Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 6 november 2013, nr. 2013-0000687426, houdende vaststelling van percentages, bedragen en inkomensklassen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit en wijziging van enkele bedragen in die wet (Regeling koopsubsidiegrenzen 2014)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 23, 26, tweede lid, 29, derde, vijfde en zevende lid, en 41, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

Besluit:

§ 1 Vaststelling van percentages, bedragen en inkomensklassen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit

Artikel 1

De rentevaste periode, bedoeld in artikel 23 van de Wet bevordering eigenwoningbezit, is: 10 jaar.

Artikel 2

Het percentage van de toetsrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt: 4,2.

Artikel 3

De financieringslastnorm, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Financieringslastnorm

    1

    17,00%

    2

    17,00%

    3

    18,00%

    4

    19,00%

    5

    20,00%

    6

    20,50%

    7

    21,50%

    8

    22,50%

    9

    23,50%

    10

    24,00%

    11

    24,50%

    12

    24,50%

    13

    25,50%

    14

    25,50%

    15

    26,00%

    16

    26,00%

    17

    26,00%

    18

    26,00%

    19

    26,50%

    20

    26,50%

    21

    26,50%

    22

    26,50%

    23

    26,50%

    24

    26,50%

    25

    26,50%

    26

    26,50%

    27

    26,50%

    28

    26,50%

    29

    26,50%

    30

    26,50%

    31

    26,50%

    32

    26,50%

    33

    26,50%

    34

    26,50%

    35

    26,50%

    36

    26,50%

    37

    26,50%

    38

    26,50%

    39

    26,50%

    40

    26,50%

    41

    26,50%

    42

    26,50%

    43

    26,50%

    44

    26,50%

    45

    26,50%

    46

    26,50%

    ,en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Financieringslastnorm

    1

    20,00%

    2

    20,00%

    3

    21,50%

    4

    23,00%

    5

    24,50%

    6

    25,00%

    7

    25,50%

    8

    26,00%

    9

    26,50%

    10

    27,00%

    11

    27,00%

    12

    27,50%

    13

    27,50%

    14

    28,00%

    15

    28,00%

    16

    28,00%

    17

    28,00%

    18

    28,00%

    19

    28,00%

    20

    28,50%

    21

    28,50%

    22

    28,50%

    23

    28,50%

    24

    29,00%

    25

    29,00%

    26

    29,50%

    27

    29,50%

    28

    29,50%

    29

    29,50%

    30

    30,00%

    31

    30,00%

    32

    30,00%

    33

    30,00%

    34

    30,00%

    35

    30,00%

Artikel 4

Het percentage, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, waarmee de financieringslastnorm, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, ten hoogste kan worden vermeerderd, bedraagt:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Opslagpercentage

    1

    6,75%

    2

    6,75%

    3

    6,75%

    4

    6,75%

    5

    6,75%

    6

    6,75%

    7

    6,75%

    8

    6,75%

    9

    6,75%

    10

    6,75%

    11

    6,75%

    12

    6,75%

    13

    6,75%

    14

    6,75%

    15

    6,75%

    16

    6,75%

    17

    6,75%

    18

    6,75%

    19

    6,75%

    20

    6,75%

    21

    6,75%

    22

    6,75%

    23

    6,75%

    24

    6,75%

    25

    6,75%

    26

    6,75%

    27

    6,75%

    28

    6,75%

    29

    6,75%

    30

    6,60%

    31

    6,11%

    32

    5,64%

    33

    5,18%

    34

    4,73%

    35

    4,30%

    36

    3,88%

    37

    3,47%

    38

    3,07%

    39

    2,68%

    40

    2,30%

    41

    1,93%

    42

    1,57%

    43

    1,22%

    44

    0,88%

    45

    0,54%

    46

    0,22%

    ,en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Opslagpercentage

    1

    3,75%

    2

    3,75%

    3

    3,75%

    4

    3,75%

    5

    3,75%

    6

    3,75%

    7

    3,75%

    8

    3,75%

    9

    3,75%

    10

    3,75%

    11

    3,75%

    12

    3,75%

    13

    3,75%

    14

    3,75%

    15

    3,75%

    16

    3,75%

    17

    3,75%

    18

    3,75%

    19

    3,75%

    20

    3,75%

    21

    3,75%

    22

    3,75%

    23

    3,75%

    24

    3,75%

    25

    3,75%

    26

    3,75%

    27

    3,75%

    28

    3,75%

    29

    3,60%

    30

    2,61%

    31

    2,14%

    32

    1,68%

    33

    1,23%

    34

    0,80%

    35

    0,38%

Artikel 5

De inkomensklassen, en de daarbij behorende maximale hypothecaire lening, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zijn:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Inkomensklasse

    Inkomensklasse

    Maximale hypothecaire lening

    Maximale hypothecaire lening

     

    Ondergrens

    Bovengrens

    Ondergrens

    Bovengrens

    1

    € 0

    € 19.499

    € 0

    € 78.918

    2

    € 19.500

    € 19.999

    € 78.922

    € 80.941

    3

    € 20.000

    € 20.499

    € 84.353

    € 86.458

    4

    € 20.500

    € 20.999

    € 89.956

    € 92.145

    5

    € 21.000

    € 21.499

    € 95.728

    € 98.003

    6

    € 21.500

    € 21.999

    € 99.839

    € 102.157

    7

    € 22.000

    € 22.499

    € 105.910

    € 108.312

    8

    € 22.500

    € 22.999

    € 112.151

    € 114.639

    9

    € 23.000

    € 23.499

    € 118.563

    € 121.135

    10

    € 23.500

    € 23.999

    € 123.143

    € 125.758

    11

    € 24.000

    € 24.499

    € 127.808

    € 130.465

    12

    € 24.500

    € 24.999

    € 130.471

    € 133.128

    13

    € 25.000

    € 25.499

    € 137.393

    € 140.136

    14

    € 25.500

    € 25.999

    € 140.141

    € 142.884

    15

    € 26.000

    € 26.499

    € 145.104

    € 147.889

    16

    € 26.500

    € 26.999

    € 147.895

    € 150.680

    17

    € 27.000

    € 27.499

    € 150.685

    € 153.470

    18

    € 27.500

    € 27.999

    € 153.476

    € 156.261

    19

    € 28.000

    € 28.499

    € 158.652

    € 161.479

    20

    € 28.500

    € 28.999

    € 161.485

    € 164.313

    21

    € 29.000

    € 29.499

    € 164.318

    € 167.146

    22

    € 29.500

    € 29.999

    € 167.151

    € 169.979

    23

    € 30.000

    € 30.499

    € 169.984

    € 172.812

    24

    € 30.500

    € 30.999

    € 172.817

    € 175.645

    25

    € 31.000

    € 31.499

    € 175.650

    € 178.478

    26

    € 31.500

    € 31.999

    € 178.483

    € 181.311

    27

    € 32.000

    € 32.499

    € 181.317

    € 184.144

    28

    € 32.500

    € 32.999

    € 184.150

    € 186.977

    29

    € 33.000

    € 33.499

    € 186.983

    € 188.919

    30

    € 33.500

    € 33.999

    € 188.919

    € 188.919

    31

    € 34.000

    € 34.499

    € 188.919

    € 188.919

    32

    € 34.500

    € 34.999

    € 188.919

    € 188.919

    33

    € 35.000

    € 35.499

    € 188.919

    € 188.919

    34

    € 35.500

    € 35.999

    € 188.919

    € 188.919

    35

    € 36.000

    € 36.499

    € 188.919

    € 188.919

    36

    € 36.500

    € 36.999

    € 188.919

    € 188.919

    37

    € 37.000

    € 37.499

    € 188.919

    € 188.919

    38

    € 37.500

    € 37.999

    € 188.919

    € 188.919

    39

    € 38.000

    € 38.499

    € 188.919

    € 188.919

    40

    € 38.500

    € 38.999

    € 188.919

    € 188.919

    41

    € 39.000

    € 39.499

    € 188.919

    € 188.919

    42

    € 39.500

    € 39.999

    € 188.919

    € 188.919

    43

    € 40.000

    € 40.499

    € 188.919

    € 188.919

    44

    € 40.500

    € 40.999

    € 188.919

    € 188.919

    45

    € 41.000

    € 41.499

    € 188.919

    € 188.919

    46

    € 41.500

    € 41.835

    € 188.919

    € 188.919

    , en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Inkomensklasse

    Inkomensklasse

    Maximale hypothecaire lening

    Maximale hypothecaire lening

     

    Ondergrens

    Bovengrens

    Ondergrens

    Bovengrens

    1

    € 0

    € 19.999

    € 0

    € 80.941

    2

    € 20.000

    € 20.499

    € 80.945

    € 82.965

    3

    € 20.500

    € 20.999

    € 88.209

    € 90.356

    4

    € 21.000

    € 21.499

    € 95.728

    € 98.003

    5

    € 21.500

    € 21.999

    € 103.503

    € 105.905

    6

    € 22.000

    € 22.499

    € 107.785

    € 110.229

    7

    € 22.500

    € 22.999

    € 112.151

    € 114.639

    8

    € 23.000

    € 23.499

    € 116.603

    € 119.133

    9

    € 23.500

    € 23.999

    € 121.141

    € 123.713

    10

    € 24.000

    € 24.499

    € 125.763

    € 128.378

    11

    € 24.500

    € 24.999

    € 128.383

    € 130.998

    12

    € 25.000

    € 25.499

    € 133.133

    € 135.791

    13

    € 25.500

    € 25.999

    € 135.796

    € 138.453

    14

    € 26.000

    € 26.499

    € 140.674

    € 143.374

    15

    € 26.500

    € 26.999

    € 143.379

    € 146.079

    16

    € 27.000

    € 27.499

    € 146.084

    € 148.784

    17

    € 27.500

    € 27.999

    € 148.790

    € 151.489

    18

    € 28.000

    € 28.499

    € 151.495

    € 154.195

    19

    € 28.500

    € 28.999

    € 154.200

    € 156.900

    20

    € 29.000

    € 29.499

    € 159.376

    € 162.119

    21

    € 29.500

    € 29.999

    € 162.124

    € 164.867

    22

    € 30.000

    € 30.499

    € 164.872

    € 167.614

    23

    € 30.500

    € 30.999

    € 167.620

    € 170.362

    24

    € 31.000

    € 31.499

    € 173.009

    € 175.794

    25

    € 31.500

    € 31.999

    € 175.800

    € 178.584

    26

    € 32.000

    € 32.499

    € 181.317

    € 184.144

    27

    € 32.500

    € 32.999

    € 184.150

    € 186.977

    28

    € 33.000

    € 33.499

    € 186.983

    € 188.919

    29

    € 33.500

    € 33.999

    € 188.919

    € 188.919

    30

    € 34.000

    € 34.499

    € 188.919

    € 188.919

    31

    € 34.500

    € 34.999

    € 188.919

    € 188.919

    32

    € 35.000

    € 35.499

    € 188.919

    € 188.919

    33

    € 35.500

    € 35.999

    € 188.919

    € 188.919

    34

    € 36.000

    € 36.286

    € 188.919

    € 188.919

    35

    € 36.500

    € 36.954

    € 188.919

    € 188.919

§ 2 Wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit

Artikel 6

De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 172.750’ vervangen door: € 174.925.

B

In artikel 29, tweede lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 32.525’ telkens vervangen door: € 33.350.

§ 3 Slotbepalingen

Artikel 7

De Regeling koopsubsidiegrenzen 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling koopsubsidiegrenzen 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 november 2013

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

TOELICHTING

Algemeen

De Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: Wet BEW) bepaalt dat verschillende van de grootheden die worden gebruikt bij het berekenen van de eigenwoningbijdrage (ten behoeve van het in eigendom verkrijgen en vervolgens kunnen blijven bewonen van een woning) bij ministeriële regeling worden vastgesteld of gewijzigd. Deze regeling voorziet daarin. Vanwege de wijziging van bepaalde grootheden moeten ook de zogenoemde inkomensklassen opnieuw worden gepubliceerd.

De voornoemde grootheden en inkomensklassen worden ingevolge de Wet BEW jaarlijks per 1 januari vastgesteld. Van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen de datum van publicatie en de inwerkingtreding wordt iets afgeweken om de jaarlijkse vaststelling per 1 januari 2014 te kunnen realiseren.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 23 van de Wet BEW bepaalt dat voor een primaire toekenning in de zin van die wet is vereist dat de hypothecaire lening wordt afgesloten voor een bij ministeriële regeling te bepalen rentevaste periode. Die periode wordt vastgesteld op 10 jaar opdat onverwachte renteontwikkelingen gedurende een vrij lange tijd op het toekennen en de hoogte van een eigenwoningbijdrage in de zin van de Wet BEW niet van invloed zijn. Na het tweede vijfjaarstijdvak vindt een continueringstoets plaats waarbij de eigenwoningbijdrage opnieuw wordt berekend en waarbij dan ook rekening wordt gehouden met de renteontwikkeling (artikel 23a van de Wet BEW).

