TOELICHTING
Algemeen
Op 14 juli 2003 werd de Tijdelijke regeling erkenning opleiding deskundigen radioactieve
stoffen en toestellen (hierna te noemen ‘Tijdelijke regeling’) vastgesteld. Sindsdien
is deze regeling regelmatig aangevuld met nieuwe opleidingen. De erkenningen vonden
plaats aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de Richtlijnen voor de erkenning
van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen van 20 november 1984
(Stcrt. 227). De wettelijke basis voor deze regeling is artikel 132, vierde lid, van
het Besluit stralingsbescherming (per 1 januari 2014 het derde lid).
De beleidsvoorbereiding van deze erkenningen vindt thans plaats bij de ministeries
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) en van Economische Zaken (EZ). De minister van SZW heeft hier tot op heden een
coördinerende rol.
Met ingang van 1 januari 2014 treedt een ingrijpende wijziging van het Besluit stralingsbescherming
in werking (Stb. 2013, 33). Hiermee wordt een nieuw artikel 7f in dat besluit opgenomen, waarin de bevoegdheid
tot het erkennen van een stralingsopleiding wordt verleend aan de Minister van EZ.
De feitelijke uitvoering hiervan zal verzorgd worden door het AgentschapNL. Zie ook
de toelichting bij de artikelen 7, 8 en 9 van deze regeling.
Thans wordt een aanpassing van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ voorbereid,
waarin de werkwijze en te volgen procedure voor de erkenning van stralingsopleidingen
wordt vastgelegd. Deze regeling is naar verwachting medio 2014 gereed. Tot dat tijdstip
worden nieuwe aanvragen om erkenning nog getoetst aan de Richtlijnen van 1984.
In de Tijdelijke regeling zijn de stralingsopleidingen opgenomen die sedert 1 maart
2002 zijn erkend. Daarnaast zijn er de stralingsopleidingen, die al eerder door de
ministers van SZW, VWS en VROM (nu EZ) werden erkend conform de eisen van de Richtlijnen
van 1984. Voor die opleidingen, die waren opgenomen in de per 1 maart 2002 vervallen
Regeling erkenning opleidingen deskundigen radio-actieve stoffen en toestellen, werd
toen in artikel 132, derde lid, van het Besluit stralingsbescherming een overgangsregeling
getroffen.
Vanwege de overzichtelijkheid en transparantie is het wenselijk om nu al te komen
tot een (tijdelijke) nieuwe regeling, waarin zijn opgenomen alle erkende opleidingen
die betrekking hebben op het terrein van stralingsonderwijs en -opleidingen. Obsolete
opleidingen zijn geschrapt.
De onderhavige regeling voorziet hierin. Aldus kan ook de in artikel 132, derde lid,
van het Besluit stralingsbescherming opgenomen overgangsregeling worden beëindigd.
Voortaan staan alle stralingsopleidingen in één regeling.
In deze regeling zijn de volgende nieuwe opleidingen toegevoegd:
-
– Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, Erasmus MC Zorgacademie, opleidingen op niveau’s
4A, 4A/M en 4B;
-
– Stichting College Ziekenhuis Opleidingen (CZO) te Utrecht, opleiding op niveau 4B;
-
– Rijksuniversiteit Groningen, opleiding stralingshygiëne voor gebruikers van CBCT toestellen
in de tandheelkunde 4A/M;
-
– Stichting Radboud Universiteit/ UMC te Nijmegen, opleiding niveau 4A/M voor toepassingen
met ConeBeamCT;
-
– Applus/Röntgentechnische Dienst te Rotterdam, cursus stralingshygiëne radio-grafie
niveau 5A voor toezichthoudende deskundigen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
De criteria voor de erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en
toestellen, zoals opgenomen in meergenoemde Richtlijnen van 1984, worden tot op heden
gebruikt voor de toetsing van een aanvraag om erkenning. Deze richtlijnen zijn gebaseerd
op een advies van de Gezondheidsraad.
In deze richtlijnen worden vijf verschillende niveaus van stralingsdeskundigheid in
een onderneming onderscheiden, het betreft:
Niveau 1: ‘deskundigheid op internationaal erkend niveau’. Dit niveau is tot op heden
niet officieel verleend.
Niveau 2: ‘stralingsbeschermingsdeskundigheid top’. Dit betreft aanzienlijke deskundigheid
voor het gebruik van alle toepassingen met een laag tot hoog risico voor mens en omgeving.
Veelal betreft het een veelheid aan toepassingen in een complexe situatie. Dit niveau
is vereist voor het uitoefenen van een functie als algemeen coördinerend deskundige.
Niveau 3: ‘stralingsbeschermingsdeskundigheid’ op het gebied van toepassingen met
open stoffen, ingekapselde bronnen en röntgentoestellen. Ook hier is sprake van hoog
risico voor mens en omgeving en een veelheid van toepassingen. Dit niveau is vereist
voor het uitoefenen van een functie als coördinerend deskundige.
Niveau 4: ‘deskundigheid’ op het gebied van toepassingen met ingekapselde bronnen
en röntgentoestellen (niveau 4A) en deskundigheid met ingekapselde bronnen en open
stoffen (niveau 4B). Hier is sprake van een matig risico voor mens en omgeving. Dit
niveau is vereist voor het uitoefenen van een functie als toezichthoudend deskundige
werkzaam in een onderneming met stralingstoepassingen met matige risico’s voor mens
en omgeving.
