ARTIKEL I
De Regeling optische en geluidssignalen 2009 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
m door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:
C
Aan artikel 6, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Artikel 7, tweede lid komt te luiden:
-
2. Met ingang van 1 maart 2014 zijn de signalen op motorvoertuigen, bedoeld in het eerste
lid, in afwijking van artikel 5, eerste, tweede en vijfde lid, als volgt uitgevoerd:
-
a. het blauw zwaai-, flits- of knipperlicht is rondom zichtbaar;
-
b. het oranje zwaai-, flits- of knipperlicht is rondom zichtbaar;
-
c. de hoorn is tweetonig en geeft achtereenvolgens de tonen b en e aan, waarbij de geluidssterkte
van elke toon bij dag ten minste 110 db(A) is en ’s nachts ten minste 100 db(A), met
een maximale geluidssterkte van 125 dB(A): de meting van de geluidssterkte van de
hoorn vindt plaats overeenkomstig hoofdstuk 11 van de Regeling toelatingseisen, zoals
die regeling luidde voor 1 mei 2009, waarbij de geluidssterkte vanaf het wegdek wordt
gemeten.
ARTIKEL II
In de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens wordt in hoofdstuk II, paragraaf
4, Bord A1 (maximumsnelheid), onder ‘Toepassing’, onderdeel 2, subonderdeel a, de
zinsnede ‘– op wegvakken: 70, 30 km/h’ vervangen door: – op wegvakken: 70, 30, 15
km/h.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze wijzigingsregeling bevat enkele kleine wijzigingen met het karakter van reparaties
en overig klein onderhoud in de Regeling optische en geluidssignalen 2009 (hierna
aan te duiden als: de regeling) en de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens.
Toelichting op de afzonderlijke wijzigingen vindt plaats via de artikelsgewijze toelichting.
2. Administratieve lasten
De wijzigingsregeling leidt niet tot een stijging van de administratieve lasten voor
de burger of het bedrijfsleven. Tevens leiden de wijzigingen niet tot extra nalevingslasten.
3. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I onderdeel A
De Dienst Bedrijfsbeveiliging (DBB) van TATA Steel IJmuiden B.V. (hierna: TATA) moet
voor hulpverlening op het eigen terrein vaak gebruik maken van de openbare weg. Dit
komt door de enorme oppervlakte van het bedrijfsterrein dat niet uit één geheel bestaat.
De DBB moet frequent uitrukken. Er zijn verder afspraken met de politie Kennemerland
over onder andere mogelijke ongevallen in de Velsertunnel of in de directe omgeving.
Het materiaal dat de DBB ter beschikking heeft voor ongevallen met bepaalde voertuigen
kan nodig zijn en dient daarom snel ter plaatse te kunnen zijn. De politie Kennemerland
is positief over de samenwerking met TATA. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie
is tevens geconsulteerden dit ministerie heeft de aanwijzing van de DBB als hulpdienst
positief beoordeeld. TATA is reeds op de hoogte gebracht van het voornemen dat de
DBB wordt aangewezen als hulpverleningdienst in de zin van artikel 1 van de regeling
en het hier besproken onderdeel van de wijzigingsregeling geeft aan dat voornemen
uitvoering.
Artikel I, onderdeel B
De in de regeling opgenomen eisen aan de instructie van personen die zullen kunnen
gaan rijden met gebruikmaking van optische en geluidssignalen zijn in dit onderdeel
enigszins aangescherpt.
Artikel I, onderdeel C
Het voeren van geel zwaai-, flits- of knipperlicht mag volgens artikel 30 van het
RVV 1990 voor werkzaamheden die bij ministeriële regeling zijn aangeduid. Bij die
aanwijzing in artikel 6, eerste lid, van de regeling ontbraken tot nu toe de werkzaamheden
van de belastingdienst en het specifieke onderdeel douane van deze dienst. Vanuit
veiligheidsoogpunt is het echter wel nodig dat onder omstandigheden deze dienst gebruik
maakt van de bijzondere gele lichtsignalen, zoals tijdens een verkeersactie of in
het kader van de zichtbaarheid voor kraanmachinisten van voertuigen op haventerreinen.
Daarom is de regeling nu aangevuld met de aanwijzing van genoemde dienst.
Artikel I, onderdeel D
Artikel 7, eerste lid, van de regeling bepaalde bij wijze van overgangsrecht, dat
vanaf 1 maart 2014 alle motorvoertuigen waarop optische en geluidsignalen aanwezig
zijn, moeten voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 5 van de regeling. Bij brief
van 3 februari 2011 heeft de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding
aangegeven dat deze overgangsbepaling grote financiële gevolgen heeft, omdat dit betekent
dat in 2013 een groot aantal voertuigen moet worden omgebouwd. Naar aanleiding van
deze brief hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van
Veiligheid en Justitie de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) om advies
verzocht. De LFR heeft geadviseerd de eisen voor optische en geluidssignalen aan te
passen conform de nu uitgevoerde vervanging van het in de oude betekenis uitgewerkte
artikel 7, tweede lid. Op deze manier wordt zowel invulling gegeven aan de intenties
van de nieuwe regelgeving voor optische en geluidssignalen, als gerealiseerd dat de
kosten voor de operationele diensten vele malen lager uitvallen dan wanneer het regime
van artikel 5 van de regeling per 1 maart 2014 voor oudere motorvoertuigen zou gaan
gelden.
Artikel II
Op 17 april 2012 is een wijziging van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens
vastgesteld met de strekking dat per 1 juli 2012 het bord A1 (15 km/h en 15 km/h zone)
bij het bord G5 (Erf) geplaatst kan worden, om expliciet aan te geven dat op erven
slechts stapvoets, 15 km/h, mag worden gereden, zoals bepaald in artikel 45 van het
RVV 1990. Bij deze wijziging is vergeten om 15 km/h in het overzicht van maximumsnelheden
op te nemen die op een bord A1 binnen de bebouwde kom kunnen worden vastgesteld. Dit
wordt hierbij hersteld.
Artikel III
Er is afgeweken van de vaste verandermomenten van wijziging van regelgeving met gebruikmaking
van uitzonderingsgrond c (de uitzonderingsgrond voor reparatieregelgeving), omdat
de wijzigingen in hoofdzaak binnen die sfeer gezien kunnen worden en het belangrijk
is dat de wijzigingen zo snel mogelijk ingaan.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus