Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 november 2013, 2013-0000155842, tot wijziging van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boete en terugvordering onverschuldigde betalingen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 29, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 29, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, 14h, vijfde lid, van de Toeslagenwet, 27h, vijfde lid van de Werkloosheidswet, 54a, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 24a, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 29h, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 3:44, vijfde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 97, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 45h, vijfde lid, van de Ziektewet, 17h, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 45a, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet, en 17j, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 10a van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boete en terugvordering onverschuldigde betalingen wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met negende lid tot vierde tot en met tiende lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor zover dit artikel berust op artikel 27h, vijfde lid, van de Werkloosheidswet of artikel 17h, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet wordt als echtgenoot of geregistreerd partner als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad. Voor de toepassing van de eerste zin wordt mede als ongehuwd aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘Van een gezamenlijke huishouding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is sprake’ vervangen door: Voor zover dit artikel berust op artikel 27h, vijfde lid, van de Werkloosheidswet of artikel 17h, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet is sprake van een gezamenlijke huishouding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ vervangen door: vijfde lid.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘vierde en vijfde lid’ vervangen door: vijfde en zesde lid.

5. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘vierde en vijfde lid’ vervangen door ‘vijfde en zesde lid’ en wordt ‘vierde lid’ vervangen door: vijfde lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting (en de bijlage(n)) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 november 2013

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

TOELICHTING

Bij de in de aanhef genoemde uitkeringswetten is geregeld dat wanneer als gevolg van directe verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive (met buiten werking stellen van de beslagvrije voet; de uitkering komt dan niet meer tot uitbetaling) de betrokkene algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand is toegekend, een deel van de uitkering voor verrekening wordt vrijgelaten. Dit is noodzakelijk omdat anders door cumulatie van de (niet uitbetaalde) bruto uitkering en de bijstandsuitkering het toetsingsinkomen in veel gevallen te hoog zal zijn om nog in aanmerking te kunnen komen voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Het vrij te laten deel van de uitkering bij de verrekening is in artikel 10a van de Regeling verrekening bestuurlijke boete bij recidive onderscheidenlijk artikel 15b van de Regeling WWB, IOAW en IOAZ vastgesteld (Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juni 2013, Stcrt. 15191). Hiermee wordt een compensatie geboden voor het (gedeeltelijk) niet of niet meer in aanmerking komen voor genoemde toeslagen.

In genoemde artikelen is o.a. geregeld dat het vrij te laten deel mede betrekking heeft op zorgkosten waarbij de hoogte van het vrij te laten deel wordt bepaald door het gegeven of de belanghebbende alleenstaande is of echtgenoot of geregistreerd partner. Hierbij is de vraag gerezen of ook niet geregistreerde samenwonenden hierbij moeten worden betrokken. Het antwoord op deze vraag luidt bevestigend omdat in alle wetten, met uitzondering van de Werkloosheidswet (WW) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), en de hierop gebaseerde regelgeving deze categorie samenwonenden is gelijkgesteld met de echtgenoot of geregistreerd partner. Ook is in deze wetten, met uitzondering van de WW en de AKW, een definitie gegeven van een gezamenlijke huishouding. In de toelichting op de hiervoor aangehaalde wijzigingsregeling is ook vermeld dat voor de zorgkosten van belang is of de belanghebbende alleenstaand is of met een partner een gezamenlijke huishouding voert. De bedoeling is dat hierbij de partner in aanmerking wordt genomen ongeacht of er al dan niet sprake is van een geregistreerd partnerschap.

Teneinde elk misverstand op dit punt uit te sluiten is artikel 10a van de Regeling verrekening bestuurlijke boete bij recidive gewijzigd en is expliciet voor de toepassing van de artikelen 27h, vijfde lid, van de WW en 17h, vijfde lid, van de AKW in het nieuwe derde lid de bedoelde gelijkstelling opgenomen en is in het vierde lid (nieuw) de definitie van ‘gezamenlijke huishouding’ beperkt voor de toepassing van de WW en AKW omdat voor de toepassing van de andere wetten, genoemd in het eerste lid, deze definitie reeds in die andere wetten is gegeven.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

Naar boven