Niveau 5 ‘deskundigheid’ op het gebied van toepassingen met ingekapselde bronnen en
röntgentoestellen (niveau 5A) en deskundigheid met ingekapselde bronnen en open stoffen
(niveau 5B). Hier is sprake van lage risico’s voor mens en omgeving. Dit niveau is
vereist voor het uitoefenen van een functie als toezichthoudend deskundige werkzaam
in een onderneming met stralingstoepassingen met een laag risico voor mens en omgeving.
Het ligt, zoals reeds opgemekt, in de bedoeling deze richtlijnen, met de diverse niveaus,
in overleg met het onderwijsveld en andere betrokkenen bij het stralingsonderwijs
te vervangen door eindtermen en nieuwe kwaliteitseisen voor opleidingen. Inmiddels
zijn er eindtermen beschikbaar die door de Adviescommissie stralingsbescherming zijn
vastgesteld voor de opleidingsniveaus 2 (stralingsbeschermingsdeskundige top) en 3
(stralingsbeschermingsdeskundige). Deze eindtermen zullen medio 2014 worden opgenomen
als onderdeel van de erkenningsprocedure in de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming
EZ. Verder wordt thans gewerkt aan eindtermen voor de andere niveau’s. Dit betreft
zowel opleidingen voor (algemeen) coördinerend deskundigen (inmiddels vastgesteld)
en toezichthoudend deskundigen, dan wel opleidingen voor stralingshygiënisch gekwalificeerde
beroepsbeoefenaren. In de laatste categorie zijn inmiddels eindtermen vastgesteld
voor tandartsen, tandartsen met CBCT-toepassingen en medisch specialisten die met
ioniserende straling werken.
Artikel 2
Het opleidingsniveau 2 is bestemd voor de algemeen coördinerend deskundige (genoemd
in artikel 1 van het Besluit stralingsbescherming). Dit niveau wordt aangeboden door
een combinatie van opleidingen die worden verzorgd door het Leids Universitair Medisch
Centrum (LUMC)/Boerhaave nascholing en het Reactor Instituut Delft van de Technische
Universiteit Delft. Deze cursus vindt gemiddeld om de vijf jaar plaats.
Artikel 3
Het opleidingsniveau 3 is bestemd voor de coördinerend deskundige (genoemd in artikel
1 van het Besluit stralingsbescherming). Dit niveau wordt aangeboden door verschillende
opleiders. Er is een landelijke examencommissie dit het niveau van de schriftelijke
examens van deze opleiders borgt.
Artikel 4
Het opleidingsniveau 4, met een onderscheid in de niveaus 4A en 4B, is bestemd voor
de toezichthoudend deskundige (genoemd in artikel 1 van het Besluit stralingsbescherming)
die werkt in een onderneming met matige risico’s. Dit niveau wordt aangeboden door
verschillende opleiders. Voor toepassingen in de medische sector zijn er specifieke
opleidingen erkend; de zogeheten 4A/M, 4B/M- of 4M opleidingen. Voor deze specifieke
deskundigen, de zogeheten ‘stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars’
worden eveneens eindtermen vastgesteld; zie de toelichting bij artikel 1.
Artikel 5
Het opleidingsniveau 5, met een onderscheid in de niveaus 5A en 5B, is bestemd voor
de toezichthoudend deskundige (genoemd in artikel 1 van het Besluit stralingsbescherming)
die werkt in een onderneming met lage risico’s. Dit niveau wordt aangeboden door verschillende
opleiders. Voor toepassingen in de medische sector zijn er specifieke opleidingen
erkend waarbij de focus ligt op risico’s voor patiënten die met ioniserende straling
worden behandeld. Dit zijn de zogeheten 5A/M-of 5M opleidingen. Een voorbeeld van
een 5M opleiding zijn de opleidingen voor tandartsen en orthodontisten.
Artikel 6
Aan de overgangsregeling van artikel 132, derde lid, van het Besluit stralingsbescherming
met betrekking tot de voor 1 maart 2002 erkende stralings-opleidingen is na inwerkingtreding
van onderhavige regeling geen behoefte meer (eerste lid). Alle huidige stralingsopleidingen,
ook die voor 1 maart 2002 zijn erkend, worden vermeld in de onderhavige regeling.
Heeft men een van de in de artikelen 2 of 3 van deze regeling genoemde opleidingen
gevolgd en wenst men vanaf 1 januari 2014 (vrijwillig) te worden ingeschreven als
(coördinerend) stralingsdeskundige dan wordt deze inschrijving gehonoreerd. Vanaf
1 januari 2015 wordt deze inschrijving verplicht voor (algemeen) coördinerend deskundigen.
Artikelen 7, 8 en 9
De nieuwe regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2013. De Tijdelijke
regeling wordt per die datum ingetrokken.
Vanaf 1 januari 2014 is de Minister van EZ de bevoegde instantie. In verband daarmee
wordt deze regeling per 1 januari 2014 geacht te strekken ter uitvoering van de artikelen
7f en 132, derde lid, van het Besluit stralingsbescherming (zie de artikelen 8 en
9).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.