Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 31015 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 31015 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 4, 5, eerste lid, 15, 19, 25 en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling Sterktes in innovatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a.1 wordt als volgt gewijzigd:
a. de definitie van innovatie-activiteiten komt te luiden:
ondersteunende activiteiten, gericht op het betrekken van MKB-ondernemers bij een samenwerkingsproject of het stimuleren van de valorisatie van de kennis op het terrein van het TKI-programma, bestaande uit:
a. netwerkactiviteiten, bestaande uit masterclasses, workshops, conferenties of het delen of uitwisselen van informatie via een website om kennisdeling en netwerking tussen MKB-ondernemers te bevorderen, of
b. innovatieadviesdiensten, bestaande uit managementconsulting gericht op innovatie van producten, processen of diensten, het verlenen van technologische bijstand of diensten inzake technologieoverdracht als bedoeld in artikel 5.6 van de O&O&I-kaderregeling, verstrekt aan een MKB-ondernemer door een innovatiemakelaar;
b. in de definitie van private bijdrage vervalt onderdeel c en wordt de komma aan het slot van onderdeel b vervangen door een puntkomma;
c. aan het slot van het artikel worden voor de punt twee definities toegevoegd, luidende:
Een opdracht:
a. die wordt uitgevoerd door een onderzoeksorganisatie,
b. die bestaat uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan, en
c. die kennis oplevert voor de onderzoeksorganisatie die toepasbaar is in binnen het TKI-programma mogelijke samenwerkingsprojecten;
op geld waardeerbare inbreng in een samenwerkingsproject die
a. niet direct of indirect afkomstig is van een onderzoeksorganisatie of een openbaar lichaam als bedoeld in de definitie van private bijdrage, en
b. wordt berekend op basis van een voor de deelnemers aan een samenwerkingsproject gebruikelijke en controleerbare methode, die gebaseerd is op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de deelnemers aan een samenwerkingsproject stelselmatig toepassen.
B
Artikel 1a.2 komt te luiden:
C
Artikel 1a.3 wordt als volgt gewijzigd:
a. het opschrift komt te luiden: (grondslag programmatoeslag);
b. Het eerste lid komt te luiden:
1. De hoogte van de programmatoeslag bedraagt 25% van de som van:
a. de private bijdragen voor de samenwerkingsprojecten van het TKI-programma, en
b. de private bijdragen aan TKI-relevante onderzoeksopdrachten,
die in dat jaar blijkens onderbouwing in de aanvraag aan onderzoeksorganisaties verschuldigd zullen worden;
c. In het tweede lid wordt ‘toeslag’ vervangen door: programmatoeslag;
d. na het tweede lid worden onder vernummering van het derde lid tot zevende lid, vier leden ingevoegd, luidende:
3. De private bijdragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden in aanmerking genomen tot ten hoogste 40% van de totale programmatoeslag per aanvraag.
4. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover de uit een TKI-relevante onderzoeksopdracht voortvloeiende kennis van de onderzoeksorganisatie redelijkerwijs slechts ten goede kan of zal komen aan de onderneming, de onderzoeksinstelling, of beide partijen bij de TKI-relevante onderzoeksopdracht.
5. Een TKI bevordert dat kennis die voortvloeit uit TKI-relevante onderzoeksopdrachten waarvoor hij op grond van het eerste lid, onderdeel b, TKI-toeslag heeft ontvangen, daadwerkelijk wordt toegepast binnen een samenwerkingsproject van het TKI-programma.
6. Voor toepassing van het tweede lid kan de waarde van inzet in natura tot ten hoogste € 20.000 als private bijdrage in aanmerking worden genomen.
D
Artikel 1a.4 wordt als volgt gewijzigd:
a. ‘TKI-toeslag’ wordt telkens vervangen door: programmatoeslag.
b. In het eerste lid wordt na ‘private bijdragen’ ingevoegd: en inzet in natura.
E
Na artikel 1a.4 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De hoogte van de projecttoeslag bedraagt 25% van de som van de private bijdragen die in totaal voor het desbetreffende samenwerkingsproject aan onderzoeksorganisaties verschuldigd zullen worden.
2. Artikel 1a.3, tweede en derde lid, zijn op de hoogte van projecttoeslag van toepassing met dien verstande dat niet de private bijdrage in een jaar maar de private bijdrage voor het project als geheel in aanmerking wordt genomen.
3. De Minister verstrekt uitsluitend projecttoeslag indien de verschuldigdheid van de private bijdragen en de inzet in natura blijkt uit een bij de aanvraag gevoegd afschrift van een ondertekende samenwerkingsovereenkomst.
4. Projecttoeslag wordt niet verstrekt voor samenwerkingsprojecten die een looptijd hebben van meer dan vijf jaar.
5. Op grond van dit artikel voor projecttoeslag in aanmerking genomen private bijdragen en inzet in natura worden niet in aanmerking genomen voor bepaling van de hoogte van de programmatoeslag.
In afwijking van de artikelen 1a.3, eerste lid, en 1a.4a, eerste lid, worden private bijdragen afkomstig van instellingen als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die deelnemen aan samenwerkingsprojecten die passen binnen een programma als bedoeld in artikel 1b.2, eerste lid, tot ten hoogste € 8.000.000 per programma, per jaar in aanmerking genomen. Indien de in een bepaalde openstellingsperiode ingediende aanvragen dit bedrag voor een bepaald programma overschrijden, worden de in de desbetreffende aanvragen opgenomen bedragen op volgorde van binnenkomst in aanmerking genomen.
F
Artikel 1a.6 wordt als volgt gewijzigd:
a. het opschrift komt te luiden: Artikel 1a.6 (aanwenden TKI-toeslag);
b. het tweede lid komt te luiden:
2. Het TKI wendt de TKI-toeslag voor innovatie-activiteiten zodanig aan dat:
a. bij netwerkactiviteiten:
1°. slechts aan derden verschuldigde kosten met betrekking tot de netwerkactiviteiten met TKI-toeslag betaald worden,
2°. de opdrachtverlening door de ontvanger van TKI-toeslag aan derden plaats vindt op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven,
3°. de netwerkactiviteiten en hieruit voortkomende resultaten voor iedere MKB-onderneming zonder onderscheid toegankelijk zijn, en
4°. indien de netwerkactiviteiten niet voortdurend en voor een ieder vrij toegankelijk zijn, per € 1000 TKI-toeslag minstens één MKB-ondernemer deelneemt aan de netwerkactiviteiten.
b. bij innovatieadviesdiensten:
1°. de in te zetten innovatiemakelaars op basis van transparante en redelijke criteria geselecteerd worden,
2°. het totale bedrag aan TKI-toeslag niet meer bedraagt dan 50% van de kosten met een maximum van € 10.000 per MKB-ondernemer over een periode van één jaar.
3°. aan een MKB-ondernemer gedurende maximaal drie jaar innovatieadviesdiensten worden geleverd.
c. er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De ontvanger van projecttoeslag wendt de projecttoeslag aan voor het desbetreffende project.
G
Onder plaatsing van de aanduiding ‘1.’ voor de bestaande tekst wordt aan artikel 1a.7 een lid toegevoegd, luidende:
2. Voor toepassing van het eerste lid kan de waarde van inzet in natura als private bijdrage worden meegeteld.
H
Artikel 1a.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a, wordt na de zinsnede ‘en de private bijdragen aan’ vervangen door: , de private bijdragen aan en de inzet in natura voor.
b. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. een overzicht van de mate waarin de uit TKI-relevante onderzoeksopdrachten, waarvoor op grond van artikel 1a.3, eerste lid, onderdeel b, TKI-toeslag is ontvangen, voortgevloeide kennis toegepast wordt binnen samenwerkingsprojecten van het TKI-programma.
In de tabel van artikel 1, derde lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013 wordt de rij met nummer 3.1. vervangen door de volgende rijen:
3.1 |
Subsidieregeling sterktes in innovatie (TKI-toeslag) |
1a.2, onderdeel a |
02-12-2013 t/m 03-02-2014 |
||
Subsidieregeling sterktes in innovatie (TKI-toeslag) |
1a.2, onderdeel b |
02-12-2013 t/m 15-09-2014 |
De bijlagen 1a.1, 1a.2 en 1a.3 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen 1a.1, 1a.2 respectievelijk 1a.3.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 1 november 2013
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
In 2013 is de TKI-toeslagregeling geïntroduceerd met als doel de privaat publieke samenwerking binnen de topsectoren te versterken door een toeslag te verlenen op de private bijdrage aan publiek gefinancierd onderzoek.
In 2013 is gebleken dat het aanvragen van toeslag op basis van te verwachten private bijdragen in dat komende jaar onzekerheid voor de topsectoren met zich meebrengt over de te realiseren toeslag en daarmee ook over de mogelijkheden om toeslag in te zetten.
In de regeling van 2014 wordt hier op 2 manieren aan tegemoet gekomen.
Ten eerste kunnen TKI’s in 2014 naast de mogelijkheid om toeslag aan te vragen op de verwachte private bijdragen in het komende jaar, ook toeslag aanvragen op basis van meerjarige publiek-private projecten waarvan de private bijdragen al vast liggen.
Ten tweede kan op meerdere momenten in het jaar toeslag worden aangevraagd.
Door deze wijzigingen ontstaat meer flexibiliteit en zekerheid bij de inzet van de toeslag.
De TKI-regeling is generiek vormgegeven. Op basis van de eerste ervaringen in 2013 zal in de regeling voor 2014 meer rekening worden gehouden met sectorspecifieke omstandigheden.
Zo worden ook bijdragen van bedrijven in natura aan privaat publieke samenwerking tot een bedrag van € 20.000 meegeteld. Hierdoor wordt ook over deze bijdragen het verhoogde percentage van 40% toeslag verkregen. Bij een aantal topsectoren kunnen hierdoor meer MKB-bedrijven betrokken worden. Daarnaast zullen de private bijdragen van instellingen van algemeen nut (ANBI’s zoals bijvoorbeeld de gezondheidsfondsen) tot een maximum van 8 miljoen per topsector meetellen voor de grondslag van de toeslag.
Omdat binnen verschillende topsectoren privaat gefinancierd onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de onderzoeksagenda zal voor 2014, in de vorm van pilot, bezien worden of een werkwijze kan worden gevonden om onder bepaalde condities de toeslag ook hierop van toepassing te laten zijn.
De verdiende toeslag wordt in alle gevallen ingezet voor publiek-privaat gefinancierd onderzoek en zal daarmee leiden tot meer vraagsturing van de publieke onderzoeksmiddelen.
Naast de inzet van de toeslag voor publiek-private samenwerking kan deze door de TKI ook worden ingezet voor netwerkactiviteiten en innovatieadviesdiensten die de TKI laat uitvoeren.
Vanuit de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) die is opgenomen in de hoofdstukken 1b en 1c van de Subsidieregeling sterktes in innovatie, worden MKB’ers financieel ondersteund bij innovatieactiviteiten in de topsectoren
Net zoals afgelopen jaar kan de toeslag worden aangevraagd voor de uitvoering van een TKI-programma in betreffend jaar waarbij wordt aangegeven hoeveel private bijdragen en inzet in natura aan samenwerkingsprojecten zal worden ontvangen en tevens inzicht wordt gegeven hoe de te ontvangen TKI-toeslag wordt ingezet (samenwerkingsprojecten, netwerkactiviteiten en innovatie-adviesdiensten).
– het betreft de voorgenomen samenwerkingsprojecten
– de daadwerkelijk afgesloten contracten en gegenereerde private bijdragen in het betreffende jaar dienen vóór 1 maart van het daarop volgende jaar te worden aangetoond
– de gegenereerde toeslag kan meerjarig worden ingezet voor samenwerkingsprojecten en innovatie-activiteiten van het TKI-programma
– bevoorschotting tot 90%
– eindafrekening vindt plaats na afloop van alle samenwerkingsprojecten en TKI-activiteiten die met de toeslag zijn gefinancierd.
Daarnaast zal voor 2014 de mogelijkheid worden gegeven om de toeslag aan te vragen voor de uitvoering van een bepaald (meerjarig) samenwerkingsproject.
– het betreft een contractueel vastliggend project (partners, financiële bijdragen, looptijd). Deze projecten mogen echter niet al begonnen zijn voordat de toeslag is aangevraagd (zie hoofdstuk 6 van de O&O&I-kaderregeling en artikel 23, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies)
– de gegenereerde toeslag dient te worden ingezet op het desbetreffende samenwerkingsproject
– bevoorschotting tot 90%
– eindafrekening vindt plaats na afloop van het samenwerkingsproject.
Met de toevoeging van deze mogelijkheid ontstaat voor de deelnemende partijen meer zekerheid over de omvang van de te genereren toeslag en kan vervolgens de toeslag ook met meer zekerheid worden ingezet.
Een TKI kan er ook voor kiezen een deel van de toeslag op jaarbasis en een deel op projectbasis aan te vragen.
De mogelijkheden om een aanvraag in te dienen worden verruimd.
De volgende mogelijkheden worden geboden:
– Twee indieningsmomenten voor de aanvraag op jaarlijkse basis. De beide openstellingsperioden voor indiening betreffen een periode van 8 weken. Een periode aan het einde van het jaar en een periode midden in het jaar.
– De aanvragen op projectbasis kunnen doorlopend worden ingediend.
Voor het bepalen van de hoogte van de toeslag tellen mee:
– Voor de eerste € 20.000 die een bedrijf bijdraagt aan PPS-onderzoek tellen zowel de cash bijdrage alsmede de bijdrage in natura mee.
De hoogte van de toeslag is hiervoor 40%
– Voor de bijdragen van bedrijven meer dan € 20.000 telt alleen de cash bijdrage mee. De hoogte van de toeslag is hiervoor 25%.
Voor de waardering van de bijdragen in natura kan wat betreft de bepaling van de grondslag worden aangesloten bij de aantoonbaar gebruikelijke en valide methode van de onderzoeksorganisatie waarmee wordt samengewerkt.
Op deze wijze worden onnodige administratieve lasten voor een relatief klein bedrag voorkomen.
De bijdrage van de bedrijven moet blijken uit de samenwerkingscontracten met de onderzoeksorganisaties.
Als pilot zullen in 2014 bijdragen van bedrijven aan onderzoek uitgevoerd door een onderzoeksorganisatie zonder inzet van publieke middelen en onderdeel uitmakend van de onderzoeksagenda kunnen worden meegenomen voor het bepalen van de hoogte van de grondslag indien aangetoond kan worden dat:
– de opdracht wordt uitgevoerd door een onderzoeksorganisatie (Europese definitie).
– er sprake is van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan.
– de onderzoeksopdracht kennis oplevert voor de onderzoeksorganisatie die breed wordt toegepast in publiek private samenwerkingsprojecten die in het TKI-programma passen.
– de uit een TKI-relevante onderzoeksopdracht voortvloeiende kennis redelijkerwijs niet slechts ten goede kan of zal komen aan de ondernemer en de onderzoeksorganisatie die partij zijn bij deze opdracht.
Het dient te gaan om strategisch onderzoek waarvan het belang groter is dan het directe belang van de deelnemende partners en waarvan de opbrengst logisch samenhangt met het TKI-programma. Het TKI zal bij de aanvraag van de TKI-toeslag moeten borgen dat de aangevoerde TKI-relevante onderzoeksopdrachten aan deze voorwaarden voldoen.
Met deze benadering wordt gestimuleerd dat onderzoeksorganisaties zich zoveel mogelijk richten op het uitvoeren van onderzoek dat direct van belang is voor de onderzoeksagenda van de topsectoren.
In verband met de nieuwheid en het pilotkarakter van deze uitbreiding is een plafond geïntroduceerd. De maximale omvang van het TKI-relevante onderzoek dat kan meetellen voor de hoogte van de toeslag bedraagt 40% van de totale programmatoeslag per aanvraag. Op deze wijze kan het TKI-budget in 2014 worden beheerst.
Er is een inspanningsverplichting opgenomen voor TKI’s om te bevorderen dat de uit onderzoeksopdrachten voortvloeiende kennis daadwerkelijk wordt toegepast binnen een samenwerkingsproject van het TKI-programma. Er is bovendien in de rapportageverplichting opgenomen dat zij moeten rapporteren over de mate waarin uit TKI-relevante onderzoeksopdrachten afkomstige kennis toegepast wordt in samenwerkingsprojecten.
Er zal zo een beeld ontstaan over de doelmatigheid van de verbreding van de grondslag met onderzoeksopdrachten. Op basis van dit beeld zal bepaald worden of en hoe in 2015 wordt verder gegaan met deze verbreding.
De private bijdragen van algemeen nut beogende instellingen, niet zijnde publiekrechtelijke lichamen worden in aanmerking genomen voor de TKI-toeslag met een maximum van € 8 miljoen per topsector.
De belastingdienst heeft op haar website een lijst van instellingen die de ANBI-status hebben.
De projecten waar de toeslag voor wordt ingezet dienen ook altijd een private bijdrage te hebben. Op deze wijze is de vraagsturing aan bedrijven geborgd. Bij het bepalen van de private bijdragen bij de inzet van de toeslag mag de bijdrage in natura worden meegeteld. Voor de waardering van de bijdragen in natura geldt hetzelfde als bij het bepalen van de waarde van de bijdrage in natura bij de grondslag.
Indien echter de toeslag wordt ingezet ter subsidiëring van bijdragen in natura in een samenwerkingsproject, dan dient de waardering van deze bijdragen conform hoofdstuk 4 van het kaderbesluit EZ-subsidies plaats te vinden.
In de TKI-toeslagregeling 2014 en de MIT 2014 zullen de innovatieactiviteiten waarvoor de toeslag respectievelijk de subsidie kan worden aangewend worden gestroomlijnd.
Doel is tot een maximale flexibiliteit te komen voor de TKI’s en een transparant en binnen de topsectoren afgestemd toewijzingsmechanisme voor de verdeling van de MIT-subsidies aan de MKB’ers.
– De TKI kan de toeslag inzetten voor innovatieactiviteiten waar de TKI zelf de invulling van bepaalt, namelijk netwerkactiviteiten en innovatieadviesdiensten.
– In de MIT worden de subsidiabele activiteiten ondergebracht gericht op de innovatieactiviteiten uitgevoerd door de MKB’ers in de topsectoren, zijnde private R&D-samenwerkingsprojecten, haalbaarheidsstudies, detachering R&D-medewerkers onderzoeksinstellingen en kennisvouchers.
Indien een TKI, na een verkregen toezegging voor TKI-toeslag verzoekt om een lagere TKI-toeslag, is het begrotingsbeleid van de minister erop gericht de toeslag waarvan wordt afgezien in te zetten ter verhoging van de subsidieplafonds van die betreffende topsector, behorende bij hoofdstuk 1b en 1c van de Subsidieregeling sterktes in innovatie.
De wijzigingen van de TKI-toeslag vloeien voort uit de eerste ervaringen met de regeling. Daarbij is leidend dat de regeling zo goed mogelijk moet aansluiten op de verschillende topsectoren.
Een van de aanpassingen daarom betreft de mogelijkheid om meerdere keren per jaar toeslag aan te vragen.
Zo kan de TKI-toeslag op jaarbasis voortaan twee keer per jaar worden aangevraagd. De aanname is dat de helft van de TKI's twee keer per jaar een aanvraag zal doen. De omvang van de gezamenlijke aanvragen blijft echter hetzelfde als wanneer alles in een keer zou zijn aangevraagd. Door de geboden spreiding van de aanvragen is een betere finetuning van de projecten mogelijk, hetgeen leidt tot meer zekerheid over het doorgaan van de projecten en daarmee tot meer zekerheid over de omvang van de te verkrijgen TKI-toeslag.
Ook wordt de mogelijkheid geboden om bijvoorbeeld een gedeelte van de aanvraag op projectbasis te doen. Hierbij kan dan toeslag worden aangevraagd voor de gehele looptijd van het project. De omvang van de aanvraag op jaarbasis wordt hierdoor minder.
De mogelijkheid om toeslag aan te vragen op meerjarige projectbasis leidt weliswaar tot meerdere aanvragen in dat jaar, maar voorkomt dat de jaren daarna wederom een aanvraag voor dat project moet worden ingediend.
Een aanvraag op projectbasis kan pas worden ingediend als de samenwerking en de bijdragen van de partners definitief vastliggen in het samenwerkingscontract. Voor deze aanvragen is het dan ook niet nodig na afloop van een jaar te vragen naar de realisaties van de bijdragen. Uiteraard wel na realisatie van het hele project.
Indien per TKI per jaar 4 aanvragen op projectbasis gedaan worden en deze projecten hebben een looptijd van 4 jaar, betekent dit per saldo een gemiddelde stijging van het aantal aanvragen per TKI van 1 per jaar.
Nieuw is ook het meetellen van de bijdragen in natura van bedrijven aan publiek-private onderzoeksprojecten tot een maximum van € 20.000 voor het bepalen van de hoogte van de TKI-toeslag. Op deze wijze wordt het MKB meer mogelijkheid geboden om aan te sluiten bij de TKI’s. De bijdragen in natura van een bedrijf aan een samenwerkingsproject dienen te blijken uit de betreffende samenwerkingovereenkomst. Voor de waardering van de hoogte van die bijdrage kan worden aangesloten bij de gebruikelijke methode van de onderzoeksorganisatie waarmee wordt samengewerkt.
Het opnemen van de bijdragen in natura van een bedrijf in de samenwerkingsovereenkomst van de publieke en private partners en het berekenen van de hoogte van de grondslag zal extra tijd vergen, maar heeft als voordeel dat meer bedrijven kunnen worden betrokken bij het TKI.
Voor de aanvragen op jaarbasis zullen de administratieve lasten daarmee € 529.140 worden en komen daarmee uit op 0,53% van het beschikbare budget. Ten opzichte van vorig jaar stijgen de administratieve lasten daarmee met 0,12%
Tegenover deze beperkte lastenstijging staat echter dat TKI’s meer mogelijkheden krijgen om toeslag aan te vragen (meerdere aanvraagmogelijkheden en een bredere grondslag) hetgeen in het voordeel van ondernemingen is.
Afgezien van de inzet van TKI-toeslag op netwerkactiviteiten, waar geen sprake is van staatssteun (zie de toelichting bij de artikelen 1b.4 en 1b.5, Stcrt. 2013, 7891), kan TKI-toeslag enkel worden aangewend voor activiteiten die geoorloofd zijn onder de O&O&I-kaderregeling. Er wordt hierbij geborgd dat de door de Europese Unie voorgeschreven steunintensiteiten uit de O&O&I-kaderregeling niet worden overschreden.
Innovatieadviesdiensten zijn geoorloofd onder paragraaf 5.6 en samenwerkingsprojecten onder paragraaf 3.2.2 van de O&O&I-kaderregeling.
Deze regeling valt binnen de reikwijdte van de Omnibusbeschikking (Steunmaatregel SA.35254 (2012/N)) van de Europese Commissie van 14 december 2012. Dit brengt mee dat deze niet individueel hoeft te worden aangemeld bij de Europese Commissie.
Deze regeling treedt in werking 1 dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, zoals opgenomen in Aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Omdat de doelgroepen intensief betrokken zijn en gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding is deze afwijking gerechtvaardigd.
De aanvragen voor het jaarprogramma 2014 kunnen worden ingediend in de periode van maandag 2 december 2013 tot en met maandag 2 februari 2014 en in de periode van maandag 21 april 2014 tot en met maandag 15 september 2014.
De aanvragen voor de samenwerkingsprojecten kunnen worden ingediend in de periode van maandag 2 december 2013 tot en met maandag 15 september 2014.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-31015.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.