Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, van 1 december 2013, nr. WJZ/12344084, houdende wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de opname van nieuwe handelingen die in aanmerking komen voor een instructie vakbekwaamheid gewasbescherming

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

ARTIKEL I

wordt gewijzigd als volgt:

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 6.3a, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden, door een puntkomma, worden negen onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. pleksgewijze onkruidbestrijding met handapparatuur gevuld met een gewasbeschermingsmiddel op basis van de werkzame stof glyfosaat in gewassen en natuurgebieden, voor zover de apparatuur is gevuld door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.3, derde en vierde lid;

  • f. pleksgewijze onkruidbestrijding met handbediende slangen voorzien van spuitdop en afschermkap verbonden aan een trekker met spuittank gevuld met een gewasbeschermingsmiddel op basis van de werkzame stof glyfosaat in gewassen, voor zover de spuittank is gevuld door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.3, derde en vierde lid;

  • g. stobbebehandeling met handapparatuur gevuld met een gewasbeschermingsmiddel op basis van de werkzame stof glyfosaat in gewassen en natuurgebieden, voor zover de apparatuur is gevuld door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.3, derde en vierde lid;

  • h. toepassing van bewortelingspoeders op basis van indolylboterzuur;

  • i. uithangen van dispensers met middelen op basis van feromonen voor feromoonverwarring in fruitteeltgewassen;

  • j. insmeren van stammen met middelen op basis van kwartszand voor wildafweer in fruitteeltgewassen;

  • k. het vullen van bewaarbakken voor na de oogst van snijbloemen met een gebruiksklare oplossing naoogst toedienen van houdbaarheidsmiddelen aan bewaarbakken met snijbloemen m.u.v. middelen met gevaarsymbool Xn schadelijk, voor zover de oplossing is bereid door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.3, derde en vierde lid;

  • l. het poten van aardappels met een trekker en aardappelpootmachine waarbij via poederdoseerapparatuur middel(en) op basis van pencycuron worden toegediend tegen Rhizoctonia, voor zover de poederdoseerapparatuur is gevuld door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.3, derde en vierde lid;

  • m. het bedienen van een machine voor fytodrip in uitgangsmateriaal, voor zover de machine is gevuld door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.3, derde en vierde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 december 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

1. Inleiding

Ter bescherming van de volksgezondheid en het milieu dient de professionele gebruiker of distributeur van gewasbeschermingsmiddelen in het bezit te zijn van een in het kader van de regeling erkend bewijs van vakbekwaamheid. Er zijn verschillende bewijzen van vakbekwaamheid, die passen bij de desbetreffende functie en daarmee gepaard gaande verschillen in taken en verantwoordelijkheden als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU 2009, L 309) (hierna: richtlijn 2009/128/EG). Onderscheid wordt gemaakt in drie niveau’s: bedrijfsvoeren (hoogste niveau), uitvoeren (basisniveau) en een veiligheidsinstructie voor specifiek aangemerkte handelingen. In artikel 6.3a van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: de regeling) worden regels gesteld die betrekking hebben op dit laatste niveau, de veiligheidsinstructie. Deze regeling strekt tot aanpassing van artikel 6.3a van de regeling.

2. Instructie vakbekwaamheid gewasbescherming

Mensen, die bepaalde, relatief eenvoudige handelingen verrichten met gewasbeschermingsmiddelen waren voorheen vrijgesteld van het bezitten van een bewijs van vakbekwaamheid. Het ging hierbij om handelingen die door ongeschoold personeel konden worden uitgevoerd. Voorwaarde daarbij was wel dat een gediplomeerd persoon, in het bezit van een bewijs van vakbekwaamheid, het gewasbeschermingsmiddel in de apparatuur had aangebracht. Tot 26 november 2012 stonden dergelijke vrijgestelde handelingen vermeld in artikel 6.6. van de regeling.

Richtlijn 2009/128/EG kent echter geen mogelijkheid meer voor vrijstellingen. Vanaf 26 november 2012 moeten daarom personen die voordien vrijgestelde handelingen uitvoeren, ook over een bewijs van vakbekwaamheid beschikken. Het volgen van een volledige licentiecursus is voor hen echter onnodig. In overleg met het bedrijfsleven is daarom gekozen voor een vorm van implementatie die recht doet aan de Europese richtlijn en aan de behoefte van de praktijk. Voorheen vrijgestelde handelingen kunnen voortaan worden gedaan door personen, die een specifieke veiligheidsinstructie op het bedrijf van hun werkgever of opdrachtgever hebben gevolgd. Deze veiligheidsinstructie dient te worden gegeven door een persoon die reeds over een bewijs van vakbekwaamheid beschikt. Bureau Erkenningen beoordeelt of de veiligheidsinstructie aan deze criteria voldoet. Op grond van artikel 17, vierde lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: Bgb), geeft dit specifieke bewijs van vakbekwaamheid geen recht op het aanschaffen of voorhanden hebben van een gewasbeschermingsmiddel voor professioneel gebruik. De veiligheidsinstructie geldt als bewijs van vakbekwaamheid, maar uitsluitend voor de handeling waarvoor het bewijs is uitgereikt. Dit laatste is al in artikel 6.1, tweede lid, van de regeling, geregeld.

Met deze regeling worden negen extra, relatief eenvoudige, handelingen toegevoegd aan artikel 6.3a van de regeling waarvoor, na het volgen van een instructie op het bedrijf, een bewijs van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van het Bgb, kan worden verkregen. Deze handelingen zijn getoetst aan zes criteria die in samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn opgesteld:

  • 1. de handeling wordt uitgevoerd onder toezicht van een persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.4, derde en vierde lid. Deze persoon moet de medewerkers instrueren voorafgaand aan de handeling middels een veiligheidsinstructie;

  • 2. een relatief gering risico voor de gezondheid en het milieu door de aard van het middel;

  • 3. een relatief gering risico voor de gezondheid en het milieu door de wijze van toepassing;

  • 4. het middels is gebruiksklaar. Indien het middel niet gebruiksklaar is, moet de persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.4, derde en vierde lid, dit gebruiksklaar maken;

  • 5. een geringe relatie met de opleiding zoals deze gevolgd moet worden voor het verkrijgen en verlengen van het bewijs van vakbekwaamheid. De betreffende persoon voert in zijn functie slechts één relatief eenvoudige gewasbeschermingshandeling uit;

  • 6. het vullen en schoonmaken van de apparatuur die gebruikt moet worden moet gebeuren door een andere persoon die beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid Uitvoeren of Bedrijfsvoeren gewasbescherming als bedoeld in artikel 6.4, derde en vierde lid.

3. Regeldruk

Voor de negen extra handelingen die worden toegevoegd aan artikel 6.3a van de regeling, gold voorheen de verplichting een spuitlicentie aan te vragen. Deze wijziging leidt dus tot een vermindering van de regeldruk. Als gevolg van deze regeling dalen de administratieve lasten met € 74.800,– en de nalevingskosten met € 782.000,–. Overige bedrijfseffecten zijn er niet. De uitbreiding van de lijst in art 6.3a is mede op verzoek van het bedrijfsleven gedaan.

Het volgen van een veiligheidsinstructie door de werknemer kost maximaal een half uur. Het geven van een veiligheidsinstructie kost de instructeur ook enige tijd, echter, omdat deze instructie deel uit kan maken van het inwerken van nieuw personeel zal het effect op de nalevingskosten beperkter zijn. De lasten voor werknemer en instructeur, worden in totaal geschat op 0,75 uur * € 24,– (standaardtarief voor vaklieden en laaggeschoold personeel) = € 18,– per instructie aan een werknemer. Indien 5000 werknemers een veiligheidsinstructie voor één van de negen toegevoegde handelingen volgen, en een veiligheidsinstructie iedere vijf jaar moet worden herhaald, dan betekent dit een gemiddelde nalevingslast van € 18.000,– per jaar. Een kopie van de presentielijst met daarop de naam van de deelnemer geldt, ingevolge het vierde lid van artikel 6.3a, als bewijs van vakbekwaamheid.

In de oude situatie moest een spuitlicentie worden verkregen. In de rijksbrede nulmeting naar administratieve lasten is voor het aanvragen van een spuitlicentie een bedrag van € 15,18 als administratieve last becijferd. Tevens ontstonden er nalevingskosten als gevolg van de opleiding en examinering ten behoeve van de spuitlicentie. Grof geschat bedroegen die gemiddeld € 800 per licentie (cursusgeld, examengeld en tijdsbesteding van gemiddeld 3 dagdelen). Tevens gold dat de licentie om de vijf jaar moest worden vernieuwd. In totaal waren derhalve de administratieve lasten € 75.800,– per jaar en bedroegen de nalevingskosten € 800.000 per jaar. Deze administratieve lasten en nalevingskosten komen geheel te vervallen.

De veiligheidsinstructies die een bedrijf opstelt, moet door Bureau Erkenningen worden beoordeeld. Het opstellen van een instructie en het voorleggen daarvan aan het Bureau Erkenningen veroorzaakt regeldrukkosten. Deze bedragen worden per handeling geschat op € 124,–; 2 uur * € 37,– (standaardtarief middelbaar geschoold personeel) = € 74,– voor opstellen veiligheidsinstructie en € 50,– voor beoordeling. Voor naar schatting 20 beoordelingen bedraagt de administratieve last € 1.000,– Deze last kan echter worden beperkt wanneer arbodiensten in de nabije toekomst ten behoeve van het bedrijfsleven veiligheidsinstructies zullen ontwikkelen, welke voldoen aan de in artikel 6.4a, tweede lid, van de regeling gestelde eisen. Veiligheidsinstructies zijn niet gebonden aan de indiener, maar overdraagbaar

Een weging van mogelijk minder belastende alternatieven is niet aan de orde, omdat met deze wijziging gestreefd is naar een zo lastenarm als mogelijke invulling van het wettelijke kader.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het uitgangspunt dat regelgeving op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treedt en dat bekendmaking minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Omdat deze regeling voorziet in een tegemoetkoming waarmee de administratieve lasten voor de betrokkenen direct worden verlicht is uitgestelde werking niet in het belang van de doelgroep.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven