Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 27 november 2013, nr. IENM/BSK-2013/265369, houdende wijziging van de Regeling standaarden voor de ruimtelijke ordening 2012 (wijziging SVBP 2012)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op paragraaf 1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Bijlage 5 Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP 2012, behorend bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening, hoofdstuk 6 Planregels, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

2. Paragraaf 6.4 Begrippen komt te luiden:

6.4 Begrippen

In hoofdstuk 1 van de planregels worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die een nadere omschrijving behoeven. De begrippen die het bestemmingsplan en de type objecten benoemen, komen in ieder bestemmingsplan voor. Deze standaardbegrippen en bijbehorende definities worden hierna gegeven. Deze begrippen moeten worden overgenomen.

Het is toegestaan een standaardbegrip aan te vullen, op voorwaarde dat de aanvulling het voorgaande niet tegenspreekt. Het toevoegen van begrippen aan een bestemmingsplan, anders dan genoemd in deze paragraaf, is toegestaan. Bij de schrijfwijze van het standaardbegrip en de verklarende zin wordt het gebruik van hoofdletters en kleine letters vrij gelaten.

Voor andere begrippen dan de in deze paragraaf genoemde begrippen wordt verwezen naar relevante wet- en regelgeving.

De standaard begrippen zijn als volgt:

plan

[Het bestemmingsplan] <plannaam> [met identificatienummer] <idn> [van de gemeente] <..>

De term bestemmingsplan kan vervangen worden door inpassingsplan of rijksbestemmingsplan indien van toepassing. Bij <plannaam> wordt de aanhaaltitel van het bestemmingsplan ingevuld zoals aangegeven in de slotregel. Bij <idn> wordt het identificatienummer van het plan ingevuld in het formaat zoals vastgelegd in STRI2012.

bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

Indien er geen bijlagen bij de regels zijn, wordt de zinsnede ‘en de daarbij behorende bijlagen’ weggelaten.

aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

3. Paragraaf 6.5 Wijze van meten vervalt.

4. De paragrafen 6.6 Nummering, respectievelijk 6.7 Slotregel, worden vernummerd tot paragraaf 6.5, respectievelijk 6.6.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

Sinds 1 januari 2010 geldt ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) de verplichting dat ruimtelijke instrumenten zoals bestemmingsplannen elektronisch worden vastgesteld, beschikbaar gesteld en bekendgemaakt. Deze verplichting is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012) met de daarbij behorende ruimtelijke ordeningsstandaarden (RO standaarden) geeft hieraan uitvoering. De RO standaarden bevatten normen voor de digitale vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van de ruimtelijke instrumenten en bewerkstelligen dat de digitale processen binnen de ruimtelijke ordening goed en efficiënt verlopen.

In de bij de Rsro 2012 behorende bijlage 5 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is een aantal definities uit de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) opgenomen. Bedoeling daarvan was harmonisatie van de gebruikte begrippen binnen de digitale voorziening.

Met de implementatie van de BAG definities in de SVBP2012 ontstonden echter problemen in de praktijk. De problemen hingen met name samen met het feit dat gemeenten hun beleid hebben afgestemd op het begrippenkader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Modelbouwverordening en de Woningwet en op de daaromtrent gevormde langjarige jurisprudentie. Vooral de introductie van het begrip ‘pand’ en de verschillen in het begrip pand ten opzichte van het begrip gebouw zorgen voor problemen. Hoewel het binnen de SVBP2012 is toegestaan om de definitie pand niet te gebruiken, blijkt dit in de praktijk niet voldoende. In diverse andere definities staan verwijzingen naar het begrip pand. De gemeentelijke praktijk dringt er al geruime tijd op aan dat de uit de BAG geïntroduceerde definities komen te vervallen. Ook de VNG heeft ingestemd met deze wijziging.

Om verwarring te voorkomen zijn de inhoudelijke begrippen van paragraaf 6.4 waar de problemen zich voordoen met terugwerkende kracht geschrapt en is eveneens paragraaf 6.5 van het SVBP2012 (met de rekenregels verband houdend met die begrippen) geschrapt.

Het vorenstaande betekent zeker niet dat geen betekenis meer zou moeten worden toegekend aan harmonisatie en integreren van begrippen afkomstig vanuit verschillende wetten, zoals de BAG. Een uitvoeringsregeling zoals de Rsro2012 is daarvoor echter niet het geschikte kader. De grootschalige integratie en vereenvoudiging van bestaande leefomgevingswetten tot één Omgevingswet is daarvoor het aangewezen kader.

Voor de huidige juridische situatie biedt de onderhavige wijziging de beste aansluiting bij de jurisprudentie die sinds 1965 is opgebouwd op basis van definities, die voorheen letterlijk waren opgenomen in de SVBP2008.

Gelet op het vorenstaande is het SVBP2012 met terugwerkende kracht tot en met 1 oktober 2012 (datum eerste vaststelling) gewijzigd. Een nieuwe tekst van de SVBP2012 is beschikbaar via de in deze regeling (in het opschrift van bijlage 5) genoemde internetlocatie.

De terugwerkende kracht van de wijziging vindt zijn rechtvaardiging in het voorkomen van verdere verwarring, juridische complicaties en onnodige uitvoeringslasten in de (gemeentelijke) praktijk. Terugwerkende kracht is nodig om te voorkomen dat er een categorie bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen ontstaat die (blijvend) aan moeilijk werkbare eisen m.b.t. begrippen moet voldoen. Het gaat om plannen die zijn voorbereid of vastgesteld tussen 1 oktober 2012 (datum eerste vaststelling SVBP2012) en het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging. Door de bedoelde eisen met terugwerkende kracht op te heffen geldt er geen verplichting meer om begrippen te gebruiken die afwijken van Wro, Woningwet en jurisprudentie. Er kan als gevolg daarvan voor deze (en toekomstige) plannen vrijelijk gebruik worden gemaakt van het voorheen geldende begrippenapparaat dan wel, indien een gemeente daar toch mee door wil gaan, de begrippen waarvan de gebruiksplicht nu is geschrapt.

Hierbij wordt tevens afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, op dezelfde gronden (het voorkomen van aanmerkelijke publieke nadelen). Dit betreft zowel het vaste verandermoment (gestreefd wordt naar inwerkingtreding per 1 januari 2014, anders kort daarna) als de termijn tussen publicatie en inwerkingtreding van twee tot drie maanden.

De voorliggende regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk van burgers of bedrijven.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel 1

De wijziging van het opschrift omvat de verwijzing naar de internetlocatie waarop de gewijzigde tekst van de SVBP2012 (als nieuwe versie 1.3.1) is gepubliceerd.

Artikel I, onderdeel 2

De inhoudelijke begrippen van paragraaf 6.4, waar de eerdergenoemde problemen zich voordeden, zijn geschrapt. De technische begrippen zijn gehandhaafd. Om wetgevingstechnische redenen (het grote aantal wijzigingen) is de tekst van paragraaf 6.4 in zijn geheel opnieuw vastgesteld.

Artikel I, onderdelen 3 en 4

Deze onderdelen regelen het vervallen van paragraaf 6.5 (met de rekenregels, samenhangend met de vervallen begrippen) en het vernummeren van de paragrafen 6.6 en 6.7 tot 6.5 en 6.6.

Artikel II

Artikel II voorziet in een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding, met terugwerkende kracht tot en met 1 oktober 2012. Op de redenen daarvoor is ingegaan in het algemeen deel van deze toelichting. Voor overgangsrecht is geen aanleiding omdat als gevolg van de wijziging het gebruik van zowel de oudere, op Wro en Woningwet gebaseerde begrippen en rekenregels als de met deze regeling geschrapte, op de wet BAG gebaseerde definities en rekenregels is en blijft toegestaan. Gemeenten zijn daarin vrij. Bestaande of in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen enz. behoeven dus niet te worden aangepast als gevolg van deze wijzigingsregeling. Het gebruik van oudere (SVBP2008) of van met deze wijziging vervallen verplicht te gebruiken begrippen kan desgewenst worden voortgezet.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven