TOELICHTING
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: Bevb) bepaalt in artikel 17,
eerste lid, dat indien op het tijdstip waarop het Bevb op een buisleiding van toepassing
wordt het plaatsgebonden risico voor een kwetsbaar object, veroorzaakt door een buisleiding
hoger is dan 10-6 per jaar, de exploitant er voor zorgt dat binnen drie jaar na dat tijdstip het plaatsgebonden
risico die waarde niet meer overschrijdt. De termijn van drie jaar loopt af op 1 januari
2014.
Het risico van buisleidingen dat hoger is dan de wettelijke norm moet worden verlaagd
door het treffen van risicobeperkende maatregelen. Door de exploitanten van buisleidingen
zijn inmiddels risicobeperkende maatregelen getroffen om aan deze eis te voldoen.
Graafactiviteiten in de buurt van buisleidingen bepalen voor een belangrijk deel de
kans op falen van de buisleiding. De risicobeperkende maatregelen om het falen van
buisleidingen door graafschade te voorkomen zijn verwerkt in de Rekenmethodiek Bevb.
Voor buisleidingen met aardgas zijn deze risicobeperkende maatregelen voldoende om
de geconstateerde overschrijdingen van de norm voor het plaatsgebonden risico op te
lossen.
Voor buisleidingen met aardolieproducten is het toepassen van alleen de genoemde risicobeperkende
maatregelen onvoldoende om de geconstateerde overschrijdingen van de norm voor het
plaatsgebonden risico op te lossen. Het falen van buisleidingen met aardolieproducten
wordt, anders dan van buisleidingen met aardgas, mede beïnvloed door corrosievorming.
De exploitanten van buisleidingen met aardolieproducten hebben inmiddels risicobeperkende
maatregelen getroffen om corrosievorming tegen te gaan, dan wel tijdig te ontdekken.
Deze maatregelen moeten echter nog worden verwerkt in de Rekenmethodiek Bevb voor
het berekenen van het risico van buisleidingen, om effect te sorteren op het berekende
risico. De waardering van de risicobeperkende maatregelen voor corrosievorming is
op dit moment nog niet afgerond. Eerst na deze waardering kan de Rekenmethodiek Bevb
worden aangepast. De Rekenmethodiek Bevb is in de artikelen 6 en 7 van de Regeling
externe veiligheid buisleidingen (hierna: Revb) verplicht gesteld voor het uitvoeren
van risicoberekeningen voor buisleidingen. Nu de exploitanten van buisleidingen voor
aardolieproducten risicobeperkende maatregelen hebben getroffen om te voldoen aan
hun saneringsverplichting, maar deze risicobeperkende maatregelen deels nog moeten
worden verwerkt in de geldende rekenmethodiek en de Revb, kunnen zij in redelijkheid
niet aan de saneringsverplichting worden gehouden tot het moment dat de rekenmethodiek
en de Revb daarop zijn aangepast.
De exploitanten van buisleidingen voor aardolieproducten hebben ervoor gepleit om
de saneringstermijn gelijk te trekken met het moment waarop alle genomen risicobeperkende
maatregelen voor buisleidingen voor aardolieproducten zijn gewaardeerd en in de rekenmethodiek
en de regeling zijn verwerkt. Dit om te voorkomen dat zij per 1 januari 2014 hun buisleidingen
in strijd met het Bevb exploiteren.
In artikel 3, tweede lid, van het Bevb wordt de minister de mogelijkheid geboden om
bij regeling af te wijken van de in artikel 3, eerste lid, van het Bevb opgenomen
verplichting voor exploitanten om aan de in dat besluit opgenomen eisen te voldoen.
Eén van de redenen om van die verplichting bij ministeriële regeling af te kunnen
wijken is dat het wegens bepaalde omstandigheden in redelijkheid niet van de exploitant
kan worden gevergd. Met deze regeling wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt
op grond van de bovenomschreven redenen.
Er wordt een uitzondering gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het besluit voor buisleidingen
waar het plaatsgebonden risico voor een kwetsbaar object op 1 januari 2011 hoger was
dan de 10-6 per jaar. De uitzondering is nodig omdat op grond van artikel 17 van het besluit
die waarde na drie jaar niet hoger mag zijn dan de in artikel 6, eerste lid, genoemde
waarde. De uitzondering zal blijven gelden tot het tijdstip waarop dit artikel door
de minister zal worden ingetrokken. Dat tijdstip zal samenvallen met het tijdstip
van inwerkingtreding van een in voorbereiding zijnde wijziging van de Revb waarin
verwezen zal worden naar een -aan de voor de benodigde waardering van corrosiebeperkende
maatregelen- aangepaste Rekenmethodiek Bevb. Er wordt naar gestreefd om deze wijzigingsregeling
uiterlijk 1 juli 2014 in werking te laten treden.
Het uitzonderen van de buisleidingen voor aardolieproducten van de in artikel 6, eerste
lid, opgenomen norm is neutraal voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven
en de nalevingskosten omdat de risicoreducerende maatregelen al door de exploitanten
zijn getroffen.
Met betrekking tot het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten (VVM)
wordt het volgende opgemerkt. Ingevolge dat besluit dient een regeling op 1 januari,
1 april, 1 juli of 1 oktober in werking te treden en minimaal twee maanden voor inwerkingtreding
te worden gepubliceerd. Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2014; publicatie
zou dan vóór 1 november 2013 plaats moeten vinden. Eén van de uitzonderingsgronden
waarop kan worden afgeweken van de VVM is dat er hoge dan wel buitensporige private
of publieke voor- of nadelen van vertragingen van invoering van een regeling optreden.
Daarvan is in dit geval sprake omdat de eerstvolgende publicatiedatum volgens de VVM
1 april 2014 zou zijn. Dat betekent dat per 1 januari 2014 een exploitant niet aan
het Bevb voldoet en er handhavend opgetreden kan worden. Een exploitant kan dan niet
aantonen in welke mate de door hem getroffen corrosiebeperkende maatregel bijdraagt
aan het voldoen aan het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Dat heeft tot gevolg dat de buisleiding niet mag worden geëxploiteerd.
De gevolgen van het uitstel van de saneringstermijn voor het risico voor mens en milieu
zijn beperkt, omdat de risicoreducerende maatregelen feitelijk al door de exploitanten
zijn getroffen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld