Wijziging van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

13 november 2013

Nr. DB 2013/517 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale ZakenDirectie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende wat artikel 25 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen betreft, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Gelet op artikel 25 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Onder vernummering van het eerste lid (nieuw) tot vierde lid, worden vóór het vierde lid (nieuw), drie leden ingevoegd, luidende:

  • 1. Als gevallen als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet worden aangewezen uitbetalingen door de Belastingdienst/Toeslagen:

    • a. van kinderopvangtoeslag op de bankrekening van een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, die een of meerdere kindercentra of een of meerdere gastouderbureaus exploiteert, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • b. van huurtoeslag op de bankrekening van een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;

    • c. van zorgtoeslag op de bankrekening van een zorgverzekeraar, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet;

      voor zover de onderneming, instelling of zorgverzekeraar voor dit doel een convenant heeft afgesloten met de Belastingdienst/Toeslagen.

  • 2. Als gevallen als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet worden voorts aangewezen uitbetalingen door de Belastingdienst/Toeslagen op de bankrekening:

    • a. van een lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet voor zover de uitbetaling plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer;

    • b. van een gemeente op grond van een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling of een overeenkomst tot budgetbeheer in de zin van de Gedragscode Budgetbeheer van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet of overeenkomsten met dezelfde strekking;

    • c. van een curator in een faillissement;

    • d. van een bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;

    • e. van een derde indien een belanghebbende niet beschikt over een bankrekening die op zijn naam staat, naar het oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen niet in staat is een bankrekening op zijn naam te openen door zijn lichamelijke of geestelijke toestand, en de belanghebbende hierom verzoekt.

  • 3. Bij gevallen als bedoeld artikel 7a, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 is artikel 25, eerste lid, tweede volzin, van de wet niet van toepassing.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘artikel 25, eerste lid’ vervangen door: artikel 25, derde lid.

B

Na artikel 9bis wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9ter

Indien bij de Belastingdienst/Toeslagen op 1 december 2013 geen bankrekening op naam van de belanghebbende bekend is, wordt tot en met 30 juni 2014 als geval als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet aangewezen de uitbetaling van een verleend voorschot of toegekende tegemoetkoming door de Belastingdienst/Toeslagen op de bankrekening die vóór 1 december 2013 door de Belastingdienst/Toeslagen werd gebruikt voor de uitbetaling van een verleend voorschot of toegekende tegemoetkoming aan de belanghebbende.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) kunnen bij ministeriële regeling gevallen worden aangewezen waarvoor een uitzondering geldt op de verplichting voor de Belastingdienst/Toeslagen om een toeslag alleen nog uit te betalen op één bankrekening die op naam staat van de belanghebbende zelf. Onderhavige wijzigingsregeling strekt tot aanwijzing van de uitzonderingsgevallen in de Uitvoeringsregeling Awir (UR Awir).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 6 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

In artikel 6 van de UR Awir worden diverse uitzonderingen opgenomen voor wat betreft de wettelijke maatregel met betrekking tot het ene bankrekeningnummer. Voorts vindt er een technische en redactionele wijziging plaats.

In artikel 6, eerste lid, van de UR Awir wordt de uitzonderingsmogelijkheid opgenomen voor drie groepen, te weten de ondernemingen die een of meerdere kindercentra of een of meerdere gastouderbureaus exploiteren, de woninginstellingen en de zorgverzekeraars. Het betreft in de eerste plaats ondernemingen als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, die een of meerdere kindercentra of een of meerdere gastouderbureaus exploiteren, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Voorts betreft het instellingen die zijn toegelaten als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet. Hieronder vallen bij koninklijk besluit toegelaten instellingen in de vorm van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of stichting die zich ten doel stellen uitsluitend op het gebied van volkshuisvesting werkzaam te zijn. Tot slot betreft het zorgverzekeraars, als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet.

Gebruikmaking van de uitzondering is slechts mogelijk voor zover de onderneming, instelling of zorgverzekeraar een convenant of ‘partnerschapsovereenkomst één rekeningnummer (POBR1)’ heeft afgesloten met de Belastingdienst/Toeslagen. In het geval een convenant is afgesloten met de Belastingdienst/Toeslagen blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid bij de onderneming, instelling of zorgverzekeraar aanwezig indien blijkt dat de toeslag ten onrechte is uitbetaald. In het geval de onderneming, instelling of zorgverzekeraar een POBR1 is aangegaan met de Belastingdienst/Toeslagen zal deze gevrijwaard zijn van de hoofdelijke aansprakelijkheid, tenzij sprake is van verwijtbaar handelen van de onderneming, instelling of zorgverzekeraar. Om in aanmerking te komen voor een POBR1 dient aan meerdere voorwaarden te zijn voldaan. Zo moet maandelijks een set aan gegevens worden verstrekt aan de Belastingdienst/Toeslagen. Voorts moet een verklaring worden overlegd van een onafhankelijke registeraccountant of accountant-administratieconsulent waarin hij dient te verklaren dat aan diverse voorwaarden is voldaan, onder andere dat de onderneming, instelling of zorgverzekeraar voldoet aan de eisen die de wet stelt met betrekking tot de financiële en administratieve inrichting en organisatie.

Voorts wordt in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de UR Awir een uitzondering opgenomen voor personen die gebruik maken van (minnelijke) schuldhulpverlening. Betalingen en ontvangsten kunnen in het geval van schuldhulpverlening via een bankrekening van de budgetbeheerder lopen en niet via de rekening van de belanghebbende. In de situatie van gebruik van één bankrekening op naam van de rechthebbende is dit niet langer mogelijk. Gezien het maatschappelijke belang van schuldhulpverlening is daarom een uitzondering opgenomen in het tweede lid, onderdeel a, van de UR Awir. De uitzondering is uitsluitend bedoeld voor schuldhulpverleners die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Indien zij zijn aangesloten bij de NVVK en dus voldoen aan de voorwaarden die aan dit lidmaatschap verbonden zijn, dan zullen deze schuldhulpverleners in de Leidraad Invordering 2008 tevens gevrijwaard worden van hoofdelijke aansprakelijkheid, tenzij sprake is van verwijtbaar handelen van de schuldhulpverlener. Deze uitzondering geldt ook voor gemeenten die een dergelijke schuldregelingsovereenkomst hebben afgesloten met een persoon. Hiervoor wordt een uitzondering opgenomen in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van de UR Awir.

In artikel 6, tweede lid, onderdelen c en d, van de UR Awir worden uitzonderingen opgenomen voor de curator in een faillissement en voor de aangestelde bewindvoerder in het kader van de toepassing van een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Ook voor deze gevallen is het wenselijk een uitzondering op te nemen op de hoofdregel dat een toeslag alleen nog maar wordt uitbetaald op een bankrekening die op naam van de rechthebbende zelf staat.

Tot slot wordt in artikel 6, tweede lid, onderdeel e, van de UR Awir een uitzondering opgenomen voor situaties waarin toeslaggerechtigden niet beschikken over een bankrekening op hun naam en die lichamelijk of geestelijk niet in staat zijn om een bankrekening te openen. Op verzoek worden deze gevallen uitgezonderd van het verplicht gebruik van een bankrekening op naam van de rechthebbende zelf. De Belastingdienst/Toeslagen kan voor de invulling hierbij gebruikmaken van zijn discretionaire bevoegdheid. Nadere beleidsregels hieromtrent zullen worden opgenomen in de Leidraad Invordering 2008.

De wijziging in artikel 6, derde lid, van de UR Awir betreft een technische wijziging, waarin bewerkstelligd wordt dat bij een uitzondering als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Awir, tevens afgeweken wordt van artikel 7a, eerste lid, tweede volzin, van de IW 1990. Ook voor die wet wordt dan immers, als gevolg van de uitzondering, afgeweken van het feit dat slechts één bankrekening kan worden bestemd voor de uitbetaling van inkomstenbelasting of voor de in artikel 25 van de Awir bedoelde uitbetaling van voorschotten of tegemoetkomingen.

De aanpassing in het vierde lid is slechts redactioneel van aard.

Artikel I, onderdeel B (artikel 9ter van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

Belanghebbenden worden door de Belastingdienst/Toeslagen tijdig gevraagd om een bankrekening door te geven die op hun naam staat, indien een dergelijke bankrekening nog niet bekend is bij de Belastingdienst/Toeslagen. Wanneer belanghebbenden hieraan geen of niet op tijd gehoor geven zal per 1 december 2013 de uitbetaling van een voorschot of tegemoetkoming stoppen. Om te voorkomen dat de uitbetaling van een toeslag van de ene op de andere dag wordt gestopt bij belanghebbenden die geen bankrekening op eigen naam door hebben gegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen, wordt in artikel 9ter van de UR Awir een overgangsperiode opgenomen. In deze overgangsperiode blijft het voor de Belastingdienst/Toeslagen mogelijk om een toeslag uit te blijven betalen op een bankrekening die eerder is gebruikt voor uitbetalingen aan de belanghebbende, maar niet op naam staat van de belanghebbende. Indien na afloop van de overgangsperiode nog steeds geen bankrekening door de belanghebbende is doorgegeven, zal de uitbetaling worden stopgezet.

Artikel II (inwerkingtreding)

De datum van inwerkingtreding van deze regeling is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de wettelijke maatregel met betrekking tot het ene bankrekeningnummer en wordt derhalve gesteld op 1 december 2013.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Naar boven