Artikel 2

Artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat het percentage van de toetsrente bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De toetsrente is mede bepalend voor het berekenen van de eigenwoningbijdrage. Afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde percentage aan toetsrente wordt de financieringslast bepaald. Voor het bepalen van het percentage van de toetsrente is gekozen voor het middelen van de rentepercentages van tien grote financiële instellingen voor een annuïteitenhypotheek van 10 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheekgarantie en dit gemiddelde af te ronden op één cijfer achter de komma, zulks om een handzame toetsrente te kunnen hanteren. Het percentage kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd als daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van het rentetarief, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW. De gemiddelde rente voor een annuïteitenhypotheek van 10 jaar is gedaald. Daarom wordt de toetsrente naar beneden bijgesteld. Dit artikel voorziet daarin.

Artikel 3

Artikel 29, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat de zogenoemde financieringslastnorm bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De financieringslastnorm is het gedeelte van de financieringslast (het te betalen bedrag aan rente over en aflossing van de hypothecaire lening, blijkens de geldleningsovereenkomst) dat per maand ten minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft, uitgedrukt in een percentage van het toetsinkomen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BEW. Bij bepaling van de norm zijn de berekeningen van het Nationaal instituut voor budgetvoorlichting (NIBUD) ten aanzien van de gevolgen voor de eigenaar-bewoners gevolgd.

Artikel 4

Artikel 29, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat bij ministeriële regeling een percentage wordt vastgesteld waarmee de financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd. Dit percentage kan bij toetsinkomens van € 33.350 of meer zodanig worden vastgesteld dat een hypothecaire lening in de vorm van een annuïteitenhypotheek kan worden afgesloten ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet BEW. Dit zogenoemde opslagpercentage (als opslag boven op de financieringslastnorm) geeft in feite het uiteindelijke op grond van de Wet BEW subsidiabele leningsdeel aan. Met het opslagpercentage wordt bewerkstelligd dat een koopwoning met ten hoogste een koopsom van € 174.925 vermeerderd met een in de wet vastgelegd percentage van 8% (gemiddelde kosten koper) kan worden gekocht.

Artikel 5

Artikel 29, vijfde lid, van de Wet BEW bepaalt dat met het oog op de uitvoering van die wet bij ministeriële regeling de toetsinkomens in inkomensklassen worden verdeeld, waarbij de toetsrente, de maximale hypothecaire lening, de daarbij behorende financieringslastnorm en het daarbij behorende opslagpercentage worden opgenomen. Deze onderdelen zijn voor de berekening van de eigenwoningbijdrage van essentieel belang.

De van toepassing zijnde toetsrente en de tabellen betreffende de financieringslastnorm en het zogenoemde opslagpercentage zijn opgenomen in de artikelen 2, 3 en 4 van deze regeling. Voor de goede orde wordt hierbij nog opgemerkt dat de nummering in de tabel correspondeert met de nummering in de tabellen, zoals opgenomen in de artikelen 3 (de financieringslastnorm) en 4 (het opslagpercentage) van deze regeling.

In artikel 5 van deze regeling is in de onderhavige tabel tevens de bij de desbetreffende inkomensklassen opgenomen maximale hypothecaire lening vermeld.

In de tabel zijn de bij de toepassing van de Nationale Hypotheek Garantie gehanteerde tabellen die gelden vanaf 1 januari 2014 en die onderdeel uitmaken van de formule, genoemd in artikel 30 van de Wet BEW.

Artikel 6

A

Artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BEW bepaalt de maximale koopsom die een koper die voor een eigenwoningbijdrage op grond van die wet in aanmerking wil komen, mag betalen. Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW wordt de maximale koopsom bij ministeriële regeling gewijzigd met de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de bouwkosten. Die ontwikkeling voor de bouwkosten bedraagt 1,0125. De maximale koopsom is daarmee gewijzigd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 41, vierde lid, onderdeel a, van de Wet BEW naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

B

Artikel 41, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat het bedrag van het toetsinkomen dat wordt genoemd in artikel 29, tweede lid, van die wet bij ministeriële regeling wordt gewijzigd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen. Die ontwikkeling bedraagt 1,0250. Het bedrag, genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Wet BEW, komt daarmee, na afronding conform het bepaalde in artikel 41, vierde lid, van die wet, op € 33.350.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

Naar boven