Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2013, nr. WJZ/13170455, tot wijziging van de Beleidsregels bestuurlijke boeten S&O-afdrachtvermindering

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 26 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels bestuurlijke boeten S&O-afdrachtvermindering worden als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 vervalt.

B

In artikel 3 wordt de zinsnede ‘verwijtbaar of ernstig verwijtbaar’ vervangen door: licht verwijtbaar, verwijtbaar of ernstig verwijtbaar

C

In artikel 4 vervalt de zinsnede ‘, tenzij zij rechtstreeks zijn afgeleid van een percentage,’

D

De artikelen 5 en 6 komen te luiden:

Artikel 5. (Boeten nihil)

De bestuurlijke boete wegens overtreding van artikel 24, eerste lid, 24, tweede lid, tweede volzin en van artikel 25, tweede lid, onder a, van de wet, wordt op € 0,– vastgesteld indien:

  • a. er sprake is van lichte verwijtbaarheid, en

  • b. de minister de S&O-inhoudingsplichtige in de periode vijf jaar voorafgaande aan de vaststelling van de bestuurlijke boete niet eerder een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Artikel 6. (Mededeling art. 24, tweede en derde lid)

  • 1. Na het verlopen van de termijn, bedoeld in artikel 24, derde lid, van de wet volgt een rappel waarin wordt aangegeven dat indien de mededeling niet wordt gedaan binnen de gestelde termijn, aannemelijk wordt bevonden dat het aantal bestede S&O-uren 0 is.

  • 2. Na het verlopen van de gestelde termijn, bedoeld in het eerste lid, is aannemelijk dat het aantal bestede S&O-uren 0 is. Er volgt een correctie-S&O-verklaring van 100% en een boete op grond van artikel 26, tweede lid, van de wet. Indien van toepassing volgt ook een nihil-stelling van de RDA-beschikking.

  • 3. Bij het vaststellen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid, wordt bij de beoordeling of sprake is van ‘geringe ernst’ in ieder geval in aanmerking genomen of de S&O-inhoudingsplichtige S&O-afdrachtvermindering heeft toegepast op basis van de S&O-verklaring waarvoor geen mededeling is gedaan.

  • 4. Bij het vaststellen van een bestuurlijke boete voor een mededeling die niet tijdig maar binnen de gestelde termijn, bedoeld in het eerste lid, is gedaan, of voor het onjuist doorgeven van de mededeling, wordt bij de beoordeling of sprake is van ‘geringe ernst’ in ieder geval in aanmerking genomen of de S&O-inhoudingsplichtige S&O-afdrachtvermindering heeft toegepast op basis van de S&O-verklaring waartoe hij de mededeling te laat danwel onjuist heeft gedaan.

ARTIKEL II

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 november 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

Op 1 januari 2013 is de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (wet) gewijzigd. Deze wijzigingen zijn in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2013 nader toegelicht (Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 3). Een belangrijke wijziging betrof de uitbreiding van de mededelingsplicht voor S&O-inhoudingsplichtigen die ten minste het in de S&O-verklaring opgenomen aantal uren hebben besteed. Deze wijziging geeft aanleiding voor aanpassing van de vigerende beleidsregels die worden gehanteerd bij het opleggen van bestuurlijke boetes. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verouderde bepaling over de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht te schrappen.

De mededeling, de correctie-S&O-verklaring en de bestuurlijke boete hangen met elkaar samen. Om de onderlinge verhouding inzichtelijk te maken worden hieronder enkele scenario’s geschetst.

Tijdige mededeling dat ten minste het in de S&O-verklaring opgenomen aantal S&O-uren is gerealiseerd

Er wordt geen correctie-S&O-verklaring afgegeven en ook geen boete.

Tijdige mededeling dat minder S&O-uren zijn gerealiseerd dan in de S&O-verklaring zijn opgenomen

Er wordt een correctie-S&O-verklaring afgegeven, maar er volgt geen boete.

Een niet tijdige mededeling

Een S&O-inhoudingsplichtige is doorgaans verplicht de mededeling binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de S&O-verklaringen betrekking hebben te doen (zie artikel 24, derde lid, voor de uitzondering). Indien de S&O-inhoudingsplichtige te laat, maar binnen de conform artikel 6, eerste lid, gestelde termijn mededeling doet van het aantal bestede S&O-uren, dan volgt een boete op grond van artikel 26, tweede lid, jo. 24, derde lid, van de wet. Bij de beoordeling van de ernst van de boete wordt de termijnoverschrijding alsmede de toepassing van S&O-afdrachtvermindering door de S&O-inhoudingsplichtige in ogenschouw genomen.

Indien de niet tijdige mededeling binnen de gestelde termijn meldt dat ten minste het in de S&O-verklaring opgenomen aantal S&O-uren is besteed dan zal geen boete worden opgelegd op basis van artikel 26, tweede lid, van de wet. In die situatie kan een boete volgen op basis van artikel 26, eerste lid, jo. artikel 24, tweede lid, tweede volzin, van de wet.

Geen mededeling

Niet of niet tijdig mededeling doen is beboetbaar op grond van artikel 26 van de wet. Voor de hoogte van de boete differentieert de wet al naar gelang de vraag of er ook grond was om een herstelsanctie toe te passen in de vorm van een zo genoemde correctie-S&O-verklaring. Dit is het geval indien aannemelijk is geworden (artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van de wet) dat het aantal uren zoals opgenomen in de S&O-verklaring in werkelijkheid niet is besteed. Met deze beleidsregels wordt verduidelijkt dat het aannemelijk is dat het aantal S&O-uren niet is besteed, wanneer na rappel, geen mededeling wordt ontvangen. In deze situatie volgt een correctie-S&O-verklaring van 100% en een boete op grond van artikel 26, tweede lid, van de wet. Indien van toepassing volgt ook een nihil-stelling van de RDA-beschikking. Benadrukt wordt dat in deze situatie de S&O-inhoudingsplichtige na 31 maart tot tweemaal toe schriftelijk in de gelegenheid wordt gesteld om het aantal gerealiseerde S&O-uren op te geven. In de rappels wordt inhoudingsplichtige gewezen op de gevolgen van het niet doen van de mededeling. Wordt binnen de rappelperiode alsnog een opgave van de S&O-uren gedaan, volgt boeteoplegging voor het doen van een niet tijdige mededeling.

Onjuiste mededeling

Mocht op enig moment blijken (bijvoorbeeld tijdens een bedrijfs-/controlebezoek) dat de mededeling onjuist is gedaan en het aantal bestede uren minder dan het in de mededeling opgenomen aantal is, volgt een boete op grond van artikel 24, tweede lid, eerste volzin, jo. artikel 26, tweede lid, van de wet. Bij de bepaling van de hoogte van de boete wordt meegewogen wie het gebrek heeft geconstateerd (de toezichthouder of de aanvrager).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven