Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 2 december 2013, nr. WJZ/13150516, houdende regels ten aanzien van de uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit (Regeling uitvoering GMO groenten en fruit)

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikelen 1 tot en met 3, 103 ter tot en met 103 octies, 122 tot en met 124, 125 bis, 125 ter, 125 quinquies en 193 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PBEU L 299);

Gelet op artikelen 19 tot en met 35, 50 tot en met 90, 96 tot en met 110, 113 tot en met 115, 117 tot en met 127 en 143 tot en met 148 Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PBEU L 157);

Gelet op artikelen 13, eerste lid, onderdeel b, 15 en 19, eerste lid, onderdeel a, van de Landbouwwet;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Economische Zaken;

Dienst Regelingen:

Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken;

verordening 1234/2007:

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PBEU 2007, L 299);

verordening 543/2011:

Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PBEU 2007, L 157);

verordening 2100/94:

Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PBEU 1994, L 227);

verordening 874/2009:

Verordening (EG) nr. 874/2009 van de Commissie van 17 september 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad wat betreft de procedures voor het Communautair Bureau voor plantenrassen (PBEU 2009, L 251);

verordening 834/2007:

Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PBEU 2007, L 189);

verordening 889/2008:

Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PBEU 2008, L 250);

verordening 1857/2006:

Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PBEU 2006, L 358);

verordening 1698/2005:

Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (PBEU 2005, L 277);

richtlijn 2000/29:

Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PBEU 2000, L 169);

richtlijn 2002/63:

Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (PBEU 2002, L 187);

operationeel programma:

het programma, bedoeld in artikel 103 quater lid 1 van verordening 1234/2007;

uitvoeringsjaar:

een jaar van uitvoering van een operationeel programma;

tussentijdse wijziging:

een wijziging van het operationeel programma in de loop van het jaar als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van verordening 543/2011;

waarde afgezette productie:de waarde van de afgezette productie van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 103 quinquies, tweede lid, van verordening 1234/2007;

erkenningsaanvraag:

een verzoek als bedoeld in artikel 125 ter, eerste lid, van verordening 1234/2007;

erkenningsbesluit:

een besluit van de minister op een verzoek als bedoeld in artikel 125 ter van Verordening 1234/2007;

actiefonds:

actiefonds als bedoeld in artikel 103 ter van verordening 1234/2007;

producentenorganisatie:

door de minister erkende producentenorganisatie als bedoeld in artikel 122 van Verordening 1234/2007;

unie van erkende producentenorganisaties:

unie van erkende producentenorganisaties als bedoeld in artikel 125 quater van verordening 1234/2007;

subsidie:

communautaire financiële steun als bedoeld in artikel 103 quinquies van Verordening 1234/2007;

steunaanvraag:

een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening 543/2011;

gedeeltelijke betaling:

gedeeltelijke betaling als bedoeld in artikel 72 van verordening 543/2011;

voorschotaanvraag:

aanvraag als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van verordening 543/2011;

nationale strategie:

nationale strategie als bedoeld in artikel 103 septies, tweede lid, van Verordening 1234/2007;

nationaal kader:

nationaal kader als bedoeld in artikel 103 septies, eerste lid, van Verordening 1234/2007;

lid:

een aangesloten producent als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder b) van Verordening (EG) nr. 543/2011;

niet-producerend lid:

een lid van een producentenorganisatie dat meer dan één teeltseizoen geen producten teelt waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

verkoper:
  • natuurlijke persoon die binnen een producentenorganisatie is belast met de verkoop van producten van de leden van de producentenorganisatie waarvoor de producentenorganisatie is erkend, of

  • natuurlijke of rechtspersoon die door een producentenorganisatie is belast met de verkoop van producten van de leden van de producentenorganisatie waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

areaalenquête:

inventarisatie van een door een lid van de producentenorganisatie beteeld areaal en de door dit lid geteelde producten;

aanvoerprognose:

opgave door een lid van een producentenorganisatie van de hoeveelheid en aard van de producten die het lid in een door de producentenorganisatie te bepalen tijdvak bij de producentenorganisatie verwacht aan te voeren;

actie:

een actie ter uitvoering van een maatregel als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011 of een doelstelling als bedoeld in artikel 103quater, eerste lid, van verordening 1234/2007;

activiteit:

een activiteit ter uitvoering van een maatregel als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011 of een doelstelling als bedoeld in artikel 103quater, eerste lid, van verordening 1234/2007;

subactiviteit:

een subactiviteit ter uitvoering van een actie of activiteit ter uitvoering van een maatregel als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011 of een doelstelling als bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid, van verordening 1234/2007;

goederenlogistiek:

het verzamelen, ophalen, sorteren, opslaan, verpakken, transporteren en distribueren van het product;

forfaitair standaardtarief:

een vast of maximaal bedrag per eenheid dat wordt gebruikt om de te declareren bedragen vast te stellen;

accountant:

een accountant die is ingeschreven in het accountantsregister, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het Accountantsberoep;

stadium af producentenorganisatie:

het moment waarop er een verkooptransactie plaatsvindt door of namens de producentenorganisatie met een derde partij of een minder dan 90 procent dochteronderneming.

Artikel 2

  • 1. De minister wordt aangewezen als bevoegde nationale autoriteit als bedoeld in artikel 103 octies, eerste lid, van verordening 1234/2007.

  • 2. De minister wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 51, vierde lid, 63, eerste lid, 64, 65, derde lid, 66, tweede tot en met vierde lid, 69, eerste en vierde lid, 78, eerste lid, 85, tweede lid, 96, eerste lid, 98, eerste en derde lid, 104, tweede lid, 108, tweede en derde lid, 109, zesde lid, 143, onderdeel b, 146, eerste lid, 147, 148 en bijlage IX, onderdeel 1, vijfde gedachtestreepje, van verordening 543/2011.

  • 3. De minister wordt aangewezen als lidstaat als bedoeld in de artikelen 103, ter, tweede lid, 103 quater, derde lid, 103 quinquies, vierde lid, 103 septies, eerste en tweede lid, 103 octies, tweede, derde en vijfde lid, 122, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder iii, 123, derde lid, 125 bis, tweede lid, onder a, 125 ter, 125 quater, 125 quinquies en artikel 125 duodecies van verordening 1234/2007 en de artikelen 20, 21, 22, eerste lid, 23, 28, tweede lid, 29, tweede lid, 30, 31, 33, eerste lid, 34, 35, tweede lid, 50, vierde lid, 51, tweede en zesde lid, 52, 54, eerste lid, 55, vierde lid, 56, eerste lid, 57, 60, tweede en zesde lid, 62, eerste en derde lid, 63, eerste lid, 65, eerste lid, 66, eerste en vierde lid, 68 eerste en tweede lid, 70, 71, eerste tot en met derde en zesde lid, 72, 73, 78, tweede en derde lid, 80, 83, eerste lid, 85, eerste en vierde lid, 86, eerste lid, 87, 89, eerste en tweede lid, 90, eerste en vierde lid, 96, vijfde lid, 97, 98, tweede lid, 99, 100, 101, 104, eerste lid, 105, eerste en derde lid, 106, eerste, derde en vierde lid, 107, eerste, tot en met derde lid, 108, eerste en derde lid, 109, eerste lid, 110 tot en met 115, 117, tweede lid, 125, derde lid,127, tweede lid, 132, tweede lid, 143, 144, 146, tweede, vierde en vijfde lid en bijlage IX, onderdelen 1 en 2, van verordening 543/2011.

HOOFDSTUK 2. ERKENNINGEN

TITEL 1. ERKENNING VAN PRODUCENTENORGANISATIES

AFDELING 1. ERKENNINGSVEREISTEN
Paragraaf 1 Rechtspersoonlijkheid
Artikel 3

De rechtspersoonlijkheid van een producentenorganisatie als bedoeld in artikel 125 ter, eerste lid, van verordening 1234/2007 blijkt uit:

  • a. een in het handelsregister neergelegd authentiek afschrift van de oprichtingsakte van de producentenorganisatie, of

  • b. een in het handelsregister van de Kamer van Koophandel neergelegd authentiek afschrift van de statuten van de producentenorganisatie, en

  • c. een inschrijving bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Paragraaf 2 Lidmaatschap
Artikel 4

Van een producentenorganisatie kunnen lid zijn:

  • a. een natuurlijk persoon;

  • b. een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 Burgerlijk Wetboek of een rechtspersoon naar buitenlands recht, of

  • c. een in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap.

Artikel 5
  • 1. Het minimumaantal leden en de minimale waarde afgezette productie, bedoeld in artikel 125 ter, eerste lid, onderdeel b, van verordening 1234/2007 bedraagt:

    • a. voor producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2008 tenminste vijf leden, met een gezamenlijke waarde van de afgezette productie van € 100.000;

    • b. voor producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2008 tenminste tien leden, met een gezamenlijke waarde van de afgezette productie van € 25.000.000.

  • 2. Rechtspersonen die eigendom zijn van één natuurlijke persoon worden bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag gezamenlijk door de minister aangemerkt als één lid.

  • 3. Indien een lid van een producentenorganisatie een rechtspersoon is waarbij meerdere producenten zijn aangesloten, kan de minister besluiten deze producenten bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag mee te tellen bij de bepaling van het aantal leden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Producentenorganisaties houden een ledenlijst bij volgens een door de minister vastgesteld model, dat verkrijgbaar is bij Dienst Regelingen.

Artikel 6
  • 1. Het lidmaatschap van een producentenorganisatie duurt minimaal één jaar en treedt in werking op een door het bestuur van de producentenorganisatie te bepalen tijdstip.

  • 2. Aspirant leden verzoeken de producentenorganisatie schriftelijk om lidmaatschap en verklaren in dit verzoek:

    • a. de statuten van de producentenorganisatie na te leven;

    • b. niet bij een andere erkende producentenorganisatie te zijn aangesloten voor het product waarvoor de producentenorganisatie is erkend, en

    • c. geen product waarvoor de producentenorganisatie is erkend buiten de producentenorganisatie om te zullen afzetten.

  • 3. Een producentenorganisatie bepaalt in haar statuten dat het lidmaatschap kan worden opgezegd per 1 juli of 1 oktober in enig jaar, en dat deze opzegging in werking treedt op 1 januari volgend op het jaar waarin is opgezegd.

  • 4. De bevestiging van lidmaatschap en opzegging van lidmaatschap, alsmede de datum waarop het lidmaatschap en de opzegging in werking treedt, wordt door de producentenorganisatie schriftelijk aan het lid meegedeeld.

  • 5. Bepalingen omtrent de minimumduur, opzeggingsdata en inwerkingtreding van opzegging van het lidmaatschap zijn niet van toepassing in geval van:

    • a. overlijden van het lid;

    • b. faillissement van het lid;

    • c. toepassing van het sanctiereglement van de producentenorganisatie inzake royement, en

    • d. indien dit redelijkerwijs niet van het lid gevergd kan worden.

Artikel 7

Een producentenorganisatie kan niet-producerende leden hebben, indien in de statuten van de producentenorganisatie wordt bepaald dat deze leden:

  • a. reeds aangesloten waren bij de producentenorganisatie vóór zij gedurende meer dan één productieseizoen geen producten meer teelden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

  • b. opgenomen worden in een afzonderlijke ledenadministratie, en

  • c. niet mogen deelnemen aan de stemming van de algemene vergadering over besluiten inzake het actiefonds van de producentenorganisatie.

Paragraaf 3 Verplichtingen voor producentenorganisaties
Artikel 8
  • 1. Producentenorganisaties tonen aan dat zij voldoen aan artikel 122, onderdeel b, van verordening 1234/2007 aan de hand van:

    • a. de oprichtingsakte van de producentenorganisatie, en

    • b. de notulen van de eerste vergadering of oprichtingsvergadering van de producentenorganisatie.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2007.

  • 3. De producentenorganisaties, bedoeld in het tweede lid, worden geacht te voldoen aan het vereiste van artikel 122, onderdeel b, van verordening 1234/2007.

Artikel 9

Een afnemer van producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend is ingevolge artikel 122, onderdeel c, onder ii, van verordening 1234/2007 geen lid van het bestuur of de Raad van Commissarissen van de producentenorganisatie.

Artikel 10

Producentenorganisaties verbieden hun leden op grond van artikel 122, onderdeel c, onder ii, van verordening 1234/2007 om activiteiten te ontplooien die het vermoeden doen ontstaan dat de verkoop van het product waarvoor zij bij de producentenorganisatie zijn aangesloten niet uitsluitend via de producentenorganisatie verloopt.

Artikel 11

Producentenorganisaties bepalen op grond van artikel 122, onderdeel c, onder ii, van verordening 1234/2007 op welke moment leden hun product aan de producentenorganisatie ter verkoop aanbieden.

Artikel 12
  • 1. Producentenorganisaties verplichten hun leden op grond van artikel 122, onderdeel c, onder ii, van verordening 1234/2007 om aan de producentenorganisatie:

    • a. melding te doen van eigendomsbelangen in ondernemingen die door het lid geproduceerde producten verkopen, indien het lid voor deze producten is aangesloten bij de producentenorganisatie, en

    • b. aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan te tonen dat binnen de in het eerste lid bedoelde ondernemingen is verzekerd dat het lid:

      • geen invloed kan uitoefenen op het vaststellen van de verkoopvoorwaarden door de ondernemingen van de producten waarvoor het lid bij de producentenorganisatie is aangesloten, en

      • geen invloed kan uitoefenen op besluiten aangaande commerciële relaties en het prijsbeleid van de ondernemingen.

  • 2. Producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting uiterlijk op 1 januari 2015 op in hun statuten.

  • 3. Producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting op in hun statuten.

Artikel 13
  • 1. Producentenorganisaties stellen voorschriften vast voor de controle op de naleving van hun statuten door hun leden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten ten aanzien van de controle op de naleving door hun leden van artikel 125 bis, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 voor de door de producentenorganisatie gedurende het jaar uit te voeren controles tenminste:

    • a. een systematische vergelijking per producent van areaalenquêtes en aanvoerprognoses met de daadwerkelijk aan de producentenorganisatie geleverde hoeveelheden gedurende het kalenderjaar;

    • b. een verificatie van de door de leden verstrekte areaalenquêtes en aanvoerprognoses door middel van bezoek door de producentenorganisatie aan de leden gedurende het jaar;

    • c. een periodieke vergelijking van de aanvoerprognoses en de daadwerkelijke aanvoer met een door de producentenorganisatie, op basis van statistische normen of ervaringscijfers, vast te stellen normstelling per areaal;

    • d. een registratie van de op basis van onderdeel c aangetroffen verschillen en de daarvoor door het lid gegeven verklaring, en

    • e. een registratie van de door de producentenorganisatie getroffen acties naar aanleiding van op grond van onderdeel d onverklaarde verschillen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten voor de door de producentenorganisatie na afloop van het kalenderjaar uit te voeren controles minimaal:

    • a. een verplichting voor ieder lid om uiterlijk voor 1 juni na afloop van het kalenderjaar schriftelijk aan de producentenorganisatie te verklaren:

      • hoeveel product hij dat jaar geproduceerd heeft;

      • hoeveel product hij bij derden heeft ingekocht;

      • hoeveel product hij via de producentenorganisatie verkocht heeft;

      • hoeveel product hij op grond van artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007 buiten de producentenorganisatie om verkocht heeft;

      • dat hij, uitgezonderd de verkoop op grond van artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007, geen door hem geteelde producten waarvoor hij bij de producentenorganisatie is aangesloten buiten de producentenorganisatie verkocht heeft, en

      • dat hij bij verkoop op grond van artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007 de daaraan door de producentenorganisatie gestelde voorwaarden heeft nageleefd;

    • b. een vergelijking van informatie uit de in onderdeel a bedoelde verklaringen met de omzetgegevens van het lid;

    • c. een onderzoek door de producentenorganisatie naar de, op basis van de op grond van onderdeel b uitvoerde vergelijking, geconstateerde verschillen tussen de eigen verklaringen en de omzetgegevens van het lid;

    • d. een verplichting tot het instellen van een accountantsonderzoek naar op grond van onderdeel c onvoldoende verklaarde verschillen;

    • e. een registratie van de uitkomsten van het in onderdeel d bedoelde accountantsonderzoek, en

    • f. een registratie van de opvolging van de uitkomsten van het in onderdeel e bedoelde accountantsonderzoek door de producentenorganisatie, waaronder sanctionering van de betreffende leden.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om de juistheid van in het derde lid, onderdeel a, bedoelde verklaring te laten onderzoeken door een accountant.

  • 5. Het in het vierde lid bedoelde onderzoek betreft:

    • a. de leden die verzuimd hebben voor 1 juni na afloop van het kalenderjaar de in het derde lid, onderdeel a, bedoelde eigen verklaring te verstrekken;

    • b. de leden waarbij door de producentenorganisatie of door controle-instanties in het jaar voorafgaand aan het controlejaar is vastgesteld dat zij artikel 125 bis, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 niet hebben nageleefd;

    • c. de leden waarbij door de producentenorganisatie in het voorafgaande kalenderjaar is vastgesteld dat verschillen tussen areaalgegevens en omzetgegevens onvoldoende konden worden verklaard, en

    • d. minimaal 2 procent van de leden van de producentenorganisatie, met een minimum van één lid, die niet reeds op grond van onderdelen a tot en met c deel uit maken van het onderzoek.

  • 6. Indien de accountant bij meerdere leden in deze deelwaarneming afwijkende bevindingen constateert treft de producentenorganisatie afhankelijk van de aard van de afwijkingen passende maatregelen.

  • 7. De in het eerste lid bedoelde voorschriften bevatten een verplichting voor de producentenorganisatie om jaarlijks de betrouwbaarheid van het door haar opgezette systeem van controle op de naleving door hun leden van het vereiste van artikel 125 bis, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 te evalueren aan de hand van de uitkomsten van het in het vierde lid bedoelde onderzoek.

  • 8. Producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting uiterlijk op 1 januari 2015 op in hun statuten.

  • 9. Producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting op in hun statuten.

Artikel 14
  • 1. De producentenorganisatie stelt voorschriften vast voor sanctionering van niet naleving van hun statuten door hun leden die, behoudens gevallen van overmacht, tenminste bepalen dat:

    • a. bij een eerste overtreding van de statutaire verplichtingen het lid minimaal een schriftelijke waarschuwing krijgt;

    • b. bij een tweede overtreding minimaal een boete aan het lid wordt opgelegd en deze boete daadwerkelijk wordt geïncasseerd, en

    • c. leden bij alle vervolgovertredingen worden geroyeerd.

  • 2. Producentenorganisaties administreren alle geconstateerde overtredingen van hun statutaire verplichtingen en aan hun leden opgelegde sancties.

  • 3. Producentenorganisaties die zijn erkend voor 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting uiterlijk op 1 januari 2015 op in hun statuten.

  • 4. Producentenorganisaties die zijn erkend na 1 januari 2014 nemen de in het eerste lid genoemde verplichting op in hun statuten.

Artikel 15

Producentenorganisaties beschikken op grond van artikel 23, onderdeel a, van verordening 543/2011 tenminste over een deugdelijk en accuraat systeem van areaalenquêtes en aanvoerprognoses.

Artikel 16

Producentenorganisaties beschikken op grond van artikel 125 ter, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 tenminste over een volledige beschrijving van de interne organisatie en van de administratieve en interne beheersing van:

  • a. de verkoop en prijsbepaling;

  • b. de goederenlogistiek;

  • c. de financiële administratie;

  • d. de beoordeling van investeringen en uitgaven waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • e. het aannemen van nieuwe leden en het beëindigen van het lidmaatschap;

  • f. het vergaren van informatie van de leden en de verwerking van mutaties daarin, waaronder de controle op de juistheid van de ledenlijst;

  • g. de beoordeling van areaalenquêtes en aanvoerprognoses, waaronder de vergelijking met realisaties;

  • h. de controle op naleving van artikel 125 bis, eerste lid onderdeel c, van verordening 1234/2007 door de leden waaronder het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007;

  • i. het opleggen van sancties, en

  • j. het uitbesteden van activiteiten als bedoeld in artikel 125 quinquies van verordening 1234/2007.

Artikel 17
  • 1. De producentenorganisatie beschikt op grond van artikel 125 ter, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 over een redelijk niveau van vermogen en liquiditeit.

  • 2. Een negatief vermogen wordt door de producentenorganisatie, op grond van artikel 125 ter, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 binnen één kalenderjaar aangevuld.

Artikel 18
  • 1. De producentenorganisatie beschikt ten behoeve van het commercieel en budgettair beheer van hun activiteiten, bedoeld in artikel 125 ter, eerste lid, onderdeel f, van verordening 1234/2007, met ingang van 1 januari 2013 op grond van artikel 23 van verordening 543/2011 over een eigen, als zodanig kenbare, kantoorruimte die beschikt over een eigen opgang, welke niet door ruimtes van een afnemer of een lid van de producentenorganisatie leidt.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kantoorruimte is eigendom van de producentenorganisatie of wordt door de producentenorganisatie gehuurd.

Artikel 19
  • 1. Producentenorganisaties maken voor hun financieel administratieve werkzaamheden, waaronder het factureren naar afnemers en leden en het opstellen van budgetten, gebruik van eigen personeel.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het opstellen van jaarrekeningen en fiscale zaken.

Artikel 20
  • 1. Producentenorganisaties tonen op grond van artikel 122, onderdeel c, onder ii, van verordening 1234/2007 aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan dat zij de verkoopvoorwaarden, en meer in het bijzonder de verkoopprijzen, voor de producten van haar leden waarvoor zij is erkend daadwerkelijk kan bepalen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde schriftelijke bewijsstukken tonen aan:

    • a. welke verkoper er binnen of door de producentenorganisatie belast is met de verkoop van de producten van de leden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • b. wat de taak of opdracht van de in onderdeel a bedoelde verkoper is;

    • c. op welke wijze de in onderdeel a bedoelde verkoper door de producentenorganisatie wordt aangestuurd;

    • d. welke aanwijzingen de in onderdeel a bedoelde verkoper van de producentenorganisatie gekregen heeft voor het voeren van onderhandelingen over de verkoopvoorwaarden;

    • e. op welke wijze de in onderdeel a bedoelde verkoper achteraf verantwoording aflegt aan de producentenorganisatie over de gerealiseerde verkoopvoorwaarden, en

    • f. dat de in onderdeel e bedoelde verantwoording daadwerkelijk wordt afgelegd.

  • 3. De producentenorganisatie legt haar afzetbeleid vast in een besluit van het bestuur dat door de algemene vergadering wordt goedgekeurd.

  • 4. De producentenorganisatie bepaalt op welke locatie of welke locaties het aanbod van de producten van haar leden fysiek geconcentreerd wordt.

  • 5. Het afzetbeleid van de producentenorganisatie wordt jaarlijks door haar bestuur geëvalueerd en deze evaluatie wordt jaarlijks door de algemene vergadering van de producentenorganisatie besproken en geaccordeerd.

Artikel 21
  • 1. Artikel 125 quinquies van verordening 1234/2007 is van toepassing op de activiteiten van de producentenorganisatie die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de producentenorganisatie, bedoeld in artikel 122, onderdeel c, en 125 ter, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1234/2007.

  • 2. Wanneer een producentenorganisatie de in het eerste lid bedoelde activiteiten uitbesteed toont de producentenorganisatie op grond van artikel 125 quinquies van verordening 1234/2007 door middel van door het bestuur en de algemene vergadering geaccordeerde schriftelijke bewijsstukken aan:

    • a. welke activiteiten worden uitbesteed;

    • b. waarom deze activiteiten niet door de producentenorganisatie zelf worden uitgevoerd;

    • c. aan wie deze activiteiten worden uitbesteed;

    • d. waarom tot de keuze voor uitbesteding aan de in onderdeel c bedoelde entiteit is gekomen, en

    • e. welke afspraken er met de in onderdeel c bedoelde entiteit zijn gemaakt.

  • 3. De producentenorganisatie toont op grond van artikel 27, tweede lid, van verordening 543/2007 aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan op welke wijze de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde entiteit:

    • a. door de producentenorganisatie wordt aangestuurd bij de uitvoering van de aan haar uitbestede activiteiten, en

    • b. verantwoording aflegt aan de producentenorganisatie over de uitvoering van de aan haar uitbestede activiteiten.

  • 4. Wanneer een producentenorganisatie verkoopactiviteiten uitbesteedt, toont zij aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aan dat zij minimaal één maal per week met de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde entiteit overlegt over de te hanteren verkoopvoorwaarden, waaronder de verkoopprijs.

  • 5. De keuze voor uitbesteding wordt jaarlijks per geval door het bestuur van de producentenorganisatie geëvalueerd en deze evaluatie wordt jaarlijks door de algemene vergadering besproken en geaccordeerd.

  • 6. Activiteiten van de producentenorganisatie die niet worden uitbesteed aan haar leden zijn:

    • a. verkoop van de producten van haar leden waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • b. controle op de naleving van de leveringsplicht;

    • c. commercieel en budgettair beheer;

    • d. boekhouding en facturering, en

    • e. kennis van productie van de leden.

  • 7. Activiteiten van de producentenorganisatie die alleen kunnen worden uitbesteed aan dochterondernemingen die voor meer dan 90 procent eigendom zijn van de producentenorganisatie zijn:

    • a. controle op de naleving van de leveringsplicht;

    • b. boekhouding en facturering, en

    • c. kennis van productie van de leden.

Paragraaf 4 Eisen aan de statuten van producentenorganisaties
Artikel 22

Producentenorganisaties nemen in hun statuten op dat zij alle in artikel 122, onderdeel c, en 125ter, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1234/2007 genoemde doelstellingen nastreven en tonen aan dat zij uitvoering geven aan deze doelstellingen.

Artikel 23
  • 1. De statuten van producentenorganisaties bepalen op grond van artikel 125 bis, derde lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 dat:

    • a. bij een producentenorganisatie met meer dan 10 leden een lid niet meer dan 10 procent van de stemmen van de algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft, en

    • b. bij een producentenorganisatie met minder dan 10 leden een lid maximaal 20 procent van de stemmen van de algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft.

  • 2. De percentages genoemd in het eerste lid omvatten tevens volmachten.

  • 3. Indien een natuurlijk persoon, afgezien van volmachten, bevoegd is om te stemmen voor meerdere leden, geldt het in het eerste lid genoemde maximum percentage van de stemmen voor deze rechtspersonen gezamenlijk.

Artikel 24
  • 1. Een producentenorganisatie kan haar leden slechts toestemming als bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007 verlenen indien deze mogelijkheid in haar statuten is opgenomen.

  • 2. Indien een producentenorganisatie haar leden toestaat gebruik te maken van de uitzondering, bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007, stelt de producentenorganisatie voorschriften vast inzake:

    • a. de procedure voor verlening van de toestemming;

    • b. de algemene voorwaarden voor verlening van de toestemming, bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007, en

    • c. de rapportageverplichtingen bij het gebruik van de toestemming.

  • 3. Een producentenorganisatie verleent toestemming als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en per individueel geval voordat gebruik wordt gemaakt van de uitzondering, bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, van verordening 1234/2007.

  • 4. Indien een producentenorganisatie aan een toestemming als bedoeld in het eerste lid specifieke voorwaarden verbindt, worden deze voorwaarden in de toestemming vermeld.

  • 5. Het percentage, bedoeld in artikel 125bis, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1234/2007 wordt vastgesteld op maximaal 25 procent.

  • 6. Een marginaal deel van het volume van de verhandelbare productie, bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, onderdeel b, van verordening 1234/2007, bedraagt:

    • a. maximaal 5 procent van het volume van de verhandelbare productie van de producentenorganisatie, en

    • b. maximaal 25 procent van het volume van de verhandelbare productie van het lid waar de toestemming aan wordt verleend.

  • 7. Producten die normaliter niet onder de handelsactiviteiten van de producentenorganisatie vallen, bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007, zijn:

    • a. producten die niet onder het gebruikelijke productassortiment van de producentenorganisatie vallen, terwijl deze producten wel onderwerp zijn van de erkenning, of

    • b. producten welke gewoonlijk wel door de producentenorganisatie worden verkocht, maar door teeltmethode of variëteit afwijken van het gangbare productenpakket.

  • 8. Toestemming als bedoeld in artikel 125 bis, tweede lid, onderdelen b en c, die wordt verleend na 19 november 2012 wordt per keer voor maximaal twee jaar verleend.

AFDELING 2. AANVRAAG EN VERLENING ERKENNING
Artikel 25

Een erkenning als bedoeld in artikel 125 ter, eerste lid, van verordening 1234/2007 wordt verleend indien de aanvrager kan aantonen dat hij voldoet aan de op grond van de artikelen 122, 125bis, 125ter en 125 quinquies van verordening 1234/2007, titel III, sectie 2, van verordening 543/2011 en afdeling 1 van deze paragraaf gestelde eisen.

Artikel 26
  • 1. Een verzoek om erkenning omvat ter uitvoering van artikel 125 ter, tweede lid, onderdeel a, van verordening 1234/2007 de volgende stukken:

    • a. de oprichtingsakte en statuten;

    • b. het huishoudelijk reglement;

    • c. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • d. notulen van de oprichtingsvergadering;

    • e. het meerjarenplan;

    • f. de bestuursnotitie omtrent de afzet en aanbodbundeling;

    • g. de bestuursnotitie omtrent de uitbesteding van activiteiten;

    • h. de ledenlijst;

    • i. indien aanwezig de jaarrekeningen van de producentenorganisatie over de afgelopen drie boekjaren;

    • j. de beschrijving van de administratieve organisatie en interne beheersing, bedoeld in artikel 16;

    • k. de beschrijving van de samenstelling van het bestuur;

    • l. de procuratieregeling;

    • m. het autorisatieschema;

    • n. een organogram;

    • o. de bevoegdhedenmatrix en parafenlijst;

    • p. een beschrijving van de ondernemingsstructuur en dochterondernemingen, en

    • q. een beschrijving van de goederenlogistiek.

  • 2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van het verzoek om erkenning, bedoeld in artikel 125 ter, eerste lid, van verordening 1234/2007 kan de minister de producentenorganisatie verzoeken om aanvullende schriftelijke bewijsstukken.

Artikel 27

Indien de minister op grond van artikel 26, tweede lid, aanvullende bewijsstukken opvraagt wordt de in artikel 125 ter, eerste lid, van verordening 1234/2007 bedoelde termijn opgeschort tot de op grond van artikel 26, tweede lid, verzochte aanvullende bewijsstukken door de producentenorganisatie aan de minister zijn overlegd.

AFDELING 3. INFORMATIE -EN RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN
Artikel 28

De producentenorganisatie informeert Dienst Regelingen onverwijld over:

  • a. wijzigingen in hun statuten;

  • b. wijzigingen in hun organisatiestructuur, en

  • c. voornemens tot fusie of samenwerking.

Artikel 29
  • 1. De producentenorganisatie overlegt jaarlijks voor 1 maart de volgende stukken aan Dienst Regelingen:

    • a. de statuten;

    • b. het huishoudelijk reglement;

    • c. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • d. de verslagen van de in het afgelopen boekjaar gehouden algemene vergaderingen;

    • e. een beschrijving van het afzetbeleid en de evaluatie, bedoeld artikel 20, vijfde lid;

    • f. de evaluatie, bedoeld in artikel 13, zevende lid;

    • g. de evaluatie, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, en

    • h. de jaarrekening over het afgelopen boekjaar.

  • 2. De producentenorganisatie rapporteert jaarlijks uiterlijk op 1 juli van het eerste jaar na het jaar waarop de controles, bedoeld in artikel 13, derde lid, betrekking hebben, aan Dienst Regelingen:

    • a. de namen van bij de producentenorganisatie aangesloten leden die weigeren om de in artikel 13, derde lid, onderdeel a, bedoelde verklaring te overleggen;

    • b. de namen van bij de producentenorganisatie uitgetreden leden die weigeren om de verklaring, bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel a, te overleggen;

    • c. de voorlopige bevindingen van de producentenorganisatie over de naleving van artikel 125 bis, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 door haar leden, en

    • d. de door de producentenorganisatie opgelegde sancties wegens niet naleving van artikel 125 bis, eerste lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 door haar leden.

  • 3. De producentenorganisatie rapporteert jaarlijks uiterlijk op 1 mei van het tweede jaar na het jaar waarop het in artikel 13, vierde lid, bedoelde onderzoek betrekking heeft aan Dienst Regelingen:

    • a. de aantallen producenten per productgroep die aan een onderzoek door een accountant als bedoeld in artikel 13, vierde lid, zijn onderworpen, alsmede hun afzonderlijke omzetcijfers;

    • b. de door de accountant op grond van het in artikel 13, vierde lid, bedoelde onderzoek gerapporteerde afwijkende bevindingen, en

    • c. de door de producentenorganisatie naar aanleiding van de in onderdeel b bedoelde afwijkende bevindingen getroffen of te treffen corrigerende maatregelen.

TITEL 2. ERKENNING VAN UNIES VAN PRODUCENTENORGANISATIES

Artikel 30
  • 1. Alleen een erkende producentenorganisatie kan lid zijn van een unie van producentenorganisatie.

  • 2. Een unie van producentenorganisatie bestrijkt de totale groep van producten waarvoor zij is erkend.

  • 3. De minister kan ontheffing verlenen voor de in het tweede lid gestelde voorwaarde.

  • 4. Een unie van producentenorganisaties is verplicht een operationeel programma of een operationeel deelprogramma in te dienen en ten uitvoer te leggen.

Artikel 31

De artikelen 6, 16, 17 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing op unies van producentenorganisaties.

Artikel 32

Een erkenning als bedoeld in artikel 125 quater van verordening 1234/2007 wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de op grond van artikel 125 quater van verordening 1234/2007, titel III, sectie 3, van verordening 543/2011 en de in artikelen 30 en 31 gestelde eisen.

HOOFDSTUK 3. ACTIEFONDS

TITEL 1. VASTSTELLEN VAN DE WAARDE AFGEZETTE PRODUCTIE

Artikel 33

De referentieperiode voor het bepalen van de waarde van de afgezette productie, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van verordening 543/2011, is het kalenderjaar twee jaar vóór het uitvoeringsjaar waarvoor de waarde afgezette productie wordt vastgesteld.

Artikel 34
  • 1. Bij het bepalen van de waarde van de afgezette productie mogen de producten worden meegenomen, voor zover het producten betreft waarvoor de producentenorganisatie is erkend, die in de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, eerste lid, op het grondgebied van de Europese Unie zijn geproduceerd door:

    • a. de producentenorganisatie, of

    • b. leden die op 1 januari van het jaar van uitvoering van het operationeel programma bij de producentenorganisatie zijn aangesloten.

  • 2. Producten zijn geproduceerd door de producentenorganisatie of een lid van de producentenorganisatie als bedoeld in het eerste lid, wanneer de productie voor eigen rekening en risico van de producentenorganisatie of haar lid heeft plaatsgevonden.

  • 3. Producten die op grond van artikel 125 bis, tweede lid, onderdelen b en c, van verordening 1234/2007, gedurende het referentiejaar verkocht worden door een andere producentenorganisatie, worden in aanmerking genomen bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie waar de producent bij is aangesloten indien:

    • a. de eerstgenoemde producentenorganisatie de producten daadwerkelijk verkocht heeft en aan de producent gefactureerd heeft, en

    • b. de laatstgenoemde producentenorganisatie voor deze verkoop schriftelijk toestemming heeft verleend aan de betreffende producent.

  • 4. Ter uitvoering van artikel 50, zevende lid, van verordening 543/2011:

    • a. worden de kosten voor collectietransport en interlocatietransport buiten een zone van 50 kilometer vanaf de Nederlandse grens niet in aanmerking genomen bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie, en

    • b. geeft de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma bij de minister aan op welke wijze zij transportkosten in mindering brengt op de waarde van de afgezette productie.

  • 5. De producentenorganisatie controleert de naleving van het tweede lid en evalueert jaarlijks haar controlebeleid.

Artikel 35

De waarde van de afgezette productie van leden die zijn toegetreden tot de producentenorganisatie gedurende de referentieperiode, bedoeld in in artikel 33, eerste lid, wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie vanaf de datum die door het bestuur van de producentenorganisatie in haar schriftelijke bevestiging als bedoeld in artikel 6, vierde lid, is aangewezen als de datum waarop het lidmaatschap in werking treedt.

Artikel 36
  • 1. De producentenorganisatie kan bij de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie de waarde van de afgezette productie van leden in aanmerking nemen die:

    • a. gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend waren aangesloten bij een andere in Nederland erkende producentenorganisatie, en

    • b. na de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, voor de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend tot de producentenorganisatie zijn toegetreden.

  • 2. De waarde van de afgezette productie van de leden, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts door de nieuwe producentenorganisatie in aanmerking genomen indien de producentenorganisaties waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, de nieuwe producentenorganisatie uiterlijk op 15 november van het jaar waarvoor de waarde van de afgezette productie bepaald wordt:

    • a. een overzicht verstrekt van de waarde van de voor het individuele lid afgezette producten waarvoor het lid bij de nieuwe producentenorganisatie is aangesloten, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, en

    • b. een rapportage verstrekt van een extern accountant waarin de juistheid van het in onderdeel a bedoelde overzicht wordt bevestigd.

  • 3. Het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde model is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 37
  • 1. De producentenorganisatie kan voor de bepaling van de waarde van de afgezette productie in aanmerking nemen de waarde van de afgezette productie van leden die:

    • a. na de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, tot de producentenorganisatie zijn toegetreden, en

    • b. gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33,

      • niet waren aangesloten bij een erkende producentenorganisatie, of

      • waren aangesloten bij een producentenorganisatie waarvan de erkenning nadien is ingetrokken.

  • 2. De waarde afgezette productie van de leden, bedoeld in het eerste lid, wordt in aanmerking genomen bij de bepaling van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie indien het lid de producentenorganisatie:

    • a. een overzicht verstrekt van de waarde van de afgezette productie van de producten waarvoor de producent bij de producentenorganisatie is aangesloten, en

    • b. een controleverklaring of rapportage van een extern accountant overlegd waarin wordt bevestigd dat de waarde die is opgegeven in het overzicht, bedoeld in onderdeel a:

      • juist is;

      • gerealiseerd is door de verkoop van producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

      • dat de betreffende producten voor eigen rekening en risico door de betreffende producent binnen het grondgebied van de Europese Unie zijn geproduceerd, en

      • geen BTW en transportkosten bevat.

Artikel 38
  • 1. De producentenorganisatie kan voor de bepaling van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie in aanmerking nemen de waarde afgezette productie van leden die:

    • a. gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, waren aangesloten bij een in een andere lidstaat erkende producentenorganisatie, en

    • b. na de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, tot de producentenorganisatie zijn toegetreden.

  • 2. De waarde afgezette productie van de in het eerste lid bedoelde leden wordt in aanmerking genomen bij het bepalen van de waarde afgezette productie van de producentenorganisatie indien de producentenorganisatie waar de producent was aangesloten gedurende de referentieperiode, bedoeld in artikel 33, de nieuwe producentenorganisatie:

    • a. een schriftelijke verklaring verstrekt over de waarde van de voor het individuele lid afgezette producten waarvoor het lid bij de nieuwe producentenorganisatie is aangesloten, of

    • b. een overzicht en controleverklaring of rapportage als bedoeld in artikel 37, tweede lid, onderdeel b, verstrekt.

Artikel 39

De waarde van de afgezette productie die is gerealiseerd door verkoop van producten van leden die op 1 januari van het uitvoeringsjaar waarvoor de waarde van de afgezette productie wordt berekend en niet meer bij de producentenorganisatie zijn aangesloten, wordt aantoonbaar uit de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie verwijderd voor het betreffende jaar.

Artikel 40
  • 1. Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren en een controleverklaring afleggen, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, over de juistheid van de opgave van de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie.

  • 2. Producentenorganisaties overleggen jaarlijks uiterlijk op 2 december aan de minister:

    • a. de definitieve opgave van de waarde van de afgezette productie, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, en

    • b. de in het eerste lid bedoelde controleverklaring.

  • 3. De in het eerste en tweede lid, onderdeel a, bedoelde modellen zijn verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

TITEL 2. BEHEER VAN HET ACTIEFONDS

Artikel 41
  • 1. De financiële bijdragen van de leden, bedoeld in artikel 103 ter, eerste lid, onderdeel a, van verordening 1234/2007, kunnen worden onderscheiden in:

    • a. bijdragen naar rato van waarde of hoeveelheid van de door het lid binnen het grondgebied van de Europese Unie geproduceerde en via de producentenorganisatie afgezette producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend, en

    • b. absolute bijdragen per lid.

  • 2. De producentenorganisatie stelt ter uitvoering van artikel 69, tweede lid, onderdeel c, van verordening 543/2011, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een overzicht op van de financiële bijdrage aan het actiefonds van de leden en de producentenorganisatie zelf.

  • 3. Het in het tweede lid bedoeld model is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 42
  • 1. Ter uitvoering van artikel 52 van verordening 543/2011 wordt door de producentenorganisatie voor het actiefonds:

    • a. een bankrekening geopend;

    • b. een grootboekrekening gereserveerd, of

    • c. een aparte kostenplaats aangemaakt.

  • 2. De afsluiting van het kwartaal of het jaar in de administratie van de grootboekrekening of bankrekening van het actiefonds van de producentenorganisatie sluit direct aan op kwartaalrapportage of de jaarrapportage.

  • 3. Het saldo van de eigen bijdrage van leden aan het actiefonds van de producentenorganisatie is op 31 januari van enig jaar groter dan of gelijk aan nul.

  • 4. De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren en, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een controleverklaring afleggen over:

    • a. de juistheid van de in het tweede lid bedoelde afsluiting, en

    • b. de naleving van de voorschriften inzake het beheer van het actiefonds, bedoeld in artikel 52 van verordening 543/2011.

HOOFDSTUK 4. OPERATIONELE PROGRAMMA’S

TITEL 1. EISEN AAN OPERATIONALE PROGRAMMA’S

Artikel 43
  • 1. Producentenorganisaties nemen minimaal in hun operationeel programma op:

    • a. twee van de doelstellingen genoemd in artikel 122, onderdeel c, van verordening 1234/2007;

    • b. één van de doelen genoemd in artikel 103 quater, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f, van verordening 1234/2007, en

    • c. het doel genoemd in artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007.

  • 2. Ter realisatie van de in het eerste lid bedoelde doelstellingen en doelen kunnen producentenorganisaties gebruik maken van alle maatregelen genoemd in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011.

  • 3. Ter realisatie van de doelstelling bedoeld in artikel 103 quater, tweede lid, onderdeel f, van verordening 1234/2007 kunnen producentenorganisaties de acties genoemd in artikel 103 quater, tweede lid, onderdelen c tot en met f, van verordening 1234/2007 opnemen in hun operationeel programma.

  • 4. De minister kan besluiten dat producentenorganisaties de acties genoemd in artikel 103 quater, tweede lid, onderdelen a en b, van verordening 1234/2007 tijdelijk in hun operationeel programma op kunnen nemen.

Artikel 44
  • 1. Ter uitvoering van artikel 55, vijfde lid, van verordening 543/2011 betreffen de uitgaven van de uitvoering van het operationeel programma voor de maatregelen genoemd in:

    • a. artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder i tot en met v en viii, van verordening 543/2011 maximaal 50 procent van het totale operationele programma, en

    • b. artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder vi, van verordening 543/2011 maximaal één derde van het totale operationele programma.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 103 quater, derde lid, van verordening 1234/2007 en artikel 55, vijfde lid, van verordening 543/2011:

    • a. omvatten operationele programma’s van producentenorganisaties minimaal twee acties ter realisatie van de doelstelling genoemd in artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007, of

    • b. betreft minimaal 10 procent van de uitgaven voor de uitvoering van het operationeel programma van de producentenorganisatie acties ter realisatie van de doelstelling genoemd in artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007.

Artikel 45
  • 1. Ter realisatie van artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel d, van verordening 1234/2007 streven producentenorganisaties er naar tenminste 10 procent van de totale uitgaven waarvoor subsidie wordt aangevraagd te besteden aan activiteiten ten behoeve van afzetbevordering.

  • 2. Producentenorganisaties stellen jaarlijks een jaarplan afzetbevordering vast waarin per organisatieonderdeel de activiteiten gericht op afzetbevordering worden beschreven en de kosten voor deze activiteiten worden begroot.

TITEL 2. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR SUBSIDIABELE UITGAVEN

AFDELING 1. ALGEMEEN
Artikel 46
  • 1. De uitgaven, bedoeld in deze titel, zijn subsidiabel indien zij op grond van titel 3 van dit hoofdstuk subsidiabel worden gesteld.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in bijlage I, zijn niet subsidiabel.

AFDELING 2. PERSONEELSKOSTEN
Artikel 47

Onder personeelskosten als bedoeld in punt twee van bijlage IX van verordening 543/2011 wordt verstaan:

  • a. kosten voor personeel in dienst van:

    • de producentenorganisatie;

    • een dochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie;

    • een kleindochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie;

    • leden, en

  • b. kosten voor gedetacheerd personeel en uitzendkrachten.

Artikel 48
  • 1. Personeelskosten zijn subsidiabel voor maximaal:

    • a. 90% van de contractueel of bij collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen uren, of

    • b. 80% van de contractueel of bij collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen uren in geval van managers en leidinggevenden.

  • 2. Uren worden alleen aan een activiteit of subactiviteit toegerekend wanneer de producentenorganisatie aannemelijk maakt dat:

    • a. de uren aan de betreffende activiteiten of subactiviteit zijn besteed, en

    • b. de verhouding tussen de bestede uren en de omvang van de betreffende activiteit of subactiviteit redelijk is.

  • 3. Personeelskosten voor managementactiviteiten en beheersmatige activiteiten zijn niet subsidiabel.

  • 4. Activiteiten van leden van de directie of het bestuur van een producentenorganisatie zijn niet subsidiabel.

  • 5. De minister kan, op verzoek van een producentenorganisatie, in afwijking van het vierde lid, besluiten dat personeelskosten voor een lid van de directie of het bestuur subsidiabel zijn, indien het kosten betreft voor concrete en aantoonbare activiteiten ter uitvoering van een activiteit of subactiviteit.

  • 6. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, moet jaarlijks opnieuw worden aangevraagd.

Artikel 49
  • 1. Voor de kosten van de inzet van leden of personeel van leden geldt een forfaitair uurtarief van:

    • a. € 40 voor aangesloten leden, en

    • b. € 25 voor personeel van aangesloten leden.

  • 2. Wanneer een lid als bedoeld in het eerste lid meerdere eigenaren en of directeuren heeft:

    • a. vraagt de producentenorganisatie slechts voor één eigenaar of directeur het tarief, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aan, en

    • b. geeft de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma aan welke eigenaar of directeur de activiteiten zal uitvoeren.

Artikel 50
  • 1. Onder vakbekwaam personeel als bedoeld in punt twee, onderdeel b, van bijlage IX van verordening 543/2011, wordt verstaan personeel met een werk- en denkniveau met minimaal het opleidingsniveau van het middelbaar beroepsonderwijs, dat is verkregen door:

    • a. een afgeronde opleiding, of

    • b. ervaring en specifieke vakkennis.

  • 2. De eisen omtrent vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, worden door de producentenorganisatie opgenomen in door de directie of het bestuur geaccordeerde functieprofielen, welke worden opgenomen in de administratieve organisatie van de producentenorganisatie.

  • 3. De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma aan de minister, ter onderbouwing van de vakbekwaamheid van het personeel, bedoeld in het eerste lid:

    • a. de door de directie of het bestuur van de producentenorganisatie geaccordeerde functieprofielen, en

    • b. een volledige taakomschrijving per subsidiabele activiteit van het voor die activiteit ingezette personeel.

  • 4. De minister kan, ter onderbouwing van de vakbekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, schriftelijke bewijsstukken opvragen.

Artikel 51
  • 1. De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister, ter onderbouwing van de gewerkte uren, bedoeld in punt twee, onderdeel b, van bijlage IX van verordening 543/2011, een volledige urenadministratie die minimaal één keer per maand geparafeerd en gedateerd is door:

    • a. de betreffende medewerker, en

    • b. de projectleider of leidinggevende.

  • 2. De medewerker, bedoeld in het eerste lid onderdeel a, mag niet dezelfde persoon zijn als de projectleider of leidinggevende, bedoeld in het eerste lid onderdeel b.

  • 3. De urenadministratie, bedoeld in het eerste lid:

    • a. wordt gedurende het hele kalenderjaar waarin de inzet van de medewerker wordt toegerekend aan een subsidiabele activiteit bijgehouden;

    • b. omvat alle uren waarvoor de betreffende medewerker een arbeidscontract heeft, waaronder de uren die niet worden toegerekend aan subsidiabele activiteiten;

    • c. bevat een korte en duidelijke omschrijving van ter uitvoering van de subsidiabele activiteit verrichte werkzaamheden, en

    • d. geeft duidelijk weer voor hoeveel uren de betreffende medewerker wordt ingezet:

      • per actie, en daarbinnen per subactiviteit, en

      • voor niet-subsidiabele activiteiten.

  • 4. De minister kan, in afwijking van het tweede lid, onderdeel d, op verzoek van een producentenorganisatie schriftelijk toestemming verlenen om de splitsing, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, te maken aan de hand van een andere deugdelijke onderbouwing.

  • 5. Indien managers of leidinggevenden uren maken ter uitvoering van een activiteit blijkt uit de urenadministratie, bedoeld in het eerste lid, dat managementactiviteiten en beheersmatige activiteiten niet zijn toegerekend aan subsidiabele activiteiten.

  • 6. Het aantal uren waarvoor in de steunaanvraag per subactiviteit subsidie wordt aangevraagd overschrijdt niet het aantal uren dat bij de indiening van het operationeel programma voor deze subactiviteit is goedgekeurd.

Artikel 52
  • 1. De producentenorganisatie onderbouwt de personeelskosten van de subsidiabele acties aan de hand van uurtarieven op basis van het jaarsalaris van de betreffende medewerkers.

  • 2. In het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, kan worden opgenomen:

    • a. het contractueel of bij CAO overeengekomen brutoloon;

    • b. een bij contract of CAO overeengekomen niet winstafhankelijke dertiende maand;

    • c. een onregelmatigheidstoeslag;

    • d. een ploegentoeslag;

    • e. het werkgeversdeel sociale verzekeringswetten;

    • f. de voor rekening van de werkgever komende kosten voor de ziektekostenverzekering;

    • g. het werkgeversdeel pensioen en vervroegde uittreding, en

    • h. dotaties aan pensioenvoorzieningen voor zover onderbouwd kan worden dat hier rechtens afdwingbare verplichtingen tegenover staan.

  • 3. Ten behoeve van de berekening van het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, wordt het jaarsalaris gedeeld door het contractueel of bij CAO overeengekomen aantal uren.

  • 4. Overwerktoeslagen worden niet het in het eerste lid bedoelde uurtarief opgenomen.

  • 5. De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van operationeel programma van één personeelslid een voorbeeld van de berekening aan de minister.

Artikel 53
  • 1. Personeelskosten voor ICT projecten voor eigen medewerkers zijn subsidiabel indien zij betrekking hebben op:

    • a. de nieuwbouw of uitbreiding van ICT applicaties die ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten, en

    • b. de maatregelen genoemd in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder ii, iii en vii, van verordening 543/2011.

  • 2. De minister kan besluiten voor personeelskosten als bedoeld in het eerste lid een maximaal percentage vast te stellen.

Artikel 54

Personeelskosten voor uren besteed aan deelname aan cursussen, symposia, seminars, studiereizen en excursies zijn niet subsidiabel, tenzij het een opleidingsmaatregel als bedoeld in artikel 103 quater, tweede lid, onderdeel d, van verordening 1234/2007 betreft.

AFDELING 3. DUURZAME PRODUCTIEMIDDELEN
Paragraaf 1 Algemeen
Artikel 55
  • 1. De producentenorganisatie neemt de uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen op in de steunaanvraag voor het uitvoeringsjaar waarin de uitgaven worden gedaan.

  • 2. De producentenorganisatie neemt duurzame productiemiddelen binnen twaalf maanden na aankoop in gebruik.

  • 3. De producentenorganisatie toont de aanschaf van duurzame productiemiddelen aan de hand van facturen of afleverbonnen aan.

Artikel 56

Indien een duurzaam productiemiddel slechts gedeeltelijk wordt gebruikt voor de uitvoering van het operationeel programma van de producentenorganisatie, zijn slechts de uitgaven die betrekking hebben op het operationeel programma subsidiabel.

Artikel 57
  • 1. De producentenorganisatie behoudt gedurende vijf jaar na ingebruikname het eigendom en de volledige zeggenschap over duurzame roerende productiemiddelen die zijn gefinancierd met behulp van het actiefonds.

  • 2. De producentenorganisatie behoudt gedurende tien jaar na ingebruikname het eigendom en de volledige zeggenschap over duurzame onroerende productiemiddelen die zijn gefinancierd met behulp van het actiefonds.

  • 3. In afwijking van het tweede lid blijft een duurzaam onroerende productiemiddel dat is gefinancierd met behulp van het actiefonds gedurende tenminste vijf jaar eigendom van de producentenorganisatie, indien de producentenorganisatie aantoont dat de investering geen economische restwaarde meer heeft voor de producentenorganisatie.

  • 4. De termijn, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, vangt aan op het moment van ingebruikname van de investering.

Artikel 58

Duurzame productiemiddelen die zijn gefinancierd met behulp van subsidie uit het actiefonds zijn toegankelijk voor alle leden.

Artikel 59
  • 1. Ter uitvoering van artikel 60, vijfde lid, van verordening 543/2011 zijn duurzame productiemiddelen geplaatst op het bedrijf van een lid van een producentenorganisatie subsidiabel indien de producentenorganisatie:

    • a. haar belang bij plaatsing van het productiemiddel op het bedrijf van het lid aantoont;

    • b. de relatie met de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationeel programma aantoont, en

    • c. schriftelijk met het lid overeenkomt dat het productiemiddel toegankelijk is voor al haar leden.

  • 2. Investeringen in de pre-oogstfase geplaatst op het bedrijf van een lid van een producentenorganisatie zijn niet subsidiabel, tenzij er sprake is van:

    • a. een vernieuwend experiment, of

    • b. een duidelijke relatie met milieu, kwaliteit of afzet in het directe belang van de producentenorganisatie of de sector.

  • 3. Investeringen in elementaire voorzieningen als afwateringssystemen, riolering, aansluiting op waterleiding en aansluiting op systemen voor datacommunicatie, die worden gezien als onmisbare elementen, op het bedrijf van een lid zijn:

    • a. 100% subsidiabel tot een afstand van vijfhonderd meter van de erfgrens, en

    • b. 50% subsidiabel boven een afstand van vijfhonderd meter van de erfgrens.

Artikel 60
  • 1. Indien een producentenorganisatie het eigendom van een duurzaam productiemiddel, dat is gefinancierd of mede is gefinancierd door middel van het actiefonds, gedurende de periode, bedoeld in artikel 57, eerste tot en met derde lid, verliest, wordt de restwaarde van de investering gerecupereerd.

  • 2. De restwaarde, bedoeld in het eerste lid, wordt forfaitair bepaald door een afschrijving van:

    • a. 20% per jaar voor duurzame roerende productiemiddelen, en

    • b. 10% per jaar voor duurzame onroerende productiemiddelen.

  • 3. De forfaitaire percentages, bedoeld in het tweede lid, worden naar rato van het aantal maanden dat een investering daadwerkelijk eigendom is geweest van de producentenorganisatie toegepast.

  • 4. In afwijking van het tweede lid wordt de restwaarde, indien een producentenorganisatie minder subsidie heeft aangevraagd dan er op grond van de berekening op basis van het tweede lid moet worden terugbetaald, vastgesteld op het bedrag waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 5. In afwijking van het tweede lid wordt de restwaarde, indien het eigendom van een investering tenietgaat als gevolg van een oorzaak waarvoor de producentenorganisatie een uitkering van een verzekeraar ontvangt, vastgesteld op het bedrag aan ontvangen verzekeringspenningen.

Artikel 61
  • 1. Ter uitvoering van artikel 60, vijfde lid van verordening 543/2011, wordt een duurzaam productiemiddel dat is geplaatst op het terrein van een aangesloten producent, herplaatst op een locatie van:

    • a. de producentenorganisatie, of

    • b. een aangesloten lid,

    wanneer de betreffende producent de producentenorganisatie verlaat.

  • 2. Indien herplaatsing als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, is artikel 60 van toepassing.

Artikel 62
  • 1. Ter uitvoering van artikel 60, derde lid, van verordening 543/2011 zijn duurzame productiemiddelen subsidiabel indien het productiemiddel gedurende een piekperiode voor meer dan 50% wordt gebruikt voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend.

  • 2. Als piekperiode bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld voor:

    • a. glasgroenten en asperges: mei tot en met augustus;

    • b. zachtfruit: juni tot en met september;

    • c. kersen: half mei tot en met half juli;

    • d. vollegrondsteelten en jaarrondteelten: augustus tot en met november;

    • e. hardfruit: oktober tot en met januari.

  • 3. De minister kan op eigen initiatief en op verzoek van een producentenorganisatie besluiten om voor bepaalde producten of duurzame productiemiddelen, in afwijking van het tweede lid, een andere piekperiode vast te stellen.

Artikel 63

Investeringen die voor 1 januari 2008 reeds in een operationeel programma waren opgenomen en ook na 1 januari 2008 nog in een operationeel programma zijn opgenomen, zijn voor het deel dat betrekking heeft op de periode voor 1 januari 2008 subsidiabel naar rato van het aandeel van de investering dat wordt gebruikt voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend.

Artikel 64
  • 1. Producentenorganisatie tonen het gebruik van het duurzame productiemiddel tijdens de piekperiode, bedoeld in artikel 62, eerste lid, aan met behulp van:

    • a. gebruiksadministraties per duurzaam productiemiddel voor productiemiddelen geplaatst op centrale locaties van de producentenorganisatie, of

    • b. verklaringen van de aangesloten producenten omtrent het gebruik van het duurzaam productiemiddel voor productiemiddelen geplaatst op locaties van aangesloten producenten.

  • 2. De producentenorganisatie geeft bij de indiening van het operationeel programma aan op welke wijze de gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gevoerd gaat worden.

  • 3. De gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt bijgehouden gedurende de gehele periode, bedoeld in artikel 57, eerste tot en met derde lid, en registreert per dag minimaal de volgende elementen:

    • a. het jaar;

    • b. het project;

    • c. de locatie;

    • d. het soort productiemiddel;

    • e. de aanschafdatum;

    • f. de leverancier, het merk, het type, het serienummer of registratienummer;

    • g. de hoeveelheid bewerkt of voorbereid product waarvoor de producentenorganisatie is erkend;

    • h. de hoeveelheid bewerkt of voorbereid product waarvoor de producentenorganisatie niet is erkend, en

    • i. de totale hoeveelheid bewerkt of voorbereid product.

  • 4. De hoeveelheid bewerkt of voorbereid product, bedoeld in het derde lid, onderdelen g tot en met i, worden geregistreerd op:

    • a. productstromen op locatieniveau in geval van, onder meer, distributiecentra en gebouwen;

    • b. palletregistraties in geval van, onder meer, koelcellen, of

    • c. stuks, collie, kilogramregistraties, in geval van, onder meer, sorteerlijnen en verpakkingsmachines.

  • 5. De gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt bij de indiening van de steunaanvraag, geaggregeerd op maand, aan de minister overlegd.

  • 6. De minister kan, op eigen initiatief of op verzoek van een producentenorganisatie besluiten, in afwijking van het tweede, derde en vierde lid, andere voorschriften te stellen aan de gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7. Indien een duurzaam productiemiddel wordt aangeschaft na de piekperiode, bedoeld in artikel 62, eerste lid, dan begint de gebruiksadministratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in het daaropvolgende jaar.

Artikel 65
  • 1. Uitgaven voor het installeren en monteren van duurzame productiemiddelen en de bijkomende kosten van installatie en montage, waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd, zijn als onderdeel van het duurzame productiemiddel subsidiabel.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn uitgaven voor het installeren en monteren van duurzame productiemiddelen niet subsidiabel voor zover het gaat om uitgaven voor:

    • a. service en onderhoud van duurzame productiemiddelen:

    • b. construction all risk verzekeringen, of

    • c. wettelijke verplichtingen.

  • 3. Uitgaven voor het demonteren van duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel wanneer dit tot doel heeft het productiemiddel te verhuizen, reviseren, transporteren en opnieuw monteren.

Artikel 66

De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma aan de minister een financiële onderbouwing van begrote investeringen voor duurzame productiemiddelen.

Artikel 67
  • 1. De producentenorganisatie neemt in de steunaanvraag alleen uitgaven op voor:

    • a. nieuwbouw of verbouw van gebouwen die eigendom zijn van de producentenorganisatie;

    • b. het gedeelte van deze gebouwen dat wordt gebruikt voor producten waarvoor de producentenorganisaties is erkend;

    • c. ruimtes die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage I, en

    • d. elementen die zijn aangemerkt als subsidiabel in bijlage II.

  • 2. Uitgaven als bedoeld in deel 2 van bijlage I en kolom 2 van bijlage II zijn niet subsidiabel.

  • 3. De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van het operationeel programma de subsidiabele uitgaven, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van:

    • a. bouwtekeningen, waarin wordt aangegeven welk deel van de uitgaven subsidiabele ruimten en subsidiabele elementen betreft;

    • b. offertes van de aanneem- of bouwsom, en

    • c. een uitsplitsing, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, van subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakten en elementen en bijbehorende uitgaven.

  • 4. De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de subsidiabele uitgaven, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van:

    • a. bouwtekeningen welk deel van de uitgaven subsidiabele ruimten en subsidiabele elementen betreft;

    • b. facturen op naam van de producentenorganisatie de aanneem- of bouwsom, en

    • c. een uitsplitsing, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, van subsidiabele en niet subsidiabele oppervlakte en elementen en bijbehorende uitgaven.

  • 5. Het model, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, en het vierde lid, onderdeel c, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 68
  • 1. De aankoop van onbebouwde grond, bedoeld in punt 6 van bijlage IX van verordening 543/2011, is subsidiabel indien deze grond daadwerkelijk wordt aangewend voor de realisatie van in het operationeel programma opgenomen investeringen.

  • 2. De aankoop van grond die wordt gebruikt voor onderdelen van investeringen die op grond van deel 2 van bijlage I en kolom 2 van bijlage II niet subsidiabel zijn, is niet subsidiabel.

  • 3. De producentenorganisatie toont bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van bouwtekeningen of plattegronden aan welke delen van de grond, bedoeld in het eerste lid, worden aangewend voor in het operationeel programma opgenomen subsidiabele investeringen.

  • 4. Een producentenorganisatie die de aankoop van onbebouwde grond als bedoeld in het eerste lid opneemt in haar operationeel programma onderbouwt de noodzaak van deze investering voor het operationeel programma bij de indiening van het operationeel programma.

  • 5. De producentenorganisatie gebruikt de grond, bedoeld in het eerste lid, binnen de looptijd van het operationeel programma voor realisatie van de investering waarvoor de grond is aangekocht.

Artikel 69

Kosten voor het recht van opstal zijn niet subsidiabel.

Artikel 70
  • 1. Duurzame productiemiddelen die zijn gefinancierd of mede zijn gefinancierd door middel van het actiefonds zijn eigendom van de producentenorganisatie of van een dochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie.

  • 2. Duurzame productiemiddelen, bedoeld in het eerste lid,

    • a. die mede zijn gefinancierd door rechtspersonen waarin bij de producentenorganisatie aangesloten producenten een belang hebben van meer dan 10% zijn niet subsidiabel;

    • b. die mede worden gefinancierd door rechtspersonen die een dochteronderneming zijn van meerdere erkende producentenorganisaties zijn subsidiabel naar rato van de aandelenverhoudingen tussen de betreffende producentenorganisaties;

    • c. worden geplaatst op een locatie die eigendom is van de producentenorganisatie of haar leden en waar zij bijdragen aan de toegevoegde waarde en de waarde van de afgezette productie van de producentenorganisatie.

Artikel 71
  • 1. Bij vervanging van duurzame productiemiddelen als bedoeld in artikel 60, vijfde lid, van verordening 543/2011 wordt de restwaarde van duurzame productiemiddelen die vervangen worden in mindering gebracht op de vervangingskosten.

  • 2. De restwaarde, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald volgens de voorschriften van artikel 60, tweede tot en met vijfde lid.

  • 3. De vervanging van onderdelen van duurzame productiemiddelen is niet subsidiabel.

Artikel 72
  • 1. Een producentenorganisatie meldt bij de ontvangst van de eerste factuur aan de minister of zij het duurzaam productiemiddel:

    • a. in één keer in een steunaanvraag opneemt, of

    • b. gedurende meerdere jaren in de steunaanvraag opneemt.

  • 2. Indien een producentenorganisatie een duurzaam productiemiddel gedurende meerdere jaren in de steunaanvraag opneemt:

    • a. meldt de producentenorganisatie bij ontvangst van de laatste factuur over hoeveel termijnen het duurzaam productiemiddel ten laste van het actiefonds wordt gebracht;

    • b. wordt het bedrag dat jaarlijks in de steunaanvraag wordt opgenomen lineair bepaald, en

    • c. wordt het bedrag, bedoeld in onderdeel b, gelijkmatig over het jaar ten laste van het actiefonds gebracht.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt vastgesteld op het moment van oplevering van het duurzaam productiemiddel.

Artikel 73

Uitgaven voor duurzame productiemiddelen, inclusief duurzame productiemiddelen die worden verworven door middel van langlopende leasecontracten, kunnen over meerdere operationele programma’s worden gespreid, indien de producentenorganisatie daarvoor gegronde economische redenen aanvoert.

Artikel 74
  • 1. Tweedehands duurzame productiemiddelen zijn subsidiabel indien:

    • a. het aanschafbedrag hoger is dan € 10.000, en

    • b. de producentenorganisatie bij indiening van de steunaanvraag aan de minister een verklaring van de verkopende partij overlegt dat voor de aankoop van het productiemiddel in de voorafgaande zeven jaren geen uniale of nationale subsidie is ontvangen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de termijn waarbinnen geen uniale of nationale subsidie mag zijn ontvangen voor onroerende zaken tien jaar.

