BIJLAGEN BEHORENDE BIJ DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE REGELING OCW-SUBSIDIES ONDER
MEER IN VERBAND MET HET VOORSCHRIJVEN VAN EEN CONTROLEPROTOCOL EN HET OPNEMEN VAN
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTELLINGEN ALS BEDOELD IN DE WET SLOA 2013
Bijlage 1. Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen
1. Algemene uitgangspunten
1.1 Doelstelling van het controleprotocol
Dit controleprotocol vindt zijn grondslag in artikel 22, tweede lid, en artikel 24
van de Regeling OCW-subsidies (hierna: ROS) en heeft betrekking op de accountantscontrole
van de financiële verantwoording van subsidies in dat kader aan niet-onderwijsinstellingen.
In artikel 22 en 24 van de ROS is opgenomen dat de financiële verantwoording van de
subsidieontvanger voorzien moet zijn van een verklaring omtrent de getrouwheid en
de rechtmatigheid. In deze verklaring geeft de accountant tevens een oordeel over
de naleving door de subsidieontvanger van de in het controleprotocol genoemde voorschriften.
In dit controleprotocol wordt onder ‘financiële verantwoording’, tenzij anders aangegeven,
zowel verstaan de verantwoording in de vorm van een jaarrekening als het financieel
verslag over een projectsubsidie.
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving, maar verduidelijkt
voor zover nodig de in de oorspronkelijke wet- en regelgeving opgenomen criteria.
Het controleprotocol geeft een limitatieve opsomming van de relevante bepalingen die
in de controle moeten worden betrokken, met aanwijzingen over de reikwijdte en de
diepgang van de accountantscontrole.
1.2 Wettelijk kader
Voor de accountantscontrole is de volgende specifieke OCW wet- en regelgeving (incl.
eventuele wijzigingen) in ieder geval relevant:
-
– De subsidieverleningsbeschikking;
-
– In voorkomende gevallen de in de subsidieverleningsbeschikking genoemde specifieke
subsidieregeling;
-
– Regeling OCW-subsidies, uitgezonderd hoofdstuk drie;
-
– Wet overige OCW-subsidies, paragrafen 1 en 3.
Daarnaast is de volgende algemene regelgeving van toepassing:
-
– Algemene wet bestuursrecht, Titel 4.2 Subsidies (paragrafen 4.2.3 tot en met 4.2.8);
-
– Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 Titel 9), met uitsluiting van
de afdelingen 1, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 van Boek 2 Titel 9 BW, en de Richtlijnen
van de Raad voor de Jaarverslaggeving;
-
– Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT);
-
– Aanbestedingswetgeving (zowel Europees als nationaal).
Volledige teksten van de geldende wet- en regelgeving zijn onder andere te vinden
via www.wetten.nl
.
Dit controleprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie
van Accountants, destijds NIvRA) uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’ (februari
2007). De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie.
Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit controleprotocol overgenomen.
Voor de controle van een jaarrekening of een financieel verslag zijn in dit controleprotocol
verplichte teksten voor de controleverklaringen opgenomen.
De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ‘Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS). Het controleprotocol is
voorgelegd aan de werkgroep COPRO van de NBA.
1.3 Accountantsproducten/Rapportering
De accountantscontrole op de financiële verantwoording mondt uit in een controleverklaring.
De accountant maakt gebruik van de bij dit controleprotocol gevoegde modelteksten.
Daarbij zijn twee situaties mogelijk:
-
1. Subsidieontvangers die de jaarrekening als verantwoordingsdocument gebruiken. De accountant
maakt in die gevallen gebruik van het model controleverklaring in bijlage 1.
-
2. Subsidieontvangers die zich verantwoorden in een financieel verslag over een projectsubsidie.
De accountant maakt in die gevallen gebruik van het model controleverklaring in bijlage
2.
De accountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’
af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de accountant met aanduiding w.g. (was
getekend) wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke
handtekening van de accountant moet in het archief van de subsidieontvanger worden
opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van het NIVRA).
Ten aanzien van de in het controleprotocol opgenomen controlewerkzaamheden geldt een
rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang afwijkingen
(fouten en onzekerheden) gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel
aan welke rapportagetolerantie van toepassing is zodra dit afwijkt van het standaardpercentage
van 0,1 procent van de totale subsidie van OCW. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd
dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd beperkt de accountant
zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij een rapport van bevindingen,
waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het rapport van
bevindingen is vormvrij. De subsidieontvanger stuurt het eventueel afgegeven rapport
van bevindingen samen met de financiële verantwoording, inclusief de daarbij afgegeven
controleverklaring, naar OCW. Daarbij kan de subsidieontvanger (het bestuur) aangeven
hoe hij heeft gereageerd op de bevindingen van de accountant.
1.4 Procedure controleprotocol
Dit protocol geldt voor subsidies verleend aan niet-onderwijsinstellingen o.g.v. de
Wet overige OCW-subsidies per 1 januari 2014, en voor reeds verleende subsidies aan
niet-onderwijsinstellingen o.g.v. de Subsidieregeling Emancipatie 2011 vanaf 1 januari
2010.
2. De controleverklaring bij de financiële verantwoording
2.1 Algemeen
Dit onderdeel bevat nadere aanwijzingen voor de inrichting van de accountantscontrole
en bestaat uit de volgende onderdelen:
-
– Controleverklaring bij de jaarrekening
-
– Verantwoording projectsubsidies
-
– Omgaan met afwijkingen (fouten en onzekerheden, foutdefinities)
-
– Getrouwheid
-
– Financiële rechtmatigheid
2.2 Controleverklaring bij de jaarrekening
2.2.1 Controle op de jaarverslaggeving van grote niet-onderwijsinstellingen als bedoeld
in artikel 24 van de ROS
In dit deel van het controleprotocol staat de jaarrekening centraal. Zowel instellingssubsidies
als projectsubsidies worden verantwoord in de jaarrekening, nadere controle van de
projectsubsidies geschiedt o.g.v. 2.3.1. De controleverklaring van de accountant bij
de jaarrekening betreft de getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het
vermogen en het resultaat, evenals de naleving van de wet- en regelgeving. De ontvangst
en besteding van het subsidiegeld dient herkenbaar in de jaarrekening voor te komen.
De accountant moet controleren of de subsidie rechtmatig is besteed. Hiertoe stelt
hij vast dat de in de jaarrekening van de instelling verantwoorde baten, lasten en
balansmutaties voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat
deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen
bepalingen en met de eventueel in de subsidiebeschikking opgenomen verplichtingen.
De accountant stelt verder vast dat het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.
2.2.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
De accountant richt zijn controle zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid
kan verklaren dat in de jaarrekening geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen
met een belang groter dan de voorgeschreven toleranties.
Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet
worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent. Voor de strekking
van het accountantsoordeel geldt de volgende tolerantietabel:
Tabel 1A
|
Fouten (in de financiële verantwoording
|
Onzekerheden (in de controle)
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
A Rechtmatigheid besteding (% van de totale baten)
|
>1 en <3
|
≥3
|
>3 en <10
|
≥10
|
Getrouwheid
|
|
|
|
|
B Balans (% van de balanstelling)
|
>5 en <10
|
≥10
|
>5 en <10
|
≥10
|
C Exploitatierekening (% van de totale lasten)
|
>2 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
2.3 Verantwoording projectsubsidies
2.3.1 Verantwoording projectsubsidies in de jaarrekening
Projectsubsidies (in de ROS is het onderscheid tussen instellingssubsidie en projectsubsidie
eigenlijk alleen relevant bij grote niet-onderwijsinstellingen als bedoeld in artikel
24 ROS) kunnen in de jaarrekening worden verantwoord, mits dit in de verleningsbeschikking
is bepaald. De ontvangst en de besteding van de subsidie dienen herkenbaar in de jaarrekening
te staan. Het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies vormt een afzonderlijke
massa waarop de toleranties van de onderstaande tabel moeten worden toegepast. Als
deze toleranties worden overschreden, maar de grens voor de jaarrekeningcontrole niet,
heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Als de accountant
bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidieverplichtingen, dient de
subsidieontvanger deze te corrigeren. Zie verder 2.4 omgaan met afwijkingen.
Tabel 1B
Specifieke toleranties voor in de jaarrekening verantwoorde projectsubsidies
|
Rechtmatigheid
|
1% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies van OCW
|
Juistheid
|
2% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies van OCW
|
2.3.2 Verantwoording projectsubsidies in een financieel verslag
Een deel van de ontvangers van een (meerjarige) projectsubsidie verantwoordt zich,
na afloop van de projectperiode, in een financieel verslag over de projectperiode.
De aanwijzingen voor de accountant in dit controleprotocol gelden ook in die situatie,
tenzij de aanwijzingen alleen betrekking hebben op de controle van de jaarrekening.
De accountant maakt gebruik van het model controleverklaring bij het financieel verslag
over een projectsubsidie (Bijlage 2) en hanteert daarbij de volgende tolerantietabel:
Tabel 2
Toleranties voor het oordeel bij het financieel verslag over een projectsubsidie
|
Rechtmatigheid
|
1% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies van OCW
|
Juistheid
|
2% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies van OCW
|
2.4 Omgaan met afwijkingen (fouten en onzekerheden, foutdefinities)
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in de controle is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten
en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de subsidieontvanger
moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten die betrekking hebben op rechtmatigheid
geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft
gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarrekening:
-
– Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening behoeft de subsidieontvanger
fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet
te corrigeren en de accountant behoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie
(de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
– Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. De subsidieontvanger corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde
fouten. De subsidieontvanger kan dergelijke fouten echter niet altijd corrigeren.
De accountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover
conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (d.w.z. fouten groter dan
de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring
en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële
fouten (d.w.z. fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de accountant een
rapport van bevindingen op met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.
De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang afwijkingen (fouten en onzekerheden)
gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie
van toepassing is zodra dit afwijkt van het standaardpercentage van 0,1 procent van
de totale subsidie van OCW.
2.5 Getrouwheid
2.5.1 Verslaggevingscriteria
De subsidieontvanger legt rekening en verantwoording af volgens het bepaalde in de
ROS. De accountant stelt vast dat aan deze eis is voldaan.
2.5.2 WNT-getrouwheid
De accountant stelt, aan de hand van de administratie van de instelling, integraal
vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de instelling op grond
van de Wet normering en bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
(WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant een
ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie
in zijn verklaring. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0 procent. Daarbij
zijn de volgende artikelen van de WNT van bijzonder belang: artikel 1.7, tweede lid,
artikel 4.1, eerste en tweede lid, artikel 4.2, eerste tot en met zesde lid, en artikel
7.5.
2.6 Financiële rechtmatigheid
2.6.1 Algemeen
De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid
houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan
de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord, in overeenstemming is
met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van
bestuur en ministeriele regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële
transactie beïnvloeden.
De accountant stelt vast of de subsidieontvanger de subsidie van OCW rechtmatig heeft
verkregen en besteed. Het referentiekader voor het accountantsoordeel over de financiële
rechtmatigheid wordt gevormd door de relevante categorieën van wet- en regelgeving
(paragraaf 1.2). Indien een financiële transactie, naar het oordeel van de accountant,
met het bovenstaande in strijd is, merkt hij het totale bedrag van de financiële transactie
als een fout in de verantwoording aan.
Van de accountant wordt verwacht dat hij zijn controle in het kader van de financiële
rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming van de gegeven controletolerantie
tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan komen.
2.6.2 Rechtmatigheidsaspecten
De accountant houdt bij het vormen van zijn oordeel rekening met de relevante wet-
en regelgeving, zoals opgenomen in paragraaf 1.2 van dit controleprotocol. Hieronder
is specifiek aangegeven wat er van de accountant wordt verwacht omtrent de financiële
rechtmatigheid en hoe hij over zijn bevindingen rapporteert.
-
1. De accountant stelt vast dat in de financiële verantwoording alleen posten zijn opgenomen
die zijn verbonden aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend
en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen (onder andere opgenomen
in de subsidiebeschikking).
-
2. De accountant gaat na of de financiële verantwoording aansluit op de begroting op
grond waarvan subsidie is verleend. Verder gaat hij na of de subsidieontvanger opvallende
verschillen tussen begroting en realisatie van een toelichting heeft voorzien (artikel
4:76, vijfde lid, Awb). Indien dit achterwege blijft, meldt de accountant dat in zijn
rapport van bevindingen.
-
3. De subsidiebeschikking of subsidieregeling kan de bepaling bevatten dat voor rechtshandelingen
als bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de subsidieontvanger
de toestemming behoeft van de minister. Indien uit de controle van de financiële verantwoording
van een subsidieontvanger blijkt dat de subsidieontvanger geen toestemming van de
Minister heeft gevraagd voor rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht, meldt de accountant dit in zijn rapport van
bevindingen. De accountant beperkt zich tot rechtshandelingen met een mogelijk financieel
effect op de financiële verantwoording.
-
4. In bepaalde gevallen is een subsidieontvanger een aanbestedende dienst. De accountant
controleert in dat geval of bij in het controlejaar aangegane verplichtingen de aanbestedingswetgeving
(zowel Europees als nationaal) is nageleefd. Van de accountant wordt niet verwacht,
dat hij de stappen van de subsidieontvanger in het proces van aanbesteden inhoudelijk
beoordeelt. De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole
fouten aan het licht brengt die de subsidieontvanger niet herstelt, vermeldt de accountant
deze in het rapport van bevindingen. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0
procent.
-
5. De accountant stelt integraal vast dat de subsidieontvanger de vastgestelde maxima
en toegestane bezoldigingen voor topfunctionarissen (Wet normering en bezoldiging
topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)) niet overschrijdt. Indien
dit wel het geval is, neemt de accountant dit op in zijn rapport van bevindingen.
In het bijzonder gelden de volgende artikelen van de WNT: artikelen 1.6, 2.1, 2.2,
2.3, 2.10, 2.11, 7.3 en 7.9. Hiervoor geldt een controle- en een rapportagetolerantie
van 0 procent.
Bijlage 1: Model controleverklaring bij de jaarrekening
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan: <<Naam opdrachtgever>>
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit [verslag][rapport] op pagina <<nummer>> tot en met pagina <<nummer>>
opgenomen jaarrekening <<jaartal>> van <<naam entiteit>> te <<statutaire vestigingsplaats>>
gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per <<datum incl. jaartal>>
en de exploitatierekening over het jaar <<jaartal>> met de toelichting, waarin zijn
opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening
die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen
van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen
voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële
rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties.
Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante
wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk
voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van
de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken
zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis
van onze controle, als bedoeld in artikel 22 en 24 van de Regeling OCW-subsidies.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen.
Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij
onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip
van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel
belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen
neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de
financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving,
gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden.
Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking
te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle
omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële
verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid
van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie
van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel*)
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling
van het vermogen van de entiteit per <<datum en jaartal>> en van het resultaat over
<<jaartal>> in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties over <<jaartal>> voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten
aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming
zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in
de subsidiebeschikking en in paragraaf 1.2 wettelijk kader van het Controleprotocol
subsidies aan niet-onderwijsinstellingen zijn vermeld.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen
zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij
dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in
artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd.**)
Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar
is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
<<Plaats>>, <<datum>>
<<Naam accountantspraktijk>>
<<Naam accountant>>
*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.
**) De onder lid 1 genoemde punten b tot en met f zijn van toepassing op op winst
gerichte rechtspersonen.
Bijlage 2: Model controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan: <<Naam opdrachtgever>>
Wij hebben het bijgaande financieel verslag betreffende het project <<naam project>>
van <<naam entiteit>> te <<statutaire vestigingsplaats>> over <<periode/jaar>> gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opstellen van het financieel
verslag in overeenstemming met de Regeling OCW-subsidies. Het bestuur is tevens verantwoordelijk
voor de financiële rechtmatigheid van het financieel verslag. Het bestuur is ten slotte
verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om
het opstellen van het financieel verslag mogelijk te maken zonder afwijkingen van
materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over het financieel verslag
op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 22 en 24 van de Regeling OCW-subsidies.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen.
Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat
wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat het financieel verslag geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in het financieel verslag. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste professionele oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat het financieel verslag een afwijking
van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing
in aanmerking die relevant is voor het opstellen van het financieel verslag door de
entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de
omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel
tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte
grondslagen voor het opstellen van het financieel verslag, alsmede een evaluatie van
het algehele beeld van het financieel verslag.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel is het financieel verslag betreffende het project <<naam project>>
van de entiteit over <<verantwoordingsperiode>>, in alle van materieel belang zijnde
aspecten juist en rechtmatig en in overeenstemming met de voorwaarden en regelgeving
zoals genoemd in de beschikking van <<datum, kenmerk>> van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap en zoals vermeld in paragraaf 1.2 wettelijk kader van het Controleprotocol
subsidies aan niet-onderwijsinstellingen.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Het financieel verslag is opgesteld voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap <<indien van toepassing invoegen: en <<naam andere subsidieverlener>> met
als doel de entiteit in staat te stellen te voldoen aan de verplichtingen die aan
de subsidieverlening zijn verbonden. Hierdoor is het financieel verslag mogelijk niet
geschikt voor andere doeleinden. Het financieel verslag met onze controleverklaring
is derhalve uitsluitend bestemd voor de entiteit en het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap <<indien van toepassing invoegen: en <<naam andere subsidieverlener>>
en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
<<Plaats>>, <<datum>>
<<Naam accountantspraktijk>>
<<Naam accountant>>
Bijlage 2. Voorschriften voor de jaarverslaggeving niet-onderwijsinstellingen
Deze bijlage bevat voorschriften voor het opstellen van de jaarverslaggeving van door
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gesubsidieerde niet-onderwijsinstellingen
als bedoeld in artikel 24 van de Regeling OCW-subsidies, verder te noemen: grote niet-onderwijsinstellingen.
-
1. Titel 9, met uitzondering van de afdelingen 1 en 11 tot en met 16, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op de jaarverslaggeving van grote niet-onderwijsinstellingen.
-
2. De Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen
van de Raad voor de Jaarverslaggeving zijn van toepassing op de jaarverslaggeving
van grote niet-onderwijsinstellingen. Hiervan zijn in het bijzonder de richtlijnen
RJ 400 Jaarverslag en RJ 640 Organisaties-zonder-winststreven van belang als uitgangspunt
voor de inrichting van de jaarverslaggeving.
-
3. De minister kan, al dan niet in afwijking van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving,
modellen vaststellen voor de jaarverslaggeving van grote niet-onderwijsinstellingen
en voor de informatie die die instellingen moeten verstrekken op grond van de Wet
Normering Topinkomens. Voor de verantwoording van projectsubsidies van € 125.000 of
meer moet bij de jaarverslaggeving het bijgevoegde model Verantwoording van projectsubsidies
worden gevoegd.
-
4. Indien een grote niet-onderwijsinstelling nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen
die een noemenswaardige invloed hebben op het resultaat of het functioneren van de
instelling, is het in afwijking van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving niet
verplicht de jaarrekeningen te consolideren. De jaarrekening van grote niet-onderwijsinstellingen
gaat vergezeld van de jaarrekening van gelieerde rechtspersonen. Er is sprake van
gelieerde rechtspersonen wanneer een rechtspersoon feitelijk beleidsbepalende invloed
kan uitoefenen op een andere rechtspersoon, bijvoorbeeld door middel van het benoemen
van bestuursleden.
-
5. Een grote niet-onderwijsinstelling neemt in de jaarrekening een kasstroomoverzicht
op dat zoveel mogelijk voldoet aan richtlijn RJ 360 Kasstroomoverzicht.
-
6. In de jaarrekening wordt de balanspost ‘Eigen Vermogen’ zodanig ingericht, dat onderscheid
wordt gemaakt tussen middelen die afkomstig zijn uit ’s Rijks kas, en middelen die
worden beschouwd als private geldstromen.
-
7. Indien een grote niet-onderwijsinstelling op grond van een wettelijk voorschrift of
de subsidiebeschikking een egalisatiereserve (artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht)
heeft gevormd, wordt deze opgenomen onder de bestemmingsfondsen publiek.
-
8. Afwijkingen van deze Voorschriften voor jaarverslaggeving niet-onderwijsinstellingen
worden in het jaarverslag uitdrukkelijk genoemd en gemotiveerd.
Model Verantwoording van projectsubsidies
A. Aflopend per ultimo verslagjaar
B. Doorlopend tot in een volgend verslagjaar
TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Doel en aanleiding
Over 2011 en 2012 is door de Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (AR)
een bevinding geconstateerd op het subsidiebeheer van OCW aan instellingen, niet zijnde
onderwijsinstellingen (hierna niet-onderwijsinstellingen). In rapporten van de ADR
is ook geconstateerd dat er geen controleprotocollen gelden voor deze instellingen.
Een rechtmatige controle door de accountants, die voldoet aan de geldende wet- en
regelgeving van het Rijk, is daarmee onvoldoende geregeld. Controleprotocollen bevatten
aanwijzingen voor de wijze waarop accountants de accountantscontrole en controleverklaring
bij de financiële verantwoording van de instellingen moeten inrichten.
Met deze wijziging wordt een controleprotocol voorgeschreven inzake de financiële
verantwoording van subsidies van € 125.000 of meer door niet-onderwijsinstellingen
en inzake de verantwoording door niet-onderwijsinstellingen waarvan OCW een jaarrekening
wil ontvangen. Ook worden regels voor de jaarverslaggeving voorgeschreven als OCW
een jaarrekening wil ontvangen.
Voor onderwijsinstellingen geldt reeds een controleprotocol voor de controle van alle
door onderwijsinstellingen ontvangen middelen (zie de Regeling onderwijscontroleprotocol
OCW/EZ 2012; Stcrt. 31 januari 2013, nr. 219).
Naast de wijziging van de ROS in verband met het voorschrijven van een controleprotocol
en voorschriften voor jaarverslaggeving, wordt de ROS tevens gewijzigd in verband
met het opnemen van regels voor de subsidiering van de Stichting leerplanontwikkeling
(SLO) en de Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO) naar aanleiding
van de nieuwe Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013
(Wet SLOA 2013).
2. Administratieve lasten en inwerkingtreding
Voor zover de administratieve lasten van deze regeling een gevolg zijn van de verplichting
voor bepaalde niet-onderwijsinstellingen (zie hierover verder de toelichting bij artikel
24) om een jaarrekening in te dienen, zij opgemerkt dat het hier om een verlichting
gaat omdat de instellingen geen afzonderlijke financiële verslagen meer hoeven in
te dienen. Bovendien mag worden aangenomen dat deze instellingen ook nu reeds een
jaarrekening zullen opstellen. Overigens is maatwerk mogelijk omdat deze verplichting
bij de verlening wordt opgelegd.
Voor zover de lasten samenhangen met het voorschrijven van een controleprotocol, zij
opgemerkt dat het controleprotocol het normenkader voor de accountants bevat en daarom
behulpzaam zijn bij de accountantscontrole. Dergelijke protocollen zijn gebruikelijk.
De nieuwe regels over betalen leiden niet tot extra administratieve lasten. Wel leiden
deze tot een vermindering van lasten bij het Ministerie van OCW.
II. ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel A (artikel 1)
Het opnemen van de nieuwe begripsbepalingen is noodzakelijk in verband met een nieuw
controleprotocol en voorschriften voor de jaarverslaggeving. De omschrijving van het
begrip onderwijsinstelling komt overeen met die in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Artikel I, onderdeel B (artikel 2)
De Wet SLOA 2013 biedt een grondslag voor subsidieverstrekking aan SLO en CITO. In
de memorie van toelichting bij die wet is aangegeven dat voor de subsidiesystematiek
wordt aangesloten bij Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en dat de regels
rond subsidieverstrekking zullen worden uitgewerkt in de ROS (Kamerstukken II 2012/13,
33 558, nr. 3, p. 14).
Artikel I, onderdeel H (artikel 22)
Artikel 22 is gewijzigd omdat bij de verantwoording van subsidies van € 125.000 of
meer door niet-onderwijsinstellingen een controleprotocol is voorgeschreven. Het protocol
is niet van toepassing als bij de subsidieverlening een lichtere vorm van verantwoording
is bepaald.
Het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen is evenmin van toepassing
als bij de verlening is bepaald dat een ander protocol van toepassing is. Dat is bijvoorbeeld
het geval bij organisaties die op grond van specifieke wetgeving een rijksbijdrage
ontvangen, zoals NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek), KB
(Koninklijke Bibliotheek) en KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen).
In de verleningsbeschikking zal in die gevallen worden bepaald dat het protocol dat
geldt voor de controle van de rijksbijdrage, van toepassing is. Hetzelfde geldt voor
de voorschriften inzake de inrichting van de jaarverslaggeving van die instellingen.
Voor de controle van subsidies die zijn verleend in het kader van de Subsidieregeling
emancipatie 2011, is thans reeds een controleprotocol van toepassing. Omdat de inhoud
daarvan niet afwijkt van en vervangen wordt door het op grond van deze regeling vastgestelde
protocol, is overgangsrecht daarvoor niet nodig. Ook voor CITO en SLO geldt thans
reeds een controleprotocol, namelijk het Controleprotocol voor de controle van onderwijsinstellingen.
Dat controleprotocol zal uiteraard worden aangepast omdat voor CITO en SLO met ingang
van 1 januari 2015 het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen gaat
gelden (zie artikel 35).
Artikel I, onderdeel I (artikel 23)
Uit het oogpunt van beperking van administratieve lasten van het subsidiebeheer wordt
de bevoorschotting van subsidies vereenvoudigd.
Volgens de toelichting bij de Regeling verlenen voorschotten 2007 verdient het de
voorkeur om bij specifieke bevoorschottingsregimes in de subsidieregeling de wettelijke
basis vast te leggen.
In beginsel bedraagt het voorschot 100 procent, tenzij – bijvoorbeeld naar aanleiding
van een risicoanalyse – een voorschot van 80 procent wordt verleend.
Uit het derde lid volgt dat voorschotten in beginsel per kwartaal worden betaald,
zowel wanneer sprake is van 100 procent bevoorschotting als wanneer sprake is van
80 procent bevoorschotting.
Op grond van het vierde lid is het altijd mogelijk om – de hoogte en/of de spreiding
van – de bevoorschotting te bepalen aan de hand van de liquiditeitsbehoefte van de
aanvrager.
Artikel I, onderdeel J (artikel 24)
In dit artikel is bepaald dat OCW bij de subsidieverlening kan bepalen dat de instelling
die subsidie ontvangt, in plaats van een financieel verslag een jaarrekening moet
overleggen. Dat zal in ieder geval gebeuren bij grote niet-onderwijsinstellingen.
Om te kunnen bepalen of een niet-onderwijsinstelling een jaarrekening moet overleggen,
is het onderscheid tussen instellingssubsidie en projectsubsidie relevant. Een niet-onderwijsinstelling
zal in beginsel een jaarrekening moeten overleggen als deze een instellingssubsidie
ontvangt van meer dan € 500.000 en voor ten minste 50 procent met middelen van OCW
gefinancierd wordt. Omdat een dergelijke instelling voor een substantieel deel met
publieke middelen wordt gefinancierd, is inzicht nodig in de vermogenspositie van
de instelling.
Zowel de instellingssubsidie als de aanvullende projectsubsidies worden in de jaarrekening
verantwoord, aanvullende projectsubsidies van € 125.000 of meer worden bovendien,
overeenkomstig het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen, zoals
opgenomen in bijlage 1 bij de ROS, in de jaarrekening verantwoord met het model Verantwoording
van projectsubsidies, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de ROS (Voorschriften voor
de jaarverslaggeving niet-onderwijsinstellingen).
Ook als de financiële verantwoording geschiedt in de jaarrekening, zal de verantwoording
van de activiteiten bij subsidies van € 25.000 of meer – tenzij anders is bepaald
– in een activiteitenverslag moeten geschieden.
Artikel I, onderdeel K (artikel 26)
Artikel 10 wordt niet van toepassing verklaard aangezien de Wet SLOA 2013 reeds een
– afwijkende – bepaling over intellectueel eigendom bevat.
Artikel I, onderdeel K (artikel 27)
De startbrief onderscheidt zich op de volgende punten van de Kaderbrief SLOA, zoals
genoemd in artikel 5 van de Wet SLOA 2013. Ten eerste is de startbrief slechts gericht
tot de in de Wet SLOA 2013 genoemde instellingen, de Kaderbrief is daarentegen primair
gericht tot de Tweede Kamer. Ten tweede bevat de startbrief meer gedetailleerde informatie
dan de Kaderbrief. Tot slotte wordt de startbrief elk jaar opgesteld en de Kaderbrief
eenmaal per twee jaar.
De startbrief bevat ook een planning van de subsidiecyclus. Daarbij wordt uitgegaan
van kortere beslistermijnen dan de in artikel 5 van de ROS genoemde termijn (6 weken
in plaats van 13 weken), om de instellingen spoedig na hun subsidieaanvraag helderheid
te geven over het al dan niet kunnen starten met de activiteiten.
Artikel I, onderdeel K (artikel 28)
De regeling van afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is de standaardregeling
voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze afdeling is alleen
van toepassing als dat bij wettelijk voorschrift (of bij besluit van de minister)
is bepaald.
Artikel I, onderdeel K (artikel 29)
De financiële verantwoording door SLO en CITO geschiedt altijd door het overleggen
van de jaarrekening (in plaats van een financieel verslag). Daarnaast blijft de verplichting
bestaan om aan de hand van een activiteitenverslag aan te tonen dat de activiteiten
waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht.
Artikel I, onderdeel K (artikel 30)
Een instelling kan op drie momenten subsidie aanvragen te weten: 1 oktober voorafgaand
aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden en 1 maart en 1 september van het
betreffende jaar waarin de activiteiten plaatsvinden. De aanvragen mogen het bedrag
waarop het subsidieplafond is vastgesteld, niet overstijgen.
Artikel I, onderdeel K (artikel 31)
SLO en CITO dienen een voortgangsrapportage in met een vermoedelijk beloop van de
financiële uitputting en de realisatie van de activiteiten. De voortgangsrapportage
betreft niet alleen de tot dan toe bereikte resultaten en financiële uitputting, maar
biedt ook de mogelijkheid om aan te geven hoe de realisatie van activiteiten en financiële
uitputting zich de rest van het jaar (tot en met 31 december) gaat ontwikkelen. De
informatie in de voortgangsrapportage wordt gebruikt om, indien nodig, bij te sturen.
Werkzaamheden of uitgaven die niet conform planning verlopen, worden expliciet voorgelegd
aan de minister.
Artikel I, onderdeel K (artikel 32)
De egalisatiereserve wordt door de instelling gevormd om risico’s op te vangen. De
omvang van de egalisatiereserve is gemaximaliseerd op 10 procent van de bij de besluiten
tot verlening bepaalde bedragen van de subsidie dan wel ten hoogste een lager percentage
dat door de minister bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald. De beperking
van de omvang is om te voorkomen dat Rijksmiddelen onnodig belegd zijn bij de instelling.
De egalisatiereserve is in geen geval negatief. De egalisatiereserve wordt uitsluitend
besteed aan de activiteiten waarvoor de instellingssubsidie is verleend. Het eindresultaat,
bedoeld in het zesde lid, is gebaseerd op de verleende instellingssubsidie verminderd
met de werkelijke kosten die zijn gemaakt voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor
de subsidie wordt verleend. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig
als redelijkerwijs mogelijk is, belegd. Voor zover het voor de toevoeging beschikbare
bedrag hoger is dan de maximale toevoeging, wordt dat bedrag bij de vaststelling in
mindering gebracht op de instellingssubsidie. De instelling maakt bij de verantwoording
duidelijk wat de omvang van dit bedrag is.
Bij ontbinding of faillissement van de rechtspersoon vloeien de middelen terug naar
de minister. Dat volgt uit artikel 6a van de ROS.
Artikel I, onderdeel K (artikel 33)
Artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht somt een aantal rechtshandelingen op
waarvan het verrichten van invloed kan zijn op de aanwending van subsidiegelden, op
de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of op de kwaliteit en omvang van
de activiteiten. De in de wet genoemde instellingen krijgen wettelijke taken om respectievelijk
de leerplankaders, waarin de onderwijsinhoud wordt vastgelegd en de centrale toetsen
en examens te ontwikkelen. Daarom zijn de randvoorwaarden voor het uitvoeren van deze
taken herzien en is toestemming nodig voor alle in artikel 4:71 opgesomde rechtshandelingen.
Deze verplichting wordt opgelegd omdat de minister van OCW verantwoordelijk is voor
het toezicht op CITO en SLO en de minister zich er van dient te kunnen vergewissen
dat de kwaliteit en continuïteit van de – volledig door de overheid gefinancierde
– wettelijke taken niet in gevaar komt. Toepasselijkheid van artikel 4:71 grijpt niet
in op de autonomie bij de uitvoering van deze taken.
In verband met de vaak noodzakelijke slagvaardigheid bij de in dit artikel opgesomde
rechtshandelingen is in het tweede lid bepaald dat het bestuursorgaan ten hoogste
vier weken – met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging met vier weken – de
tijd heeft om op het verzoek om toestemming te reageren.
Artikel 6a van de ROS bevat een regeling voor een vergoedingsplicht in het geval de
verstrekking van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Belangrijke voorbeelden
van situaties waarin een vergoedingsplicht ontstaat, zijn intrekking van de subsidieverlening
of subsidievaststelling, de beëindiging van de subsidie of de ontbinding van de rechtspersoon.
Artikel I, Onderdeel M (artikel 35)
Omdat SLO en CITO hun financiële administratie moeten aanpassen aan de nieuwe Voorschriften
voor de jaarverslaggeving en het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen,
kan artikel 29 niet per 1 januari 2014 in werking treden. Dat betekent dat in de plaats
daarvan de geldende voorschriften inzake de verantwoording blijven gelden. Tot 1 januari
2015 zal dus verantwoording moeten worden afgelegd aan de hand van een financieel
verslag en een activiteitenverslag.
Op grond van artikel 35 geschiedt de verantwoording in de jaarrekening met ingang
van 1 januari 2015 over het verslagjaar 2014, tenzij bij beschikking een ander tijdstip
wordt vastgesteld. Er kan dus worden besloten om de verantwoording in de jaarrekening
te laten ingaan per 1 januari 2016 over het verslagjaar 2015 als blijkt dat aanpassing
van de financiële administratie meer tijd vergt.
Voor andere niet-onderwijsinstellingen waarbij de verantwoording moet geschieden in
de jaarverslaggeving, is een overgangsbepaling niet nodig omdat daarvoor geldt dat
in de beschikking tot verlening wordt bepaald of de verantwoording moet geschieden
in de jaarverslaggeving.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker.