Beleidsregels van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 november 2013, nr. WJZ/534952 (8268), tot wijziging van de Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur in verband met aanpassing aan de gewijzigde inrichting van de Raad

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur worden als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a komt als volgt te luiden:

Artikel 1a

  • 1. De voorzitter en de overige leden van de Raad worden voor vier jaar benoemd en herbenoeming voor twee jaar is eenmaal mogelijk.

  • 2. Voorafgaand aan de herbenoeming zoals bedoeld in het eerste lid, zal eerst advies worden gevraagd aan de benoemingenadviescommissie.

  • 3. De leden van de commissies, bedoeld in artikel 2c van de wet, worden voor vier jaar benoemd en herbenoeming voor vier jaar is eenmaal mogelijk.

B

Artikel 1b vervalt.

C

In artikel 2 wordt na ‘de Minister’ een zinsnede ingevoegd die luidt: eerst aan de Raad een profiel voor de in te vullen vacature en daarna vraagt hij.

D

Artikel 3 komt als volgt te luiden:

Artikel 3

Bij een voorstel voor de vervulling van een vacature geeft de benoemingenadviescommissie in ieder geval aan op welke wijze rekening is gehouden met:

  • a. evenredige deelname aan de Raad van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen;

  • b. deelname van een of meer leden die voldoende kennis dragen van het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid;

  • c. een spreiding van leden van de Raad over het gehele land; en

  • d. de onafhankelijkheid van de voorgedragen kandidaat.

E

De artikelen 5 tot en met 7 komen te luiden:

Artikel 5

Indien de Raad van mening is dat voor de voorbereiding van een advies door een vaste of tijdelijke commissie als bedoeld in artikel 2c van de wet een specifieke deskundigheid is vereist die nog niet in voldoende mate in de betreffende commissie aanwezig is, kan de Raad de Minister voorstellen doen voor de benoeming van leden van de Raad of andere personen, die beschikken over de gewenste deskundigheid, tot lid van de betreffende commissie.

Artikel 6

De Minister kan over een voorstel als bedoeld in artikel 5 advies vragen aan de benoemingenadviescommissie, met dien verstande dat in het geval het voorstel betrekking heeft op een voorzitter van een commissie, de Minister in elk geval advies vraagt aan de benoemingenadviescommissie.

Artikel 7

In een advies als bedoeld in artikel 6 geeft de benoemingenadviescommissie in ieder geval aan of bij het voorstel in voldoende mate rekening is gehouden met het streven naar:

  • a. evenredige deelname van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen;

  • b. deelname van een of meer leden die voldoende kennis dragen van het gemeentelijke of provinciale cultuurbeleid;

  • c. een spreiding van leden over het gehele land; en

  • d. onafhankelijkheid van de Raad.

F

Aan artikel 8, derde lid, wordt een volzin toegevoegd die luidt: De voorzitter van de Raad is waarnemer bij de vergaderingen van de benoemingenadviescommissie.

G

Artikel 11 vervalt.

ARTIKEL II

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

TOELICHTING

I. Algemeen

De Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur wordt op enkele punten gewijzigd zodat deze beter aansluit op de uitvoeringspraktijk. Daarbij komt dat in 2007 de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Wsc) is gewijzigd in verband met wijzigingen in de inrichting van de Raad voor cultuur. Deze wetswijziging heeft als gevolg dat enkele artikelen in de Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur moeten worden aangepast. De Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur zijn niet eerder aangepast vanwege steeds op handen zijnde aanpassingen in het stelsel en daarom is er voor gekozen om het wijzigen van de Beleidsregels uit te stellen.

Voor een vacature bij de Raad voor cultuur wordt in de meeste gevallen een profiel opgesteld door de Raad voor cultuur, omdat hij de minister het beste kan informeren over de functie-eisen voor de ontstane vacature. Deze bestaande praktijk wordt nu vastgelegd in deze Beleidsregels.

In de praktijk is gebleken dat er vaak moet worden afgeweken van de benoemingstijdstippen voor de leden van de Raad zoals deze waren geformuleerd in artikel 1b en desondanks wordt in acht jaar wel een geheel nieuwe samenstelling van de leden bereikt. Het is daarom niet noodzakelijk om deze benoemingstijdstippen expliciet op te nemen in de Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur.

Voor de benoemingen van de leden en de commissieleden van de Raad voor cultuur is in de praktijk een zorgvuldige afstemming tussen de minister en de Raad vereist. Voor de Raad is doorgaans beter duidelijk aan welke expertise behoefte is binnen de samenstelling van de Raad en de commissies van de Raad. Door de juiste afstemming tussen de minister, de Raad en de benoemingenadviescommissie wordt een geslaagd benoemingsbeleid gehanteerd.

Over de wijzigingen van de beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur is overleg gevoerd met de Raad en de benoemingenadviescommissie.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Met deze wijziging wordt nu ook de benoemingstermijn van leden van commissies van de Raad vastgelegd. Een lid van de raad kan eenmaal voor twee jaar worden herbenoemd. Een lid van een commissie kan eenmaal voor vier jaar worden herbenoemd De herbenoemingen van de leden van de Raad en van de Commissies zullen, met name in het kader van de doorstroming en het bevorderen van bestuurlijke verbreding, terughoudend worden toegepast. Redenen van zwaarwegende aard kunnen tot een herbenoeming van twee jaar leiden. De voorzitter van de Raad zal in het geval van mogelijk voorstel tot herbenoeming van een lid van de Raad eerst met de Minister overleggen. De benoemingenadviescommissie geeft vervolgens advies over de herbenoeming van het desbetreffende raadslid.

Gelet op de aard van de werkzaamheden van de commissies kan het in bepaalde gevallen wenselijk zijn als de commissieleden voor vier jaar worden herbenoemd.

Onderdeel B

Artikel 1b vervalt omdat de vermelding van benoemingstermijnen voldoende is en in de praktijk vaak van deze bepaling afgeweken moest worden.

Onderdelen C en D

Hiermee wordt de praktijk vastgelegd dat de minister de Raad om een profiel vraagt voor benoeming van leden voordat hij de benoemingenadviescommissie vraagt een voorstel te doen. In onderdeel D vindt een technische wijziging plaats in verband met het vervallen van artikel 2d van de Wsc.

Onderdeel E

In deze bepalingen is de procedure geregeld waarmee de Raad zelf aan de minister een voorstel kan doen tot benoeming als voor een bepaald advies de gewenste deskundigheid ontbreekt. Ten opzichte van het oude artikel 6, is de minister nog slechts verplicht om advies hierover te vragen aan de benoemingenadviescommissie als het een voorzitter van een commissie betreft.

Onderdeel F

Hiermee wordt de praktijk bij de benoemingenadviescommissie vastgelegd.

Onderdeel G

De benoeming van de leden in het oude artikel 11 was een momentopname. Deze bepaling is niet meer relevant en kan vervallen.

Artikel II

De wijzigingen kunnen direct na publicatie in werking treden. Het betreft voornamelijk aanpassingen aan de praktijk bij de benoemingen. De Raad is gehoord over de wijzigingen en kan hiermee instemmen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven