Verordening tot wijziging van artikel 10 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit(1)

(1) Vastgesteld in de vergadering van het college van afgevaardigden van 11 september 2013

Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten,

Overwegende dat,

het gewenst is artikel 10 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit te wijzigen.

Gelet op artikel 28 van de Advocatenwet,

Gezien het ontwerp van de algemene raad en de adviezen van de adviescommissie regelgeving en de raad van advies,

Stelt de volgende verordening vast:

ARTIKEL I

Artikel 10 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit wordt als volgt gewijzigd:

A

In lid 2 wordt ‘mag’ vervangen door ‘kan’.

B

Het derde lid komt te luiden als volgt:

  • 3. Indien de advocaat in een zaak of in een periode van ten hoogste een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt een of meer contante betalingen zal verrichten of aanvaarden met een gezamenlijke waarde van 5.000 euro of meer, overlegt de advocaat hierover voorafgaand aan die verrichting of aanvaarding met de deken. Indien dit voorafgaand overleg redelijkerwijs niet mogelijk is, vindt dit overleg plaats onverwijld na de verrichting of aanvaarding van die betaling.

ARTIKEL II

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

TOELICHTING

Algemeen

Sinds de inwerkingtreding in 1995 van de Richtlijnen ter voorkoming van betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen (de Bruyninckx-richtlijnen) is het uitgangspunt bij het betalingsverkeer van de advocaat dat geldbewegingen giraal plaatsvinden. Dit uitgangspunt is nu verwoord in artikel 10, lid 1 Vafi, en geldt voor de te onderscheiden geldstromen van de advocaat, te weten het honorarium, de omgang met verschotten en de omgang met derdengelden. Het uitgangspunt dat geldbewegingen giraal plaatsvinden heeft tot gevolg dat contant betalingsverkeer zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Contante betalingen kunnen echter niet worden verboden, omdat contant geld een wettig betaalmiddel is en omdat er situaties denkbaar zijn waarbij cliënten van advocaten niet giraal kunnen of willen betalen. In het tweede lid van artikel 10 Vafi is de uitzondering op het uitgangspunt geformuleerd. Deze uitzondering houdt in dat de advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening contante betalingen kan verrichten of de aanvaarden wanneer er feiten en omstandigheden zijn die een dergelijke betaling rechtvaardigen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat een cliënt geen bankrekening heeft of dat de bank zijn rekening heeft geblokkeerd, dan wel dat op deze rekening beslag is gelegd. Een ander voorbeeld is een ‘kleine’ betaling zoals de eigen bijdrage in het kader van de gefinancierde rechtsbijstand of griffierechten.

Met de wijziging van artikel 10 blijven de bovengenoemde uitgangspunten gehandhaafd. De wijziging ziet op de grens waarboven de advocaat, die contante betalingen wil verrichten of aanvaarden, moet overleggen met de deken. Deze grens is nu € 15.000 en is gelijk aan de grens voor het melden van een ongebruikelijke transactie in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De algemene raad kiest er voor de grens voor contante betalingen los te koppelen van de grens waarbij in het kader van de Wwft een ongebruikelijke transactie moet worden gemeld. De reden hiervoor is dat de Wwft een ander doel heeft dan de Vafi. De Wwft heeft tot doel het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Om dit doel te bereiken zijn instellingen, waaronder ook advocaten die bepaalde diensten verrichten, verplicht om bij een cliëntenonderzoek uit te voeren en een (voorgenomen) ongebruikelijke transactie te melden. Als een advocaat in het kader van het verlenen van een dienst die onder de Wwft valt, een contante betaling tegenkomt van € 5.000 of meer (ook al is hij zelf niet bij die transactie betrokken) dan is hij verplicht dit te melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland.

De grens voor contante betalingen wordt verlaagd naar € 5.000 omdat er in de afgelopen jaren een duidelijke trend zichtbaar is dat het aantal girale betalingen en de waarde daarvan toeneemt, terwijl het aantal contante betalingen en de waarde daarvan afneemt. Contante betalingen worden steeds minder vanzelfsprekend. Ook het aantal niet-toonbanktransacties is de afgelopen jaren sterk afgenomen. Toonbanktransacties zijn betalingen in de detail- en groothandel, horeca, amusement, vervoer, etc. Niet-toonbanktransacties zijn betalingen tussen particulieren, maar ook aan advocaten. Daarbij komt dat in de ons omringende landen het contante betalingsverkeer aan en door advocaten is verminderd of beperkt. In België is de grens nu € 5.000 terwijl het voornemen bestaat dit per 1 januari 2014 verder te verlagen naar € 3.000. In Frankrijk is de grens € 3.000 en in Engeland is het bedrag vrijwillig beperkt tot £ 5.000.

Tegelijkertijd met de verlaging van de grens voor contante betalingen wordt verduidelijkt dat het gaat om contante betalingen in een zaak of ten behoeve van dezelfde cliënt binnen een periode van een jaar. Wanneer een advocaat in een zaak een of meerdere contante betalingen verricht of aanvaardt die een gezamenlijke waarde hebben van € 5.000 of meer dan is hij verplicht hierover te overleggen met de deken. Wanneer een advocaat ten behoeve van dezelfde cliënt in een jaar tijd meerdere contante betalingen verricht of aanvaard met een gezamenlijke waarde van € 5.000 of meer (ongeacht het aantal zaken dat de advocaat voor die cliënt doet) is de advocaat ook verplicht te overleggen met de deken.

Overigens geldt dat ongeacht de hoogte van een contante betaling deze altijd goed en zorgvuldig dient te worden verwerkt in de financiële administratie van de cliënt. Wanneer het een contante betaling betreft van € 5.000 of meer is het tevens raadzaam in de administratie te verwerken dat hierover overleg met de deken heeft plaatsgevonden.

Nieuw in lid 3 is de toevoeging dat het overleg over de contante betaling dient plaats te vinden voorafgaand aan de betaling, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. In dat geval dient het overleg over de betaling zo snel mogelijk daarna plaats te vinden. Dit laatste kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer een cliënt, ondanks herhaaldelijk aandringen van de advocaat, pas vlak voor de zitting (soms op de dag zelf) het afgesproken voorschot of het voorgeschoten griffierecht betaalt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onder A

De wijziging van het woord ‘mag’ in ‘kan’ in lid 2 van artikel 10 Vafi is wetgevingstechnisch van aard. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel I, onder B

Het derde lid van artikel 10 verplicht de advocaat om bij het verrichten of aanvaarden van contante betalingen van bedragen van € 5.000 of meer in een zaak of in een periode van ten hoogste een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt te overleggen met de deken. De advocaat dient zich ervan bewust te zijn, dat vele kleine betalingen een grote betaling maken, zodat het grensbedrag van € 5.000 geldt voor al het betalingsverkeer in een zaak tezamen of ten behoeve van een cliënt in een periode van ten hoogste een jaar.

Het overleg met de deken dient plaats te vinden voordat de contante betaling wordt verricht of aanvaard, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. In dat geval dient het overleg zo snel mogelijk na de betaling plaats te vinden. Het overleg met de deken is bedoeld om de advocaat bewust te maken van de risico’s van het verrichten of aanvaarden contante betalingen in het kader van de voorkoming van betrokkenheid bij criminele handelingen. Het overleg creëert de mogelijkheid voor de advocaat nogmaals te onderzoeken welke feiten en omstandigheden er zijn die een contante betaling rechtvaardigen en dit te toetsen bij de deken. Dit betekent niet dat de deken toestemming geeft voor een contante betaling of deze juist verbiedt. De deken kan de advocaat adviseren hoe onder de specifieke omstandigheden om kan worden gegaan met de contante betaling. Het staat de advocaat vrij dit advies op te volgen. Echter als de deken van mening is dat een contante betaling niet gerechtvaardigd is, en deze betaling wordt na overleg toch gedaan, dan kan de deken een onderzoek starten en op grond van artikel 46f een klacht indienen bij de tuchtrechter.

Artikel II

De wijziging van artikel 10 treedt in werking op 1 januari 2014. Er wordt gekozen voor een directe werking van de wijziging waarbij geen voorziening wordt getroffen voor overgangsgevallen. Dit betekent dat iedere advocaat die na 1 januari 2014 contante betalingen wil verrichten of aanvaarden van € 5.000 of meer in een zaak dit moet overleggen met de deken. Voor contante betalingen die vóór 1 januari 2014 zijn uitgevoerd geldt het oude grensbedrag van € 15.000.

Voor contante betalingen onder de € 5.000 verandert er voor de dagelijkse praktijk voor veel advocaten niets. Deze betalingen kunnen worden uitgevoerd. Wel moeten er feiten en omstandigheden zijn die deze contante betaling rechtvaardigen, maar overleg is niet verplicht. Een advocaat die voor 1 januari 2014 minder dan € 15.000 aan contante betalingen heeft verricht of aanvaard is na 1 januari 2014 niet verplicht tot overleg, omdat de betaling heeft plaatsgevonden voor wijziging van de verordening. Echter, wanneer de advocaat in diezelfde zaak na 1 januari 2014 een volgende contante betaling wil verrichten of aanvaarden waardoor de gezamenlijke waarde van de contante betalingen in die zaak € 5,000 of meer is, is de advocaat wel verplicht tot overleg.

Naar boven