Convenant decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming in de sector primair onderwijs

De onderstaande partijen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 2. De PO-Raad, gevestigd te Utrecht, voor zichzelf en zijn leden, vertegenwoordigd door mw. S. Walvisch, hierna te noemen: de PO-Raad;

  • 3. De Algemene Centrale van Overheidspersoneel, gevestigd te Zoetermeer, vertegenwoordigd door mw. E.M. Verheggen, hierna te noemen: ACOP;

  • 4. De Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door mw. J.C. Krijt, hierna te noemen: CCOOP;

  • 5. De Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door dhr. J. Veenstra, hierna te noemen: CMHF;

  • 6. Het Ambtenarencentrum, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door dhr. P. van Lent, hierna te noemen: AC.

Partijen genoemd onder 3 tot en met 6, hierna te noemen: de centrales.

Partijen genoemd onder 2 tot en met 6, hierna te noemen: sociale partners.

OVERWEGENDE

  • dat de decentralisatie van de secundaire arbeidsvoorwaarden en de invoering van lumpsum bekostiging per 1 augustus 2006 goed zijn verlopen en het daarom verantwoord is de logische vervolgstap naar volledige decentralisatie te zetten;

  • dat partijen met de volledige decentralisatie beogen:

    • a. sociale partners meer ruimte te geven om sectorspecifieke afspraken te maken, waarbij tevens een integrale afweging gemaakt kan worden tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden;

    • b. schoolbesturen en personeel binnen de kaders van de sectorale cao meer ruimte te bieden voor maatwerk in de arbeidsvoorwaarden op bestuurs- en schoolniveau, waarbij het personeel in direct overleg met zijn of haar schoolbestuur invloed kan uitoefenen op de arbeidsvoorwaarden;

    • c. de regel- en toezichtdruk en bestuurlijke drukte te verminderen en werknemers een duidelijker en toegankelijker regeling van de arbeidsvoorwaarden te bieden door aan één tafel overleg te voeren over één (sectorale) cao;

  • dat met de volledige decentralisatie de onderwijsinstellingen meer mogelijkheden krijgen om invulling te geven aan het onderwijs en dat wordt gestreefd naar vermindering van bestuurlijke drukte;

  • dat partijen hebben vastgesteld dat het primair onderwijs voldoet aan de (rand)voorwaarden voor volledige decentralisatie die de partijen gesteld hebben in de gezamenlijke uitwerkingsnotitie1;

  • dat partijen hebben vastgesteld dat de PO-Raad de bevoegdheid heeft om namens zijn leden de onderhandelingen te voeren over ten minste de onderwerpen als bedoeld in artikel 3 van dit convenant, en om over die onderwerpen voor de schoolbesturen bindende afspraken te maken;

  • dat het schoolbestuur de verantwoordelijkheid gaat dragen voor de kosten van de arbeidsvoorwaarden en uitkeringen zoals genoemd in artikel 3 van dit convenant;

  • dat de PO-Raad erkent dat, met ingang van de ingangsdatum van de volledige decentralisatie (zie artikel 11), claims van de PO-Raad jegens de minister op het gebied van de arbeidsvoorwaarden niet worden gehonoreerd, voor zover deze een gevolg zijn van afspraken die door de PO-Raad zijn gemaakt op het terrein van de arbeidsvoorwaarden, onverlet latend het bepaalde in artikel 2, vierde lid en artikel 6, tweede lid van dit convenant;

  • dat het wetsvoorstel dat de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in het primair onderwijs mogelijk maakt is aangenomen door Tweede en Eerste Kamer en is gepubliceerd in het Staatsblad (2011, nr. 558);

  • dat partijen constateren dat de arbeidsvoorwaardenmiddelen ten behoeve van het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden (GOVAK-gelden) en de sectorale arbeidsmarktmiddelen po in verband met de volledige decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming in het primair onderwijs eveneens dienen te worden gedecentraliseerd.

KOMEN OVEREEN:

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit convenant wordt verstaan onder:

a. scholen:

scholen voor primair onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n van de Wet op de expertisecentra en instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra;

b. de sector po:

alle scholen als bedoeld in artikel 1, sub a;

c. personeel:

het personeel bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

d. schoolbestuur:

het bevoegd gezag: wat betreft:

  • 1°. een school: een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • 2°. een centrale dienst: het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 69 van de Wet op de expertisecentra;

  • 3°. een regionaal expertisecentrum: het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 28b, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra.

e. secundaire arbeidsvoorwaarden:

alle arbeidsvoorwaarden met uitzondering van de in artikel 3, onder a tot en met e genoemde onderwerpen;

f. OCW:

het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 2 Vaststelling overheidsbijdrage in de arbeidskosten

  • 1. De minister stelt de PO-Raad jaarlijks tijdig voorafgaande aan de vaststelling door het kabinet van de bijstelling van de overheidsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling in de gelegenheid de specifieke belangen van de sector po naar voren te brengen.

  • 2. De minister informeert de PO-Raad, in beginsel jaarlijks, tijdig en vertrouwelijk over de vaststelling door het kabinet van de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling.

  • 3. De minister verleent de scholen jaarlijks een bijstelling van de overheidsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling, gelijk aan die welke door het kabinet is vastgesteld.

  • 4. De minister verwerkt, met inachtneming van het ter zake van de bekostiging van scholen bij of krachtens het in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra bepaalde, de in het derde lid bedoelde bijstelling onverkort in de onderscheiden rijksbijdragen.

Artikel 3 Onderhandelingen tussen PO-Raad en vakorganisaties

De PO-Raad, daartoe krachtens zijn statuten optredend namens bij de PO-Raad aangesloten schoolbesturen in het primair onderwijs, onderhandelt met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheids- en onderwijspersoneel – naast de al gedecentraliseerde secundaire arbeidsvoorwaarden – in elk geval over:

  • a. de algemene salarisontwikkeling;

  • b. uitgangspunten waaraan een door het bevoegd gezag in te richten functiewaarderingssysteem moet voldoen;

  • c. de vaststelling van de algemene arbeidsduur;

  • d. mutaties in algemeen aanvullende aanspraken met betrekking tot de uitkering bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid voor zover die uitgaan boven de wettelijke aanspraken van de werknemersverzekeringen;

  • e. overige arbeidsvoorwaarden waartoe de PO-Raad en de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheids- en onderwijspersoneel besluiten.

Artikel 4 Thematisch overleg primair onderwijs

Partijen spreken af dat na volledige decentralisatie overleg over actuele beleidsthema’s kan plaatsvinden tussen de centrales, de PO-Raad en OCW. Dit is aan de orde bij beleidsthema’s die in belangrijke mate raken aan het belang van het onderwijspersoneel. Het overleg wordt ambtelijk gevoerd en indien nodig met de verantwoordelijke bewindspersoon primair onderwijs.

Artikel 5 Bestuurlijke schaal en diversiteit

Om de positie van kleine schoolbesturen na volledige decentralisatie te waarborgen hebben partijen het volgende afgesproken:

  • 1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 maken sociale partners over de salarisontwikkeling een centrale afspraak voor de gehele sector. Hiermee wordt concurrentie op primaire arbeidsvoorwaarden (tussen grote en kleine werkgevers) uitgesloten.

  • 2. Sociale partners streven waar dat wenselijk en mogelijk is naar kaderstellende cao-afspraken en bepalen tevens onder welke voorwaarden dergelijke afspraken tot stand kunnen komen. Hierbij zal recht worden gedaan aan de diversiteit in omvang van de schoolbesturen in het PO en zal onnodige druk op schaalvergroting als gevolg van cao-afspraken voorkomen worden.

  • 3. In de statuten van de PO-Raad is de positie van kleine schoolbesturen gewaarborgd.

Artikel 6 Overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan schoolbesturen

  • 1. De minister bevordert dat zo spoedig mogelijk de bevoegdheid tot vaststelling van een regeling inzake ontslaguitkeringen ten behoeve van gewezen personeelsleden van de scholen alsmede, voor zover deze bevoegdheid bij hen berust, van een regeling inzake uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid aan de besturen van de scholen wordt toegekend, opdat over het bovenwettelijk deel daarvan kan worden onderhandeld op grond van artikel 3.

  • 2. Indien uit wettelijk verplichte wijzigingen van de regelingen bedoeld in het eerste lid voortvloeit dat de minister de beschikking krijgt over middelen ten behoeve van de scholen, dan draagt de minister deze middelen onverkort over aan het desbetreffende bevoegd gezag.

Artikel 7 Informatievoorziening

  • 1. De PO-Raad informeert de minister over zijn inzet voor het arbeidsvoorwaardenoverleg met centrales. De PO-Raad zendt de minister onverwijld de tekst van elk met de centrales bereikt akkoord op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, daaronder mede begrepen een onderhandelaarsakkoord, alsmede op hoofdlijnen een overzicht van de geraamde kosten van dat akkoord, de dekking ervan en een toelichting op het akkoord.

  • 2. De minister publiceert reeds via diverse kanalen kwantitatieve gegevens over de sector po, waaronder personele informatie, en heeft de intentie dit beleid te continueren. Sociale partners kunnen gebruik maken van deze informatie ten behoeve van het cao-overleg.

  • 3. In het geval er een nieuwe informatiebehoefte ontstaat bij de PO-Raad, vindt hierover overleg plaats met de minister.

  • 4. De PO-Raad stimuleert via de ontwikkeling van benchmarks en het verspreiden van goede praktijkvoorbeelden de kwaliteit van de arbeidsorganisatie en de efficiency van het onderwijsproces.

  • 5. In het bestuurlijk overleg tussen de PO-Raad en de minister kunnen afspraken worden gemaakt over specifieke ontwikkelingen in het personeelsbeleid, waaraan via benchmarks/ goede praktijkvoorbeelden aandacht wordt besteed.

  • 6. Tussen de minister en de PO-Raad worden meerjarige afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen van informatie t.b.v. monitoring.

Artikel 8 G.O.- en vakbondsfaciliteiten

  • 1. De minister voegt de GOVAK-gelden voor de sector po per 1 januari 2016 toe aan de lumpsum van de scholen.

  • 2. De periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016 geldt als overgangsperiode, waarin als eerste stap in het decentralisatieproces de GOVAK-gelden door de minister bij subsidiebeschikking worden overgemaakt aan de PO-Raad.

  • 3. De PO-Raad maakt deze GOVAK-gelden in de overgangsperiode direct en onverkort over aan de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs. De centrales in de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs verdelen de GOVAK-gelden onder elkaar volgens een door henzelf vastgestelde verdeelsleutel.

  • 4. De centrales besteden de door hen ontvangen GOVAK-gelden primair voor het vergoeden van de kosten van het vervangen van het personeel in de sector po, dat lang buitengewoon verlof geniet in verband met werkzaamheden voor het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden ten behoeve van het personeel in de sector po.

  • 5. De centrales kunnen de GOVAK-gelden ook anderszins aanwenden voor werkzaamheden ten behoeve van het georganiseerd overleg en voor vakbondswerkzaamheden voor het personeel in de sector po.

  • 6. De centrales leggen in de overgangsperiode binnen zeven maanden na afloop van een kalenderjaar waarvoor het GOVAK-budget is toegekend, verantwoording af over de besteding van de GOVAK-gelden. Dit vindt plaats door middel van een via de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs aan de PO-Raad te verstrekken en van een accountantsverklaring voorzien verslag, bestaande uit de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 7. De PO-Raad stuurt in de overgangsperiode binnen zeven maanden na afloop van een kalenderjaar waarvoor het GOVAK-budget is toegekend, het door de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs aan hem overlegde verslag, als bedoeld in het zesde lid, door aan de minister.

  • 8. De PO-Raad is niet aansprakelijk voor de gevolgen van het niet nakomen door de centrales van de verplichting tot verantwoording via de Stichting Structureel Vakbondsverlof Onderwijs, als bedoeld in het zesde lid.

  • 9. Als de PO-Raad van de centrales via de Stichting Structureel Vakbondsverlof Onderwijs in de overgangsperiode over een kalenderjaar geen verslag ontvangt als bedoeld in het zesde lid, legt de PO-raad in het reguliere jaarverslag verantwoording af over de overmaking van het voor dat kalenderjaar ontvangen subsidiebedrag aan de Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs.

  • 10. Gelet op het bepaalde in het eerste lid maken de PO-Raad en de centrales c.q. vakbonden een afspraak in de CAO PO 2014 over de bijdrage van schoolbesturen in het primair onderwijs aan de stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs en over de verantwoording van deze middelen door de centrales c.q. vakbonden vanaf 1 januari 2016.

Artikel 9 Sectorale arbeidsmarktmiddelen po

  • 1. De minister voegt de sectorale arbeidsmarktmiddelen po per 1 januari 2016 toe aan de lumpsum van de scholen.

  • 2. De PO-Raad en de centrales spreken vóór 1 januari 2016 in een CAO PO een regeling af voor het overmaken vanaf 1 januari 2016 van de door OCW toegekende sectorale arbeidsmarktmiddelen po uit de lumpsum van de scholen aan de Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs en voor de inzet en verantwoording van deze sectorale arbeidsmarktmiddelen door de Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs.

  • 3. In vervolg op de subsidietoekenning aan de Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs voor de uitvoering van arbeidsmarkt- en kennisactiviteiten in het primair onderwijs in de jaren 2012 tot en met 2014, wordt door de minister aan de Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs eveneens subsidie toegekend voor de uitvoering van arbeidsmarkt- en kennisactiviteiten in het kalenderjaar 2015, op basis van een daarvoor door de Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs voor dit kalenderjaar in te dienen aanvullende subsidieaanvraag.

Artikel 10 Evaluatie

  • 1. Partijen spreken af het convenant na drie jaar te evalueren. De evaluatie is ten minste gericht op de werking van de volledige decentralisatie en de afspraken in dit convenant:

    • a. OCW, centrales en de PO-Raad evalueren in hoeverre de volledige decentralisatie heeft bijgedragen aan:

      • het beter vervullen van de rol als werkgever, meer mogelijkheden om sectorspecifieke afspraken te maken;

      • het verbeteren van de aansluiting tussen de arbeidsvoorwaarden en de onderwijskundige visie op het onderwijs (ruimte voor verantwoordelijkheid voor leerkrachten en eigen keuzes op schoolniveau);

      • een evenwichtige opbouw van het loon- en functiegebouw in de sector.

    • b. de evaluatie door OCW en de PO-Raad betreft:

      • het financiële model;

      • het overleg tussen OCW en de PO-Raad;

      • informatie-uitwisseling tussen OCW, de PO-Raad en individuele schoolbesturen.

  • 2. Partijen maken afspraken over de inrichting van een monitor voor de evaluatie (o.a. criteria en werkwijze).

  • 3. Over de uitkomsten van de evaluaties wordt bestuurlijk overleg gevoerd tussen partijen. In bestuurlijk overleg kunnen afspraken worden gemaakt over aanpassing van het decentralisatieconvenant.

Artikel 11 Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Dit convenant treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2. Dit convenant wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 12 Wijziging en opzegging van het convenant

  • 1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen 30 werkdagen nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. Over wijziging van het convenant dient in ieder geval overeenstemming te worden bereikt tussen de minister en de PO-Raad. Voor zover dit het wijzigen van een artikel betreft dat de centrales bindt, is ook de instemming van een meerderheid van de centrales vereist.

  • 4. De wijziging en de verklaring tot instemming wordt in afschrift als bijlage aan het convenant gehecht.

  • 5. De wijziging wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 6. Elke partij kan dit convenant (te allen tijde) met inachtneming van een opzegtermijn van 1 jaar schriftelijk opzeggen, indien naar het oordeel van een partij een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat het convenant op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 7. Wanneer de minister, de PO-Raad of een meerderheid van de centrales het convenant opzegt, eindigt het convenant voor alle partijen.

Artikel 13 Geschilbeslechting

  • 1. Een geschil in verband met dit convenant wordt schriftelijk aan de andere partijen gemeld. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.

  • 2. Geschillen in verband met dit convenant worden in onderling overleg beslecht.

  • 3. Indien een geschil niet binnen 30 werkdagen in onderling overleg is opgelost, wordt, met uitsluiting van de rechter, door partijen een bindend advies gevraagd van de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst.

Artikel 14 Gebondenheid van centrales

De gebondenheid van de centrales inzake dit convenant heeft uitsluitend betrekking op de overwegingen en het bepaalde in de artikelen 1; 3; 4; 5, eerste en tweede lid; 7, tweede lid; 8, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en tiende lid; 9; 10, eerste lid, onder a, en tweede en derde lid; 11; 12; en 13.

Artikel 15 Publicatie in Staatscourant

Binnen twee weken na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 11 november 2013

Namens: De Staat der Nederlanden, de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Utrecht, 11 november 2013

Namens: De PO-raad, S. Walvisch.

De Algemene Centrale van Overheidspersoneel, E.M. Verheggen.

De Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel, J.C. Krijt.

De Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen, J. Veenstra.

Het Ambtenarencentrum, P. van Lent.


X Noot
1

Uitwerkingsnotitie decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming in het primair onderwijs, Rapportage van het breed overleg doordecentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming PO; 16 april 2008 (BOD.48).

Naar boven