholing en begeleiding personeel, dotatie voor een bestemde reserve, voor zover deze risico’s niet worden gedekt door Participatiefonds en Vervangingsfonds of andere daarvoor ontwikkelde fondsen of voorzieningen en verhuiskosten en buitenlandtoelage op basis van jaaroverzichten uit het CASO-salarissysteem op.

  • 3. De stichting neemt in het in artikel 14 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018 bedoelde activiteitenverslag een overzicht op van de activiteiten die op grond van dit besluit zijn verricht.

Artikel 7 Controleverklaring

De in artikel 15 van de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland bedoelde controleverklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid heeft tevens betrekking op de financiële stromen voortvloeiend uit dit besluit.

Artikel 8 Eindafrekening

Op basis van het totaal van de werkelijke kosten over de jaren 2014 tot en met 2018, zoals blijkt uit de verantwoordingen over 2014 tot en met 2018, kan de minister besluiten eventueel teveel betaalde vergoeding terug te vorderen.

Artikel 9 Overige verplichtingen

De directeur van de stichting committeert zich door instemming met de mandaatverleningen in de artikelen 3 en 4 aan de juridische kaders, financiële regelgeving, procedures en verplichtingen waar de minister aan is gehouden.

Artikel 10 Ondermandaat

Het verlenen van ondermandaat van de in dit besluit gemandateerde bevoegdheden is toegestaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018 in werking treedt.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De directeur van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland, P. Bemelen.

TOELICHTING

Het bedrag dat beschikbaar is voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3 van het Mandaatbesluit Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland bestaat uit:

  • salariskosten op basis van jaaroverzichten uit het CASO-salarissysteem;

  • kosten van noodzakelijke scholing en begeleiding personeel;

  • dotatie voor een bestemde reserve, voor zover deze risico’s niet worden gedekt door Participatiefonds en Vervangingsfonds of andere daarvoor ontwikkelde fondsen of voorzieningen;

  • verhuiskosten en buitenlandtoelage op basis van jaaroverzichten uit het CASO-salarissysteem.

Het totale bedrag dat voor de jaren 2014 tot en met 2018 beschikbaar is voor de kosten die zijn verbonden aan de activiteiten bedoeld in dit besluit en de daarmee samenhangende activiteiten bedoeld in de Regeling Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland 2014–2018 is € 7.900.000,00.

Het in artikel 5 genoemde bedrag van € 7.572.000,00 is gezien de meerjarenbegroting van de Stichting NOB toereikend om in ieder geval de daadwerkelijk gemaakte kosten te vergoeden voor de jaren 2014 tot en met 2018. Voor de jaren daarna wordt de vergoeding van de kosten opnieuw bepaald aan de hand van, onder andere, het aantal formatieplaatsen in het jaar 2019 en volgende.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven