TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artikel 36, veertiende lid, van de
Wet BIG dat bij amendement1 van de leden van de Tweede Kamer Schippers en Vendrik betreffende de bevoegdheid
van bepaalde categorieën van verpleegkundigen tot het voorschrijven van bepaalde soorten
geneesmiddelen die uitsluitend op recept ter hand mogen worden gesteld, is aangenomen.
Deze regeling strekt ertoe dat de bevoegdheid tot het voorschrijven van geneesmiddelen
op recept thans aan drie categorieën van verpleegkundigen toebedeeld wordt, te weten:
verpleegkundigen met deskundigheid op het gebied van diabetes mellitus, verpleegkundigen
met deskundigheid op het gebied van de oncologie en verpleegkundigen met deskundigheid
op het gebied van astma en COPD. Deze categorieën van verpleegkundigen zijn thans
in staat tot een verantwoorde uitoefening van individuele gezondheidszorg op het gebied
van het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen. Zij zijn of worden daartoe adequaat
opgeleid. De vereiste opleiding dient door de Minister te zijn aangewezen.
De betrokken verpleegkundigen oefenen hun bevoegdheden uit nadat er een diagnose is
gesteld door een arts. Voorts wordt er gewerkt overeenkomstig richtlijnen, standaarden
en daarvan afgeleide protocollen die worden gehanteerd door andere categorieën van
beroepsbeoefenaren die geneesmiddelen voorschrijven op recept.
De zorg die de drie aangewezen categorieën verpleegkundigen leveren, vindt plaats
in een multidisciplinair team. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen
het team zijn ten behoeve van efficiënte en effectieve zorg op elkaar afgestemd. Al
langere tijd is er sprake van taakherschikking waarbij een deel van de taken wordt
overgelaten aan verpleegkundigen.
De verpleegkundige is binnen een multidisciplinair team bij uitstek diegene die cure
and care combineert in de contacten met patiënten. In de praktijk betekent dit dat
de verpleegkundige – nadat de diagnose is gesteld – een belangrijke en laagdrempelige
rol vervult bij de behandeling en begeleiding van patiënten.
De verpleegkundige op het gebied van diabetes mellitus richt de begeleiding onder
andere op een zo goed mogelijke regulatie van de bloedglucosewaarden en op het voorkomen
van complicaties. Belangrijke factoren daarbij zijn de juiste keuze, instelling en
toediening van medicatie, (zelf)controle van het bloedglucosegehalte en het kunnen
inspelen op andere factoren die de bloedglucosewaarden kunnen beïnvloeden, zoals voeding,
beweging en stress.2
De verpleegkundige op het gebied van oncologie vervult een belangrijke en laagdrempelige
rol bij de begeleiding van mensen met kanker. Deze begeleiding is onder andere gericht
op een zo goed mogelijke behandeling van de klachten en symptomen die voortkomen uit
de behandeling dan wel welke voorkomen in de palliatieve fase van de ziekte. Belangrijke
factoren daarbij zijn de juiste keuze, instelling en toediening van medicatie, therapietrouw
en het verstrekken van informatie over de medicatie.
De verpleegkundige op het gebied van astma en COPD begeleidt patiënten waarbij de
huisarts, de longarts of de kinderarts de diagnose astma of COPD heeft gesteld. De
longverpleegkundige is zowel actief in de eerste-, tweede als in de derdelijnsgezondheidszorg.
Deze voert een (poliklinisch) spreekuur, doet huisbezoeken en richt zich in de contacten
met patiënten vooral op het geven van voorlichting over omgang met de ziekte in algemene
zin, het begeleiden van het proces rond de keuze en instructie van medicatie, het
bevorderen van therapietrouw en het bevorderen van zelfmanagement. COPD is een verzamelnaam
voor longaandoeningen die zich kenmerken door een niet of niet geheel omkeerbare luchtwegvernauwing.
Het toekennen van een zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden
handelingen, betekent dat de uitvoering daarvan met inachtneming van artikel 35 en
38 van de Wet BIG kan worden gedelegeerd aan een niet zelfstandig bevoegde. Voor het
voorschrijven van receptplichtige geneesmiddelen is dat echter niet mogelijk. De apotheker
mag alleen ter hand stellen op grond van een recept. Indien het recept niet de handtekening
bevat van een arts of van een verpleegkundige die behoort tot een bij ministeriële
regeling aangewezen categorie, is er geen sprake van een recept in de zin van artikel
1, eerste lid, onderdeel pp, van de Geneesmiddelenwet. Er mag alsdan niet ter hand
worden gesteld.
Artikel 5 van de Wet BIG voorziet erin dat een verpleegkundige die krachtens artikel
36, veertiende lid, van de Wet BIG aangewezen is bepaalde geneesmiddelen op recept
voor te schrijven, zich tot de Minister van VWS kan wenden met het verzoek om in het
BIG-register te vermelden dat de betrokkene deze voorschrijfbevoegdheid heeft.
In het kader van de transparantie en de functie van het BIG-register, is het met het
oog op de kenbaarheid van belang dat de betrokken verpleegkundigen op grond van artikel
5 van de Wet BIG de voorschrijfbevoegdheid doen vermelden in het BIG-register. Omdat
alleen bij de krachtens artikel 36, veertiende lid, van de Wet BIG aangewezen categorieën
van verpleegkundigen over een voorschrijfbevoegdheid beschikken met betrekking tot
bepaalde categorieën van geneesmiddelen, is het in het licht van goed hulpverlenerschap,
namelijk noodzakelijk dat de apotheker in elk individueel geval verifieert of er sprake
is van een voorschrijfbevoegdheid.
Bij afzonderlijke regeling wordt het tarief voor de vermelding in het register van
de bevoegdheid van de aangewezen verpleegkundige vastgesteld.
Wettelijke aanwijzing van de opleidingen
Als de opleidingen en modules aan de in artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4,
tweede en derde lid en artikel 6, tweede en derde lid genoemde vereisten voldoen,
kan de Minister deze opleidingen en modules aanwijzen.
De aanwijzing van een opleiding heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
De aanwijzing van een module farmacotherapie heeft een geldigheidsduur van ten hoogste
twee jaar. Deze module is vereist voor verpleegkundigen die de bevoegdheid willen
verkrijgen bepaalde geneesmiddelen voor te schrijven op recept. Binnen twee jaar na
de inwerkingtreding van deze regeling zal de module farmacotherapie niet meer los
worden aangeboden maar worden geïntegreerd in de post-HBO-opleidingen tot verpleegkundige
op het gebied van diabetes mellitus, en astma en COPD en de CZO-opleiding oncologie.
Indien in de opleidingen en modules wijzigingen plaatsvinden, die betrekking hebben
op de aanwijzing door de Minister, dan dient de Minister daarvan op de hoogte te worden
gesteld. En indien de opleidingen dan wel de modules niet meer voldoen aan de vereisten,
kan de aanwijzing worden ingetrokken.
Administratieve lasten
Het verzoek van de aangewezen verpleegkundigen om in het BIG-register te vermelden
dat de betrokkene voorschrijfbevoegdheid heeft, brengt administratieve lasten met
zich mee.
Voor de berekening van de administratieve lasten is gebruik gemaakt van het standaard
kostenmodel administratieve lasten VWS en is aangesloten bij de uitgangspunten van
de nulmeting. Zo is een uurtarief van € 37,– gebruikt. In dit model is de vermelding
bemeten op een tijdsbesteding van vijf minuten voor het aanvragen van het formulier,
tien minuten voor het invullen van het formulier en het aanleveren van de bewijsstukken
en vijf minuten om de kosten verschuldigd voor het maken van de aantekening aan het
BIG-register te voldoen. Het aantal aangewezen verpleegkundigen wordt geschat op ongeveer
1750. Hiermee komen de administratieve lasten op ca. € 21.500,–.
Daarnaast komen nog de kosten van het kopiëren (€ 0,20 x 1750) en de kosten die de
aangewezen verpleegkundigen moet overmaken aan het BIG-register.
De administratieve lasten voor de opleidingen, die voorvloeien uit de aanwijzing door
de Minister zijn dermate gering dat de effecten niet binnen het rijksbrede kostenmodel
zijn onder te brengen. Het betreft een tiental opleidingen die op grond van artikel
9 bij een verzoek tot aanwijzing een aantal bescheiden dienen over te leggen.
De voorhang
Het ontwerp van deze regeling heeft voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Naar
aanleiding van die voorhang zijn vragen of opmerkingen naar voren gekomen. Los van
enkele aanpassingen van redactionele aard heeft naar aanleiding van die opmerkingen
en vragen ten opzichte van het voorgehangen ontwerp een aanscherping plaatsgevonden
met betrekking tot inlichtingenplicht van de door de Minister aangewezen opleidingen
en modules.
Ten opzichte van het voorgehangen ontwerp is een wijziging opgenomen om de inwerkingtredingsdatum
voor de verpleegkundigen op het gebied van de oncologie op een bij ministerieel besluit
te bepalen tijdstip in te laten gaan. De opleiding tot verpleegkundige op het gebied
van oncologie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, en de module farmacotherapie
als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, onder 2, onderdeel c, onder 2 en
onderdeel d, onder, zijn nog niet gereed.
Artikelsgewijs
Artikel 2
De post-HBO-opleidingen tot verpleegkundige op het gebied van diabetes mellitus die
de module farmacotherapie in de opleiding hebben geïntegreerd, zijn relatief nieuwe
opleidingen.
Het aantal afgestudeerde verpleegkundigen aan hogescholen die de nieuwe post-HBO-opleidingen
tot verpleegkundige op het gebied van diabetes mellitus aanbieden, zal vanaf de inwerkingtreding
van de onderhavige regeling vooralsnog beperkt zijn.
Om de zorg die wordt verleend door verpleegkundigen op het gebied van diabetes mellitus
te continueren en geen breuk te laten ontstaan met de gegroeide praktijk, is in het
eerste lid, onderdeel b en c, van het onderhavige artikel bepaald dat de verpleegkundigen
die de ‘oude’ post-HBO-opleiding of de inmiddels niet meer bestaande opleiding van
de Stichting Specifieke Scholing Verpleegkundigen (SSSV), dan wel diens rechtsopvolger
de Stichting Sint Antonius Ziekenhuis (SSAZ) en de farmacotherapiemodule met goed
gevolg hebben afgesloten, gelijkgesteld worden aan de verpleegkundigen die aan de
nieuwe opleidingseisen voldoen. Belangrijk is dat de al werkzame verpleegkundigen
op het gebied van diabetes mellitus binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze
regeling de module farmacotherapie met goed gevolg hebben afgesloten, willen zij in
aanmerking komen voor de gelijkstelling.
De SSSV is op 30 oktober 2009 opgegaan in de SSAZ. Vanaf die datum gelden ook de getuigschriften
afgegeven door de SSAZ.
De opleiding tot verpleegkundige op het gebied van diabetes mellitus en de module
farmacotherapie worden door hogescholen aangeboden die tevens een door de NVAO geaccrediteerde
opleiding tot verpleegkundige verzorgen.
De Minister kan opleidingen en modules aanwijzen die voldoen aan de eisen gesteld
in deze regeling. De opleidingscompetenties zijn ontleend aan een landelijk beroepsprofiel
en bevatten een omschrijving van de kennis, de taken en de vaardigheden van de verpleegkundige
op het gebied van diabetes mellitus. Dat profiel moet zijn vastgesteld door de Vereniging
Eerste Associatie van Diabetes Verpleegkundige (EADV). De EADV is een landelijke beroepsvereniging
voor verpleegkundigen werkzaam op het gebied van diabetes mellitus.
Een relevant geschoolde mentor die de praktijkopdrachten van de betrokken verpleegkundige
begeleidt, kan bijvoorbeeld een verpleegkundige op het gebied van diabetes mellitus
die bevoegd is geneesmiddelen voor te schrijven, een verpleegkundig specialist of
een arts zijn.
Artikel 3
De geneesmiddelen die de verpleegkundige op het gebied van diabetes mellitus mag voorschrijven
op recept, zijn bloedglucose regulerende geneesmiddelen. Dit betreft bloedglucoseverlagende
geneesmiddelen en bloedglucoseverhogende geneesmiddelen.
Verpleegkundigen op het gebied van diabetes mellitus die gebruik maken van de toegekende
voorschrijfbevoegdheid, doen dat in de praktijk binnen de kaders van specifiek ontwikkelde
samenwerkingsafspraken. De lokale samenwerkingsafspraken zijn ontwikkeld vanuit het
eerder genoemde multidisciplinaire team waarin de verpleegkundige op het gebied van
diabetes mellitus werkzaam is. De samenwerkingsafspraken zijn afgeleid van de landelijke
richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen. Voorbeelden hiervan zijn
onder andere:
-
• NDF Zorgstandaarden,
-
• NDF Richtlijnen diabeteszorg of door NDF goedgekeurde richtlijnen,
-
• NIV Richtlijnen Endocrinologie,
-
• NHG-Standaarden zoals Diabetes Mellitus type 2 en Cardiovasculair risicomanagement,
-
• ISPAD richtlijnen.
Artikel 4
De opleiding tot verpleegkundige op het gebied van oncologie als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a, staat onder toezicht van de Stichting College Zorg Opleidingen (CZO)
en zal in de nabije toekomst de module farmacotherapie integreren in de opleiding
tot verpleegkundige op het gebied van oncologie.
Voor bepaalde verpleegkundigen op het gebied van oncologie die al werkzaam zijn in
de praktijk geldt onder omstandigheden een gelijkstelling aan de verpleegkundigen
die aan de nieuwe opleidingseisen voldoen. Het betreft
verpleegkundigen:
-
• die in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij met goed gevolg
een door een zorginstelling verzorgde vervolgopleiding tot verpleegkundige op het
gebied van oncologie van na 2006 hebben afgerond en die opleiding onder toezicht staat
van het CZO;
-
• die in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij tussen 2002 en
2006 een door een zorginstelling verzorgde vervolgopleiding tot verpleegkundige op
het gebied van oncologie met goed gevolg hebben afgesloten en de zorginstelling voor
die opleiding een erkenning door de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen
(LRVV) heeft verkregen;
-
• die in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij voor 2002 een vervolgopleiding
tot verpleegkundige op het gebied van oncologie met goed gevolg hebben afgesloten
en die vervolgopleiding is verzorgd door een zorginstelling die voor die opleiding
vanaf 2002 tot en met 2008 een LRVV erkenning heeft verkregen.
Daarnaast moeten de hiervoor bedoelde verpleegkundigen, willen zij voor een gelijkstelling
in aanmerking komen, binnen twee jaar na inwerkingtreding van dit artikel, met goed
gevolg een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erkende module farmacotherapie
hebben afgerond. Aangezien de opleidingsinstituten bezig zijn met het ontwikkelen
van bovenstaande module, kan nog geen datum worden vermeld wanneer de verpleegkundigen
de module met goed gevolg afgesloten moet hebben. Om die reden is in dit artikel opgenomen
dat zij binnen twee jaar na inwerkingtreding van dit artikel de module met goed gevolg
hebben afgesloten, willen zij in aanmerking komen voor de gelijkstelling.
De module farmacotherapie wordt aangeboden door hogescholen die tevens een door de
NVAO geaccrediteerde opleiding tot verpleegkundige verzorgen of door zorginstellingen
die onder toezicht staan van het CZO.
De LRVV is een in een gezamenlijk traject van de door de NVZ (Nederlandse Vereniging
van Ziekenhuizen), de VAZ (Vereniging Academische
Ziekenhuizen) en de AVVV (koepel van beroepsorganisaties in de verpleging en verzorging)
in het leven geroepen regeling voor de erkenning van vervolgopleidingen voor gespecialiseerde
verpleegkundigen waarvan de beroepsuitoefening samenhangt met medische specialismen
en ziekenhuisfuncties. De LVRR bestaat inmiddels niet meer. Zij is in 2006 samengegaan
met het CZO.
De Minister kan de opleidingen en modules aanwijzen die voldoen aan de eisen gesteld
in deze regeling. De opleidingscompetenties zijn ontleend aan een landelijk beroepsprofiel
en bevatten een omschrijving van de kennis, de taken en de vaardigheden van de verpleegkundige
op het gebied van oncologie. Dat profiel moet zijn vastgesteld door de Vereniging
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN). De V&VN is een landelijke beroepsvereniging
voor verpleegkundigen.
Een relevant geschoolde mentor die de praktijkopdrachten van de verpleegkundige op
het gebied van oncologie begeleidt, kan bijvoorbeeld een verpleegkundige op het gebied
van oncologie die bevoegd is geneesmiddelen voor te schrijven, een verpleegkundig
specialist of een arts zijn.
Artikel 5
De geneesmiddelen die de verpleegkundige op het gebied van oncologie mag voorschrijven
op recept, beperken zich tot klachten en symptomen die zich ten gevolge (van de behandeling)
van de ziekte kanker voordoen. De geneesmiddelen die een verpleegkundige op het gebied
van oncologie mag voorschrijven op recept zijn antidiarrhoica, anti-emetica, benzodiazepinen,
laxantia, middelen van pijnbestrijding (WHO-ladder stap 1) en secretieremmers.
Verpleegkundigen op het gebied van oncologie die gebruik maken van de toegekende voorschrijfbevoegdheid,
dienen dat te doen binnen de kaders van specifiek ontwikkelde samenwerkingsafspraken.
De lokale samenwerkingsafspraken zijn ontwikkeld vanuit het eerder genoemde multidisciplinaire
team waarin de verpleegkundige op het gebied van oncologie werkzaam is. De samenwerkingsafspraken
zijn afgeleid van de landelijke richtlijnen. Deze landelijke richtlijnen zijn te vinden
op www.oncoline.nl. Oncoline is een product van de Integrale Kankercentra waarin alle landelijke oncologische
richtlijnen voor de diagnose en behandeling van klachten en symptomen ten gevolge
van (de behandeling van) de ziekte zijn opgenomen.
Artikel 6
De post-HBO-opleidingen tot verpleegkundige op het gebied van astma en COPD die de
module farmacotherapie in de opleiding hebben geïntegreerd, zijn relatief nieuwe opleidingen.
Het aantal afgestudeerde verpleegkundigen aan hogescholen die de nieuwe post-HBO-opleidingen
tot verpleegkundige op het gebied van astma en COPD aanbieden, zal vanaf de inwerkingtreding
van de onderhavige regeling vooralsnog beperkt zijn. Om de zorg die wordt verleend
door verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD te continueren en geen breuk
te laten ontstaan met de gegroeide praktijk, is in het eerste lid, onderdeel b en
c, van dit artikel bepaald dat de verpleegkundigen die de ‘oude’ post-HBO-opleiding
en de farmacotherapiemodule met goed gevolg hebben afgesloten, gelijkgesteld worden
aan de verpleegkundigen die aan de nieuwe opleidingseisen voldoen. Belangrijk is dat
de al werkzame verpleegkundige op het gebied van astma en COPD binnen twee jaar na
inwerkingtreding van deze regeling de module farmacotherapie met goed gevolg hebben
afgesloten, willen zij in aanmerking komen voor de gelijkstelling.
De opleiding tot verpleegkundige op het gebied van astma en COPD en de module farmacotherapie
worden door hogescholen aangeboden die tevens een door de NVAO geaccrediteerde opleiding
tot verpleegkundige verzorgen.
De Minister kan opleidingen en modules aanwijzen die voldoen aan de eisen gesteld
in deze regeling. De opleidingscompetenties zijn ontleend aan een landelijk beroepsprofiel
en bevatten een omschrijving van de kennis, de taken en de vaardigheden van de verpleegkundige
op het gebied van astma en COPD. Dat profiel moet zijn vastgesteld door de Vereniging
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN). De V&VN is een landelijke beroepsvereniging
voor verpleegkundigen. De V&VN stelt ook beroepsprofielen vast voor verpleegkundigen
op het gebied van astma en COPD.
Een relevant geschoolde mentor die de praktijkopdrachten van de verpleegkundige op
het gebied van astma en COPD in opleiding begeleidt, kan een verpleegkundige op het
gebied van astma en COPD die bevoegd is geneesmiddelen voor te schrijven, een verpleegkundig
specialist of een arts zijn.
Artikel 7
Bij de behandeling van patiënten met astma en COPD in het kader van medicatie gaat
het vooral om inhalatiemedicatie: medicijnen die rechtstreeks in de luchtwegen worden
geïnhaleerd. De geneesmiddelen die de verpleegkundige op het gebied van astma en COPD
mag voorschrijven op recept zijn sympathicomimetica, parasympathicolytica en corticosteroïden.
Verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD die gebruik maken van de toegekende
voorschrijfbevoegdheid, dienen dat te doen binnen de kaders van specifiek ontwikkelde
samenwerkingsafspraken. Het voorschrijven en aanpassen van doseringen is vastgelegd
in protocollen die zijn afgeleid van landelijke standaarden en richtlijnen.
Tot de landelijke protocollen, richtlijnen en standaarden op het gebied van COPD behoren:
-
• de NHG-Standaard COPD,
-
• de CBO Richtlijn Ketenzorg COPD, (sedert medio 2010: Zorgstandaard COPD),
-
• de CBO Richtlijn medicamenteuze behandeling bij COPD,
-
• de Landelijke Transmurale Afspraak COPD.
Tot de landelijke richtlijnen en standaarden op het gebied van astma behoren:
-
• de NHG standaard Astma bij volwassenen,
-
• de NHG standaard Astma bij kinderen,
-
• SKL Richtlijn astma bij kinderen,
-
• De sedert 2010 ontwikkelde Zorgstandaarden Astma bij volwassenen en Astma bij kinderen.
Artikel 8
Bij de aanvraag tot het plaatsen van de vermelding in het register van verpleegkundigen
als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, door een verpleegkundige als bedoeld
in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, of artikel 4, eerste lid, onderdeel a, dan
wel artikel 6, onderdeel a, eerste lid, dient de betrokkene het getuigschrift of een
gewaarmerkte kopie over te leggen waaruit blijkt dat hij met goed gevolg de bij deze
regeling voorgeschreven scholing heeft afgerond.
Voor de verpleegkundige, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b en c, artikel 4,
eerste lid, onder b, c en d, alsmede artikel 6, eerste lid, onder b, geldt dat bij
de aanvraag tot het plaatsen van de vermelding in het register de betrokkene het getuigschrift
van de ‘oude’ opleiding dient te overleggen of een gewaarmerkte kopie, alsmede het
getuigschrift of een gewaarmerkt kopie van de afgeronde module farmacotherapie.
Artikel 9
Voor de wettelijke aanwijzing van de opleidingen en modules farmacotherapie geldt
dat deze geschiedt op aanvraag van de hogeschool of zorginstelling die de opleiding
dan wel module farmacotherapie verzorgt.
Bescheiden voor de aanvraag zullen veelal binnen de hogeschool of zorginstelling voorhanden
zijn en niet speciaal voor de aanwijzing hoeven worden opgesteld.
Indien in de opleidingen en modules wijzigingen worden aangebracht in de vereisten
die relevant zijn voor de aanwijzing door de Minister, dient de Minister daarover
te worden geïnformeerd. Hiertoe is de aangewezen hogeschool of zorginstelling verplicht.
Het gaat om de aanwijzingsvereisten zoals genoemd in de artikelen 2, tweede en derde
lid, 4, tweede en derde lid, 6, tweede en derde lid. De hogeschool of zorginstelling
is ook verplicht op verzoek van de Minister informatie te verstrekken die noodzakelijk
is om te beoordelen of de opleiding dan wel de module farmacotherapie op enig moment
voldoet aan de eisen die aan de aanwijzing worden gesteld.
Het intrekken van een aanwijzing door de Minister ziet toe op de omstandigheid dat
de opleiding niet of niet langer voldoet aan de eisen die gesteld zijn om voor aanwijzing
in aanmerking te komen.
Artikel 10
De bevoegdheid tot het voorschrijven van UR-geneesmiddelen komt toe aan de verpleegkundige
die de desbetreffende opleiding met goed gevolg heeft doorlopen en waaraan in deze
regeling eisen zijn gesteld, alsmede aan buitenslands gediplomeerden die daaraan zijn
gelijkgesteld.
Voor de buitenslands gediplomeerden, zowel van binnen als van buiten de EER voorziet
dit artikel in een regeling om gelijkstelling mogelijk te maken. De gelijkstelling
van buitenlands gediplomeerden houdt uitsluitend in de verlening van de bevoegdheid
tot het voorschrijven van geneesmiddelen. Deze bepaling ziet dus niet op de erkenning
tot verpleegkundige.
Aangezien het voorschrijven van UR-geneesmiddelen een bijzonder bekwaamheid betreft
die niet altijd een onderdeel is van de opleiding tot verpleegkundige en dus niet
onder de regels van de automatische erkenning valt, vallen tevens de verpleegkundigen
van binnen de EER voor hun erkenning voor wat betreft de voorschrijfbevoegdheid onder
de regels van het algemene stelsel.
Alvorens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en sport een verklaring van vakbekwaamheid
of erkenning van beroepskwalificaties afgeeft, stelt de commissie, bedoeld in artikel
1, onderdeel c, van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid, een onderzoek
in waaruit blijkt of die afgifte gerechtvaardigd is.
Bij de aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid en van een erkenning van beroepskwalificaties
dient de betrokkene bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat hij met goed gevolg
een opleiding die is gericht op het voorschrijven van geneesmiddelen heeft afgerond
en de nodige vakbekwaamheid of beroepskwalificatieniveau bevat.
Artikel 11
Met de wijziging van de regeling houdende de vaststelling van tarieven inzake de registratie
van beroepsbeoefenaren van beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt het tarief
voor de aanvrage van een aangewezen verpleegkundige tot vermelding van de bevoegdheid
om geneesmiddelen voor te schrijven op € 85,– vastgesteld.
Het bedrag van € 85,– is een uniform (dat wil zeggen voor alle te registreren beroepsbeoefenaren
gelijk) tarief. Bij de vaststelling van het tarief is het uitgangspunt van kostendekkendheid
in acht genomen.
Artikel 12
De beroepsorganisaties van de verpleegkundigen (EADV en V&VN) hebben behoefte aan
een spoedige inwerkingtreding van deze regeling. Om die reden is op basis van de eerste
uitzonderingsgrond van het beleid inzake de vaste verandermomenten (TK, 2009–2010,
29 515, nr. 309, p.4) gekozen voor de in dit artikel vastgestelde tijdstippen van inwerkingtreding.
Omdat de aanvragen voor het vermelden van de voorschrijfbevoegdheid pas kan plaatsvinden,
nadat de opleidingen en modules zijn aangewezen, is gekozen voor een gefaseerde inwerkingtreding.
Er bestaat duidelijkheid over welke opleidingen en modules voor aanwijzing in aanmerking
willen komen. De verwachting is dat alle aanvragen voor aanwijzing voor 1 februari
2014 zijn afgehandeld.
De opleiding tot verpleegkundige op het gebied van oncologie als bedoeld in artikel
4, eerste lid, onderdeel a, en de module farmacotherapie als bedoeld in artikel 4,
eerste lid, onderdeel b, onder 2, onderdeel c, onder 2 en onderdeel d, onder 2, zijn
nog niet gereed. De opleidingsinstituten zijn bezig met het ontwikkelen van bovenstaande
opleiding en module. Wanneer deze opleidingen en modules gereed zijn, zullen de daarop
betrekking hebbende bepalingen in werking treden op een bij ministerieel besluit te
bepalen tijdstip.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.