  • 3. Tweedehands duurzame productiemiddelen die bij een aangesloten producent zijn aangeschaft zijn niet subsidiabel indien deze productiemiddelen vervolgens bij deze of een andere aangesloten producent worden geplaatst.

Artikel 75
  • 1. Duurzame productiemiddelen op het terrein van ICT zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. hardware die:

      • een integraal onderdeel uitmaakt van subsidiabele installaties, of

      • ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten en op grond van offertes kunnen worden toegerekend aan deze activiteiten;

    • b. software applicaties die:

      • nieuw zijn of een uitbreiding met een nieuwe module betreffen;

      • binnen de producentenorganisatie een andere manier van werken tot gevolg hebben;

      • ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten die bijdragen aan handhaving van kwaliteit of milieubescherming en op grond van offertes kunnen worden toegerekend aan deze activiteiten, en

      • eigendom worden van de producentenorganisatie.

  • 2. De producentenorganisatie overlegt aan de minister bij indiening van het operationeel programma een onderbouwing van de subsidiabele kosten voor duurzame productiemiddelen op het terrein van ICT aan de hand van offertes.

  • 3. De minister kan, in afwijking van het eerste lid, besluiten op grond van de voorgelegde offerte een nader te bepalen percentage subsidiabel te stellen.

  • 4. Uitgaven voor servers zijn subsidiabel voor het deel van het geheugen dat daadwerkelijk wordt gebruikt voor subsidiabele applicaties.

  • 5. De producentenorganisatie toont bij de indiening van de steunaanvraag aan:

    • a. welke applicaties via de server gebruikt worden, en

    • b. wat het capaciteitsbeslag en het gebruik van de subsidiabele applicaties is.

Artikel 76
  • 1. Producentenorganisaties houden voor alle duurzame productiemiddelen die zijn opgenomen in een lopend operationeel programma, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een actueel register bij.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Paragraaf 2 Duurzame productiemiddelen voor energiebesparende en waterbesparende maatregelen
Artikel 77
  • 1. Producentenorganisaties die uitgaven voor investeringen in installaties voor energiebesparende maatregelen willen opnemen in hun operationeel programma dienen hiertoe, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, een verzoek in bij de minister.

  • 2. De producentenorganisatie onderbouwt het in het eerste lid bedoelde verzoek met:

    • a. de offertes behorend bij de aanvraag;

    • b. een projectplan, en

    • c. een energiebalans, op basis van een door een deskundige:

      • opgestelde technische specificatie, en

      • gemaakte berekeningen van de verwachte energiestromen en de verwachte energiebesparing.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde formulier is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 78

De minister beoordeelt, aan de hand van het projectplan en de energiebelans, bedoeld in artikel 77, tweede lid, onderdelen b en c, de realiteit van de verwachte energiebesparing of reductie van het energiegebruik uit fossiele brandstoffen per energiesysteem bij de jaarlijkse indiening van het geraamde bedrag, bedoeld in artikel 54, eerste lid van verordening 543/2011.

Artikel 79

Ter verantwoording van de gerealiseerde energiebesparing overlegt de producentenorganisatie één jaar na de inbedrijfstelling van de installaties, bedoeld in artikel 77, eerste lid, doch uiterlijk bij de indiening van de eerstvolgende steunaanvraag, aan de minister:

  • a. het declaratieformulier energiebesparende investeringen;

  • b. een overzicht van de bereikte energiebesparing volgens de geactualiseerde energiebalans;

  • c. de jaaropgave van het energieverbruik in het kader van de uniforme milieuregistratie die is overlegd aan de Uitvoeringsorganisatie Glastuinbouw en Milieu en het voor deze registratie bijgehouden logboek of de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier.

Artikel 80

De minister kan uitgaven voor investeringen in energiebesparingen niet subsidiabel oordelen indien de afwijking van de verwachte energiebesparing niet voldoende wordt gemotiveerd.

Artikel 81
  • 1. Uitgaven voor investeringen in energiebesparende apparatuur worden vanaf het moment van investeren lineair over een periode van vijf jaar ten laste van het actiefonds gebracht.

  • 2. De opbrengst van het leveren aan derden van energie die wordt opgewekt met de in het eerste lid bedoelde apparatuur wordt lineair over een periode van vijf jaar in mindering gebracht op de in het eerste lid bedoelde uitgaven.

  • 3. Wanneer de energie die wordt opgewekt met de in het eerste lid bedoelde apparatuur uitsluitend op het teeltbedrijf zelf gebruikt wordt, overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij het indienen van de steunaanvraag de energiebalans waaruit blijkt dat er geen warmte is geleverd aan derden.

Artikel 82
  • 1. Uitgaven voor investeringen in een participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met energieclustering zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, subsidiabel.

  • 2. Een agrarisch samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid omvat ook een leveringsovereenkomst tussen agrarische bedrijven.

  • 3. In geval van participatie in een agrarisch samenwerkingsverband wordt de aarde van de investering in de participatie lineair over een periode van 5 jaar in de steunaanvraag opgenomen, onder aftrek van de genoten opbrengsten.

Artikel 83
  • 1. Producentenorganisaties die uitgaven voor investeringen in installaties voor verbeterde waterkwaliteit, waterbesparing of besparing op het mineralenverbruik willen opnemen in hun operationeel programma dienen hiertoe, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, een verzoek tot het opnemen van deze uitgaven in hun operationeel programma in bij de minister.

  • 2. De producentenorganisatie onderbouwt het in het eerste lid bedoelde verzoek met:

    • a. de offertes behorend bij de aanvraag, en

    • b. de verwachte waterbesparing per systeem.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde formulier is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 84

De minister beoordeelt aan de hand van een technische specificatie van de leverancier of deskundige per systeem de realiteit van de verwachte verbeterde waterkwaliteit, waterbesparing of besparing op het watergebruik bij de jaarlijkse indiening van het geraamde bedrag, bedoeld in artikel 54, eerste lid van verordening 543/2011.

Artikel 85
  • 1. Ter verantwoording van de gerealiseerde verbeterde waterkwaliteit of besparing op het watergebruik overlegt de producentenorganisatie één jaar na de inbedrijfstelling van de waterbesparende investering, bedoeld in artikel 83, eerste lid, doch uiterlijk bij de indiening van de eerstvolgende steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, aan de minister:

    • a. het declaratieformulier investeringen waterkwaliteit;

    • b. een overzicht van de bereikte waterbesparing aan de hand van een vergelijking van:

      • een meting van de beginsituatie, en

      • een meting van de gerealiseerde situatie na ingebruikname van de investering.

  • 2. In geval van leidingwater wordt de bereikte waterbesparing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onderbouwd aan de hand van de jaarafrekening van het waterleidingbedrijf.

  • 3. Het formulier, bedoeld, in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 86
  • 1. Indien uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen op grond titel 3 van dit hoofdstuk subsidiabel zijn wanneer een waterbesparing of energiebesparing van 25% wordt gerealiseerd, wordt de startsituatie bepaald aan het begin van de looptijd van het operationeel programma.

  • 2. De besparing, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend in het kader van en op het niveau van de actie.

Artikel 87
  • 1. Indien uitgaven voor investeringen in duurzame productiemiddelen op grond titel 3 van dit hoofdstuk subsidiabel zijn, worden deze systemen uitgevoerd in:

    • a. totaal nieuw ingerichte productiegebieden ter vervanging van oude, opgeheven productiegebieden, of

    • b. reeds bestaande productiegebieden bedoeld om bestaande energie- of watersystemen te moderniseren of vervangen.

  • 2. Uitgaven voor investeringen als bedoeld in het eerste lid zijn niet subsidiabel indien het gaat om:

    • a. nieuwe irrigatie installaties bedoeld om het irrigeerbare areaal te vergroten, of

    • b. energiesystemen, die niet bijdragen aan een energiebesparing.

AFDELING 4. OVERIGE KOSTEN
Artikel 88
  • 1. Uitgaven voor overige kosten worden bij indiening van het operationeel programma financieel onderbouwd door middel van een:

    • a. offerte;

    • b. recente factuur voor een soortgelijke uitgave, of

    • c. andere vorm van onderbouwing.

  • 2. Facturen voor overige kosten:

    • a. zijn op naam gesteld van de producentenorganisatie of een dochteronderneming of kleindochteronderneming die voor minimaal 90% eigendom is van de producentenorganisatie;

    • b. worden geaccordeerd door de projectleider die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteit waarvoor de kosten zijn gemaakt, en

    • c. bevatten een omschrijving waaruit blijkt:

      • welke werkzaamheden zijn uitgevoerd of diensten zijn aangekocht, en

      • waar en wanneer deze werkzaamheden of diensten zijn uitgevoerd of aangekocht.

Artikel 89
  • 1. Uitgaven voor de inhuur van externen zijn subsidiabel, indien de voor uitvoering van een activiteit benodigde kennis of capaciteit bij een producentenorganisatie niet voldoende aanwezig is.

  • 2. Externen als bedoeld in het eerste lid beschikken minimaal over het opleidingsniveau van het middelbaar beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 50, eerste lid.

  • 3. Producentenorganisaties geven in het operationeel programma aan welke specifieke taken aan externe diensten worden uitbesteed.

  • 4. De minister kan een producentenorganisatie, ten behoeve van de beoordeling van de subsidiabiliteit van uitgaven voor de inhuur van externen, verzoeken om aanvullende informatie en bewijsstukken te overleggen.

Artikel 90
  • 1. Uitgaven voor kilometers gereden met de eigen auto door aangesloten leden en medewerkers van de producentenorganisatie zijn subsidiabel indien:

    • a. deze leden en medewerkers in het operationeel programma zijn opgenomen;

    • b. de kilometers zijn gemaakt in het kader van een in het operationeel programma opgenomen activiteit;

    • c. de vergoedingen daadwerkelijk aan de medewerker of het lid zijn uitbetaald;

    • d. de vergoeding maximaal € 0,37 per kilometer bedraagt, en

    • e. er een deugdelijke kilometeradministratie is bijgehouden die is geaccordeerd door de projectleider of leidinggevende die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteit.

  • 2. Kosten voor auto’s van de zaak of bedrijfsauto’s zijn niet subsidiabel.

  • 3. De reiskostencomponent van het uurloon van medewerkers in dienst van de producentenorganisatie, dochterondernemingen of kleindochterondernemingen die voor meer dan 90% eigendom zijn van de producentenorganisatie is niet subsidiabel.

Artikel 91
  • 1. Producentenorganisaties kunnen voor uitgaven voor reiskosten en verblijfkosten voor dienstreizen en excursies door medewerkers en aangesloten leden forfaitaire vergoedingen verstrekken binnen de maxima van de Reisregeling Binnenland.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde uitgaven worden, met uitzondering van de vergoeding toegekend voor dagkosten, bij indiening van de steunaanvraag onderbouwd aan de hand van:

    • a. facturen;

    • b. vervoersbewijzen, en

    • c. een deugdelijke kilometeradministratie.

Artikel 92
  • 1. Uitgaven voor overige kosten op het gebied van ICT zijn subsidiabel voor zover deze ICT voorzieningen ondersteunend zijn voor subsidiabele activiteiten en op grond van offertes kunnen worden toegerekend aan deze activiteiten.

  • 2. De producentenorganisatie overlegt aan de minister bij indiening van het operationeel programma een onderbouwing van de subsidiabele kosten voor overige kosten op het terrein van ICT aan de hand van offertes.

  • 3. De minister kan, in afwijking van het eerste lid, besluiten op grond van de voorgelegde offerte een nader te bepalen percentage subsidiabel te stellen.

  • 4. Jaarlijkse licentiekosten en abonnementen voor software als bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, zijn voor maximaal 50% subsidiabel indien het uitgaven voor subsidiabele applicaties en modules betreft.

  • 5. Onderhoudsabonnementen zijn niet subsidiabel.

TITEL 3. SUBSIDIABELE MAATREGELEN

AFDELING 1. ACTIES DIE GERICHT ZIJN OP DE PRODUCTIEPLANNING
Artikel 93

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder i, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011,

  • b. titel 2, en

  • c. deze afdeling.

Paragraaf 1 Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa
Artikel 94
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor koeling van producten zijn subsidiabel, indien het volledige investeringen betreft en het gaat om investeringen in:

    • a. koeling voor lange bewaring en diepvriezen, waaronder meet- en regelapparatuur voor celsturing indien het de eerste aanschaf betreft;

    • b. energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling;

    • c. koelcellen voor koeling van witlofpennen bij de witloftrekker of op de centrale locatie van de producentenorganisatie, indien het geen uitgaven voor investeringen bij de producenten van witlofpennen betreft, of

    • d. koeling van frigoplanten op het bedrijf van het lid van de producentenorganisatie of centrale locatie van de producentenorganisatie, indien het geen uitgaven voor investeringen bij de producenten van witlofpennen betreft.

  • 2. Onder een volledige investering als bedoeld in het eerste lid in koelapparatuur of conditioneringsapparatuur wordt verstaan de complete koelunit met toebehoren.

  • 3. In geval van koelhuizen en koelcellen wordt een cel en koelunit met toebehoren als twee afzonderlijke investeringen beschouwd.

Artikel 95
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aankoop van bomen en meerjarige planten zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

    • a. de aanschaf van plantgoed;

    • b. de op bedrijven van leden opgekweekte planten, of

    • c. de aanschaf van kruisbestuivers die nodig zijn voor de aanplant van een nieuw in het operationeel programma op te nemen aanplant.

  • 2. De producentenorganisatie verzekert dat de opbrengst van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde plant door de producent aan de producentenorganisatie geleverd wordt gedurende:

    • a. minimaal vijf jaar, wanneer de plant vijf jaar of meer vruchten levert, of

    • b. de termijn waarin deze plant vruchten levert, wanneer de plant minder dan vijf jaar vruchten levert.

  • 3. Het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde plantgoed is:

    • a. gecertificeerd door de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst voor de Tuinbouw voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen;

    • b. ingeschreven bij de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst voor de Tuinbouw, of

    • c. ingeschreven bij een keuringsinstantie in een andere lidstaat.

  • 4. Het in het eerste lid bedoelde plantgoed, waaronder proefrassen, dat wordt gekocht bij leveranciers uit lidstaten van de Europese Unie is ingeschreven zijn de Europese lijst van geautoriseerde rassen op grond van verordening 2100/94 en verordening 874/2009.

  • 5. Uitgaven voor de aankoop van meerjarige planten, bedoeld in het eerste lid, zijn evenwel slechts subsidiabel indien:

    • a. gedurende meerdere jaren van deze planten geoogst wordt, en

    • b. het gaat om de uitgaven voor de initiële aanplant.

  • 6. De producentenorganisatie toont aan de minister aan de hand van een factuur kan aan dat voor de planten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, een marktconform tarief is overeengekomen.

Artikel 96

De uitgaven, bedoeld in artikel 95, eerste lid, zijn slechts subsidiabel indien zij niet omvatten:

  • a. koelkosten, en

  • b. kosten van het chemisch ontsmetten.

Artikel 97
  • 1. De producentenorganisatie geeft uiterlijk bij de indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, per producent voor het plantgoed, bedoeld in artikel 95, eerste lid, aan:

    • a. wat de rassen van het aangeschafte plantgoed zijn;

    • b. op welke locatie(s) het plantgoed is aangeplant, gemarkeerd op een bedrijfskaart;

    • c. hoeveel areaal er is aangeplant, en

    • d. hoeveel planten er per ras zijn aangeplant.

  • 2. Op verzoek van de minister overlegt de producentenorganisatie voor de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid, het plantenpaspoort, bedoeld in richtlijn 2000/29.

  • 3. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 98
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aankoop van belichtingsinstallaties ten behoeve van het jaarrond produceren van glasgroenten zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om eerste investeringen of volledige vervanging in verband met het bereiken van het einde van de technische of economische levensduur van:

      • een complete installatie;

      • alle lampen en armaturen, of

      • alle lampen;

    • b. de activiteit jaarrond produceren is opgenomen in het jaarplan afzetbevordering van de producentenorganisatie, en

    • c. de producentenorganisatie bij de indiening van de steunaanvraag kan aantonen dat door de investeringen verkoop van het product plaatsvindt in de maanden december, januari en februari.

  • 2. Indien als gevolg van teeltwisseling niet aan het in het eerste lid, onderdeel c, gestelde vereiste kan worden voldaan toont de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag aan dat door de investeringen gedurende minimaal twee maanden in de maanden december, januari en februari verkoop van het product plaatsvindt.

  • 3. Uitgaven voor verwijderingsbijdragen zijn niet subsidiabel.

Artikel 99

Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van de bevordering van concentratie van het aanbod van de producten van de leden van de producentenorganisatie zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. sorteer- en verpakcentra;

  • b. distributiecentra, of

  • c. fustopslag.

Artikel 100
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor koeling van producten zijn subsidiabel, indien het gaat om uitgaven voor het huren van koelcellen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie gefactureerd zijn.

  • 3. Ter uitvoering van artikel 60, eerste lid, van verordening 543/2011 overlegt de producentenorganisatie jaarlijks bij het indienen van de steunaanvraag aan de minister de registratie van de in- en uitslag van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 101
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor belichtingsinstallaties ten behoeve van het jaarrond produceren van glasgroenten zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. de aansluiting van een extern trafostation van het energiebedrijf, of

    • b. de verzwaring van de netkoppeling op de warmte-krachtkoppelingsinstallatie.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van andere acties
Artikel 102
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor het ontwikkelen en verbeteren van systemen voor aanvoerprognose en areaalenquêtes zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor jaarlijkse licenties voor aanvoermodules zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007 voor maximaal 50% subsidiabel.

Artikel 103
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor licenties voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen welke bij aanvang van het project nog niet op een bepaalde markt geïntroduceerd zijn, zijn subsidiabel voor een periode van maximaal twee operationele programma’s, indien de producentenorganisatie aan de minister:

    • a. door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden aantoont dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd;

    • b. aantoont dat het een marketing plan heeft ontwikkeld waarmee de producentenorganisatie zich in de markt met het betreffende ras voornemens is te onderscheiden;

    • c. inzage geeft in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of plantgoed, en

    • d. licentiecontract(en) en het marketingplan vooraf ter goedkeuring voorlegt.

  • 2. De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister ten aanzien van de planten welke met behulp van de zaden en plantgoed, bedoeld in het eerste lid, zijn geteeld een overzicht, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, van:

    • de geteelde rassen;

    • de locatie(s) waarop de planten geteeld zijn gemarkeerd op een bedrijfskaart;

    • het geteelde areaal, en

    • het aantal planten per ras.

  • 3. Op verzoek van de minister verstrekt de producentenorganisatie het plantenpaspoort, bedoeld in richtlijn 2000/29, van de zaden en het plantgoed, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Uitgaven van de producentenorganisatie voor een volledige overname van een licentie zijn niet subsidiabel.

  • 5. Het model, bedoeld in het tweede lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 104

Uitgaven van de producentenorganisatie voor koeling ten behoeve van lange bewaring zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor:

  • a. personeel ten behoeve van koeling;

  • b. personeel en externe diensten ten behoeve van de uitbreiding en verbetering van koelfaciliteiten die subsidiabel zijn op grond van artikel 94, eerste lid, en titel 3 van dit hoofdstuk, of

  • c. personeel en externe diensten voor ICT werkzaamheden ten behoeve van koelfaciliteiten die subsidiabel zijn op grond van artikel artikel 94, eerste lid, en titel 3 van dit hoofdstuk.

Artikel 105
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en externe diensten ten behoeve van verbeteren van het jaarrond afzetten van productie of langlopende afzetgaranties zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. activiteiten bij of met leden om het aanbod op het marketingplan van de producentenorganisatie af te stemmen, of

    • b. relatiebeheer in het kader van het onderhouden van klantcontacten.

  • 2. De producentenorganisatie toont aan de minister bij de indiening van de jaarlijkse steunaanvraag op basis van administratieve stukken aan dat de activiteiten in het kader van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgevoerd.

Artikel 106
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en externe diensten voor nieuwbouw en verbouw van sorteercentra en verpakcentra, distributiecentra, en koelhuizen ten behoeve van verbeteren van concentratie van het aanbod zijn subsidiabel indien het gaat om de kosten van:

    • a. bouwkundig advies;

    • b. bouwbegeleiding;

    • c. projectmanagement, of

    • d. onafhankelijk toezicht op uitvoering van een project.

  • 2. Uitgaven als bedoeld in het eerste lid waarvan het fiscaal en bedrijfseconomisch gebruikelijk is dat deze worden geactiveerd in het investeringsbedrag zijn niet subsidiabel.

AFDELING 2. ACTIES DIE GERICHT ZIJN OP VERBETERING OF BEHOUD VAN DE PRODUCTKWALITEIT
Artikel 107

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011,

  • b. titel 2, en

  • c. deze afdeling.

Paragraaf 1 Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa
Artikel 108
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor kwaliteitsbehoud en optimalisering van producten zijn slechts subsidiabel indien het gaat om investeringen in:

    • a. overkappingen van aardbeien, frambozen, bramen, bessen of kersen;

    • b. hagelnetten, of

    • c. hagelkanonnen, indien hiervoor de benodigde vergunningen zijn verleend.

  • 2. De overkappingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn regenkappen zonder zijflap met semipermanente beugels, steunmateriaal en plastic van eenvoudige constructie.

  • 3. De overkappingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn per investering subsidiabel tot een maximum van € 7,50 per m2 van de teeltoppervlakte.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan door de minister in geval van investeringen in overkappingen van kersen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een hoger subsidiabel bedrag worden vastgesteld, indien door de producentenorganisatie voldoende onderbouwd is dat sprake is van een zwaardere constructie ten opzichte van de eenvoudige constructie.

Artikel 109
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van optimalisatie van de productkwaliteit zijn subsidiabel indien het gaat om één volledige investering in fertigatie in het kader van precisiebemestingtechnieken die bestemd is voor besparing en het gereguleerd doseren van water en meststoffen aan gewassen in vollegrondsfruitteelt.

  • 2. Precisiebemestingtechnieken als bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. een waterafgiftesysteem op het perceel, waaronder druppelleidingen die niet uitsluitend worden gebruikt voor het geven van water;

    • b. een regeleenheid;

    • c. vochtmeetapparatuur;

    • d. apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte en pH, of

    • e. voorzieningen voor dosering en menging van meststoffen.

  • 3. De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van het operationeel programma aan de minister, met gebruik van een door de minister vastgesteld formulier, per lid een projectplan met projectbegroting, voorzien van bijbehorende offertes.

  • 4. Het formulier, bedoeld in het derde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 110
  • 1. De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, voor de investering, bedoeld in artikel 109, een opgave van de gerealiseerde besparing op het meststoffenverbruik.

  • 2. De berekening van de gerealiseerde besparing op het meststoffenverbruik, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op basis van een mineralenregistratie voor zover het mineralenverbruik in het jaar voor de uitvoering van de investering vergeleken is met het mineralenverbruik gedurende één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 3. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 111
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in de kwaliteit van water om de substraatteelt bij de bron te verbeteren en de emissie van vervuild recirculatiewater te voorkomen zijn subsidiabel indien:

    • a. de verbetering van de waterkwaliteit door de producentenorganisatie is aangetoond, en

    • b. de investeringen niet leiden tot een hoger waterverbruik.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval investeringen in:

    • a. omgekeerde osmose voor ontzouting van water bij de bron ten behoeve van recirculatie in de substraatteelt;

    • b. actief beluchten van water door middel van een beluchtings- en ontgassingstoren ter voorkoming van zuurstofloos water en ontstaan van slijmvormende biomassa, of

    • c. afdekzeilen van bassins en silo’s voor wateropslag ter voorkoming van algengroei.

Artikel 112
  • 1. De producentenorganisatie overlegt aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, voor de investeringen, bedoeld in artikel 111, uiterlijk bij de indiening van het operationeel programma per lid een projectplan met projectbegroting voorzien van bijbehorende offertes.

  • 2. Het projectplan, bedoeld in het eerste lid, bevat:

    • a. een omschrijving van de verwachte verbetering van de waterkwaliteit per systeem, en

    • b. een technische specificatie van de leverancier van het systeem of een erkende deskundige ten behoeve van de beoordeling van de te bereiken waterbesparing.

  • 3. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 113
  • 1. De producentenorganisatie overlegt aan de minister, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, voor de investeringen, bedoeld in artikel 111, uiterlijk bij de indiening van de steunaanvraag per investering een opgave van:

    • a. de verbetering van de waterkwaliteit, en

    • b. de gerealiseerde waterbesparing.

  • 2. De opgave, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats aan de hand van berekeningen en metingen op basis van een vergelijking tussen het moment voor de ingebruikname van de investering en het moment één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 3. In geval van omgekeerde osmose als bedoeld in artikel 111, tweede lid, onderdeel a, overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag een opgave van de reductie van natrium en chloor aan de hand van een vergelijking van de metingen voor uitvoering van de investering en één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 4. In geval van afdekzeilen als bedoeld in artikel 111, tweede lid, onderdeel c, overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag een opgave van de reductie van algengroei op basis van een vergelijking tussen het moment voor de ingebruikname van de investering en het moment één jaar na ingebruikname van de investering.

  • 5. De vergelijking, bedoeld in het vierde lid, vindt plaats op basis van metingen van O2 gehalte, welke minimaal 80% is, en de troebelheid, welke lager of gelijk is aan 1 Nephelometric Turbidity Unit, genomen in de periode van juni tot en met september bij een watertemperatuur van tenminste 15 °C.

  • 6. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 114

Uitgaven van de producentenorganisatie, inclusief grond, in sorteercentra, verpakcentra, distributiecentra, verwerkingscentra en dockboards zijn subsidiabel.

Artikel 115
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor koeling van producten zijn subsidiabel indien het gaat om investeringen in:

    • a. koelen of conditioneren bestemd voor korte bewaring;

    • b. klimatisering of conditionering van sorteer- en expeditieruimten bestemd voor koude keten;

    • c. conditioneringswanden;

    • d. luchtgordijnen bestemd voor korte bewaring of koude keten;

    • e. energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling, of

    • f. gebouwen.

  • 2. Onder investeringen in koelen of conditioneren bestemd voor korte bewaring, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, worden in elk geval verstaan:

    • a. cellenbouw;

    • b. koel- en elektrotechniek;

    • c. voorzieningen voor highspeed koeling;

    • d. ijskoeling;

    • e. hydrokoeling;

    • f. vacuümkoeling;

    • g. evacueerinstallaties ten behoeve van champignons, of

    • h. meet- en regelapparatuur voor sturing, monitoring en bewaking.

  • 3. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts subsidiabel voor zover het betreft een volledige investering.

  • 4. Onder een volledige investering als bedoeld in het derde lid in koelapparatuur of conditioneringsapparatuur wordt verstaan de complete koelunit met toebehoren.

  • 5. In geval van koelhuizen en koelcellen wordt een cel en koelunit met toebehoren als twee afzonderlijke investeringen beschouwd.

Artikel 116

Uitgaven van de producentenorganisatie in droogsystemen voor aanzuiging van buitenlucht op basis van een zuigwand met centrifugaalventilator ten behoeve van het drogen van knoflook zijn subsidiabel.

Artikel 117
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de eerste aanschaf van voorzieningen voor gekoeld- of geconditioneerd transport zijn subsidiabel, indien het gaat om investeringen in:

    • a. koelinstallaties;

    • b. koelvoorzieningen voor laadruimte of container, of

    • c. meet- en regelapparatuur voor sturing, monitoring en bewaking.

  • 2. In geval van collectietransport of interlocatie transport binnen Nederland en binnen een zone van 50 km vanaf de Nederlandse grens zijn de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, voor de gehele vrachtauto subsidiabel.

  • 3. Bij de indiening van de steunaanvraag vermeldt de producentenorganisatie in de detailstaat betalingen en afschrijvingen het kentekennummer van de vrachtauto, bedoeld in het derde lid.

Artikel 118

Uitgaven van de producentenorganisatie voor kwaliteitsbehoud en optimalisering van producten zijn subsidiabel, indien het onder meer gaat om investeringen in:

  • a. sorteer- en verpakkingslijnen met uitzondering van het vervangen van onderdelen;

  • b. sorteer- en verpakkingsapparatuur;

  • c. weegunits of weegbruggen bestemd voor in- en uitgaand product;

  • d. ontstapelaars;

  • e. opvoerbanden;

  • f. ontnesters;

  • g. ombindmachines;

  • h. snij- en wasapparatuur voor zover niet bestemd voor de champignonteelt;

  • i. sorteerdermachines van witlofpennen met uitzondering van vulstations;

  • j. verenkelingsrekken bestemd voor witlof;

  • k. kantelsystemen, of

  • l. waterdumpers.

Artikel 119
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie zijn subsidiabel, indien het gaat om het huren van:

    • a. koelcellen bestemd voor korte bewaring;

    • b. droogcellen, of

    • c. machines als bedoeld in artikel 118.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, omvatten niet algemene productiekosten.

  • 3. Algemene productiekosten, bedoeld in het tweede lid, zijn in elk geval:

    • a. in- en uitslagkosten, of

    • b. energiekosten.

  • 4. Ter uitvoering van artikel 60, eerste lid, van verordening 543/2011 overlegt de producentenorganisatie aan de minister uiterlijk bij de indiening van de steunaanvraag voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid:

    • a. een huurcontract, en

    • b. een registratie van de in- en uitslagkosten, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, voor de in het eerste lid, aanhef en onderdeel a en b genoemde uitgaven.

Artikel 120
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in vollegrondsteelt zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om investeringen in gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en apparatuur bestemd voor het reinigen, sorteren, wegen of verpakken van de in de grond geteelde gewassen, en

    • b. de investeringen gebruikt worden in het veld direct na de oogstfase.

  • 2. In geval van een geïntegreerd systeem met een oogstmachine zijn de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies als uitgaven, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde uitgaven een mobiel pakstation betreffen, zijn maximaal twee in het pakstation geïntegreerde wagens subsidiabel.

  • 4. Investeringen in tractoren zijn niet subsidiabel.

Artikel 121
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de champignonteelt zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. hydraulische plukliften, indien mede sorteer- of verpakkingsactiviteiten plaatsvinden;

    • b. pluklorries:

      • indien mede sorteer- of verpakkingsactiviteiten plaatsvinden;

      • in combinatie met een geïntegreerde weegunit, en

      • indien de combinatie gelijktijdig is aangeschaft, of

    • c. plukkarren:

      • in combinatie met een geïntegreerde weegunit, en

      • indien de combinatie gelijktijdig is aangeschaft.

  • 2. Uitgaven voor het vervangen van onderdelen van hydraulische plukliften als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en pluklorries als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zijn niet subsidiabel.

Artikel 122
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in conditioneringsinstallaties of conditioneringsapparatuur voor champignoncellen en witloftrekcellen zijn subsidiabel en omvat onder meer:

    • a. meet- en regelapparatuur indien het gaat om een nieuwe investering in volledige conditioneringsinstallaties of conditioneringsapparatuur of vervanging van een volledige installatie in overeenstemming met artikel 60, vijfde lid, tweede alinea, van verordening 543/2011, of

    • b. energiebesparende apparatuur ten behoeve van conditionering.

  • 2. Onder een volledige installatie in conditioneringsinstallaties als bedoeld in het tweede lid wordt de complete unit met toebehoren verstaan.

Artikel 123
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor aanvoersystemen die met de sorteerinstallaties of verpakkingsinstallatie zijn geïntegreerd zijn subsidiabel indien het gaat om onder meer:

    • a. interne transportsystemen;

    • b. kettingbaansystemen;

    • c. inductiedraad met elektrokarren of zelfrijdende lorries;

    • d. beweegbare bodems ter beperking van de valhoogte in paprikacontainers, of

    • e. oogsttransportwagens, indien de containers, bakken, dozen of Euro Pool System of eenmalig fust kisten bevestigd zijn op de oogsttransportwagens op de buisrails en deze in hun geheel worden overgebracht naar de sorteer- of verpakkingsinstallatie.

  • 2. De aanvoersystemen, bedoeld in het eerste lid, zijn geïntegreerd indien de te sorteren of te verpakken producten in containers, bakken, dozen of kisten, waaronder het Euro Pool System fust, of eenmalig fust kisten zijn opgenomen van de lorries in de sorteer- of verpakkingsinstallatie via een kantel, afschuif- of hefsysteem en een aaneengesloten keten vormen.

  • 3. In geval van een combinatie van oogsttransportwagens en transportlorries op de buisrails zijn uitsluitend de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, van de transportlorries met de containers, bakken, dozen of kisten, waaronder het Euro Pool System fust, subsidiabel.

  • 4. Boordcomputers als onderdeel van de oogsttransportwagens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel.

  • 5. Hydraulische scharen als onderdeel van de oogsttransportwagens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, zijn niet subsidiabel.

Artikel 124
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de fruitteelt zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. pluk-o-trak of vergelijkbare systemen, of

    • b. oogstkarren met een geïntegreerde weegunit bestemd voor het sorteren en afwegen in de eindverpakking voor zover de combinatie gelijktijdig is aangeschaft.

  • 2. Uitgaven voor oogstkarren met een geïntegreerde weegunit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bestemd voor champignons en glasgroenten zijn eveneens subsidiabel.

Artikel 125
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in voorzieningen voor vogel- en wildafweer in vollegrondsteelt, waaronder een wildnet, zijn uitsluitend subsidiabel voor zover de wilddruk door de producentenorganisatie aannemelijk is gemaakt.

  • 2. Onder de in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn geweven kunststof doeken, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, verordening 1234/2007, voor 50% van de investering subsidiabel.

  • 3. Een vliesdoek voor wildbescherming is niet subsidiabel.

Artikel 126
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor gebouwen en aanpassingen van gebouwen in het kader van voedselveiligheid zijn subsidiabel, indien het de eerste aanschaf betreft.

  • 2. Onder uitgaven als bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval verstaan investeringen in:

    • a. bouwkundige voorzieningen in geval van sorteer- en pakstations;

    • b. luchtreinigingsapparatuur, of

    • c. UV lampen ter bestrijding van schimmels in pakstations boven de sorteerlijnen of in aparte tunnels waar de producten door gevoerd worden.

Artikel 127
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de eerste aanschaf van reinigingsinstallaties in het kader van voedselveiligheid zijn subsidiabel als het gaat om investeringen in onder meer:

    • a. veeg-, schrob-, borstel- en zuigmachines;

    • b. batterijen en oplaadpunten voor de machines, bedoeld in onderdeel a;

    • c. stoomcleaners, of

    • d. hoge drukreinigers.

  • 2. Bij de indiening van de steunaanvraag vermeldt de producentenorganisatie in de detailstaat betalingen en afschrijvingen het typenummer en het serienummer per investering als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 128

Uitgaven van de producentenorganisatie in duurzame productiemiddelen voor tracking & tracing systemen in het kader van voedselveiligheid bestemd voor de registratie van productherkomst, registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen zijn subsidiabel.

Artikel 129

Uitgaven van de producentenorganisatie voor benodigde hardware bestemd voor oogstkarren, weeginstallaties of kantelinstallaties in het kader van voedselveiligheid is, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, verordening 1234/2007, voor maximaal 50% van de aanschafwaarde subsidiabel.

Artikel 130
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor kunststof bakken, kunststof kuubskisten, kunststof bulkcontainers, kunststof palletboxen en palletboxen met verzinkte of RVS metaalhekken in het kader van voedselveiligheid zijn subsidiabel indien zij bestemd zijn voor intern gebruik en voor de koeling, het sorteren of het verpakken.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bakken, kisten, containers en boxen zijn duidelijk herkenbaar door het aanbrengen van uiterlijke kenmerken.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde bakken, kisten, containers en boxen op meerdere locaties zijn, vindt jaarlijks per locatie de registratie van de voorraad plaats.

Artikel 131
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor intern gebruik in fustwasinstallaties in het kader van voedselveiligheid zijn subsidiabel.

  • 2. In geval de waskosten van het betreffende fust ook in het forfaitaire standaardtarief, bedoeld in artikel 273, eerste lid, zijn opgenomen, zijn de uitgaven voor de investering niet subsidiabel.

Artikel 132
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in apparatuur voor het uitvoeren van kwaliteits- en fytosanitaire controles zijn subsidiabel voor zover registratie van merk, type en aantal apparatuur plaatsvindt per locatie.

  • 2. Apparatuur, bedoeld in het eerste lid, is onder meer:

    • a. een keurkar;

    • b. meet- en weegapparatuur, of

    • c. hardheidsmeters, brix- of zuurmeters bestemd voor de fruitteelt.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van andere acties
Artikel 133

Uitgaven van de producentenorganisatie in software met betrekking tot de investeringen, bedoeld in artikel 114, tweede lid, aanhef en onderdeel h en artikel 117, eerste lid, aanhef en onderdeel c, zijn subsidiabel.

Artikel 134
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in kwaliteitszorgsystemen op het gebied van de voedselveiligheid zijn subsidiabel.

  • 2. Kwaliteitszorgsystemen, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. HACCP;

    • b. BRC;

    • c. IFS;

    • d. ILS;

    • e. QS;

    • f. ISO 9001, indien de certificering het volledige bedrijfsproces betreft;

    • g. ISO 22000;

    • h. Tesco’s Nurture;

    • i. AH Protocol;

    • j. LEAF;

    • k. Field to Fork;

    • l. Skal bestemd voor bereiding en verpakking, handel en opslag, of

    • m. Milieukeur bestemd voor bewerkte en verwerkte producten.

Artikel 135
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor externe diensten in het kader van begeleiding, audits, certificering en membershipfees ten behoeve van kwaliteitszorgsystemen zijn subsidiabel.

  • 2. In geval van certificering als bedoeld in het eerste lid is het schoonmaken van bedrijfsruimten eenmalig subsidiabel.

  • 3. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, voor aanschaf van bedrijfskleding zijn niet subsidiabel.

Artikel 136
  • 1. Bij de indiening van de steunaanvraag overlegt de producentenorganisatie, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, voor de uitgaven, bedoeld in artikel 135, eerste lid, aan de minister een overzicht van:

    • a. het aantal deelnemende tot de producentenorganisatie of haar leden behorende bedrijven per zorgsysteem;

    • b. de toe- en afname van het aantal deelnemers ten opzichte van het voorgaand jaar;

    • c. het aantal gecertificeerde deelnemers, en

    • d. het aantal en percentage gecertificeerde bedrijven ten opzichte van het totaal aantal tot de producentenorganisatie of haar leden behorende bedrijven.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 137

Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten bestemd voor de kwaliteitszorgsystemen, genoemd in artikel 134, tweede lid, zijn subsidiabel.

Artikel 138

Uitgaven van de producentenorganisatie voor het ontwikkelen van materialen bestemd voor de kwaliteitszorgsystemen, genoemd in artikel 134, tweede lid, zijn subsidiabel.

Artikel 139
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in software voor tracking & tracing systemen bestemd voor de registratie van productherkomst, registratie van ziekten, plagen, middelen en meststoffen zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven voor software als bedoeld in het eerste lid zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel indien de producentenorganisatie aan de minister op basis van een offerte niet kan aantonen dat de software uitsluitend bestemd is voor de functionaliteiten, genoemd in het eerste lid.

  • 3. Uitgaven voor jaarlijkse abonnementen van de subsidiabele software, bedoeld in het eerste lid, zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel.

  • 4. Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor punnets en radio frequency identification zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel.

  • 5. Onderhoudsabonnementen en kosten van Global Location Number zijn niet subsidiabel.

Artikel 140
  • 1. Ter uitvoering van punt 2, onderdeel b, onder i) van Bijlage IX van verordening 543/2011 zijn uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten bestemd voor kwaliteitscontrolesystemen subsidiabel.

  • 2. Onder de personeelskosten, bedoeld in het eerste lid, vallen de kosten van:

    • a. een keurmeester voor het uitvoeren en vastleggen op een formulier, vastgesteld door de minister, van de resultaten van:

      • de keur bij de producentenorganisatie, en

      • de zelfkeur bij de leden van een producentenorganisatie voor zover de kwaliteit van de uitvoering van het keurproces bij de leden van een producentenorganisatie aantoonbaar geborgd wordt door middel van periodieke audits;

    • b. een kwaliteitsmanager;

    • c. een kwaliteitsspecialist, en

    • d. een interne auditor.

  • 3. Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie aan de minister, met gebruikmaking van een formulier vastgesteld door de minister, een opgave van het aantal gekeurde partijen per product en het percentage van de afgekeurde partijen.

  • 4. Het formulier, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en derde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 141

Uitgaven van de producentenorganisatie voor externe diensten bestemd voor begeleiding en audits van kwaliteitscontrolesystemen zijn subsidiabel.

Artikel 142
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten bestemd voor productcontrole zijn subsidiabel.

  • 2. Onder de personeelskosten, bedoeld in het eerste lid, worden mede verstaan de kosten bestemd voor de taken van een keurmeester voor zover de kwaliteit in geval van de uitvoering van het keurproces bij de leden van een producentenorganisatie aantoonbaar geborgd wordt door middel van periodieke audits.

  • 3. De taken, bedoeld in het tweede lid, hebben in ieder geval betrekking op het:

    • a. uitvoeren van keuringen en opstellen van een keurrapport;

    • b. bewaken van de kwaliteit tijdens de periode van overslag;

    • c. uitvoeren van metingen aan het product;

    • d. monitoren van de houdbaarheid en het uitstalleven van producten;

    • e. uitvoeren van specifieke keuringen op basis van klantspecificaties;

    • f. onderhouden van contact met het lid van een producentenorganisatie over keurresultaten en in voorkomende gevallen binnengekomen klachten;

    • g. geven van een instructie aan het lid om de kwaliteit te verbeteren;

    • h. dagelijks analyseren van en rapporteren over de kwaliteit van de aangevoerde producten en zo nodig aanpassen van de procedures en keurpraktijk;

    • i. opstellen van procedures;

    • j. opstellen van risicoanalyses;

    • k. opstellen van keurplannen;

    • l. mede opstellen van kwaliteitsplannen per product;

    • m. mede bepalen van het kwaliteitsbeleid van de afzetorganisatie en het concretiseren daarvan in de dagelijkse praktijk, of

    • n. fungeren als aanspreekpunt voor controles door Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau.

  • 4. Uitgaven voor de kosten van een keurmeester als bedoeld in artikel 140, tweede lid, op het gebied van de taken die afzet gerelateerd zijn niet subsidiabel.

Artikel 143

Uitgaven van de producentenorganisatie voor gekwalificeerde externe diensten ten behoeve van productcontrole inclusief begeleiding en audits zijn subsidiabel.

Artikel 144

Uitgaven van de producentenorganisatie voor Reglement Interne Kwaliteitscontrole certificering en audits zijn subsidiabel en omvatten mede de kosten van jaarlijks toezicht bij minimaal 30% van de bij een producentenorganisatie aangesloten leden.

Artikel 145

Uitgaven van de producentenorganisatie voor houdbaarheidscontroles en kwaliteitsanalyses zijn subsidiabel.

Artikel 146

Uitgaven van de producentenorganisatie voor certificering van meet- en weegapparatuur voor zover het betreft kosten van inspecteren, testen, kalibreren en certificeren zijn subsidiabel.

Artikel 147
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor residumonitoring zijn subsidiabel voor zover de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma aan de minster het residumonitoringsplan van dat lopende jaar en een gedegen risico analyse overlegt.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, omvatten slechts de kosten voor:

    • a. residu analyses;

    • b. monstername;

    • c. analyses op microbiologische of fysische productkwaliteit, of

    • d. beoordeling van het residumonitoring systeem.

  • 3. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens extra monstername en extra analyses omvatten.

  • 4. De analyses, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a en c en het derde lid, zijn subsidiabel indien zij worden uitgevoerd door een bij de Raad voor Accredatie geaccrediteerde laboratoria.

  • 5. De monstername, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b en het derde lid, is subsidiabel voor zover de monstername plaatsvindt conform de voorschriften van richtlijn 2002/63.

  • 6. De residu analyse, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a, vindt in ieder geval plaats volgens het in de sector gangbare standaardpakket aan werkzame stoffen:

    • a. GCMS en LCMS, of

    • b. LCMS.

  • 7. Onder de extra monstername en extra analyses, bedoeld in het derde lid, wordt verstaan monsters of analyses die uitgaan boven:

    • a. het aantal monsters of analyses dat wordt voorgeschreven in een gecertificeerd residumonitoringsplan, of

    • b. een aantal van gemiddeld één monster of analyse per lid, indien er geen gecertificeerd residumonitoringsplan is of dit plan geen voorschriften bevat omtrent het aantal monsters of analyses.

Artikel 148
  • 1. Bij de indiening van de steunaanvraag overlegt de producentenorganisatie aan de minister voor de uitgaven, bedoeld in artikel 147, eerste lid, een opgave van:

    • a. het aantal uitgevoerde analyses, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister;

    • b. het uitgevoerde residumonitoringsplan, bedoeld in artikel 147, eerste lid, onder vermelding van datum, lidnummer, gewas, monsternemer en monsternummer, laboratorium en analysenummer, analysemethoden, uitslag analyse, waardering uitslag wat betreft maximum residulimiet en wettelijke toelating ingevolge verordening 1107/2009;

    • c. de niet-gedeclareerde monsters of analyses die wel onderdeel uitmaken van het residumonitoringsplan, bedoeld in onderdeel b;

    • d. de uitkomsten van de uitgevoerde analyses en percentage afwijkingen bij de waardering van het totale aantal uitgevoerde analyses, en

    • e. de acties die de producentenorganisatie heeft ondernomen als gevolg van de uitkomsten, bedoeld in onderdeel d.

  • 2. De producentenorganisatie verstrekt op verzoek van de minister bij de steunaanvraag rapporten van de uitgevoerde analyses, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het model, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 149
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor bovenwettelijke kosten van fytosanitaire controles en monitoring voor andere landen dan de EU-lidstaten zijn subsidiabel voor zover de uitgaven gedurende het jaar 2014 zijn betaald.

  • 2. Bovenwettelijke kosten als bedoeld in het eerste lid zijn beperkt tot sectorale monitoringsprogramma’s, die betrekking hebben op specifieke organismen en niet vallen onder de reguliere fytosanitaire verplichtingen voortvloeiend uit Europese en nationale regelgeving of internationale fytosanitaire afspraken.

  • 3. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, worden mede verstaan de kosten van fytosanitaire controles en monitoring van de Middellandse Zee fruitvlieg, Tomatenmineermot en de Afrikaanse fruitmot inclusief de extra kosten van het verstrekken van een certificaat.

Artikel 150

Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel zijn subsidiabel als het gaat om monsternames.

Artikel 151
  • a. Uitgaven van de producentenorganisatie voor externe diensten zijn subsidiabel als het gaat om:

    • a. residu analyses;

    • b. monsternames;

    • c. analyses op microbiologische of fysische productkwaliteit;

    • d. begeleiding, audits en certificering van het residumonitoring systeem;

    • e. verstrekken van een residucertificaat of een voedselveiligheidscertificaat, of

    • f. ondersteuning en abonnementen in geval van een chemische, microbiële of fysische calamiteit.

  • b. Indien de uitgaven voor een analyse als bedoeld in het eerste lid als een sanctie in geval van een overtreding door het lid doorbelast worden aan dat lid, dan zijn deze uitgaven niet subsidiabel.

AFDELING 3. ACTIES DIE GERICHT ZIJN OP DE VERBETERING VAN DE AFZET
Artikel 152

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder iii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011;

  • b. titel 2, en

  • c. deze afdeling.

Paragraaf 1 Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa
Artikel 153

Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van marktgerichte investeringen in de naoogstfase zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. sorteer- en verpakcentra;

  • b. distributiecentra;

  • c. verwerkingscentra, of

  • d. fustopslag.

Artikel 154
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van marktgerichte investeringen in de naoogstfase zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. het koelen, conditioneren en diepvriezen van producten, en

    • b. energiebesparende apparatuur ten behoeve van koeling van producten.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde uitgaven zijn slechts subsidiabel voor zover het uitgaven voor volledige investeringen betreft.

  • 3. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen onder meer de investeringen in:

    • a. koelhuizen;

    • b. koelcellen;

    • c. koelinstallaties;

    • d. vriescellen met inbegrip van trafovoorzieningen;

    • e. conditioneringswanden;

    • f. luchtgordijnen;

    • g. ijskoeling;

    • h. hydrokoeling, of

    • i. installaties bestemd voor koude keten van sorteer- en expeditieruimten.

  • 4. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede investeringen in de eerste aanschaf van meet- en regelapparatuur voor sturing.

  • 5. Onder een volledige investering als bedoeld in het tweede lid in koelapparatuur of conditioneringsapparatuur wordt verstaan de complete koelunit met toebehoren.

  • 6. In geval van koelhuizen en koelcellen wordt een cel en koelunit met toebehoren als twee afzonderlijke investeringen beschouwd.

Artikel 155

Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van marktgerichte investeringen in de naoogstfase zijn subsidiabel, indien het gaat om, onder meer:

  • a. sorteer- en verpakkingslijnen;

  • b. sorteer- en verpakkingsapparatuur;

  • c. flowpackmachines;

  • d. weeg-, prijs- en etiketteerapparatuur;

  • e. snij- en wasapparatuur, met uitzondering van snijmachines voor champignons;

  • f. sorteerders bestemd voor witlofpennen met uitzondering van vulstations;

  • g. palletiseersystemen;

  • h. ombindmachines;

  • i. stapelaar;

  • j. trayopzetmachines en dozenopzetmachines;

  • k. plano-feeders, of

  • l. schilmachines en slicers bestemd voor de voorbereiding van producten zonder daarvan een verwerkt product te maken.

Artikel 156
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor huurkosten zijn subsidiabel, indien het gaat om:

    • a. koelcellen of koelhuizen, of

    • b. machines als bedoeld in artikel 155.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn subsidiabel in het jaar waarin zij aan de producentenorganisatie zijn gefactureerd.

  • 3. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, omvatten geen algemene productiekosten als bedoeld in punt 1 van Bijlage IX van verordening 543/2011.

  • 4. Onder algemene productiekosten als bedoeld in het derde lid, worden in ieder geval verstaan:

    • a. in- en uitslagkosten, of

    • b. energiekosten.

  • 5. De producentenorganisatie overlegt uiterlijk bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid:

    • a. een huurcontract, en

    • b. een registratie van de in- en uitslagkosten, bedoeld in het vierde, onderdeel a, voor de uitgaven bedoeld in het eerste lid.

Artikel 157
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in vollegrondsteelt zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om investeringen in gecombineerde oogst- sorteer- en verpakkingssystemen en apparatuur bestemd voor het reinigen, sorteren, wegen of verpakken van de in de grond geteelde gewassen, en

    • b. de investeringen gebruikt worden in het veld direct na de oogstfase.

  • 2. In geval van een geïntegreerd systeem met een oogstmachine zijn de meerkosten van de toegevoegde functies ten opzichte van een vergelijkbare oogstmachine zonder extra functies als uitgaven als bedoeld in het eerste lid, subsidiabel.

  • 3. Indien de in het eerste lid bedoelde uitgaven een mobiel pakstation betreffen, zijn maximaal twee in het pakstation geïntegreerde wagens subsidiabel.

  • 4. Investeringen in tractoren zijn niet subsidiabel.

Artikel 158
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor beleggen in aandelen, onder de voorwaarden genoemd in punt 21 van Bijlage IX van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien het gaat om uitgaven voor de waarde van de materiële vaste activa.

  • 2. De producentenorganisatie toont de belegging, bedoeld in het eerste lid, aan door middel van bankstukken.

Artikel 159
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in duurzame energie in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn subsidiabel indien:

    • a. deze investeringen leiden tot een besparing op het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 15% en maximaal 25%, en

    • b. het gaat om onder meer:

      • zonnepanelen;

      • zonnecollectoren, of

      • windmolens.

  • 2. In geval van een investering in zonne-energie-installatie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b zijn de kosten van de installatie zelf en het draagmateriaal subsidiabel.

  • 3. Uitgaven voor aanpassing aan het gebouw en een installatie van zonne-energie op het dak van een nabijgelegen bedrijf van een derde zijn niet subsidiabel.

Artikel 160
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in warmtekrachtkoppeling installaties in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn subsidiabel voor zover:

    • a. een energiebesparing van minder dan 25% wordt behaald, en

    • b. de opgewekte warmte en elektriciteit voor een substantieel deel binnen het bedrijf van het lid wordt aangewend.

  • 2. Uitgaven voor bouwkundige voorzieningen bij aanschaf van warmte-krachtkoppeling installaties zijn niet subsidiabel.

Artikel 161

Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in aardwarmte in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn subsidiabel indien deze investeringen leiden tot een besparing op het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 15% en maximaal 25%.

Artikel 162

Uitgaven van de producentenorganisatie met uitzondering van glastuinbouwbedrijven voor investeringen in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn subsidiabel indien deze investeringen leiden tot een besparing op het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 15% en maximaal 25%.

Artikel 163
  • 1. Uitgaven voor investeringen betreffende het programma ‘Kas als Energiebron’ of ‘Het nieuwe telen’ zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minder dan 25% geeft;

    • b. het gaat om installaties ten behoeve van semi-gesloten kassen en overige energiebesparende installaties, en

    • c. indien zij bestaan uit één van de volgende systemen of installaties:

      • buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt;

      • energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning of voorverwarming, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt;

      • luchtbehandelingsystemen ter ontvochtiging van lucht, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt;

      • hogedrukvernevelingsysteem met een adiabatische koeling, waarbij de druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron bedraagt;

      • warmtewisselingsysteem, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt;

      • warmtepomp, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt;

      • seizoensopslagsysteem voor warmte en koude, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt;

      • warmtebuffertank;

      • tweede energiescherm, waarbij de energiebesparing met het doek dicht minimaal 45% bedraagt;

      • 10° eerste energiescherm voor bedrijven met een verbruik van minder dan 25 Nm3 aardgasequivalent/m2, waarbij de energiebesparing met het doek dicht minimaal 35% bedraagt;

      • 11° gevelscherm, waarbij de energiebesparing met het scherm dicht minimaal 40% bedraagt;

      • 12° rookgascondensors bestemd voor warmte terugwinning, waarbij de besparing van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen minimaal 15% bedraagt.

  • 2. Het scherm, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 9° tot en met 11°, is geen scherm voor lichtafscherming of een lichtdoorlatend gevelscherm.

  • 3. De vervanging van bestaande schermen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 9° tot en met 11°, is niet subsidiabel.

Artikel 164

Uitgaven van de producentenorganisatie voor investeringen in installaties en helofytenfilters in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen ten behoeve van waterzuivering zijn subsidiabel indien het de meerkosten van de bovenwettelijke zuivering ten opzichte van een standaardzuivering betreft.

Artikel 165
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aankoop van licenties van een merk ten behoeve van de marktgerichte investeringen in de naoogstfase zijn subsidiabel, indien:

    • a. het merk als merk geregistreerd of gedeponeerd is, en

    • b. de producentenorganisatie, of een minimaal 90% van de dochteronderneming van de producentenorganisatie, eigenaar is van het merk.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, voor een volledige overname van een licentie zijn niet subsidiabel.

Artikel 166
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aankoop van licenties voor het gebruik van zaden en plantgoed van nieuwe rassen zijn subsidiabel voor een periode van maximaal twee operationele programma’s voor zover bij de aanvang van het project de nieuwe rassen nog niet op een bepaalde markt zijn geïntroduceerd en de producentenorganisatie bij het indienen van het operationeel programma:

    • a. door middel van contracten of andere schriftelijke bescheiden kan aantonen dat gedurende de looptijd van het project het betreffende ras slechts op een vooraf vastgestelde hoeveelheid areaal wordt geproduceerd;

    • b. een marketingplan verstrekt waarmee zij zich in de markt met het betreffende ras voornemens is te onderscheiden;

    • c. inzage geeft in de daadwerkelijke betaalde prijzen voor het zaad of plantgoed, en

    • d. licentiecontract(en) en het marketingplan ter goedkeuring aan de minister voorlegt.

  • 2. De producentenorganisatie overlegt jaarlijks bij de indiening van de steunaanvraag aan de minister, ten aanzien van de met behulp van de zaden en het plantgoed geteelde planten, bedoeld in het eerste lid:

    • a. een overzicht, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, van:

      • de geteelde rassen;

      • de locatie(s) waarop de planten geteeld zijn, gemarkeerd op een bedrijfskaart;

      • het geteelde areaal per ras;

      • het aantal planten per ras, en

    • b. het resultaat van het marketingplan waaruit blijkt hoe de producentenorganisatie zich in de markt met het betreffende ras heeft onderscheiden.

  • 3. De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen voor de in het eerste lid bedoelde zaden en plantgoed.

  • 4. Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor een volledige overname van een licentie zijn niet subsidiabel.

  • 5. Het model, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 167
  • 1. Uitgaven van producentenorganisaties voor het ontwerpen, bouwen en implementeren van geautomatiseerde systemen voor warehouse management zijn gedurende maximaal drie jaar subsidiabel voor zover zij tot doel hebben:

    • a. kwaliteitsverbetering van het proces;

    • b. tracking and tracing van producten;

    • c. koppeling van vraag aan aanbod, en

    • d. efficiencyverbetering.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn slechts subsidiabel, indien het de eerste aanschaf betreft.

  • 3. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen kosten voor de interface van het warehouse management systeem, inclusief de benodigde aanpassingen ten behoeve van de werking van de interface, met:

    • a. een aanvoerregistratiesysteem;

    • b. een verkoopsysteem;

    • c. het verladingssysteem;

    • d. een orderregistratiesysteem, of

    • e. een facturatiesysteem.

  • 4. De benodigde aanpassingen van de systemen, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, in het kader van de interface is eveneens subsidiabel als uitgaven als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, voor scanners, touchscreens, tags, punnets en RIFD zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel.

  • 6. Uitgaven voor het verder uitrollen van een bestaand geautomatiseerde systemen voor warehouse management zijn niet subsidiabel.

  • 7. In geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, wordt door de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van het operationeel programma een onderbouwd plan overlegd met daarin:

    • a. een gedetailleerde beschrijving van het project;

    • b. een begroting van de investeringskosten;

    • c. een definiëring van de onderdelen van de investeringskosten;

    • d. een verdeling van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten met bijbehorende begrote bedragen, en

    • e. een gedetailleerde beschrijving van de functionaliteit van de verschillende onderdelen door de leverancier.

  • 8. Uitgaven voor hardware of software van het in het eerste lid bedoelde systeem zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel, indien de producentenorganisatie aan de minister op basis van een offerte niet kan aantonen dat deze hardware of software uitsluitend bestemd is voor de functionaliteiten, genoemd in het eerste lid.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van andere acties
Artikel 168

Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeel en de inhuur van externe diensten ten behoeve van het ontwerpen, bouwen en implementeren van geautomatiseerde systemen voor warehouse management zijn subsidiabel.

Artikel 169

Uitgaven van de producentenorganisatie voor software ten behoeve van het ontwerpen, bouwen en implementeren van geautomatiseerde systemen voor warehouse management zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel, indien de producentenorganisatie aan de minister op basis van een offerte niet kan aantonen dat deze software uitsluitend bestemd is voor de functionaliteiten, genoemd in artikel 167, onderdelen a tot en met d.

Artikel 170

Uitgaven van de producentenorganisatie voor marketing en promotie als bedoeld in punt 15 van bijlage IX van verordening 543/2011 zijn subsidiabel indien:

  • a. de activiteiten een logisch onderdeel vormen van het operationeel programma van de producentenorganisatie;

  • b. de activiteiten jaarlijks beschreven zijn in het jaarplan afzetbevordering van de producentenorganisatie, en

  • c. per activiteit geformuleerd is de doelgroep, het doel, de inhoud, de looptijd, het verwachtte resultaat en de begrote kosten.

Artikel 171

Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten in het kader van promotie en communicatie zijn subsidiabel, indien het gaat om, onder meer:

  • a. het bouwen van nieuwe websites, of

  • b. het uitbreiden van bestaande websites met aantoonbare nieuwe elementen.

Artikel 172
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor promotieactiviteiten en promotieartikelen, inclusief steekkaarten of wikkels bij tijdelijke acties, voor producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend, zijn subsidiabel als het gaat om uitgaven voor:

    • a. advertenties in magazines of kranten;

    • b. promotie in een blad of magazine van supermarkten, indien:

      • de producentenorganisatie aan de hand van schriftelijke bewijsstukken kan aantonen dat er betaald is voor de advertentie;

      • in het blad of magazine duidelijk vermeld is dat de supermarkt de afzender is, en

      • er geen logo of verwijzing naar de supermarkt in de advertentie is opgenomen.

    • c. ontwikkelingskosten van de lay-out en extra kosten van reclamedrukwerk op verpakkingen of etiketten;

    • d. toonbankdisplays, flyers of folders, gadgets, belettering, aangekochte producten voor standaankleding;

    • e. billboards, radioreclame, tv-reclame, banners op websites;

    • f. uitdelen van producten ter waarde van de marktprijs van het uit te delen product, indien deze actie aantoonbaar minimaal vier weken voor de uitvoering van de actie gepland is en niet bedoeld is als interventiemaatregel;

    • g. kookdemonstraties;

    • h. bedrijfsrondleidingen bij een producentenorganisatie of lid van de producentenorganisatie, open dag, opening, jubileum, of

    • i. deelname aan beurzen, indien deze beurzen gericht zijn op afnemers van de producentenorganisatie.

  • 2. Ter onderbouwing van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, overlegt de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag een uitnodigingslijst.

  • 3. Promotieacties of promotieartikelen waarvan de kosten mede worden gedragen door een afnemer zijn niet subsidiabel.

Artikel 173
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor websites en sociale media in het kader van promotie zijn subsidiabel.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen onder meer de kosten van:

    • a. het registreren van een domeinnaam;

    • b. het bouwen van nieuwe websites, of

    • c. het uitbreiden van bestaande websites met aantoonbare nieuwe elementen.

  • 3. Kosten voor abonnementen bij providers, hosting van serverruimte, communicatie met het web, het updaten van bestaande websites en berichtgeving in het kader van social media zijn niet subsidiabel.

Artikel 174
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor sponsoring in het kader van promotie zijn subsidiabel voor zover de sponsoring een onderdeel is van het marketingplan van de producentenorganisatie.

  • 2. Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie aan de minister een sponsorovereenkomst met daarin vermeld:

    • a. het sponsorbedrag;

    • b. de uitgaven voor ondersteunende middelen, en

    • c. de tegenprestatie van de gesponsorde partij gericht op het realiseren van de marketingdoelstellingen van de producentenorganisatie.

Artikel 175
  • 1. De netto uitgaven van de producentenorganisatie voor magazines in het kader van promotie zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel, indien het magazine:

    • 1. niet gericht is op de aangesloten leden, en

    • 2. voor minder dan 50% van de oplage aan leden van de producentenorganisatie wordt verzonden.

  • 2. De netto uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn de totale kosten minus de ontvangen opbrengsten.

  • 3. De producentenorganisatie beschikt over een overzicht van de ontvangers van het magazine, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 176

Uitgaven van de producentenorganisatie voor het ontwikkelen van een communicatiestrategie en een merk voor de producentenorganisatie zijn subsidiabel.

Artikel 177
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor sectorpromotie en verbetering van het imago van de voedingstuinbouw zijn subsidiabel.

  • 2. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, kunnen onder meer omvatten:

    • a. consumentenbeurzen en publieksevenementen, of

    • b. promotionele activiteiten in het kader van duurzaam telen.

Artikel 178

Uitgaven van de producentenorganisatie voor collectieve acties door meerdere producentenorganisaties voor generieke promotie-uitingen zijn subsidiabel.

Artikel 179

Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten in het kader van subsidiabele ICT-activiteiten bestemd voor marketing en verkoopbevordering zijn subsidiabel.

Artikel 180
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten ten behoeve van activiteiten gericht op opstellen van een plan voor afzetbevordering zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. het laten uitvoeren van onderzoek op het gebied van afzetbeleid voor zover niet gericht op de interne organisatie van de producentenorganisatie;

    • b. het jaarlijks aanpassen of opstellen van marketingplannen of accountplannen, of

    • c. relatiebeheer in het kader van contact met afnemers.

  • 2. Onder afzetbevordering als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan samenwerking in de keten, promotie, innovatie en planning van het productaanbod.

  • 3. Onder personeel en externe diensten als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a. categoriemanagers;

    • b. accountmanagers;

    • c. productmanagers;

    • d. marketingpersoneel;

    • e. marketingmanagers, of

    • f. marktonderzoekers.

  • 4. De activiteiten van het personeel en externe diensten, bedoeld in het derde lid, hebben in ieder geval betrekking op het:

    • a. uitvoeren van keuringen en opstellen van een keurrapport;

    • b. bewaken van de kwaliteit tijdens de periode van overslag;

    • c. uitvoeren van metingen aan het product;

    • d. monitoren van de houdbaarheid en het uitstalleven van producten;

    • e. uitvoeren van specifieke keuringen op basis van klantspecificaties;

    • f. onderhouden van contact met het lid van een producentenorganisatie over keurresultaten en in voorkomende gevallen binnengekomen klachten, en

    • g. geven van een instructie aan het lid om de kwaliteit te verbeteren.

Artikel 181

Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aankoop van paneldata of voor het testen van een product waarvoor de producentenorganisatie is erkend door een smaakpanel bestemd voor marktonderzoek groenten en fruit zijn subsidiabel.

Artikel 182

Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten in het kader van marktonderzoeken en productmarktanalyses voor groenten en fruit zijn subsidiabel indien het onder meer gaat om:

  • a. consumentenonderzoek, of

  • b. onderzoek naar de business opportunities op een afzetmarkt.

Artikel 183
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor productinnovatie zijn subsidiabel voor zover de producentenorganisatie aan de minister de vernieuwing of het vernieuwende aspect aantoont.

  • 2. Onder productinnovatie als bedoeld in het eerste lid wordt onder meer de ontwikkeling van nieuwe producten, verpakkingen of toepassingen verstaan.

Artikel 184
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten in het kader van keurmerken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn subsidiabel.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen onder meer de kosten voor:

    • a. de invoering van maatschappelijk verantwoord ondernemen op basis van ISO 26000, of

    • b. audits, begeleiding, certificering en membershipfees van keurmerken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

AFDELING 4. ONDERZOEK EN EXPERIMENTELE PRODUCTIE
Artikel 185

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder iv, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011;

  • b. titel 2, en

  • c. deze afdeling.

Artikel 186
  • a. Bij de indiening of gedurende de looptijd van het operationeel programma wordt door de producentenorganisatie aan de minister een onderzoeksvoorstel of innovatie voorstel voorgelegd in geval van de uitgaven, bedoeld in deze afdeling.

  • b. Het voorstel, bedoeld in het eerste lid, bevat, voor zover van toepassing, de volgende beschrijvingen:

    • a. naam project;

    • b. looptijd;

    • c. het soort gewas;

    • d. locatie van het onderzoek;

    • e. de probleemstelling;

    • f. doel van het project;

    • g. bestaande kennis zowel binnen als buiten de eigen organisatie;

    • h. plan van aanpak inhoudende opzet, werkwijze, eventueel fasering;

    • i. te bereiken resultaten;

    • j. plan voor kennisoverdracht onder de eigen leden van de producentenorganisatie of de gehele sector groenten en fruit;

    • k. naam uitvoerder(s);

    • l. begroting;

    • m. externe advisering, en

    • n. onderbouwing van de kosten met verwijzing naar overlegde offertes.

  • c. De producentenorganisatie kan personeelskosten voor de eigen werkzaamheden van de leden of medewerkers van de leden in het kader van uitgaven als bedoeld in deze afdeling opvoeren voor maximaal 20% van de totale begroting van het onderzoek, exclusief investeringen en gebruikelijke teeltkosten, met een maximum op jaarbasis van in totaal 400 uur per lid.

  • d. In het kader van de personeelskosten, bedoeld in het derde lid, bevat een onderzoeksvoorstel als bedoeld in het tweede lid:

    • a. een onderbouwing van de personeelskosten;

    • b. een beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden, en

    • c. een planning van het aantal uren per medewerker gedurende de looptijd van het onderzoek.

  • e. Bij de indiening van de steunaanvraag overlegt de producentenorganisatie aan de minister een onderzoeksverslag voor het onderzoek dat op grond van deze afdeling wordt gesubsidieerd.

Paragraaf 1 Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa
Artikel 187

Uitgaven van de producentenorganisatie voor onderzoek en experimentele productie door investeringen in laboratoria zijn subsidiabel, indien de in het laboratorium uit te voeren onderzoeken betrekking hebben op activiteiten die op grond van titel 3 van dit hoofdstuk worden gesubsidieerd.

Artikel 188

Onder innovatieve investeringen in deze paragraaf wordt verstaan:

  • a. innovaties die niet langer dan 3 jaar op de markt zijn, of

  • b. langer dan 3 jaar bestaande perspectiefvolle innovaties, die nog niet of nauwelijks zijn ingevoerd.

Artikel 189

Uitgaven van de producentenorganisatie in innovatieve investeringen, als bedoeld in deze paragraaf, zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. een voor de sector groenten en fruit vernieuwende investering;

  • b. welk een uitstralingseffect heeft naar de leden van de producentenorganisatie;

  • c. waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt en

  • d. waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen leden of de gehele sector groenten en fruit bekend maakt.

Artikel 190

Uitgaven van de producentenorganisatie in innovatieve meetapparatuur ten behoeve van onderzoek en geleidebestrijding zijn subsidiabel, indien zij betrekking hebben op activiteiten die op grond van titel 3 van dit hoofdstuk worden gesubsidieerd.

Artikel 191

Uitgaven van de producentenorganisatie in ontwikkelingskosten van innovatieve machines en de aanschaf van het eerste prototype zijn subsidiabel.

Artikel 192
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in innovatieve milieu-investeringen in het kader van praktijkonderzoek zijn subsidiabel, indien het onder meer gaat om:

    • a. duurzame energie en energiebesparing;

    • b. waterbesparing, of

    • c. emissiebeperking.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen investeringen in apparatuur voor precisiebemesting voor vollegrondsgroenten, indien het gaat om een doseerunit met toebehoren voor het gelijktijdig met het zaaien, planten, frezen, schoffelen of aanaarden gedoseerd toedienen van vloeibare meststoffen in de grond vlakbij het zaad of de plant.

  • 3. De investeringen, bedoeld in het tweede lid, zijn gericht op de beperking van het mineralenverbruik en de uitspoeling van mineralen onder gelijktijdige instandhouding van de productkwaliteit.

Artikel 193
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in innovatieve investeringen op het gebied van de kwaliteit in het kader van praktijkonderzoek zijn subsidiabel.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen investeringen in innovatieve apparatuur subsidiabel, indien:

    • a. zij bestemd zijn voor nachtvorstbestrijding in de fruitteelt door middel van het verblazen van hete lucht, en

    • b. het een voortgetrokken uitvoering betreft bestaande uit:

      • een gasbrander;

      • een ventilator met een voldoende grote capaciteit van circa 225.000 m3/uur, en

      • gasflessen met een gezamenlijke inhoud van circa 190 kg.

Artikel 194

Uitgaven van de producentenorganisatie in innovatieve investeringen op het gebied van aanbod en afzet in het kader van praktijkonderzoek zijn subsidiabel.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van andere acties
Artikel 195

Uitgaven van de producentenorganisatie in kosten voor het uitvoeren van een experiment bestemd voor onderzoek en experimentele productie zijn subsidiabel, indien het gaat om:

  • a. een voor de sector groenten en fruit vernieuwende pilot;

  • b. welk een uitstralingseffect heeft naar de leden van de producentenorganisatie;

  • c. waarbij de producentenorganisatie een financieel risico loopt, en

  • d. waarvan de producentenorganisatie de resultaten onder de eigen leden of de gehele sector groenten en fruit bekend maakt.

Artikel 196

Uitgaven van de producentenorganisatie in onderzoek gericht op productieplanning zijn subsidiabel, indien het onder meer gaat om onderzoek naar:

  • a. nieuwe rassen, of

  • b. verlenging van het oogstseizoen van producten met behoud van kwaliteit.

Artikel 197

Uitgaven van de producentenorganisatie gericht op verbetering of behoud van de productkwaliteit zijn subsidiabel, indien het onder meer gaat om:

  • a. aankoop van producten voor proeven;

  • b. onderzoek naar kwaliteitsproblemen;

  • c. rassenproeven ten behoeve van kwaliteit;

  • d. de vaststelling van het optimale bestuivingsmoment bij fruit ter verbetering van de vruchtzetting en de kwaliteit van vruchten;

  • e. onderzoek naar pluktijdstip van appel of peer;

  • f. testen van nieuwe methoden om de rijpheid of om de bewaarbaarheid te meten, of

  • g. onderzoek naar de gevolgen van lange bewaring op de kwaliteit.

Artikel 198
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de introductiefase van onderzoek ter verbetering van de productkwaliteit naar coating voor diffuus licht in de praktijk bij de paprika- en aubergineteelt zijn subsidiabel, indien de coating en het verwijderingsmiddel geen ernstige milieu effecten hebben.

  • 2. Uitsluitend de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, voor de eerste aanschaf en het maximaal één keer opbrengen van de coating zijn subsidiabel met een maximumbedrag per lid van € 2.500,– per ha.

  • 3. De producentenorganisatie toont aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag aan de hand van schriftelijke bewijsstukken de verbetering van de kwaliteit, bedoeld in het eerste lid, aan.

Artikel 199

Uitgaven van de producentenorganisatie voor rassenproeven op het gebied van smaak, functional foods en productinnovatie bestemd voor de verbetering van afzet zijn subsidiabel.

Artikel 200
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor onderzoek naar nieuwe product-marktcombinaties en productinnovaties zijn subsidiabel, indien de producentenorganisatie de vernieuwing of het vernieuwende aspect bij de indiening van het operationeel programma voldoende onderbouwd.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zijn mede projecten in het kader van Biobased Economy subsidiabel, indien het onderzoek betreft naar het tot waarde brengen van plantaardig materiaal met als doel om nieuwe product-marktcombinaties tot stand te brengen.

Artikel 201

Uitgaven van de producentenorganisatie voor onderzoek naar het onderhouden van een winkelschap of retailpositionering zijn subsidiabel.

Artikel 202
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie in het kader van milieu zijn subsidiabel, indien het gaat om onderzoek naar:

    • a. waterbesparing;

    • b. energiebesparing;

    • c. alternatieve energiebronnen, of

    • d. biologische grondontsmetting voor zover betreft een langer bestaande, perspectiefvolle innovatie die nog niet of nauwelijks is ingevoerd.

  • 2. De uitgaven voor onderzoek naar biologische grondontsmetting, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel d, zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007 voor 50% subsidiabel en betreffen slechts uitgaven voor:

    • a. materialen;

    • b. monitoring, of

    • c. begeleiding.

Artikel 203
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie op het gebied van milieu bestemd voor onderzoeken en experimentele productie zijn subsidiabel de uitgaven, indien het gaat om:

    • a. milieu analyses;

    • b. onderzoek naar nieuwe teeltconcepten, of

    • c. onderzoek naar problemen met bacterieziekte Agrobacterium tumefaciëns.

  • 2. Onder de uitgaven voor onderzoek naar nieuwe teeltconcepten, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, vallen de kosten van gewasbeschermingsmiddelen en bodemverbeterende middelen, indien deze middelen een integraal onderdeel uitmaken van het onderzoek.

  • 3. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is per gewas slechts subsidiabel:

    • a. voor maximaal drie jaar, en

    • b. voor maximaal drie leden van de producentenorganisatie met gemiddeld 4 ha areaal.

AFDELING 5. OPLEIDINGSACTIES OF ACTIES DIE GERICHT ZIJN OP BEVORDERING VAN DE TOEGANG TOT ADVIESDIENSTEN
Artikel 204

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder v, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld door:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011;

  • b. titel 2, en

  • c. deze afdeling.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen inzake opleidingsacties en adviesdiensten
Artikel 205
  • 1. Bij de indiening van het operationeel programma verstrekt de producentenorganisatie in geval van educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling aan de minister een beschrijving van:

    • a. onderwerp(en) en leerdoel(en) van de bijeenkomst;

    • b. het programma met een specificatie van de onderdelen en gehanteerde werkvormen;

    • c. aantal bijeenkomsten met vermelding van de data en de duur per bijeenkomst, en

    • d. de kosten van de bijeenkomst.

  • 2. Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling aan de minister:

    • a. een deelnemerslijst, en

    • b. een aanwezigheidsregistratie per bijeenkomst per deelnemer voorzien van een handtekening van de deelnemer.

  • 3. Uitsluitend leden, medewerkers van leden en medewerkers van de producentenorganisatie, waaronder medewerkers van dochterondernemingen en kleindochterondernemingen van de producentenorgaisatie, kunnen deelnemen aan educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling.

  • 4. In het kader van uitgaven voor educatieve bijeenkomsten als bedoeld in deze afdeling zijn uitsluitend de door de organisatie van de educatieve bijeenkomst in rekening gebrachte kosten en de reis- en verblijfkosten van de deelnemer, bedoeld in het derde lid, subsidiabel.

Artikel 206
  • 1. Bij de uitgaven voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt, bedoeld in de artikelen 208, 209, 211, 212, 214 en 222, stellen voorlichters jaarlijks per deelnemend lid van de producentenorganisatie, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, evaluatierapporten op.

  • 2. De evaluatierapporten, bedoeld in het eerste lid, bevatten:

    • a. een samenvatting van de concreet gegeven adviezen;

    • b. de beoogde effecten, en

    • c. de resultaten met betrekking tot de onderdelen kwaliteitsverbetering en milieureducties over gewasbeschermingsmiddelen, mineralen en energie.

  • 3. Bij de indiening van de steunaanvraag zendt de producentenorganisatie op verzoek van de minister een selectie van de evaluatierapporten, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De evaluatierapporten, bedoeld in het eerste lid, van elk deelnemend lid zijn opgenomen in de administratie van de producentenorganisatie.

  • 5. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 207
  • 1. Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van de uitgaven voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt, bedoeld in de artikelen 208, 209, 211, 212, 214 en 222, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, aan de minister:

    • a. de naam en aanvoernummer of nummer van het lid;

    • b. de naam van de voorlichter;

    • c. het soort gewas;

    • d. het areaal;

    • e. conform de overeenkomst tussen producentenorganisatie en voorlichter:

      • het aantal bezoeken;

      • de gemiddelde duur per bezoek in uren, en

      • het totaalbedrag per lid per gewas;

    • f. het totaalbedrag per lid per gewas en indien van toepassing met inbegrip van het door de voorlichter rechtstreeks aan het lid gefactureerde gedeelte, en

    • g. het subsidiabele percentage.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van biologische productie
Artikel 208

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor biologische productie zijn subsidiabel indien:

  • a. voldaan is aan de bepalingen opgenomen in verordening 834/2007, en verordening 889/2008, en

  • b. deelnemende leden van de producentenorganisatie beschikken over een geldig Skal certificaat of een bevestiging van Stichting Skal dat het bedrijf van het lid in omschakeling is naar biologische productie.

Artikel 209

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor biologische productie zijn subsidiabel indien het gaat om:

  • a. biologische teelt;

  • b. bodemvruchtbaarheid;

  • c. biologische bemesting;

  • d. compostering;

  • e. vruchtwisseling;

  • f. rassenkeuze;

  • g. biologische bestrijding en biologisch evenwicht, of

  • h. biologische teelttechniek.

Artikel 210

Uitgaven van de producentenorganisatie voor educatieve bijeenkomsten op het gebied van biologische productie zijn subsidiabel.

Paragraaf 3 Uitgaven ten behoeve van geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding
Artikel 211

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor geïntegreerde plaagbestrijding zijn subsidiabel als het gaat om:

  • a. biologische of geïntegreerde bestrijding;

  • b. geleide bestrijding;

  • c. het voorkomen van ziekten en plagen met inbegrip van gewas-, water- of bodemanalyses gericht op het vaststellen van ziekten en plagen, of

  • d. scouting

Artikel 212
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor algemeen advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor geïntegreerde productie betreffende kwaliteit en milieu zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel indien het onder meer gaat om:

    • a. gewasbeoordeling;

    • b. gewasbescherming;

    • c. watermanagement;

    • d. bemesting en reduceren mineralengebruik;

    • e. klimaataansturing, of

    • f. energiereductie.

  • 2. Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor de begeleiding voor de teelt van witlofpennen, bedoeld in het eerste lid, zijn niet subsidiabel.

Artikel 213
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor algemeen advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding betreffende kwaliteit en milieu zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel als het gaat om:

    • a. ICT modules bestemd voor advies en begeleiding;

    • b. abonnementen op mail- en webdiensten met inbegrip van waarschuwingsdiensten;

    • c. abonnementen op regionale landbouwkundige weerdiensten, of

    • d. beslisprogramma’s gericht op het uitvoeren van gewasbescherming op het juiste moment, met het juiste middel en in de juiste dosering.

  • 2. Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, aan de minister:

    • a. de naam en aanvoernummer of nummer van het lid;

    • b. de naam van de begeleidervoorlichter;

    • c. het soort gewas;

    • d. het areaal;

    • e. het totaalbedrag per lid per gewas en indien van toepassing met inbegrip van het door de voorlichter teeltbegeleider rechtstreeks aan het lid gefactureerde gedeelte, en

    • f. het subsidiabele percentage.

  • 3. Het model, bedoeld in het tweede lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 214

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor geïntegreerde productie of geïntegreerde plaagbestrijding betreffende kwaliteit en milieu zijn subsidiabel indien het onder meer gaat om:

  • a. aansturing van de voorlichters door de producentenorganisatie, of

  • b. opstellen van bedrijfsvergelijkingen door de producentenorganisatie met betrekking tot het verbruik en reductie van mineralen, gewasbeschermingsmiddelen en energie.

Artikel 215

Uitgaven van de producentenorganisatie voor educatieve bijeenkomsten op het gebied van geïntegreerde bestrijding, ziekten en plagen en cursussen scouting zijn subsidiabel.

Artikel 216

Uitgaven van de producentenorganisatie voor educatieve bijeenkomsten op het gebied van kwaliteit en milieuzorgsystemen zijn subsidiabel.

Artikel 217

Uitgaven van de producentenorganisatie voor algemeen educatieve bijeenkomsten op het gebied van kwaliteit en milieu zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel.

Paragraaf 4 Uitgaven ten behoeve van andere milieukwesties
Artikel 218

Uitgaven van de producentenorganisatie voor het uitvoeren van een energiescan in het kader van milieukwesties zijn subsidiabel.

Artikel 219

Uitgaven van de producentenorganisatie voor educatieve bijeenkomsten in het kader van milieukwesties zijn subsidiabel indien het onder meer gaat om:

  • a. energiereductie;

  • b. mineralenreductie, of

  • c. het stimuleren van kennisverwerving bestemd voor het geconditioneerde teelt of het ter uitvoering van het programma ‘ Het nieuwe telen’.

Paragraaf 5 Uitgaven ten behoeve van productkwaliteit
Artikel 220

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding bestemd voor het verbeteren van de productkwaliteit en kwaliteitscontrole met inbegrip van residuen van bestrijdingsmiddelen en traceerbaarheid zijn subsidiabel.

Artikel 221

Uitgaven van de producentenorganisatie voor educatieve bijeenkomsten op het gebied van productkwaliteit met inbegrip van residuen van bestrijdingsmiddelen en opfriscursussen voor kwaliteitsmedewerkers en keurmeesters zijn subsidiabel.

Paragraaf 6 Uitgaven ten behoeve van andere kwesties
Artikel 222

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ten behoeve van de teelt bestemd voor aanbodplanning zijn subsidiabel indien het onder meer gaat om:

  • a. opstellen teeltplan met inbegrip van aaltjes beheersingstrategie;

  • b. teelten voor de verwerkende industrie;

  • c. perceelsbeoordeling;

  • d. tactische perceelsplanning;

  • e. oogstspreiding;

  • f. nieuwe rassen;

  • g. zaaibegeleiding, of

  • h. monitoring teelt met inbegrip van proefrooiïngen en bemonstering van het eindproduct.

Artikel 223
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor studiereizen en beursbezoek, met uitzondering van de door de deelnemers bestede uren, zijn subsidiabel.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vallen mede kosten voor een retailtour met leden van een producentenorganisatie in binnen- of buitenland om de marktkennis te vergroten en op de hoogte te zijn van supermarkttrends.

  • 3. In geval van reizen als bedoeld in het eerste lid maakt de producentenorganisatie een verslag per reis met de omschrijving van:

    • a. de reisduur;

    • b. de bezochte instellingen, streken en personen;

    • c. het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens van deze deelnemers;

    • d. de doelstelling van de reis, en

    • e. een evaluatie.

  • 4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt door de producentenorganisatie aan de minister bij de indiening van de steunaanvraag overlegd.

Artikel 224

Uitgaven van de producentenorganisatie voor algemene op de voedingstuinbouw gerichte educatieve bijeenkomsten zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel.

Artikel 225

Uitgaven van de producentenorganisatie voor advies en begeleiding ter voorbereiding op en bij uitvoering van investeringen zijn subsidiabel.

AFDELING 6. CRISISPREVENTIE MAATREGELEN
Artikel 226

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. incidentele crisis:

een crisis veroorzaakt door een aanwijsbaar incident dat een belangrijke invloed heeft op de prijsvorming gedurende een kortere periode en

b. structurele crisis:

een crisis met een langdurige periode van lage prijzen, die onder de kostprijs liggen.

Artikel 227

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder vi, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

  • a. artikel 103 quater, tweede lid, van verordening 1234/2007;

  • b. artikelen 60, 86, 88 tot en met 90 van verordening 543/2011;

  • c. titel 2, en

  • d. deze afdeling.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen inzake crisispreventie maatregelen
Artikel 228
  • 1. In geval van een structurele crisis zijn de uitgaven, bedoeld in deze afdeling, uitsluitend subsidiabel als de acties het effect op korte en lange termijn kunnen sorteren.

  • 2. In geval van een incidentele crisis zijn de uitgaven, bedoeld in deze afdeling, uitsluitend subsidiabel als het effect van de acties gericht is op het oplossen van de crisis op korte termijn.

  • 3. De minister stelt vast in welke gevallen sprake is van een crisis als bedoeld in het eerste en tweede lid en wat de aard van deze crisis is.

  • 4. Voor het jaar 2014 verkeert in structurele crisis de afzet van de producten:

    • a. glasgroenten;

    • b. witlof;

    • c. bloemkool, en

    • d. champignons.

  • 5. De uitgaven van de producentenorganisatie, bedoeld in het eerste lid voor de premies betaald in het kader van oogstverzekering als bedoeld in artikel 232, eerste lid, zijn niet subsidiabel.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van afzetbevorderings- en communicatieactiviteiten
Artikel 229
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor personeelskosten en externe diensten in het kader van afzetbevorderings- en communicatieacties als bedoeld in artikel 103 quater, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007 zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. marktonderzoek;

    • b. marktstudies;

    • c. introductie van een nieuwe verpakkingswijze;

    • d. introductie van een merk;

    • e. promotie, of

    • f. reclame.

  • 2. Onder de uitgaven, als bedoeld in het eerste lid, worden mede verstaan voorbereidende uitgaven.

Artikel 230
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor collectieve generieke promotie-uitingen op het gebied van crisis zijn subsidiabel.

  • 2. Bij de indiening van het operationeel programma legt de producentenorganisatie in het kader van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, een plan inhoudende de concrete invulling van de acties en begroting voor aan de minister.

Paragraaf 3 Uitgaven ten behoeve van opleidingsacties
Artikel 231
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor opleidingsacties als bedoeld in artikel 103 quater, tweede lid, onderdeel d, van verordening 1234/2007 in het kader van crisispreventie zijn subsidiabel indien het om bijeenkomsten gaat van:

    • a. cursussen;

    • b. symposia;

    • c. seminars;

    • d. studiereizen, of

    • e. excursies.

  • 2. Onder de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, worden mede verstaan de uren besteed door leden, medewerkers van leden en medewerkers van de producentenorganisatie aan het bijwonen van de bijeenkomsten.

  • 3. Bijeenkomsten als bedoeld in het eerste lid zijn subsidiabel indien:

    • a. er sprake is van een structurele crisis, en

    • b. zij gericht zijn op het verwerven van inzicht in de mogelijkheden om de marktpositie te verbeteren.

  • 4. Bij de indiening van het operationeel programma verstrekt de producentenorganisatie in geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, aan de minister een beschrijving van:

    • a. onderwerp(en) en leerdoel(en) van de bijeenkomst;

    • b. het programma met een specificatie van de onderdelen en gehanteerde werkvormen;

    • c. aantal bijeenkomsten met vermelding van de data en de duur per bijeenkomst, en

    • d. de kosten van de bijeenkomst.

  • 5. Bij de indiening van de steunaanvraag verstrekt de producentenorganisatie in geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, aan de minister:

    • a. een deelnemerslijst, en

    • b. een aanwezigheidsregistratie per bijeenkomst en per deelnemer voorzien van een handtekening van de deelnemer.

  • 6. In geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en f, maakt de producentenorganisatie een verslag per reis of excursie met de omschrijving van:

    • a. de reisduur;

    • b. de bezochte instellingen, streken en personen;

    • c. het aantal deelnemers en de identiteitsgegevens van deze deelnemers;

    • d. de doelstelling van de reis, en

    • e. een evaluatie.

Paragraaf 4 Uitgaven ten behoeve van oogstverzekering
Artikel 232
  • 1. Uitgaven voor premies ten behoeve van een oogstverzekering als bedoeld in artikel 103 quater, tweede lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007 en de artikelen 88 en 89 van verordening 543/2011 zijn als actie subsidiabel voor zover de producentenorganisatie deze actie heeft opengesteld aan al haar leden.

  • 2. De uitgaven van de producentenorganisatie voor premies, bedoeld in het eerste lid, zijn uitsluiten subsidiabel indien zij daadwerkelijk betaald zijn, met uitzondering van assurantiebelasting en polis- of andere soortgelijke kosten onder aftrek van kortingen en retributies op pro rato basis van de betaalde premies.

  • 3. Indien de oogstverzekering, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend dekking biedt tegen ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld als bedoeld in artikel 2, lid acht, van verordening 1857/2006 vindt artikel 103 quinquies, het derde lid, van verordening 1234/2007 geen toepassing.

  • 4. Bij de indiening van de steunaanvraag wordt door de producentenorganisatie aan de minister, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, in geval van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, een lijst van de deelnemers overlegd onder vermelding van:

    • a. de naam, adres en woonplaats gegevens;

    • b. het soort gewas(sen);

    • c. het areaal;

    • d. de omschrijving van de verzekering;

    • e. het polisnummer;

    • f. de naam van de verzekeraar;

    • g. het bedrag van de verzekeringspremie;

    • h. het bedrag van het niet-subsidiabel deel en gedeclareerd bedrag;

    • i. de totale waarde van het verzekerde risico;

    • j. het percentage van de betaalde premie ten opzichte van het verzekerd bedrag, en

    • k. het percentage subsidiabel deel ten opzichte van het verzekerd bedrag.

  • 5. Het model, bedoeld in het vierde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Paragraaf 5 Uitgaven ten behoeve van steun voor de administratieve kosten van de onderlinge fondsen
Artikel 233
  • 1. In geval van administratieve kosten ten behoeve de oprichting van onderlinge fondsen, bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onderdeel f, van verordening 1234/2007 en artikel 90 van verordening 543/2007, treden deze fondsen in de plaats van de oogstverzekeringsacties, bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onderdeel e, van verordening 1234/2007.

  • 2. Onder de administratieve kosten, bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onderdeel f, van verordening 1234/2007 en artikel 90 van verordening 543/2007, vallen de kosten voor externe adviesdiensten op juridisch en administratief gebied voor de oprichting van de onderlinge fondsen.

  • 3. Voor zover van toepassing zijn de bepalingen opgenomen in artikel 232 van overeenkomstige toepassing op de uitgaven van de producentenorganisatie voor de administratieve kosten ten behoeve van de oprichting van onderlinge fondsen, bedoeld in dit artikel.

Paragraaf 6 Uitgaven ten behoeve van aflossing van kapitaal en rente van leningen
Artikel 234

Indien de producentenorganisatie, met inachtneming van artikel 74 van verordening 543/2011, een lening overhevelt naar het volgende operationele programma, mag de lening in totaal niet zijn opgenomen in meer dan drie opeenvolgende operationele programma’s.

AFDELING 7 MILIEUACTIES
Paragraaf 1 Algemene bepalingen voor milieuacties
Artikel 235

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de doelstelling, bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid onderdeel e, van verordening 1234/2007, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011;

  • b. artikel 39 van verordening 1698/2005,

  • c. titel 2, en

  • d. deze afdeling.

Artikel 236

De minister kan subsidie voor in het operationeel programma opgenomen milieuacties aanpassen wanneer het relevante referentieniveau wijzigt.

Artikel 237
  • 1. De producentenorganisatie voert acties ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007 uit gedurende de gehele looptijd van het operationeel programma.

  • 2. De acties, bedoeld in het eerste lid, worden tevens in een volgend operationeel programma opgenomen, indien dit noodzakelijk is om de looptijd te bereiken die van toepassing is op grond van artikel 39, derde lid, van verordening 1698/2005.

  • 3. De producentenorganisatie gebruikt de technische middelen, met uitzondering van vaste activa, waarvoor subsidie wordt verstrekt voor uitvoering van acties ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007, gedurende de hele periode, bedoeld in artikel 39, derde lid van verordening 1698/2005, voor de doeleinden zoals goedgekeurd in het operationeel programma.

Artikel 238

Duurzame productiemiddelen die op grond deze afdeling subsidiabel zijn kunnen gedurende de bedrijfseconomische levensduur vervangen worden, indien er significante milieuvoordelen zijn.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa en andere vormen van verwerving van vaste activa
Artikel 239
  • 1. Uitgaven voor investeringen in innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur zijn subsidiabel indien deze investeringen tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen.

  • 2. Innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur als bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a. spuitapparatuur;

    • b. UV-licht ter bestrijding van schimmelziekten;

    • c. thermische apparatuur;

    • d. mechanische onkruidbestrijdingsapparatuur,

    • e. GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken, indien de inzet van GPS systemen leidt tot positieve effecten op milieu of kwaliteit door aantoonbaar toepassen van:

      • precisie zaaien of planten;

      • precisietoediening van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en

      • precisie mechanische onkruidbestrijding;

    • f. apparatuur voor het elektrochemisch activeren van een zwakke oplossing van natriumchloride in onthard water in combinatie met een vernevelaar ter bestrijding van micro organismen, of

    • g. apparatuur om looftrekdoeken te ontsmetten.

  • 3. Spuitleidingen en het transportsysteem voor het verplaatsen naar de volgende rij of afdeling van spuitrobots en UV belichtingswagens zijn niet subsidiabel.

  • 4. In geval van opgebouwde zelfrijdende landbouwspuitmachines is uitsluitend het spuitsysteem subsidiabel.

  • 5. De uitgaven van de producentenorganisatie voor GPS systemen in het kader van de precisielandbouwtechnieken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, 50% subsidiabel.

Artikel 240
  • 1. De producentenorganisatie onderbouwt de emissiebeperking, bedoeld in het artikel 239, eerste lid:

    • a. bij de indiening van het operationeel programma of voorafgaand aan de uitvoering van de investering aan de hand van bij het betreffende merk of type apparatuur uitgevoerd onafhankelijk onderzoek, en

    • b. door bij de indiening van de steunaanvraag een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf te overleggen waarbij de nulsituatie wordt weergegeven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de minister indien er geen onafhankelijk onderzoek beschikbaar is, bij de beoordeling van de steunaanvraag in voorkomende gevallen van een betrokken teeltbedrijf een meerjarige spuitregistratie opvragen.

  • 3. De nulsituatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is het gemiddelde gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf over 3 voorgaande jaren.

Artikel 241

Uitgaven voor hygiënesluizen en hygiënestations ter voorkoming van insleep van ziekten in kassen door medewerkers en bezoekers zijn subsidiabel indien de sluis de enige toegang vormt tot de te betreden ruimte onder quarantaine.

Artikel 242
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor insectengaas bij vollegrondsteelten ter wering van insecten zijn subsidiabel.

  • 2. De uitgaven van de producentenorganisatie, bedoeld in het eerste lid, voor vliesdoek zijn niet subsidiabel.

Artikel 243
  • 1. Uitgaven voor investeringen in duurzame energie zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 25% geeft, en

    • b. het gaat om onder meer:

      • zonnepanelen;

      • zonnecollectoren, of

      • windmolens.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3. In geval van een investering in zonne-energie-installatie als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zijn de kosten van de installatie zelf en het draagmateriaal subsidiabel.

  • 4. Uitgaven voor aanpassing aan het gebouw en een installatie van zonne-energie op het dak van een nabijgelegen bedrijf van een derde zijn niet subsidiabel.

Artikel 244
  • 1. Uitgaven voor investeringen in warmte-krachtkoppeling installaties zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 25% geeft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3. Uitgaven voor bouwkundige voorzieningen bij aanschaf van warmte-krachtkoppeling installaties zijn niet subsidiabel.

Artikel 245
  • 1. Uitgaven voor investeringen in aardwarmte zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 25% geeft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3. Uitgaven voor investeringen voor aansluiting van het teeltbedrijf op een geothermische bron zijn subsidiabel voor:

    • a. 100% tot een afstand van 500 meter van de erfgrens, en

    • b. 50% vanaf 500 meter van de erfgrens, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007.

Artikel 246
  • 1. Uitgaven voor investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur ter reductie van CO2 en NOx emissie voor stookinstallaties die zijn geplaatst en in gebruik genomen vóór 1 april 2010 zijn subsidiabel tot 1 januari 2017.

  • 2. Uitgaven voor investeringen in rookgasreinigers en bijbehorende meetapparatuur voor de afvang van CO2 voor stookinstallaties die zijn geplaatst en in gebruik genomen na 1 april 2010 zijn voor 50% subsidiabel indien de afgevangen CO2 wordt aangewend voor dosering aan het gewas in de kassen van het betreffende teeltbedrijf of cluster van teeltbedrijven.

  • 3. De producentenorganisatie onderbouwt de emissie na rookgasreiniging:

    • a. bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van de specificatie van de leverancier vooraf, en

    • b. bij de indiening van de steunaanvraag aan de hand van de metingen van de emissieconcentratie na ingebruikstelling.

  • 4. De producentenorganisatie vermeldt in de toelichting bij steunaanvraag de datum van plaatsing van de stookinstallatie en geeft aan of de rookgasreiniger is geplaatst op:

    • a. een stookinstallatie geplaatst en in gebruik genomen vóór 1 april 2010, of

    • b. een stookinstallatie geplaatst en in gebruik genomen op of na 1 april 2010.

  • 5. De meetapparatuur, bedoeld in het eerste lid, voor metingen in de kas ter voorkoming van schade aan gewassen is subsidiabel indien deze apparatuur extreem gevoelig is voor NO, NO2, C2H4 en CO en waarden kleiner dan 5.000 microgram per liter meet.

  • 6. Uitgaven van de producentenorganisatie voor voorzieningen voor distributie en regeling van CO2 in de kas zijn niet subsidiabel.

Artikel 247
  • 1. Uitgaven voor investeringen in aansluitingen op een CO2 netwerk en voorzieningen voor CO2 opslag zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven voor aansluitingen, bedoeld in het eerste lid, zijn in geval van participatie in een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven met CO2 clustering subsidiabel.

  • 3. Uitgaven van de producentenorganisatie voor voorzieningen voor distributie en regeling van CO2 in de kas zijn niet subsidiabel.

Artikel 248
  • 1. Uitgaven voor investeringen op bedrijven anders dan glastuinbouwbedrijven in warmtepompen, warmtewisselaars, warmte- en koudebuffering zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 25% geeft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

Artikel 249
  • 1. Uitgaven voor investeringen in het kader van het programma ‘Kas als Energiebron’ of ‘Het nieuwe telen’ zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 25% geeft;

    • b. het gaat om installaties ten behoeve van semi-gesloten kassen die een combinatie vormen van:

      • buitenluchtaanzuiging in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm;

      • energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning of voorverwarming;

      • luchtbehandelingsystemen ter ontvochtiging van lucht;

      • hogedrukvernevelingsysteem met een adiabatische koeling waarbij de druppelgrootte 5 tot maximaal 15 micron bedraagt;

      • warmtewisselingsysteem;

      • warmtepomp;

      • seizoensopslagsysteem voor warmte en koude;

      • warmtebuffertank;

      • tweede energiescherm, waarbij de energiebesparing met het doek dicht minimaal 45% bedraagt;

      • 10° eerste energiescherm voor bedrijven met een verbruik van minder dan 25 Nm3 aardgasequivalent/m2, waarbij de energiebesparing met het doek dicht minimaal 35% bedraagt, of

      • 11° gevelscherm, waarbij de energiebesparing met het scherm dicht minimaal 40% bedraagt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het energieverbruik uit fossiele brandstoffen van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

  • 3. Het scherm, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder ix tot en met xi, is geen scherm voor lichtafscherming.

  • 4. De vervanging van bestaande schermen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder ix tot en met xi, is niet subsidiabel.

Artikel 250

Uitgaven voor investeringen in zelfpersende containers zijn subsidiabel.

Artikel 251
  • 1. Uitgaven voor investeringen in innovatieve installaties ten behoeve van waterbesparing zijn subsidiabel indien:

    • a. de specificatie van de investering een reductie van het waterverbruik van minimaal 25% geeft;

    • b. de investeringen gericht zijn op de vervanging of de modernisering van bestaande irrigatiesystemen met het doel het waterverbruik te verminderen, en

    • c. het gaat om:

      • bodemvochtsensoren in de vollegrondsteelt, of

      • waterzuiveringsinstallaties gericht op het hergebruik van spoelwater bij het afleveringsklaar maken van geoogst product.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het waterverbruik van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

Artikel 252
  • 1. Uitgaven voor investeringen in installaties ten behoeve van het zuiveren van water voorafgaand aan lozing zijn subsidiabel indien de specificatie van de investering een reductie van het waterverbruik van minimaal 25% geeft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister in uitzonderlijke gevallen een reductie van het waterverbruik van minimaal 10% toestaan, indien de actie andere milieuvoordelen waarborgt.

Paragraaf 3 Uitgaven voor behoeve overige acties ten behoeve van biologische productie
Artikel 253

In het operationeel programma kunnen, ter realisatie van de doelstelling, bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid onderdeel e, van verordening 1234/2007, acties ten behoeve van biologische productie worden opgenomen, indien wordt voldaan aan de vereisten voor biologische productie zoals opgenomen in verordeningen 834/2007 en 889/2008.

Artikel 254

Op grond van artikel 58, vierde lid, van verordening 543/2011 zijn in afwijking van dit lid de werkelijke kosten van milieuacties, andere dan de verwerving van vaste activa, subsidiabel indien de producentenorganisatie in haar operationeel programma onderbouwd dat dit, gezien de hoogte van de werkelijk uit de milieuactie voortvloeiende kosten, nodig is om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de milieuactie.

Artikel 255
  • 1. Uitgaven voor aankoop van mest en compost afkomstig van Skal gecertificeerde biologische landbouwbedrijven zijn subsidiabel.

  • 2. Voor mest als bedoeld in het eerste lid geldt een forfaitair tarief van maximaal € 160 per hectare, met een maximum van:

    • a. 20 ton per hectare voor vaste rundveemest, en

    • b. 30 ton per hectare voor rundveedrijfmest.

Artikel 256
  • 1. De producentenorganisatie toon de biologische oorsprong van mest en compost, bedoeld in artikel 255, eerste lid, bij de indiening van de steunaanvraag aan door middel van:

    • a. een factuur en een afleverbon met vermelding van Skalnummer en ‘eko’ of ‘bio’;

    • b. het Skal certificaat van de leverancier, en

    • c. een opgave per deelnemende producent van:

      • het areaal GMO waardige gewassen;

      • de hoeveelheid en het type mest of compost, en

      • de opgevoerde kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de producentenorganisatie in plaats van Skal certificaten een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers en Skalnummers overleggen.

  • 3. De uitgaven van de producentenorganisatie, bedoeld in het eerste lid, voor geconcentreerde handelsmeststoffen zijn niet subsidiabel.

Artikel 257
  • 1. Uitgaven voor het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid door het activeren van bodemleven door middel van het toedienen van micro-organismen is subsidiabel.

  • 2. De producentenorganisatie verzoek de minister vooraf om goedkeuring van de micro-organismen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 258
  • 1. Uitgaven voor biologische vermeerdering en opkweek van uitgangsmateriaal en de niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong zijn subsidiabel indien zij Skal gecertificeerd zijn.

  • 2. Voor de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, gelden de volgende forfaitaire tarieven:

    Soort

    Percentage van de kale aankoopprijs

    a

    biologisch vermeerderd zaaizaad

     
     

    Glas (vruchtgroenten)

    25%

     

    Vollegrond en glas (overige gewassen)

    45%

     

    industrieteelten

    40%

    b.

    niet-chemisch behandeld zaaizaad, exclusief glas (vruchtgroenten)en industrieteelten

    12%

    c.

    biologisch opgekweekt poot- en plantgoed, exclusief enten

    25%

    d.

    biologisch geteelde witlofpennen

    50%

  • 3. De producentenorganisatie onderbouwt de uitgaven aan de hand van de tarieven, bedoeld in het tweede lid, bij de indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

  • 4. Het in het derde lid bedoelde model is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

  • 5. Uitgaven voor uitgangsmateriaal van rassen en proefrassen zijn niet subsidiabel, indien de rassen of proefrassen niet:

    • a. in het Nederlandse rassenregister zijn ingeschreven, of

    • b. officieel zijn toegelaten op de lijst van autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen.

Artikel 259
  • 1. De producentenorganisatie toont de biologische oorsprong van de uitgangsmaterialen, bedoeld in artikel 258, eerste lid, bij de indiening van de steunaanvraag aan door middel van:

    • a. een factuur en een afleverbon of een plantenpaspoort met vermelding van Skalnummer en ‘eko’ of ‘bio’;

    • b. het Skal certificaat van de leverancier, en

    • c. een opgave per deelnemende producent van:

      • het areaal GMO waardige gewassen, en

      • de opgevoerde kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de producentenorganisatie in plaats van Skal certificaten een lijst van Skal gecertificeerde leveranciers en Skalnummers overleggen.

Paragraaf 4 Uitgaven voor overige acties ten behoeve van geïntegreerde productie
Artikel 260
  • 1. Uitgaven voor rassen zaad met één of meerdere extra resistenties met als doel vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn subsidiabel.

  • 2. Het ras van het zaad, bedoeld in het eerste lid, is:

    • a. toegelaten door NAK of bevoegde instantie van een andere lidstaat, of

    • b. in geval van nieuwe rassen ingeschreven in het Nederlands rassenregister of het register van een andere lidstaat.

  • 3. De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van het operationeel programma aan de hand van schriftelijke bewijsstukken, dat het ras, bedoeld het eerste lid, beschikt over één of meerdere extra resistenties ten opzichte van de belangrijkste standaardrassen aan de hand van een vergelijking tussen deze rassen.

  • 4. Uitgaven voor uitgangsmateriaal van rassen en proefrassen zijn niet subsidiabel, indien de rassen of proefrassen niet:

    • a. in het Nederlandse rassenregister zijn ingeschreven, of

    • b. officieel zijn toegelaten op de lijst van autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen.

Artikel 261
  • 1. Voor de rassen, bedoeld in artikel 260, eerste lid, zijn de meerkosten ten opzichte van een standaardras zonder extra resistentie subsidiabel.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, gelden voor de uitgaven voor de in dit lid genoemde rassen de volgende forfaitaire tarieven:

    Soort

    tarief

    a.

    paprika resistentie tabaksmozaiekvirus TM3

    € 70 per 1.000 zaden

    b.

    komkommer tolerantie echte meeldauw Px (Podosphaeria xanthii ex Sphaerotheca fuliginea)

    € 40 per 1.000 zaden

    c.

    radijs resistentie Fusarium oxysporum

    € 50 per 100.000 zaden

    d.

    tomaat resistentie echte meeldauw On (Oïdium neolycopersici)

    € 70 per 1.000 zaden

    e.

    ijsbergsla resistentie bladluis Nr (Nasanovia ribisnigri)

    € 4,50 per 1.000 zaden

  • 3. De producentenorganisatie onderbouwt door middel van schriftelijke bewijsstukken bij de indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister:

    • a. de meerkosten, bedoeld in het eerste lid, door middel van een vergelijking tussen de kosten van de belangrijkste standaardrassen en het ras met de extra resistentie, bedoeld in artikel 260, eerste lid, of

    • b. de uitgaven, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De kosten van gecoat zaad worden bij de prijsvergelijking, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, buiten beschouwing gelaten.

  • 5. De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen of plantenpaspoorten van het zaad, bedoeld in artikel 260, eerste lid.

  • 6. Het model, bedoeld in het derde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 262
  • 1. De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de uitgaven, bedoeld in artikel 260, eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

  • 3. De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen of plantenpaspoorten van het zaad, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 263
  • 1. Uitgaven voor het enten van plantmateriaal met als doel het verminderen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven voor uitgangsmateriaal van rassen en proefrassen zijn niet subsidiabel, indien de rassen of proefrassen niet:

    • a. in het Nederlandse rassenregister zijn ingeschreven, of

    • b. officieel zijn toegelaten op de lijst van autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen.

Artikel 264
  • 1. Voor de uitgaven, bedoeld in artikel 263, eerste lid, gelden de volgende forfaitaire tarieven:

    Soort

    Tarief per plant

    a.

    Geïntegreerde teelt

     
     

    Ronde tomaten en vleestomaten (losse tomaten)

    € 0,30

     

    Trostomaten

    € 0,35

     

    Cherrytomaten, cocktailtomaten en aubergines

    € 0,00

     

    Paprika’s, pepers, courgette, komkommers en augurken

    € 0,82

    b.

    Biologische teelt

     
     

    Tomaten (alle soorten), aubergines, paprika’s, courgette, komkommers

    € 0, 82

  • 2. Rassen van tomaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in bijlage IV onderverdeeld in tariefgroepen.

Artikel 265
  • 1. De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de uitgaven, bedoeld in artikel 263, eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

  • 3. De producentenorganisatie beschikt over de afleverbonnen of plantenpaspoorten van het plantmateriaal, bedoeld in artikel 263, eerste lid.

Artikel 266
  • 1. Uitgaven voor middelen voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en het voorkomen van ziekten en plagen zijn subsidiabel indien het uitgaven betreft voor:

    • a. macrobiologische bestrijders en aaltjes, die zijn toegelaten op grond van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet;

    • b. microbiologische bestrijders die zijn toegelaten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • c. overige gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong die zijn toegelaten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • d. middelen voor feromoonverwarring die zijn toegelaten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

    • e. feromonen als lokstof in vallen of op rollertraps en vangplaten;

    • f. kalkmelk voor de fruitteelt, en

    • g. organismen, voeding en middelen voor dosering ter ondersteuning van biologische gewasbescherming.

  • 2. Bijlage V bevat een overzicht van de gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, d en e. Deze bijlage bevat niet de gewasbeschermingsmiddelen waarvoor een tijdelijke vrijstelling is verleend.

Artikel 267
  • 1. Uitgaven voor biologische of geïntegreerde gewasbescherming en het voorkomen van ziekten en plagen zijn subsidiabel indien het gaat om:

    • a. verblazingsapparatuur voor het effectief doseren van natuurlijke vijanden;

    • b. een scoutbox voor automatische detectie en diagnose van plagen, en

    • c. vlieglampen en sporenfilters voor de champignonteelt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid de volgende uitgaven zijn niet subsidiabel:

    • a. afdichtingsmateriaal ten behoeve van het afdichten van champignonnencellen;

    • b. messen ter voorkoming van verspreiding van virussen, en

    • c. grondstomen en stomen van materialen in de kas.

  • 3. Uitgaven voor een softwarelicentie voor een scoutbox als bedoeld in het eerste lid onderdeel b, zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel.

Artikel 268

Voor de uitgaven, bedoeld in artikel 266 en 267, eerste lid, geldt een forfaitair tarief van 85%.

Artikel 269
  • 1. De producentenorganisatie verzoekt de minister bij het meedelen van de raming van de middelen, bedoeld in artikel 103 octies, tweede lid, van verordening 1234/2007 om goedkeuring van de lijst van overige biologische gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 266.

  • 2. De producentenorganisatie onderbouwt het effect van biologische en geïntegreerde bestrijding als bedoeld in artikel 266 en artikel 267, eerste lid, op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare opgeven, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 3. Het in het derde lid bedoelde model is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 270
  • 1. De producentenorganisatie onderbouwt bij de indiening van de steunaanvraag de uitgaven, bedoeld in artikel 266 en artikel 267, eerste lid, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

  • 2. Het model, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 271

Uitgaven voor materialen, monitoring en begeleiding van biologische grondontsmetting zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel.

Paragraaf 5 Uitgaven voor acties om afvalproductie te verminderen en afvalbeheer te verbeteren
Artikel 272

Uitgaven voor biologisch afbreekbaar folie bestemd voor onkruidbestrijding zijn subsidiabel.

Artikel 273
  • 1. Uitgaven voor het milieuvriendelijk beheer van verpakkingen zijn subsidiabel indien:

    • a. het gaat om de huurkosten voor het gebruik van meermalig fust, inclusief meermalige pallets;

    • b. het meermalig fust, inclusief meermalige pallets, gebruikt wordt richting retail, en

    • c. de uitgaven onderdeel uitmaken van een operationeel programma dat is goedgekeurd voor 1 januari 2013.

  • 2. Voor de subsidiabele uitgaven, bedoeld in het eerste lid, geldt een forfaitair tarief van 75%.

  • 3. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, bedragen maximaal 20% van het actiefonds.

  • 4. Uitgaven voor statiegeld zijn niet subsidiabel.

  • 5. De producentenorganisatie toont bij de indiening van de steunaanvraag aan dat het de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, zelf draagt.

Artikel 274
  • 1. De producentenorganisatie geeft bij de indiening van de steunaanvraag aan:

    • a. of zij declareert op ingaande of uitgaande fuststromen, en

    • b. wat de verhouding is tussen ingaande en uitgaande fuststromen.

  • 2. De producentenorganisatie overlegt bij indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een overzicht van roulaties per type fust.

  • 3. Het model, bedoeld in het tweede lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Paragraaf 6 Uitgaven voor overige acties
Artikel 275
  • 1. Uitgaven voor deelname aan nationaal of internationaal maatschappelijk aanvaarde milieuzorgsystemen en aanvullende certificeringssystemen die openstaan voor alle producenten van groenten en fruit zijn subsidiabel indien:

    • a. het milieuzorgsysteem bindende voorwaarden omvat met betrekking tot productiemethoden;

    • b. voor wat betreft de milieubescherming verder gaat dan wat is beschreven in artikel 30, derde lid, van verordening 1698/2005, en

    • c. de naleving van de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a, het onderwerp zijn van een onafhankelijke controle door gekwalificeerde personen of organen.

  • 2. Milieuzorgsystemen, bedoeld in het eerste lid, op het teeltbedrijf van aangesloten leden zijn:

    • a. GlobalGAP;

    • b. Skal biologische productie, voor teelt van gewassen;

    • c. certificeringssystemen, zoals Milieukeur, MPS Fruit & Vegetable, Duurzame Glastuinbouw Producten, CO2 Footprint, en

    • d. certificeringssystemen van retailers, zoals Albert Hein Protocol, Field to Fork, LEAF en Sedex.

  • 3. Milieuzorgsystemen, bedoeld in het eerste lid, op het centrale niveau van de producentenorganisatie of distributiecentra van de producentenorganisatie zijn:

    • a. ISO 14001 Milieu, en

    • b. Skal bereiding, verpakking, handel en opslag.

  • 4. Uitgaven voor GLN codes in het kader van GlobalGAP en uitgaven voor certificering van groenlabelkassen zijn niet subsidiabel.

  • 5. De producentenorganisatie overlegt bij de indiening van de steunaanvraag, met gebruikmaking van een model vastgesteld door de minister, cijfers met betrekking tot de deelname van producenten aan de systemen, bedoeld in het tweede lid.

  • 6. Het model, bedoeld in het vierde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 276
  • 1. Uitgaven voor begeleiding, audits, certificering en membershipfees zijn subsidiabel, indien zij noodzakelijk zijn voor deelname aan milieuzorgsystemen als bedoeld in artikel 275, eerste lid.

  • 2. Uitgaven voor de kosten van audits en certificering, bedoeld in het eerste lid, van bij Skal aangesloten biologische bedrijven zijn alleen subsidiabel indien de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma aantoont dat de betrokken bedrijven geen subsidie ontvangen op grond van de Regeling subsidie voedselkwaliteit-biologische landbouw.

Artikel 277

Uitgaven voor personeelskosten voor milieuzorgsystemen zijn subsidiabel indien zij nodig zijn voor de deelname in milieuzorgsystemen als bedoeld in artikel 275, eerste lid.

Artikel 278
  • 1. Uitgaven voor het ontwikkelen van materialen voor milieuzorgsystemen als bedoeld in artikel 275, eerste lid, zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven voor de materialen zijn niet subsidiabel.

Artikel 279
  • 1. Uitgaven voor het ontwikkelen en verbeteren van ICT en registratiemodules ten behoeve van milieuzorgsystemen als bedoeld in artikel 275, eerste lid, zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven als bedoeld in het eerste lid voor jaarlijkse abonnementen of licenties voor registratiemodules zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor maximaal 50% subsidiabel.

AFDELING 8. ANDERE ACTIES
Artikel 280

Uitgaven van de producentenorganisatie voor activiteiten en subactiviteiten ter uitvoering van de maatregel, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, onder viii, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld door:

  • a. artikel 60 van verordening 543/2011;

  • b. titel 2, en

  • c. deze afdeling.

Paragraaf 1 Uitgaven ten behoeve van aankoop van vaste activa in duurzame of strategische investeringen
Artikel 281
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor beleggen in aandelen, onder de voorwaarden genoemd in punt 21 van Bijlage IX van verordening 543/2011, zijn subsidiabel indien het gaat om uitgaven voor de waarde van de materiële vaste activa.

  • 2. De producentenorganisatie toont de belegging, bedoeld in het eerste lid, bij de indiening van de steunaanvraag aan door middel van bankstukken.

Paragraaf 2 Uitgaven ten behoeve van andere acties
Artikel 282
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de kosten van lidmaatschap zijn voor een nader door de minister te bepalen percentage subsidiabel als het gaat om het lidmaatschap van:

    • a. P8;

    • b. A8;

    • c. K4, of

    • d. Dutch Produce Association.

  • 2. De uitgaven voor het lidmaatschap van de Dutch Produce organisation, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, zijn, in afwijking van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007, voor 50% subsidiabel.

  • 3. Bij de indiening van het operationeel programma wordt door de producentenorganisatie in het kader van de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, voor elke lidmaatschap een onderbouwd jaarplan voorzien van een begroting aan de minister voorgelegd.

Artikel 283
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van Frugicom activiteiten gericht op het maximaliseren van informatie uitwisseling tussen schakels in de keten zijn subsidiabel voor zover de producentenorganisatie een gedetailleerd jaarplan met Frugicom activiteiten voorzien van een begroting bij de indiening van het operationeel programma ter goedkeuring aan de minister zendt.

  • 2. Bij de indiening van de steunaanvraag wordt door de producentenorganisatie aan de minister een verslag overlegd inhoudende de gerealiseerde activiteiten, de daadwerkelijke kosten en de bereikte resultaten.

Artikel 284

Uitgaven van de producentenorganisatie ten behoeve van sectorale activiteiten zijn subsidiabel voor zover de producentenorganisatie een gedetailleerd jaarplan met activiteiten voorzien van een begroting bij de indiening van het operationeel programma ter goedkeuring aan de minister zendt.

Paragraaf 3 Uitgaven ten behoeve van internationale samenwerking
Artikel 285
  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor acties in het kader van samenwerking met in andere Europese lidstaten gevestigde erkende producentenorganisaties als bedoeld in artikel 122 van Verordening 1234/2007 zijn subsidiabel, indien:

    • a. er sprake is van een wederzijds voordeel, en

    • b. de producentenorganisatie bij de indiening van het operationeel programma een voorstel met betrekking tot internationale samenwerking ter goedkeuring aan de minister zendt.

  • 2. Het wederzijds voordeel, bedoeld in het eerste lid, is aanwezig als de producentenorganisaties zich gezamenlijk inzetten om een bepaald doel in het kader van het bepaalde bij of krachtens verordening 1234/2007 te bereiken.

TITEL 4. INDIENEN EN WIJZIGINGEN OPERATIONEEL PROGRAMMA

Artikel 286
  • 1. Een wijziging van een operationeel programma als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van verordening 543/2011 kan betrekking hebben op:

    • a. een wijziging in de meerjarenbegroting;

    • b. inhoudelijke wijzigingen in het goedgekeurde operationele programma voor de volgende jaren;

    • c. het toevoegen van maatregelen aan het operationele programma voor de volgende jaren;

    • d. het laten vervallen van maatregelen in het operationele programma voor de volgende jaren, en

    • e. het wijzigen van de looptijd van het operationele programma.

  • 2. De wijziging, bedoeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op het lopende jaar.

  • 3. De producentenorganisatie dient het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op 15 september voor het uitvoeringsjaar in bij de minister.

Artikel 287
  • 1. Een wijziging van een operationeel programma gedurende het jaar, als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van verordening 543/2011, kan betrekking hebben op:

    • a. het laten vervallen van een maatregel uit het operationeel programma gedurende het lopende uitvoeringsjaar;

    • b. het slechts gedeeltelijk uitvoeren van een maatregel uit het operationeel programma gedurende het lopende uitvoeringsjaar;

    • c. het toevoegen van nieuwe subactiviteiten aan bestaande maatregelen in het operationele programma;

    • d. het verhogen van het jaarbedrag van het actiefonds met maximaal 25%;

    • e. het verlagen van het jaarbedrag van het actiefonds met maximaal 80%, en

    • f. het toevoegen van andere soorten financiële bijdragen aan het actiefonds dan oorspronkelijk goedgekeurd.

  • 2. Indien de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde nieuwe subactiviteit is opgenomen in titel 3 van dit hoofdstuk zijn uitgaven voor deze activiteiten subsidiabel voordat het in het eerste lid bedoelde verzoek tot wijziging is goedgekeurd, indien de nieuwe subactiviteit aan de minister wordt gemeld:

    • a. binnen 30 dagen na het ontstaan van de uitgave, en

    • b. voor betaling van de factuur van de uitgave.

  • 3. Indien de in het eerste lid, onderdeel c, als bedoelde nieuwe subactiviteit niet is opgenomen in titel 3 van dit hoofdstuk zijn uitgaven voor deze activiteiten subsidiabel vanaf het moment waarop het in het eerste lid bedoelde verzoek tot wijziging is goedgekeurd.

  • 4. De producentenorganisatie geeft ten aanzien van wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, gemotiveerd aan:

    • a. waarom deze subactiviteit subsidiabel is;

    • b. welke doelstelling deze subactiviteit ondersteund;

    • c. hoe het begrote bedrag tot stand gekomen is;

    • d. waarom deze wijziging niet voorzienbaar was;

    • e. waarom het noodzakelijk is dat deze wijziging gedurende het jaar gedaan wordt, en

    • f. wat de gevolgen van deze wijziging zijn voor de uitvoering van het operationeel programma.

  • 5. Ten aanzien van de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en f, wordt door de producentenorganisatie aangetoond dat de wijziging geen afbreuk doet aan de algemene doelen van het operationele programma.

Artikel 288
  • 1. Wijzigingen van subactiviteiten die zijn opgenomen in titel 3 van dit hoofdstuk worden door de producentenorganisatie:

    • a. gemeld aan Dienst Regelingen in de eerst volgende kwartaalrapportage, en

    • b. in geval van nieuwe investeringen en aanvullende acties gemotiveerd aan de hand van offertes of facturen.

HOOFDSTUK 5. STEUNAANVRAAG, VOORSCHOTTEN EN GEDEELTELIJKE BETALINGEN

Artikel 289

  • 1. Als bewijsstuk als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen a en d, van verordening 1234/2007, gelden:

    • a. een overzicht van de per maatregel, activiteit en subactiviteit aangevraagde subsidie, en

    • b. een detailstaat van de verrichte uitbetalingen en afschrijvingen.

  • 2. Als bewijsstuk als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel i, van verordening 1234/2007, geldt de detailstaat betalingen en afschrijvingen van de producentenorganisatie waarin de facturen voor de betreffende acties zijn opgenomen.

Artikel 290

  • 1. Uitgaven als bedoeld in artikel 69, derde lid, van verordening 543/2011, kunnen in de steunaanvraag van het jaar waarin zij geprogrammeerd zijn worden opgenomen, indien de producentenorganisatie, in een bijlage bij de steunaanvraag, gemotiveerd aangeeft dat deze uitgaven betrekking hebben op situaties die:

    • a. aantoonbaar zijn ontstaan na indiening van het operationeel programma;

    • b. geheel buiten de invloedsfeer van de producentenorganisatie liggen, en

    • c. niet het gevolg zijn van een risicovolle planning door de producentenorganisatie.

  • 2. Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren en een controleverklaring afleggen, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, over de naleving van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

  • 3. Producentenorganisaties overleggen de verklaring, bedoeld in het derde lid, uiterlijk op 15 mei van het jaar na het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd aan de minister.

  • 4. De minister besluit of de uitgaven, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel zijn.

  • 5. Het model, bedoeld in het derde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 291

  • 1. Producentenorganisaties laten een extern accountant de juistheid van de bewijsstukken, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen a, c, d, f, en i, van verordening 543/2011, controleren en laten de bewijsstukken door de accountant waarmerken.

  • 2. Producentenorganisaties laten een extern accountant een controle uitvoeren op de naleving van de punten, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen e, g en h van verordening 543/2011.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle een controleverklaring op met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model.

  • 4. De in het derde lid bedoelde controleverklaring geldt als bewijsstuk als bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen a en c tot en met i van verordening 543/2011.

  • 5. Het model, bedoeld in het derde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 292

  • 1. Producentenorganisaties overleggen ter uitvoering van artikel 106, eerste lid, van verordening 543/2011 jaarlijks tegelijk met de indiening van de steunaanvraag:

    • a. een digitale ledenlijst per 31 december van het jaar waarop de steunaanvraag betrekking heeft met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, en

    • b. een parafenlijst van tekeningbevoegde personen binnen de producentenorganisatie.

  • 2. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 293

  • 1. Een producentenorganisatie die in enig jaar een goedgekeurd operationeel programma uitvoert kan de minister uiterlijk op de volgende data om betaling van een voorschot als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van verordening 543/2011 verzoeken:

    • a. eerste voorschot: 31 januari;

    • b. tweede voorschot: 31 mei, en

    • c. derde voorschot: 30 september

  • 2. In een verzoek om een voorschot als bedoeld in het eerste lid wordt:

    • a. het bedrag van het verzochte voorschot genoemd, en

    • b. een onderbouwing opgenomen aan de hand van een reële raming van de verwachte uitgaven.

  • 3. Een producentenorganisatie die om een voorschot als bedoeld in het eerste lid verzoekt, is ook verplicht om voor de tweede en derde termijn van het betreffende jaar een voorschot te verzoeken.

  • 4. Ten behoeve van ieder volgend voorschot overlegt de producentenorganisatie de volgende bewijsstukken aan de minister:

    • a. de kwartaalrapportage, en

    • b. de detailstaat betalingen en afschrijvingen.

  • 5. De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren op de juistheid van de bedragen opgenomen in de bewijsstukken, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De in het eerste en tweede lid bedoelde accountant stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, een controleverklaring op en waarmerkt de in het vierde lid bedoelde bewijsstukken.

  • 7. De bewijsstukken, bedoeld in het vierde en zesde lid, worden uiterlijk op de volgende data aan de minister overlegd:

    • a. eerste rapportage: 1 juli van het jaar waarop het verstrekte voorschot betrekking heeft, en

    • b. tweede rapportage: 31 oktober van het jaar waarop het verstrekte voorschot betrekking heeft.

  • 8. Het model, bedoeld in het zesde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 294

  • 1. Bij een verzoek om vrijgave van de zekerheid, bedoeld in artikel 71, vierde lid, van verordening 543/2011, worden, voor het kwartaal waarop de gestelde zekerheid betrekking heeft, de bewijsstukken, bedoeld in artikel 293, vierde en zesde lid, ingediend.

  • 2. Een verzoek om vrijgave van zekerheid als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk ingediend op:

    • a. eerste rapportage: 1 juli, of

    • b. tweede rapportage: 31 oktober.

Artikel 295

  • 1. Een producentenorganisatie die in enig jaar een goedgekeurd operationeel programma uitvoert, kan de minister uiterlijk op de volgende data om een gedeeltelijke betaling als bedoeld in artikel 72 van verordening 543/2011, verzoeken:

    • a. eerste kwartaal: 1 mei;

    • b. tweede kwartaal: 1 juli, of

    • c. derde kwartaal: 31 oktober.

  • 2. Ter onderbouwing van het verzoek om gedeeltelijke betaling als bedoeld in het eerst lid, overlegt de producentenorganisatie de volgende bewijsstukken aan de minister:

    • a. een steunaanvraag;

    • b. een kwartaalrapportage, en

    • c. een detailstaat betalingen en afschrijvingen.

  • 3. De producentenorganisatie laat een extern accountant een controle uitvoeren op de juistheid van de bedragen opgenomen in de bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b en c.

  • 4. De accountant, bedoeld in het derde lid, stelt op basis van de door hem uitgevoerde controle een controleverklaring op, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld model, en waarmerkt de bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b en c.

  • 5. De bewijsstukken, bedoeld in het tweede en vierde lid, worden uiterlijk op de volgende data aan de minister overlegd:

    • a. eerste rapportage: 15 mei van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft;

    • b. tweede rapportage: 15 augustus van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft, en

    • c. derde rapportage: 15 november van het jaar waarop het verzoek om gedeeltelijke betaling betrekking heeft.

  • 6. Het model, bedoeld in het vierde lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 296

  • 1. Indien een producentenorganisatie in enig jaar gebruikt maakt van voorschotten, kan deze producentenorganisatie voor het betreffende jaar geen gebruik maken van gedeeltelijke betalingen.

  • 2. Indien een producentenorganisatie in enig jaar gebruikt maakt van gedeeltelijke betalingen, kan deze producentenorganisatie voor het betreffende jaar geen gebruik maken van voorschotten.

HOOFDSTUK 6. RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

Artikel 297

  • 1. Producentenorganisaties overleggen jaarlijks ter uitvoering van artikel 97, eerste lid, van verordening 543/2011 uiterlijk op 15 februari een jaarverslag als bedoeld in artikel 96, eerste lid, van verordening 543/2011, aan Dienst Regelingen.

  • 2. Het jaarverslag, bedoeld in het eerste lid, bevat ten aanzien van de tijdens het vorig jaar uitgevoerde operationele programma, bedoeld in artikel 96, tweede lid, van verordening 543/2011:

    • a. een beschrijving van de geplande en daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden voor het betreffende jaar per activiteit;

    • b. een motivering van afwijkingen tussen geplande en daadwerkelijke uitgevoerde werkzaamheden als bedoeld in onderdeel a;

    • c. een beschrijving per activiteit van de geplande en daadwerkelijk bereikte realisatie voor het betreffende jaar van de in het goedgekeurde operationele programma vastgestelde meetbare streefdoelen als bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011;

    • d. een motivering van afwijkingen tussen geplande en de daadwerkelijk bereikte realisatie, bedoeld in onderdeel d;

    • e. een beschrijving van de bijdrage die de uitvoering van het operationeel programma in het betreffende jaar geleverd heeft aan de realisatie van het operationeel programma, met name de doelstellingen;

    • f. een beschrijving van de, als gevolg van de afwijkingen, bedoeld in onderdeel d, noodzakelijke aanpassingen van de meetbare streefdoelen, bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011;

    • g. een beschrijving en onderbouwing van de geplande en daadwerkelijke bijdrage die de gerealiseerde werkzaamheden in het betreffende jaar per actie hebben geleverd aan de realisatie van:

      • i. de doelstellingen, bedoeld in artikel 103 septies, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1234/2007, en

      • ii. de gekwantificeerde streefdoelen, bedoeld in artikel 55, derde lid, van verordening 543/2011, en

    • h. een motivering van afwijkingen tussen de geplande en daadwerkelijk gerealiseerde bijdrage, bedoeld in onderdeel g.

  • 3. Indien de meetbare streefdoelen, bedoeld in artikel 59, onderdeel b, van verordening 543/2011 moeten worden aangepast dient de producentenorganisatie voor het volgende jaar een verzoek tot wijziging van het operationeel programma aan, bedoeld in artikel 286.

Artikel 298

Producentenorganisaties overleggen uiterlijk op 15 februari van het jaar dat volgt op het laatste jaar van uitvoering van het operationeel programma, het eindverslag, bedoeld in artikel 96, vierde lid, van verordening 543/2011, aan Dienst Regelingen.

Artikel 299

  • 1. Ter uitvoering van artikel 97, onderdeel b, van verordening 543/2011 overleggen producentenorganisaties jaarlijks, uiterlijk op 25 oktober, aan Dienst Regelingen de informatie, bedoeld in bijlage XIV van verordening 543/2011, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier.

  • 2. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

Artikel 300

  • 1. De producentenorganisatie overlegt in het laatste uitvoeringsjaar van het operationeel programma uiterlijk op 15 februari, met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld formulier, een tussenevaluatie als bedoeld in artikel 126, derde lid, van verordening 543/2011 aan de minister.

  • 2. Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij Dienst Regelingen.

HOOFDSTUK 7. SANCTIES

Artikel 301

Dit hoofdstuk strekt ter uitvoering van artikel 144 van verordening 543/2011.

Artikel 302

  • 1. Wanneer een onjuiste opgave leidt tot een hogere subsidie wordt de subsidie, behoudens overmacht of kennelijke vergissing, lager vastgesteld tot het bedrag waarvoor de producentenorganisatie bij een juiste opgave in aanmerking zou zijn gekomen, onder extra aftrek van 20 procent van het verschil tussen het opgegeven bedrag en het vastgestelde bedrag, indien blijkt dat:

    • a. de producentenorganisatie onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de waarde van de afgezette productie, of

    • b. de producentenorganisatie onjuiste gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de bijdragen aan het actiefonds.

  • 2. Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 303

  • 1. Indien blijkt dat het operationeel programma of enig onderdeel daarvan, in strijd met de voorwaarden waaronder het is goedgekeurd of in strijd met de op grond van verordening 1234/2007 gestelde voorschriften is uitgevoerd, wordt, behoudens overmacht, de subsidie verlaagd met een percentage van 20 procent, berekend over:

    • a. de totale waarde van de onjuist uitgevoerde onderdelen van het operationeel programma, of

    • b. de begrote waarde van de niet uitgevoerde onderdelen van het operationeel programma.

  • 2. Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 304

  • 1. Indien een producentenorganisatie niet voldoet aan het minimum omzetvereiste, bedoeld in artikel 5, eerste lid, krijgt de producentenorganisatie een hersteltermijn van 12 maanden om alsnog aan het gestelde vereiste te voldoen.

  • 2. Indien de producentenorganisatie na de hersteltermijn, bedoeld in het eerste lid, niet aan het minimum omzetvereiste voldoet, wordt de subsidie voor het jaar waarin niet aan het minimum omzetvereiste werd voldaan 10 procent lager vastgesteld.

  • 3. Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 305

  • 1. Indien blijkt dat de producentenorganisatie of één of meer van haar leden voor een uit het actiefonds gefinancierde actie overlappende nationale of communautaire financiering heeft ontvangen, wordt de aan de betreffende actie gerelateerde subsidie lager vastgesteld door:

    • a. ontneming van het gehele voordeel als gevolg van de overlappende financiering, en

    • b. een extra verlaging van 50 procent op het bedrag dat volgt uit de toepassing van onderdeel a.

  • 2. Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 306

  • 1. Indien aan de administratie van de producentenorganisatie, haar leden of van ondernemingen aan wie de producentenorganisatie activiteiten heeft uitbesteed op grond van verordening 1234/2007 eisen zijn gesteld en blijkt dat aan deze eisen niet is voldaan, wordt de aan de desbetreffende actie gerelateerde subsidie, behoudens overmacht, verlaagd met 20 procent.

  • 2. Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 307

  • 1. De subsidie wordt 20 procent lager vastgesteld indien blijkt dat de producentenorganisatie met betrekking tot de uitvoering van deze regeling:

    • a. aanwijzingen van de minister niet opvolgt, of

    • b. aan verzoeken van de minister geen gevolg heeft gegeven.

  • 2. Indien de subsidie reeds daadwerkelijk is vastgesteld wordt de subsidie overeenkomstig het eerste lid ten nadele van de producentenorganisatie gewijzigd.

Artikel 308

Indien een aanvraag op grond van artikel 103 octies, eerste lid, van verordening 1234/2007 of de artikelen 65, eerste lid, 66, eerste lid, 69, eerste lid, 71, eerste lid, of 72, eerste lid, van verordening 543/2011 onvolledig is en niet binnen een redelijke termijn wordt aangevuld, wordt de aan de desbetreffende aanvraag gerelateerde subsidie, behoudens overmacht, met 5 procent verlaagd.

Artikel 309

Indien uit een onderzoek als bedoeld in artikel 115, tweede lid, van verordening 543/2011 blijkt dat sprake is van fraude, worden de kosten van dit onderzoek ten laste van de producentenorganisaties gebracht.

Artikel 310

Bij samenloop van diverse subsidieverlagende factoren als bedoeld in de artikelen 302 tot en met 304 en 306 tot en met 308 bedraagt de totale subsidieverlaging, indien er geen sprake is van opzet of grove nalatigheid, niet meer dan 50 procent.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 311

Archiefbescheiden van Productschap Tuinbouw betreffende zaken die op basis van deze regeling worden behartigd door de minister, worden overgedragen aan de minister, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 312

  • 1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanhangige aanvragen of verzoeken die zijn ingediend op grond van de Verordening PT Uitvoeringsbepalingen GMO Groenten & Fruit 2012 en de Verordening PT GMO Groenten & Fruit 2009 worden met ingang van 1 januari 2014 behandeld door de minister met inachtneming van de termijn die op dat tijdstip is verstreken sinds het tijdstip van indiening van de aanvraag of het verzoek.

  • 2. Besluiten, niet inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, genomen op grond van de Verordening PT Uitvoeringsbepalingen GMO Groenten & Fruit 2012 en de Verordening PT GMO Groenten & Fruit 2009 door het Productschap Tuinbouw, die golden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, worden met ingang van 1 januari 2014 geacht te zijn genomen door de minister op grond van deze regeling.

Artikel 313

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 314

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering GMO groenten en fruit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 december 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

BIJLAGE I NIET LIMITATIEVE LIJST VAN SUBSIDIABELE UITGAVEN EN INVESTERINGEN

  • 1. investeringen in kassen en tunnels;

  • 2. investeringen in substraat;

  • 3. investeringen in teeltgoten, teeltbakken en teeltstellingen;

  • 4. investeringen in dekwassers;

  • 5. investeringen in diamantglas;

  • 6. investeringen in verduisteringsschermen en zonwerende materialen;

  • 7. investeringen in vervroegingsdoek inclusief vliesdoek ter wering van insecten;

  • 8. investeringen in waterbassins;

  • 9. investeringen in uv-ontsmetting en drainwaterontsmetting ten behoeve van de recirculatie van water in de pré-oogstfase;

  • 10. investeringen in oogstmachines;

  • 11. investeringen in klimaatcomputers, meet- en regelapparatuur, tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard;

  • 12. investeringen in vernevelingsinstallaties; tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard; beregeningsinstallaties

  • 13. investeringen in watergoten;

  • 14. investeringen in verwarmingsbuizen, warmwaterslangen en leidingwerk (tenzij deze op grond van andere punten specifiek subsidiabel zijn verklaard);

  • 15. investeringen in bladzuigers;

  • 16. uitgaven voor water- en bodem- en bladanalyses voor bepaling hoeveelheid N en P;

  • 17. uitgaven voor verpakkingsmateriaal en werkzaamheden ten behoeve van het verpakken en marktklaarmaken van producten;

  • 18. investeringen in (magazijn) stellingen;

  • 19. investeringen in spuitleidingen;

  • 20. investeringen in biobranders;

  • 21. investeringen in elektrische hef- en pallettrucks;

  • 22. investeringen in palletkantelaars;

  • 23. uitgaven voor afdichtingsmateriaal ten behoeve van champignoncellen;

  • 24. uitgaven voor looftrekdoeken;

  • 25. uitgaven voor stomen van materialen in de kas;

  • 26. uitgaven voor messen ter voorkoming van verspreiding van virussen.

BIJLAGE II SUBSIDIABELE EN NIET-SUBSIDIABELE RUIMTE

Deel 1 Subsidiabele ruimte

  • 1. inpandige deel van een dock, waarbij

    • a. de oppervlakte van het dock wordt niet meegerekend in de berekening van de subsidiabele oppervlakte, en

    • b. bij berekening van de oppervlakte voor de aankoop van de grond voor een dock wordt uitgegaan van een oppervlakte van 200 m²;

  • 2. dozenopzetruimte;

  • 3. fustopslag of fustloods;

  • 4. goederenlift van en naar ruimtes waar subsidiabele activiteiten plaatsvinden;

  • 5. jassenstraat;

  • 6. kantine en lunchruimte, indien

    • a. het personeel geen alternatief op de locatie kan worden geboden;

    • b. dergelijke ruimten in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn, en

    • c. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • een HACCP certificaat;

      • een BRC certificaat;

      • een IFS certifcaat, of

      • een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 7. keuken, indien

    • a. deze ruimte in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk is, en

    • b. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • een HACCP certificaat;

      • een BRC certificaat;

      • een IFS certifcaat, of

      • een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 8. keurruimte en keurmeesterskantoor voor product waarvoor de producentenorganisatie erkend is;

  • 9. koelcellen en ruimte voor de koelinstallatie;

  • 10. kratten- of fustwasserij;

  • 11. laad- of loodskantoor;

  • 12. label- en stickerruimte;

  • 13. luchtbrug, entresol, galerij of balustrade;

  • 14. machinekamer of CV-ruimte;

  • 15. noodstroomaggregaat;

  • 16. noodtrap of vluchttrappenhuis van en naar ruimtes waar subsidiabele activiteiten plaatsvinden;

  • 17. opslagruimte voor verpakkingsmateriaal;

  • 18. ruimte voor bewaarproeven of shelve life room;

  • 19. sanitair, wasgelegenheden, kleedruimten, toiletten, indien

    • a. deze ruimten in het kader van maatregelen voor hygiëne en voedselveiligheid noodzakelijk zijn;

    • b. deze ruimten bestemd zijn voor personeel dat werkzaam is in het sorteer- en verpakproces en zo gelegen zijn dat aannemelijk is dit personeel hier gebruik van maakt, en

    • c. de producentenorganisatie voor deze ruimte beschikt over:

      • een HACCP certificaat;

      • een BRC certificaat;

      • een IFS certifcaat, of

      • een certificaat van een gelijkwaardig kwaliteitszorgsysteem;

  • 20. traforuimte;

  • 21. verladings- of expeditieruimte, of

  • 22. verpak- en sorteerruimte.

Deel 2 Niet subsidiabele ruimte

  • 2.1 Inpandig

    • 1. archiefruimte;

    • 2. berging, werkkasten en schoonmaakkasten;

    • 3. ruimten voor bedrijfshulpverlening of eerste hulp verlening;

    • 4. chauffeursruimte;

    • 5. dealingroom of afmijnzaal;

    • 6. excursiebordes;

    • 7. gang of hal;

    • 8. kantoor;

    • 9. kledingwasserij;

    • 10. ontspanningsruimte;

    • 11. ontvangsthal, entree of receptie;

    • 12. ruimte voor P&O-faciliteiten;

    • 13. ruimte voor paspoortcontrole;

    • 14. presentatieruimte, projectieruimte of exclusieve ruimte;

    • 15. rookruimte en afgescheiden kantine voor rokers;

    • 16. serverruimte;

    • 17. spreekkamer;

    • 18. ruimte voor technische dienst of technische ruimte;

    • 19. terras of patio, of

    • 20. vergaderruimte of overlegruimte.

  • 2.2 Buiten

    • 1. terreinverharding;

    • 2. groenvoorziening, inclusief groen- en grindstroken rondom gebouwen;

    • 3. ontsluiting op de openbare weg;

    • 4. parkeerterrein of Parkeergarage, of

    • 5. fietsenstalling.

  • 2.3 Overig

    • 1. verhuurde ruimtes;

    • 2. ruimtes die niet in eigendom zijn van de producentenorganisatie, of

    • 3. overige opslagruimten.

BIJLAGE III SUBSIDIABELE EN NIET-SUBSIDIABELE ELEMENTEN BIJ NIEUWBOUW EN VOLLEDIGE VERBOUWING (INCLUSIEF KOELHUIZEN)

Subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten

 

Alle elementen voor niet-subsidiabele ruimten en verder

1.0

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

1.7

Voorbereidingen en overdracht

grondonderzoek

bodemonderzoek

sondering

architect/teken- en constructiewerk (staal- en fundering)

bouwkundig advies/deskundigenkosten

projectmanagement/bouwbegeleiding/toezicht

notariële kosten

1.0

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

Voorbereidingen en overdracht

bouwaanvragen (bij gemeente)

milieuaanvragen (bij gemeente)

Construction all risk verzekering

rentekosten

bankgaranties

leges, kadastrale tarieven

       

2.0

2.1

2.2

2.3

2.4

2.5

2.6

2.7

2.8

2.9

Bouwplaatsvoorzieningen

loodsen en keten

beschikbaarstelling personeel

schoonmaak en preventief onderhoud

inrichting werkterrein

tijdelijke terreinverharding

(peil) uitzetten of maatvoering

bouwstroom en -water

tijdelijke elektriciteitsvoorzieningen

overige tijdelijke voorzieningen bij de bouw

2.0

2.1

2.2

2.3.

Bouwplaatsvoorzieningen

afsluitingen

reclame voor de aannemer

vuilafvoer

       

3.0

3.1

3.2

3.3

3.4

Grondwerk – bouwrijp maken

ontgraven van de grond

verwerken van grond en grondvervangende materialen

verdichten van grond

aanvulwerkzaamheden

3.0

3.1

3.2

3.3.

Grondwerk – bouwrijp maken

sloopwerkzaamheden (onder meer hak, breek en graafwerk van betonresten/asfalt/bestaande bebouwing)

rooiwerkzaamheden

demontagekosten, tenzij de onderdelen voor de betreffende investering worden hergebruikt

       

5.0

5.1

5.2

5.3

Terreinverharding (inpandig)

beton- of asfaltverharding

verhardingslagen van steenmengsel

geleidingscontructies

vloercoating

5.0

5.0

5.1

5.2

5.3

5.4

Terreinverharding (in- en uitpandig)

niet subsidiabele voorzieningen zoals

parkeerplaatsen en (openbare) weg

bewegwijzering

stoplichten

belijning

       

6.0

Funderingspalen

   
       

7.0

Betonwerk

   
       

8.0

Metselwerk

   
       

9.0

Vooraf vervaardigde steenachtige elementen

   
       

10.0

Metaalconstructiewerk

   
       

11.0

Kozijnen, ramen en deuren

   
       

12.0

Systeembekleding

   
       

13.0

13.1

13.2

Trappen en balustrade

vaste trappen naar subsidiabele ruimtes

balustraden

13.0

13.1

Trappen en balustrade

naar niet subsidiabele ruimtes, bijvoorbeeld kantoren

       

14.0

Beglazing

   
       

15.0

Stukadoorswerk

   
       

16.0

Tegelwerk

   
       

17.0

Dekvloeren en vloersystemen

   
       

18.0

Metaal- en kunststofwerk

   
       

19.0

Plafond- en wandsystemen

   
       

20.0

Afbouwtimmerwerk

   
       

21.0

Schilderwerk

   
       

22.0

Dakgoten en hemelwaterafvoeren

   
       

23.0

Binnenriolering

   
       

24.0

Waterinstallaties

   
       

25.0

25.1

25.2

Binneninrichting

keukenblok met blad, spoelbak en mengkraan

banken, kapstokken, lockers voor kleedkamer

25.0

25.1

25.2

25.3

25.4

25.5

Binneninrichting

kasten

werk- en buffetbladen

stelposten

geluidsinstallatie/telefoon e.d.

entree, receptie, ontvangstruimte (incl. sanitair)

       

26.0

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

26.0

26.1

26.2

26.3

Behangwerk, vloerdekking en stoffering

behang

vloerbedekking

stoffering

       

27.0

27.1

27.2

27.3

27.4

27.5

Sanitair

douchecombinaties

closet- en urinoircombinaties

wastafel- en wastrogcombinaties

kranen en kraanafvoercombinaties

wateraanvoer

27.0

27.1

Sanitair

toebehoren sanitair

       

28.0

28.1

28.2

28.3

Brandbestrijdingsinstallaties

Brandblustoestellen/bluswatervoorziening

sprinklerinstallatie

brandwand of gordijn

   
       

29.0

29.1

29.2

29.3

29.4

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

brand- toegangs- en inbraaksysteem

toegangcontrole-installatie

camera observatiesysteem

codesloten

29.0

29.1

Brand, toegang- en inbraakbeveiliging

aansluiting meldkamer/bewakingsdienst

       

30.0

Verwarmingsinstallaties

   
       

31.0

Ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties

   
       

32.0

Koeling

   
       

BIJLAGE IV OVERZICHT RASSEN MET FORFAITAIRE TARIEVEN VOOR HET ENTEN VAN TOMATEN BEDOELD IN ARTIKEL 264, TWEEDE LID

Toe te passen rassen:

Zaadbedrijf

Type tomaat

Vruchtgewicht

Ronde, vlees (losse) tomaat =0,30

trostomaat = 0,35

cherry/cocktail/fijne tros < 55g = 0,00

Opmerking

Admiro

DRS

vleestomaat

150–160

x

     

Adoration

Enza

cocktail

40–45

   

x

 

Altess

DRS

tros grof

140–150

 

x

   

Amoroso

RZ

cocktail

35–40

   

x

 

Annamay

Enza

cocktail

40

   

x

 

Angelle

S&G

mini pruim

10–12

   

x

 

Aranca

Enza

tros fijn

40

   

x

 

Arawak

S&G

coeur de boeuf

200–240

x

     

Ardiles

Enza

mini pruim

35–40

   

x

 

Arlyco

RZ

tros fijn-middel

85–90

 

x

 

RZ 72-385

Arlinta

Enza

tros fijn

40–45

   

x

 

Arvento

RZ

rond (los)

95–105

x

     

Autunno

RZ

tros grof

160–180

 

x

   

Avalantino

Enza

tros fijn-middel

85

 

x

 

E 23.34008

Avengance

DRS

rond (los)

100

x

     

Beorange

DRS

vleestomaat oranje

160

x

     

Bigdena

S&G

vleestomaat

220–240

x

     

Brightina

S&G

vleestomaat

200–220

x

     

Brilliant

Monsanto (vh Bruinsma)

tros middel

120–130

 

x

   

Brioso

RZ

cocktail

35–45

   

x

 

Campari

Enza

cocktail

50–55

   

x

 

Caprese

DRS

cocktail

22

   

x

 

Cappricia

RZ

tros middel

120–130

 

x

   

Capriccio

Gautier Semnces

minpruim/cherry

ca 12

   

x

 

Careza

Enza

rond (los)

85–100

x

     

Caroletta

Monsanto (Western Seeds)

tros middel

110–120

 

x

   

Celine

S&G

pruim (los)

90–100

x

     

Ceranto

RZ

tros middel

115–130

 

x

 

72-702 RZ

Cheramy

RZ

cherry

14

   

x

 

Claree

Enza

cherry

15–16

   

x

 

Classy

S&G

tros middel

95–100

 

x

   

Climberley

S&G

tros middel

120–130

 

x

   

Climstar

Syngenta

tros grof

150–170

 

x

 

T409057

Conchita

DRS

cherry

20

   

x

 

Confetto

RZ

minipruim (Santatype)

14–18

   

x

 

Delioso

RZ

cocktail

35–45

   

x

 

Diamantino

Enza

tros middel

120–140

 

x

   

Dometica

RZ

rond (los)

80

x

     

Dimple

S&G

mini pruim/cherry

10–12

   

x

 

Dirk

Enza

tros middel

120–140

 

x

   

Dunne

S&G

mini tros

20–30

   

x

 

Elanto

RZ

rond (los)

95–105

x

     

Elegance

DRS

tros middel

100

 

x

   

Encore

DRS

rond (los)

80

x

     

Endeauvour

RZ

tros grof

140–160

 

x

   

Espero

DRS

rond (los)

90

x

     

Euforia

S&G

rond (los)

150–160

x

     

Evolution

S&G

rond (los)

160–170

x

     

Foronti

DRS

vleestomaat

250–300

x

     

Garincha

Enza

minipruim (Santatype)

11–13

   

x

 

Gualdino

Enza

tros middel

110

 

x

   

Growdena

S&G

vleestomaat

220–240

x

     

Heartbreaker

Enza

minipruim (Santatype)

11–12

   

x

 

Idoia

S&G

mini tros

35–40

   

x

 

Idooll

DRS

tros grof

140–190

 

x

   

Ingar

Enza

rond (los)

95–105

x

     

Juanita

DRS

cherry

10–14

   

x

 

Kanavaro

Enza

vleestomaat

150–170

x

     

Komeett

DRS

tros grof

140–160

 

x

   

Levanzo

RZ

tros grof

140–160

 

x

   

Licorossa

DRS

tros middel

110

 

x

   

Livorno

DRS

tros middel

   

x

   

Lyterno

RZ

tros middel

100–110

 

x

   

Macarena

S&G

vleestomaat

220–240

x

     

Matrix

DRS

vleestomaat

250–300

x

     

Mecano

RZ

tros middel

110–120

 

x

   

Merlice

DRS

tros grof

130–150

 

x

 

DRW 7812

Ministar

Sakata

cherry

15–20

   

x

 

Mona Lisa

S&G

mini tros

35–40

   

x

 

Nun 3362 TO

Nunhem

pruim (los)

90–140

x

     

Nun 03395 TOF

Nunhem

rond (los)

90–140

x

   

Intense Round

Nun 03560 TOF

Nunhem

pruim (los)

120

x

     

Nun 09008 TOF

Nunhem

tros

120–150

 

x

   

Olmeca

S&G

rond (los)

80–120

x

     

Oskar

S&G

pruim (los)

90

x

     

Picolo

Gaultier Semances

cherry

12

   

x

 

Pinoso

RZ

cocktail

45–55

   

x

 

Proudesse

DRS

tros fijn-middel

80–100

 

x

 

DRW 7646

Prunus

Monsanto-DRS

pruim (tros)

105

 

x

   

Rebelski

DRS

vleestomaat

210–250

x

     

Red Delight

DRS

cocktail

50–55

   

x

 

Robino

Monsanto-Seminis

cherry

20

   

x

 

Romanella

S&G

pruim (los)

60–125

x

   

TMT 02405

Roterno

RZ

tros middel

80–100

 

x

   

Santa

diverse

mini pruim

< 20

   

x

segment: santatypes

Santella

Monsanto-Western Seed

minipruim/cherry

ca 10

   

x

 

Sassari

RZ

cherry

14–16

   

x

 

Savantas

Enza

pruim (tros)

100–110

 

x

   

Seviocard

S&G

pruim (los)

90–100

x

     

Solarino

RZ

minipruim

10

   

x

 

Soupless

DRS

tros grof

130–140

 

x

 

DRW 7659

Speedella

Monsanto-Western Seed

tros grof

ca 160

 

x

   

Starbuck

DRS

vleestomaat

260

x

     

Succes

DRS

tros grof

135–160

 

x

   

Summersun

Nickerson-Zwaan

cherry

15–18

   

x

 

Sunstream

Enza

minipruim

30

   

x

 

Susanti

Enza

pruim (tros)

110–115

 

x

 

E 24.34571

Sweetelle

S&G

mini pruim

10–12

   

x

 

Tastery

RZ

cherry tros

18–20

   

x

 

Temptation

Enza

tros fijn

65–70

 

x

   

Timotion

DRS

tros fijn

40

   

x

 

Tomawak

S&G

coeur de boeuf

180–220

x

     

Tomimaru Mucho

DRS

vleestomaat

 

x

   

DRK 568

Tourance

DRS

tros middel

120–140

 

x

   

Tovale

RZ

pruim (tros fijn)

30–40

   

x

 

Tricia

DRS

tros grof

140–150

 

x

   

Zouk

S&G

rond grof

170–180

x

     

72-389 RZ

RZ

rond (los)

100–110

x

     

Toelichting bij het Overzicht tomatenrassen met forfaitaire tarieven.

1 Beoordeling rassen en samenstelling lijst

De lijst is samengesteld op basis van de door producentenorganisaties voorgelegde aanvragen voor beoordeling van tomatenrassen. De rassen zijn beoordeeld voor zover voldoende informatie beschikbaar was. Rassen waarvan geen of onvoldoende gegevens beschikbaar waren zijn niet vermeld op de lijst.

Alle op de lijst opgenomen rassen zijn ingeschreven in het Nederlandse rassenregister of komen voor op de Lijst Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten.

2 Indeling van rassen

De forfaits zijn bepaald op basis van de berekeningen door het LEI van de meeropbrengsten van de volgende typen tomaat: rond, vlees, tros, cocktail en cherry. Dit heeft geleid tot 3 forfaits: € 0,30 voor ronde en vleestomaten (losse tomaten), € 0,35 voor trostomaten en € 0,00 voor cocktailtomaten en cherrytomaten.

Voor een verdeling van de rassen over de 3 forfaits is dit nader gedefinieerd. Onder trostomaten vallen tros grof, tros middelgrof en tros fijn > 55 g (inclusief pruim tros). Onder cocktailtomaten vallen ook tros fijn < 55 g en minipruim al dan niet los geoogst. Losse pruimtomaten > 55 g vallen onder het forfait voor losse tomaten (€ 0,30).

Het forfait € 0,00 is van toepassing op hoogsalderende rassen (‘specialties’). In het algemeen zijn dit de typen cocktail, cherry, maar ook fijne tros, minitros, minipruim, Santatypen. Om hiervoor een duidelijk criterium te bepalen is uitgegaan van het vruchtgewicht. De grens is hierbij gelegd bij 55 g. Dit wordt o.a. ondersteund door omschrijvingen voor cocktailtomaten door enkele zaadbedrijven (RZ 25–55 g; Enza 30–50 g) en in artikelen van Groenten en Fruit en Proeftuinnieuws.

3 Indiening van aanvragen voor rassen, die nog niet in de lijst zijn opgenomen

De lijst kan door de minister uitgebreid worden met nog niet beoordeelde rassen. Producentenorganisaties kunnen hiervoor per email een verzoek indienen bij het Dienst Regelingen. Het verzoek dient onderbouwd te worden met een NAK rasbeschrijving of een rasbeschrijving van het zaadbedrijf, waaruit in ieder geval de naam van het ras (of de voorlopige aanduiding), het type tomaat en het vruchtgewicht blijken. Rassen die niet ingeschreven zijn in ‘het Nederlandse rassenregister of ‘de Lijst Autorisaties voor het in het verkeer brengen van rassen die nog niet officieel zijn toegelaten’ worden niet in aanmerking genomen.

BIJLAGE V OVERZICHT VAN DE BIOLOGISCHE OF GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING BEDOELD ARTIKEL 266, TWEEDE LID

Tabel 1: Toegelaten GNO’s op basis van microörganismen

Naam middel

Toelatingsnr

Startjaar en i.v.t. startdatum

Expiratie-datum

Werkzame stof

Werking

Toegelaten

Toepassing*3

Carpovirusine Plus

11819 N

1997

09-09-9999*

Cydia pomonella-granulosevirus

insecticide

appels en peren

BIO 1020

12589N

2004

30-04-2014

Metarhizium anisopliae

insecticide

aardbeien, houtiig kleinfruit, druiven

Boni Protect

13789 N

2012 (27-09)

01-09-2015

Aureobasidium pullulans stammen DSM 14940 en DSM 14941

fungicide

bewaarziekten in appels, vanaf 5 weken vóór de oogst, max. 3 x

BOTANIGARD WP

12612N

2004

30-04-2014

Beauveria bassiana

insecticide

glasteelten: aarbei, aubergine, courgette, komkommer, meloen, paprika

BOTANIGARD VLOEIBAAR

12611N

2004

30-04-2014

Beauveria bassiana

insecticide

Contans WG

12423 N

2003

31-12-2013

Coniothyrium minitans

Fungicide

grondbehandeling vs Sclerotina,

pennenbehandeling witlof, direct na het rooien

Cyd-X

13248 N

2009

01-10-2019

Cydia pomonella-granulosevirus

insecticide

appels en peren

Cyd-X Xtra

13329 N

11-05-2010

01-06-2020

Cydia pomonella-granulosevirus

insecticide

Delfin

10944 N

1991

09-09-9999*

Bacillus thuringiensis ssp. kurstaki

insecticide

appels en peren, diverse kool,

diverse vrucht-groenten onder glas

Madex

12202 N

2001

09-09-9999*

Cydia pomonella granulose virus

insecticide

appels en peren

Madex plus

13302 N

2010

01-04-2020

Cydia pomonella granulose virus

insecticide

Milbeknock

12364 N

2002

30-11-2015

Milbemectine

insecticide

aardbeien vs insecten en spint vollegrond en vermeerdering

Mycostop

11708 N

1996

09-09-9999*

Streptomyces griseoviridis

fungicide

vs bodemschimmels

Mycotal

10980 N

1992

30-04-2014

Verticillium lecanii

insecticide

vruchtgroenten onder glas

Naturalis-L

13857 N

2012 (02-11)

30-04-2020

Beauveria bassiana ATCC74040

insecticide

bedekte teelt van goenten vs kaswittevlieg en tabakswittevlieg

Prestop

13413 N

04-03-2011

15-04-2015

Gliocladium catenulatum stam J1446

fungicide

bedekte teelt van goenten en kruiden vs wortelziekten bedekte teelt van goenten en kruiden vs wortelziekten en botrytis

tomaat, komkommer, paprika vs botrytis

Prestop Mix

13414 N

04-03-2011

15-04-2015

Gliocladium catenulatum stam J1446

fungicide

bedekte teelt van goenten en kruiden vs wortelziekten

Pomonellix

13054 N

2008

09-09-9999*

Cydia pomonella-granulosevirus

insecticide

appels en peren

PreFeRal

12694N

2005

31-12-2015

Paecilomyces fumosoroseus

insecticide

tomaat en komkommer

Scutello

11420 N

1994

09-09-9999*

Bacillus thuringiensis ssp. kurstaki

insecticide

appels en peren, diverse kool, diverse vrucht-groenten onder glas

Scutello L

11695 N

1996

09-09-9999*

Bacillus thuringiensis ssp. kurstaki

insecticide

Tracer

12567 N

2004

01-05-2020

Spinosad

insecticide

bedekte teelt van:

– aardbeien

– sla, andijvie, rucola, tuinkers, veldsla

– vruchtgroenten

vollegrond: kool, prei m.u.v. opkweek

trayplaatbehandel

ing koolsoorten

Trianum-P

12699N

2005

30-04-2014

Trichoderma harzianum Rifai T-22

groeiregulator

aangietbehandeling

Trianum-G

12841 N

2006

30-04-2014

Trichoderma harzianum Rifai T-22

groeiregulator

mengen door het teeltmedium

Turex 50 WP

11702 N

1996

09-09-9999*

Bacillus thuringiensis ssp. aizawai

insecticide

brede toepassing

Xen Tari WG

12437 N

2003

30-04-2014

Bacillus thuringiensis ssp. aizawai

insecticide

brede toepassing

* De expiratiedatum 09-09-9999 betreft een ‘van rechtswege toelating’ waarvan de duur wordt bepaald door besluitvorming in de EU (artikel 122, lid 1 Wgb).

Tabel 2: Toegelaten GNO’s op basis van feromonen

Naam middel

Toelatingsnr

Startjaar en i.v.t. startdatum

Expiratie-datum (d.d. 31 jan. 2013 CTGB-site)

Werkzame stof

Werking

Toegelaten

Toepassing*3

Exomone

13309 N

05-03-2010

01-03-2020

Codlemon

insecticide (lokstof)

appels en peren feromoonverwarring

Isomate CLR

13415 N

04--03-2011

26-11-2019

Codlemon

insecticide (lokstof)

RAK 3

11815 N

1997

09-09-9999*

Codlemon

insecticide (lokstof)

appels en peren feromoonverwarring

RAK 3+4

12467 N

2003

01-08-2013

Codlemon en (Z)-11-tetradecenylacetaat

insecticide (lokstof)

RAK 4

12469 N

2003

01-08-2013

(Z)-11-tetradecenylacetaat

insecticide (lokstof)

* De expiratiedatum 09-09-9999 betreft een ‘van rechtswege toelating’ waarvan de duur wordt bepaald door besluitvorming in de EU (artikel 122, lid 1 Wgb).

Tabel 3: Toegelaten GNO’s op basis van plantextracten of planteigen-verbindingen

Naam middel

Toelatingsnr

Startjaar en i.v.t. startdatum

Expiratie-datum

Werkzame stof

Werking

Toegelaten

Toepassing*3

Spruzit vloeibaar

7229 N

1988

09-09-9999*

pyrethrinen/piperonylbutoxide

insecticide

groenten en kleinfruit

NeemAzal T/S

12455 N

2003

31-05-2015

azadirachtine

Insecticide

appel vs spint en larven van diverse insecten

* De expiratiedatum 09-09-9999 betreft een ‘van rechtswege toelating’ waarvan de duur wordt bepaald door besluitvorming in de EU (artikel 122, lid 1 Wgb).

Tabel 4: Toegelaten overige GNO’s

Naam middel

Toelatingsnr

Startjaar en i.v.t. startdatum

Expiratie-datum

Werkzame stof

Werking

Toegelaten

Toepassing*3

Armicarb

13856

2012 (02-11)

01-09-2019

kaliumbicarbonaat (kaliumwaterstofcarbonaat)

fungicide

appel vs schurft

Enzicur

12940 N

2007

01-07-2014

kalium jodide en kaliumthiocyanaat

fungicide

bedekte teelt van aardbei, tomaat, komkommer, aubergine en paprika

Escar-Go tegen slakken ferramol

12167N

2000

31-12-2015

ferri fosfaat

molluscicide

vs naaktslakken

Ferramol Ecostyle slakkenkorrels

12118 N

2000

31-12-2015

ferri fosfaat

molluscicide

Luxan spuitzwavel

4960 N

1969

09-09-9999*

zwavel

fungicide, acaricide

vs mijten:

peren, bramen

vs schimmels:

appels, peren, kersen, perziken, pruimen, aardbeien, bessen, druiven (vollegrond),

schorseneren

Kumulus S

6147 N

1973

09-09-9999*

zwavel

fungicide, acaricide

Karma

13854 N

2012 (02-11)

01-09-2019

kaliumbicarbonaat (kaliumwaterstofcarbonaat)

fungicide

appel vs schurft

NEU 1181 M

13318 N

2010

31-12-2015

ferri fosfaat

molluscicide

vs naaktslakken

Roxasect slakkenkorrels

12410 N

2003

31-12-2015

ferri fosfaat

molluscicide

vs wegslakken in sla (m.u.v. veldsla), andijvie.

diverse kool

Sluxx

13316 N

2010

31-12-2015

ferri fosfaat

molluscicide

vs naaktslakken

Smart Bayt

13107 N

2008

01-10-2018

ferri fosfaat

molluscicide

vs huisjesslakken, naaktslakken

Thiovit Jet

5395 N

1970

09-09-9999*

zwavel

fungicide, acaricide

vs mijten:

peren, bramen

vs schimmels:

appels, peren, kersen, perziken, pruimen, aardbeien, bessen, druiven (vollegrond), schorseneren

* De expiratiedatum 09-09-9999 betreft een ‘van rechtswege toelating’ waarvan de duur wordt bepaald door besluitvorming in de EU (artikel 122, lid 1 Wgb).

Toegelaten toepassingen

Plaatsing op deze lijst is onder voorbehoud van toegelaten toepassingen en de gebruiksvoorschriften. In de toegevoegde kolom zijn de belangrijkste toepassingen (belangrijkste gewassen of gewasgroepen) vermeld. Check voor individuele gewassen altijd de actuele gebruiksvoorschriften in de ‘Bestrijdingsmiddelen databank’ op www.ctgb.nl/toelatingen/Bestrijdingsmiddelendatabank.

TOELICHTING

TOELICHTING ALGEMEEN

1. Aanleiding

De Regeling uitvoering GMO groenten en fruit (hierna: de regeling) geeft uitvoering aan de Europese marktordeningsregels voor de groente- en fruitsector die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkt en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale GMO-verordening’) (PbEU 2007, L 299) en Verordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PbEU 2011, L 157).

Deze materie was voorheen geregeld in de Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012 van het Productschap Tuinbouw en de daar op gebaseerde voorzittersbesluiten en circulaires. Vanwege de voorgenomen opheffing van de bedrijfslichamen, waaronder het Productschap Tuinbouw, is bezien of de door dat productschap gestelde regels inzake de uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit in aanmerking komen voor overname door de Minister van Economische Zaken (hierna: de minister). De desbetreffende regels die uitvoering geven aan bindende EU-rechtshandelingen kwalificeren als taak die in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen wordt overgenomen door de centrale overheid. De door het Productschap Tuinbouw gestelde regels inzake de uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit worden overgenomen door de Minister van Economische Zaken. Met deze regeling wordt niet beoogd inhoudelijke wijzigingen aan te brengen ten opzichte van de regels die golden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

2. Inhoud van de regeling

Producentenorganisaties kunnen met steun van de Europese Unie activiteiten ontplooien op het gebied van milieu, kwaliteit, biologische productie, energiebesparing, marketing, promotie en productinnovatie. Lidstaten stellen een Nationale Strategie op, onder meer gebaseerd op een evaluatie over het functioneren van de operationele programma’s tot nu toe en een sterkte/zwakte analyse van de groente- en fruitsector. Op grond daarvan stellen de producentenorganisaties hun operationele programma’s vast. In onderhavige regeling zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de erkenning en het lidmaatschap van producentenorganisaties, het actiefonds en het operationeel programma, aanvraag en verlenen van steun, administratieve verplichtingen en sancties. Het betreft hier de nadere uitwerking van de voorschriften van verordening 1234/2007 en verordening 543/2011.

De minister wordt in artikel 2 aangewezen als bevoegde autoriteit om de besluiten te nemen en de handelingen te verrichten die voortvloeien uit de Europese verordeningen. Het toezicht wordt uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De administratieve afhandeling geschiedt door de Dienst Regelingen.

3. Regeldruk

Deze regeling strekt ertoe uitvoering te geven aan de Europese marktordeningsregels voor de groente- en fruitsector. Voorheen werd hierin voorzien door de Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012. Derhalve is deze regeling gebaseerd op hetgeen voorheen was geregeld in die verordening en zijn geen minder belastende alternatieven overwogen. Deze regeling bevat geen nieuwe verplichtingen voor burgers en bedrijven. Er is dus geen sprake van een wijziging van de administratieve lasten en nalevingskosten.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. Deze datum is in lijn met het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving, dat inhoudt dat ministeriële regelingen slechts inwerkingtreden per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Afgeweken wordt van het uitgangspunt dat regelingen twee maanden voorafgaand aan hun inwerkingtreding worden gepubliceerd. De reden voor deze afwijking is dat door inwerkingtreding per 1 januari 2014 aanmerkelijke publieke nadelen worden voorkomen. De onderhavige regeling loopt vooruit op de formele opheffing van de bedrijfslichamen. Om een continue en goede uitvoering van de publieke taken van de bedrijfslichamen zeker te stellen is de overname van taken met ingang van 1 januari 2014 noodzakelijk.

TOELICHTING ARTIKELSGEWIJS

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

In artikel 1 zijn de definities opgenomen.

In artikel 2 wordt de minister als bevoegde autoriteit aangewezen ter uitvoering van diverse voorschriften in de Europese verordeningen.

Hoofdstuk 2. Erkenning van producentenorganisaties

In dit hoofdstuk zijn de voorschriften opgenomen waaraan organisaties moeten voldoen om door de minister erkend te worden als producentenorganisatie.

In artikel 3 zijn de voorschriften met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid opgenomen.

Lidmaatschap producentenorganisaties

In de artikelen 4 tot en met 7 staan de voorschriften met betrekking tot het lidmaatschap van een producentenorganisatie. Een lid moet een producent zijn, zoals bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a, van verordening 543/2011 en hij moet conform artikel 122, onder a, punt iii, van verordening 1234/2007 één of meer producten van de sector groenten en fruit of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten telen. Dit houdt in dat holdings, beheermaatschappijen en dergelijke niet als lid kunnen worden aangemerkt.

Verplichtingen producentenorganisaties

De artikelen 8 tot en met 21 betreffen de verplichtingen voor producentenorganisaties. Het gaat hier om de oprichtingsformaliteiten, activiteiten van leden, opstellen van controle- en sanctievoorschriften en administratieve verplichtingen voor de leden, vermogensvereisten, kantoorruimte, personeel, bepaling van verkoopvoorwaarden (waaronder verkoopprijzen) en uitbesteding van activiteiten.

Concentratie aanbod en afzet van leden

Ingevolge artikel 122, onder c, punt ii, van verordening 1234/2007 heeft een producentenorganisatie tot doel het aanbod en het op de markt brengen van de producten van haar leden te concentreren. Artikel 26 van verordening 543/2011 bepaalt dat de hoofdactiviteit van een producentenorganisatie de concentratie van het aanbod en de afzet betreft van de producten van haar leden waarvoor de producentenorganisaties is erkend.

In een arrest van 30 september 2009, zaak T-432/07 (Commissie t. Frankrijk) heeft het Gerecht van Eerste Aanleg nadere invulling aan het begrip concentratie van afzetgegeven. Hieronder wordt verstaan de overeenstemming over de zaak en de prijs. Hierbij gaat het zowel om de rol van de teler als de rol van de producentenorganisatie in het afzetproces.

Teneinde te voorkomen dat de teler (rechtstreeks) invloed uitoefent op de totstandkoming van de verkoopwaarwaarden gelden de volgende voorschriften:

  • leden, met uitzondering van bestuursleden, mogen (behoudens activiteiten in statutaire organen zoals verkoopadviescommissies) niet rechtstreeks betrokken zijn bij de verkoop van hun productie;

  • leden, met uitzondering van bestuursleden, mogen niet bij de producentenorganisatie als verkoper actief of in dienst zijn;

  • verkoopactiviteiten van de producentenorganisatie mogen niet worden uitbesteed aan leden, dochterondernemingen van leden of derden die voor de uitvoering van de verkoopfunctie gebruik maken van de diensten van een aangesloten lid.

Artikel 10 sluit hierbij aan en verplicht de producentenorganisatie haar leden te verbieden activiteiten te ontplooien die het vermoeden doen ontstaan dat ze niet hun gehele productie via de producentenorganisatie verkopen. Hierbij kan gedacht worden aan het publiek naar buiten treden door middel van o.a. websites, folders, beursdeelname of persberichten. Hier moeten leden altijd de producentenorganisatie vermelden.

Om te voldoen aan het vereiste van concentratie van afzet moet de producentenorganisatie daarenboven daadwerkelijk en aantoonbaar de regie over de afzet hebben (artikel 20). Daarbij is het niet noodzakelijk dat (het bestuur van) de producentenorganisatie rechtstreeks betrokken is bij de prijsvorming in concrete gevallen, maar wel dat de producentenorganisatie de verkoper of de verkopende entiteit voldoende aanstuurt. De verkoper of de verkopende entiteit zijn:

  • leden van het bestuur die door het bestuur belast zijn met de verkoop van producten;

  • verkooppersoneel in dienst van de producentenorganisatie, of

  • dochterondernemingen, kleindochterondernemingen en derden aan wie een verkoopactiviteit, met in achtneming van de voorschriften omtrent uitbesteding (artikel 21), door het bestuur is uitbesteed.

Dat de verkoper of verkopende entiteit door de producentenorganisatie belast is met verkoopactiviteiten dient te blijken uit een mandaat (bestuursleden), functieomschrijvingen (verkooppersoneel) of een uitbestedingsovereenkomst (dochterondernemingen, kleindochterondernemingen of derden).

Om aan te tonen dat de producentenorganisatie voldoende regie voert op de afzet overlegt de producentenorganisatie een schriftelijk document waarin zij inzichtelijk maakt op welke wijze zij het verkoopproces en de verkoopvoorwaarden, waaronder de prijs, is ingericht. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een bestuursnotitie, procedurebeschrijving, administratieve organisatie of handboek. De producentenorganisatie toont vervolgens aan de hand van schriftelijke bewijsstukken de werking van dit verkoopproces in de praktijk aan. Daarbij is van belang dat de producentenorganisatie aan de hand van schriftelijke bewijsstukken aantoont dat zij:

  • de verkoper of verkopende entiteit daadwerkelijk vooraf aanstuurt door middel van verkoopinstructies, bijvoorbeeld verslagen van verkoopoverleggen waarin de bandbreedte voor een bepaald product in een bepaalde periode wordt besproken of instructies per e-mail;

  • achteraf evalueert of de verkoper of verkopende entiteit gehandeld heeft in overeenstemming met deze instructies, en

  • uitkomsten van deze evaluaties gebruikt voor een evaluatie en eventuele herijking van haar verkoopproces.

Statuten

In de artikelen 22 tot en met 24 zijn voorschriften met betrekking tot de statuten opgenomen. Deze bepalingen geven nadere invulling aan artikel 125 bis van verordening 1234/2007. Ingevolge artikel 22 neemt een producentenorganisatie de doelstellingen op in de statuten. De volgende doelstellingen dienen expliciet in de statuten te zijn opgenomen:

  • te verzekeren dat de productie wordt gepland en aan de vraag wordt aangepast, met name wat omvang en kwaliteit betreft;

  • het aanbod en het op de markt brengen van de producten van de leden te concentreren;

  • de productiekosten te optimaliseren en de producentenprijzen te stabiliseren.

De producentenorganisatie is verplicht om de in de statuten opgenomen doelstellingen daadwerkelijk in de praktijk ten uitvoer te brengen. Dit dient de producentenorganisatie door middel van schriftelijke bewijsstukken aan te tonen.

In de statuten dient eveneens ingevolge artikel 125 bis, lid 1, onder b, van verordening 1234/2007 te worden opgenomen dat een producent van een in artikel 122, onder a, punt iii, bedoeld product zich slechts bij één producentenorganisatie kan aansluiten. Deze verplichting geldt niet voor door hem geteelde producten die niet onder de erkenning van de producentenorganisatie vallen. Wel kan een lid statutair toestemming verleend worden in drie met name genoemde gevallen een deel van de afzet anders te regelen (artikel 24).

De statuten bevatten voorts de verplichting voor de leden gegevens over productie, afzet, milieubescherming en statistische informatie te verstrekken. Ook worden bepalingen omtrent de oprichting en financiering van een actiefonds, de financiële bijdrage van de leden, boekhoudkundige en budgettaire voorschriften, toezicht door leden op besluitvorming, stemverdeling en sancties (artikel 14) in de statuten opgenomen.

In diverse artikelen van deze regeling is de verplichting voor de producentenorganisatie opgenomen om bepaalde voorschriften uiterlijk op 1 januari 2015 in de statuten op te nemen. Hier is een overgangstermijn opgenomen, omdat de verplichting om deze voorschriften op te nemen in de statuten niet eerder gold. De verplichtingen die het betreft golden thans reeds als verplichtingen voor de producentenorganisatie.

Erkenning

De procedure van aanvraag en verlening van een erkenning van een producentenorganisatie staat in de artikelen 25, 26 en 27. Deze artikelen zijn een nadere invulling van artikel 125 ter van verordening 1234/2007.

De artikelen 28 en 29 betreffen de informatie- en rapportageverplichtingen met betrekking tot de interne organisatie van de producentenorganisatie.

Unie van producentenorganisaties

In de artikelen 30, 31 en 32 staat de procedure voor de erkenning van een unie van producentenorganisaties.

Hoofdstuk 3. Actiefonds

Waarde afgezette productie

De artikelen 33 tot en met 40 geven voorschriften voor het vaststellen van de waarde van de afgezette productie per jaar. Hierbij wordt een referentieperiode vastgesteld en wordt aangegeven hoe met afzet van nieuwe en uitgetreden leden wordt omgegaan.

Op grond van artikel 122, onder a, punt iii, van verordening 1234/2007 en artikel 20, lid 1, van verordening 543/2011 geldt een erkenning voor één of meer producten uit de sector groenten en fruit. Dat houdt in dat er geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die andere producten betreffen. In de erkenningaanvraag wordt opgenomen voor welke producten de aanvraag geldt. De waarde van de afgezette producten waarvoor de erkenning geldt moet hoger zijn dan de waarde van de andere afgezette producten.

Voor producentenorganisaties die na 1 januari 2008 zijn erkend geldt een minimum aantal leden van 10 met een gezamenlijke waarde van de afgezette productie van € 25.000.000.

Financieel beheer

In de artikelen 41 en 42 zijn voorschriften met betrekking tot het financieel beheer van het actiefonds opgenomen.

Hoofdstuk 4. Operationele programma’s

Eisen aan operationele programma’s

Ingevolge artikel 103 septies, eerste lid, van verordening 1234/2007 bepaalt de lidstaat in haar nationale strategie welke van de doelstellingen genoemd in artikel 103 quater, eerste lid, van verordening 1234/2007 producentenorganisaties onder welke voorwaarden mogen opnemen in hun operationeel programma. Nederland heeft ervoor gekozen mogelijk te maken dat alle doelstellingen genoemd in artikel 103 quater, eerste lid, van verordening 1234/2007 mogen worden opgenomen in de operationele programma’s van de producentenorganisaties (artikel 43, derde lid).

Op grond van artikel 103 septies, eerste lid, van verordening 1234/2007 stellen lidstaten, als onderdeel van hun nationale strategie een nationaal kader vast met algemene voorwaarden voor de uitvoering van milieuacties, bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid, onderdeel e, van verordening 1234/2007 in overeenstemming met de eisen aan milieuacties gesteld door Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (PBEU 2005, L 277). Dit nationaal kader wordt door de lidstaat ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd.

Voor zover de nationale strategie, en het nationaal kader, voorwaarden bevat waaronder deze doelstellingen en maatregelen ter uitvoering van deze doelstellingen (artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011) mogen worden opgenomen in de operationele programma’s van de producentenorganisaties zijn deze opgenomen in de artikelen 43 tot en met 45. Specifieke voorschriften voor acties ter uitvoering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 103 quater, eerste lid, van verordening 1234/2007, zijn opgenomen in titel 2 en 3 van dit hoofdstuk.

In artikel 43, eerste lid, zijn voorwaarden gesteld aan de maatregelen die verplicht in het operationeel programma moeten worden opgenomen.

Artikel 44, eerste lid, bevat voorschriften over de verdeling van het actiefonds over de verschillende maatregelen. Artikel 44, tweede lid, bevat voorschriften omtrent het aantal in het operationeel programma op te nemen milieuacties en het deel van het actiefonds dat aan deze acties besteed moet worden.

In artikel 45, eerste lid, is bepaald dat er naar wordt gestreefd dat tenminste 10% van de subsidiabele uitgaven aan afzetbevordering wordt besteden.

Algemene bepalingen over subsidiabele uitgaven

Titel 2 en 3 van hoofdstuk 4 bevatten bepalingen over subsidiabele uitgaven. Uitgaven van de producentenorganisatie ter uitvoering van maatregelen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011, zijn subsidiabel, indien zij in titel 3 subsidiabel gesteld worden artikel 46, eerste lid). Titel 2 (artikelen 46 tot en met 92) bevat voor verschillende categorieën uitgaven nadere algemene bepalingen omtrent subsidiabele uitgaven ter uitvoering van artikel 60 en bijlage IX van verordening 543/2011. Het betreft hier personeelskosten van de producentenorganisatie, duurzame productiemiddelen en overige kosten.

Ten aanzien van algemene productiekosten moet worden opgemerkt dat deze op grond van punt 1 van bijlage IX van verordening 543/2011 niet subsidiabel zijn, tenzij het gaat om specifieke kosten van maatregelen genoemd in punt 1. Met specifieke kosten worden volgens punt 1 de aanvullende kosten bedoeld, berekend als het verschil tussen traditionele en werkelijk gemaakte kosten. Bij het berekenen van de specifieke kosten moeten ook de meeropbrensten en kostenbesparingen als gevolg van een maatregel worden afgetrokken van de aanvullende kosten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan besparingen op personeelskosten als gevolg van een maatregel of extra opbrengsten door bijvoorbeeld een betere resistentie tegen plantenziekten.

De personeelskosten betreffen het uurtarief, het soort personeel en de activiteiten.

Duurzame productiemiddelen waarvan de aanschaf (deels) is gesubsidieerd moeten door alle leden van de producentenorganisatie gebruikt kunnen worden. Artikel 57 schrijft de vervreemdingstermijn voor, de termijn na ingebruikname van het productiemiddel waarbinnen het eigendom bij de producentenorganisatie moet blijven. Ingebruikname is daarbij het moment van de officiële opleverdatum. In geval er geen opleverdatum is vast te stellen, geldt de betaling van de laatste termijn als moment van ingebruikname. Onder laatste termijn moet in deze worden verstaan de laatste reguliere termijn die vooraf is overeengekomen. Eventuele nagekomen, niet vooraf afgesproken, facturen voor meer- of minderwerk en andere crediteringen worden niet gezien als de betaling van de laatste termijn.

Ook duurzame tweedehands productiemiddelen zijn onder voorwaarden subsidiabel. Dit is ook van toepassing op huur en lease (artikel 74).

In deze paragraaf worden o.a. afschrijving, begroting, vervanging en gespreide indiening geregeld. Voor duurzame productiemiddelen voor energiebesparende maatregelen zijn in de artikelen 77 tot en met 81 aanvullende bepalingen opgenomen over o.a. de technische specificatie, verwachte energiebesparing en energiebalans. Voor duurzame productiemiddelen voor waterbesparende maatregelen zijn in de artikelen 83 tot en met 87 vergelijkbare bepalingen opgenomen met betrekking tot waterbesparing.

Onder overige kosten worden ingehuurd personeel, reis- en verblijfkosten en ICT voorzieningen begrepen. De uitgaven als bedoeld in bijlage I zijn niet subsidiabel.

Subsidiabele gestelde uitgaven

In titel 3 (artikelen 93 tot en met 285) wordt bepaald welke uitgaven van de producentenorganisaties voor acties ter uitvoering van de acht maatregelen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel g, van verordening 543/2011, die in de operationele programma’s van de producentenorganisaties kunnen worden opgenomen, subsidiabel zijn.

Een actie is een specifieke activiteit of een specifiek instrument ter verwezenlijking van een bepaald operationeel doel als bijdrage tot één of meer van de in artikel 103 quater, lid 1, van verordening 1234/2007 vermelde doelen. Een activiteit kan op haar beurt bestaan uit verschillende subactiviteiten.

De uitvoering van het operationeel programma van een producentenorganisatie wordt op grond van artikel 103 ter, tweede lid, gefinancierd door een door de producentenorganisatie voor dat doel opgericht actiefonds. Op grond van artikel 103 ter, eerste lid, van verordening 1234/2007 wordt dit fonds gefinancierd met bijdragen van de producentenorganisatie en haar leden en met communautaire financiële steun. Op grond van artikel 103 quinquies, eerste lid, van verordening 1234/2007 is de communautaire steun gelijk aan het bedrag van de bijdrage van de producentenorganisatie en haar leden, maar bedraagt niet meer dan 50% van de daadwerkelijke uitgaven.

Uitgaven die op grond van titel 3 subsidiabel zijn gesteld worden voor 100% van de subsidiabele uitgaven gefinancierd uit het actiefonds, tenzij in titel 3 is bepaald dat de uitgaven van een producentenorganisatie voor een actie voor een afwijkend percentage subsidiabel zijn. Een voorbeeld hiervan is artikel 125, tweede lid. In dat geval worden de subsidiabele uitgaven voor deze actie voor dit afwijkend percentage gefinancierd uit het actiefonds.

Cumulatie van steun op grond van deze regeling met steun uit andere subsidieregelingen is niet toegestaan.

De maatregelen zijn:

  • 1) Acties die gericht zijn op de productieplanning

  • 2) Acties die gericht zijn op verbetering of behoud van de productkwaliteit

  • 3) Acties die gericht zijn op de verbetering van de afzet

    Artikel 163 betreft subsidiabele uitgaven voor investeringen in het kader van het programma ‘Kas als Energiebron’ of ‘Het nieuwe telen’. Voorwaarde hierbij is o.a. dat het om semi-gesloten kassen gaat. In een semi-gesloten kassysteem worden zonne-energie en andere natuurlijke ‘buitenomstandigheden" in combinatie met de voorzieningen in de kas optimaal benut voor: verwarming, koeling, beperking van het warmteverlies, ontvochtiging en CO2-gebruik.

    Een andere voorwaarde is dat de uitgaven gecombineerd worden met bepaalde, genoemde, systemen of installaties. In punt 7 gaat het om aquifer. In de punten 9, 10 en 11 gaat het om bepaalde schermen waarbij de energiebesparing een doekeigenschap is. Het gaat hier niet om schermen die lichtdoorlatend of lichtafschermend zijn, want die zijn wettelijk of teeltkundig verplicht. In punt 10 gaat het om bedrijven met een verbruik van minder dan 25 Nm3, de zgn. energie extensieve bedrijven.

  • 4) Onderzoek en experimentele productie

  • 5) Opleidingsacties en acties die gericht zijn op bevordering van de toegang tot adviesdiensten

  • 6) Crisispreventiemaatregelen

  • 7) Milieuacties

    Deze paragraaf bevat bepalingen met betrekking tot biologische productie, geïntegreerde productie, vermindering van afvalproductie en verbetering van afvalbeheer.

    Ingevolge artikel 103 quater, derde lid, van verordening 1234/2007 en artikel 39 van verordening 1698/2005 zijn bij de uitgaven van producentenorganisaties voor milieuacties alleen de extra kosten van de uitvoering van de milieuactie ten opzichte van hetgeen wettelijk verplicht is subsidiabel. De extra kosten moeten worden berekend als het verschil tussen de kosten van hetgeen wettelijk verplicht is en de kosten (extra uitgaven en gederfde inkomsten) die de uitvoering van de milieuacties met zich brengt, onder aftrek van meeropbrengsten en kostenbesparingen als gevolg van de uitvoering van de milieuactie.

    Artikel 239 betreft subsidiabele uitgaven voor investeringen in innovatieve en emissiebeperkende gewasbeschermingsapparatuur die tot doel hebben om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen. Bij de opsomming in lid 2, onderdeel f, geldt dat ook apparatuur ten behoeve van het ontsmetten van recirculatiewater in aanmerking wordt genomen.

    Van de in het vierde lid bedoelde landbouwspuitmachines zijn drager, motorblok en cabine inclusief accessoires niet subsidiabel.

    In artikel 241 wordt onder hygiënesluizen en hygiënestations ook verstaan automatische zeep/desinfectie units met geïntegreerde tourniquet voor de controle op toegang.

    In artikel 243, tweede lid, wordt reductie van energieverbruik tussen de 10% en 25% toegestaan bij bijvoorbeeld vermindering van bodemerosie of vermindering van het gebruik van chemicaliën in combinatie met waterbesparing, vermindering van de luchtvervuiling of het gebruik van herbruikbare energiebronnen in combinatie met energiebesparing.

    In artikel 248 wordt bij warmte- en koudebuffering bedoeld aquifer, WOK/warmtebuffertank.

    Voor artikel 249 is de toelichting bij maatregel 3 van overeenkomstige toepassing.

    Ten aanzien van biologische mest en compost in artikel 255 geldt dat door Skal op biologische bedrijven toegelaten groencompost, niet afkomstig van biologische landbouwbedrijven, niet in aanmerking wordt genomen.

    Artikel 257 betreft toediening van micro-organismen. Hierbij geldt dat het middel voldoende in de bodem werkzame micro-organismen dient te bevatten.

    Artikel 260 en 261 betreft subsidie voor extra resistent zaad. De extra resistentie dient te zijn vermeld in de rasbeschrijving van de NAK (of van een andere in de EU bevoegde instantie). In geval er nog geen (NAK) rasbeschrijving beschikbaar is, kan de resistentie ook worden vastgesteld op basis van een TQ voor de aanvraag bij de NAK of een volgens protocol uitgevoerde resistentietoets. Het document dient voorzien te zijn van een verwijzing naar het protocol. Indien extra resistentie of meerkosten hiervan niet voldoende wordt aangetoond, zijn de uitgaven niet subsidiabel.

    De artikelen 263 tot en met 264 betreffen het enten van plantmateriaal. Hieronder vallen ook de zaadkosten van de onderstam.

    Artikel 266 gaat over biologische of geïntegreerde gewasbeschermingsmiddelen en het voorkomen van ziekten en plagen. Indien een middel op grond van de onderdelen a tot en met g subsidiabel is, mag de plantenkweker in plaats van de oorspronkelijke leverancier de aanschafkosten van het middel factureren aan de producentenorganisatie. Een opslag voor de (tray) behandelingskosten (voornamelijk arbeid) wordt niet in aanmerking genomen. In onderdeel a worden voornamelijk insecten en mijten bedoeld. Verwezen wordt naar de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, artikel 1b, vijfde lid, artikel 1c en bijlagen 5, 6 en 7. Natuurlijke vijanden die niet voorkomen in deze bijlagen maar waarvoor ontheffing is verleend door de minster, worden eveneens in aanmerking genomen.

    Onderdeel c betreft schimmels, bacteriën en virussen. Met betrekking tot de onderdelen b en c geldt dat hieronder ook vallen de biologische middelen waarvoor het Ctgb een tijdelijke ‘dringen vereiste’ toelating heeft afgegeven. Hiervoor moet een kopie van de toelating met de daaraan verbonden voorwaarden worden verstrekt.

    Artikel 269 betreft de opgave van de in artikel 266 bedoelde middelen. De verbruikscijfers 2013 dienen als startsituatie voor het uitvoeringsjaar 2014. Deze verbruikscijfers dienen, op grond van artikel 269, tweede lid, uiterlijk op 1 mei 2014 aan de minister te worden overlegd en dienen tevens ter onderbouwing van de steunaanvraag 2013.

    Artikel 273 gaat over subsidie voor verpakkingen. Uitgaven voor EPS zijn met ingang van 1 januari 2013 niet langer subsidiabel als gevolg van een wijziging van verordening 543/2011. Uitgaven die in de lopende operationele programma’s waren voorzien zijn hiervan uitgezonderd en zijn tot de einde van de looptijd van het lopende operationele programma subsidiabel. Indien de looptijd van deze programma’s wordt gewijzigd zijn deze uitgaven, omdat de wijziging van de looptijd in dit geval door de Europese Commissie wordt gekwalificeerd als een nieuw operationeel programma, slechts gedurende de oorspronkelijke looptijd subsidiabel.

  • 8) Andere acties

Wijzigen van operationele programma’s

Het wijzigen van operationele programma’s geschiedt volgens de artikelen 65 en 66 van verordening 543/2011 en de artikelen 286 tot en met 288. Het betreft hier mogelijke wijzigingen (meerjarenbegroting, toevoegen of vervallen van maatregelen, looptijd) van een goedgekeurd programma voor volgende jaren en wijzigingen (met uitzondering van toevoeging van een nieuwe maatregel) gedurende het lopende jaar alsmede de uiterste indieningdata hiervan. Indiening van wijzigingen en motivering hiervan geschiedt bij de Dienst Regelingen.

Hoofdstuk 5. Steunaanvraag, voorschotten en gedeeltelijke betalingen

De artikelen 289 tot en met 292 hebben betrekking op indiening van financiële bewijsstukken.

Artikel 293 en 294 zien op een verzoek om voorschot en het vrijgeven van gestelde zekerheden. Artikel 295 en 296 betreffen een gedeeltelijke betaling en samenloop met een verzoek om voorschot.

Hoofdstuk 6. Rapportageverplichtingen

De artikelen 297 tot en met 300 betreffen de verplichtingen met betrekking tot de diverse rapportages over de operationele programma’s die de producentenorganisaties jaarlijks moeten indienen. Het gaat hier om jaar- en eindverslagen en tussentijdse rapportages. De benodigde formulieren worden door de minister vastgesteld en zijn bij de Dienst Regelingen verkrijgbaar.

Hoofdstuk 7. Sancties

In de artikelen 114 en 115 van verordening 543/2011 zijn de sancties opgenomen voor producentenorganisaties, in artikel 116 voor unies van producentenorganisaties. Deze sancties zijn intrekking of schorsing van de erkenning of een waarschuwing.

In dit hoofdstuk zijn de nationale sancties voor producentenorganisaties opgenomen die bestaan uit verlaging van de subsidie, waarbij het percentage van de verlaging afhankelijk is van het overtreden voorschrift, en het vergoeden van de onderzoekskosten bij fraude. Het betreft hier de artikelen 301 tot en met 310.

De subsidie wordt verlaagd bij onjuiste opgave, uitvoering van het operationeel programma in strijd met de voorschriften, het niet voldoen aan het minimum omzetvereiste, overlappende financiering, het niet opvolgen van ministeriële aanwijzingen of bij een onvolledige aanvraag.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Teneinde te voldoen aan artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995 regelt artikel 311 dat de archiefbescheiden betreffende de marktordening in de groente- en fruitsector worden overgedragen aan de minister, voor zover zij niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 312 bevat overgangsrecht. Bepaald is dat besluiten die op grond van Verordening PT uitvoeringsbepalingen GMO groenten en fruit 2012 van het Productschap Tuinbouw en de daar op gebaseerde voorzittersbesluiten en circulaires zijn genomen, worden beschouwd als genomen op grond van onderhavige regeling. Hiermee wordt geborgd dat bijvoorbeeld de door het Productschap Tuinbouw verleende erkenningen en goedkeuringen hun geldigheid behouden, ook na 31 december 2013. Daarnaast is voorzien in overgangsrecht voor aanvragen of verzoeken die gedaan zijn onder de productschapsverordeningen. Deze worden geacht te zijn gedaan onder de huidige regelgeving.

De inwerkingtredingdatum in artikel 313 is 1 januari 2014.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven