Mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 februari 2013, nr. 2013 – 0000078429, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, Afdeling Staatsinrichting en Bestuur, van het gemiddelde belastbare loon van ministers over 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens;

Deelt mede:

Enig artikel

Het gemiddelde belastbare loon van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, over het jaar 2012, bedraagt € 194.000.

Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Het (fictieve) gemiddelde belastbaar loon van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, is over 2012 – na toepassing van de correcties overeenkomstig artikel 2 van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers (hierna: de Regeling) – berekend op € 194.000.

De berekening van dit bedrag is als volgt tot stand gekomen. Eerst is overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Regeling het gemiddelde belastbare loon van de ministers over 2012 vastgesteld. Dit is bepaald op € 187.240. Daarbij zijn overeenkomstig artikel 2, tweede lid, de belastbare lonen van de ministers die een gedeelte van 2012 dit ambt vervulde, omgerekend naar een belastbaar jaarloon.

Het bedrag van € 187.240 is overeenkomstig artikel 2, derde lid, van de Regeling, verhoogd met een fictieve pensioenbijdrage van € 33.911. Dit bedrag is voor alle ministers gelijk omdat dit bedrag wordt berekend over een vaste grondslag overeenkomstig de door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) gehanteerde berekening van de pensioenbijdrage voor ambtenaren in de sector Rijk op basis van de aanspraken krachtens de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Bij de berekening van de pensioenbijdrage is uitgegaan van een bruto jaarinkomen van € 144.107 (gebaseerd op de artikelen 1 en 2 van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen), met een franchise (het deel van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd) van € 10.850 en een vaste correctie in verband met de overhevelingstoeslag van € 792. Hiermee komt de pensioengrondslag op € 132.615. Rekening houdend met een premie van 24,1% voor ouderdomspensioen / nabestaandenpensioen en een premie van 1,50% voor aanvullend nabestaandenpensioen, komt de fictieve pensioenbijdrage op € 33.911.

Vervolgens is, overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van de Regeling in mindering gebracht de gemiddelde loonbelasting voor het verplichte privégebruik van de dienstauto en de gemiddelde vergoeding van de loonbelasting voor het verplichte privégebruik van de dienstauto. Deze gemiddelden bedragen respectievelijk € 21.622 en € 22.763.

Ten slotte is het gemiddeld belastbare loonbedrag van ministers, eveneens overeenkomstig artikel 2, vierde lid, verhoogd met een forfaitair bedrag van € 17.600 voor het gebruik van een dienstauto. Het gemiddelde belastbare jaarbedrag van ministers bedraagt als gevolg van de correcties € 194.366. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens wordt dit bedrag afgerond op € 194.000.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties R.H.A. Plasterk

Naar boven