Beschikking van de Minister van Economische Zaken van 17 oktober 2013, nr. 13174565 tot verlening van de concessie voor postdienstverlening voor Caribisch Nederland

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 5, eerste lid, en 14, derde lid, van de Wet post BES;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet post BES;

b. minister:

Minister van Economische Zaken;

c. ACM:

Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

d. de eilanden:

Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

e. Caribisch Nederland:

het Caribische deel van Nederland, bestaande uit Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

f. universele postdienst:

vervoersdienst, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet;

g. poststuk:

postzending als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de wet;

h. voor het publiek bestemde brievenbus:

brievenbus of andere faciliteit voor het ten vervoer aanbieden van poststukken;

i. postbus:

in een gebouw aanwezige afgesloten ruimte die bestemd is voor de aflevering van de voor de gebruiker daarvan bestemde poststukken.

Artikel 2 Concessieverlening

  • 1. Aan Flamingo Communications N.V., te Bonaire, wordt met ingang van 1 januari 2014 voor een periode van tien jaar de concessie voor postdiensten verleend, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.

  • 2. Aan de concessieverlening worden de voorwaarden verbonden die in deze beschikking zijn vermeld.

Artikel 3 Naamvoering

De concessiehouder treedt bij het verrichten van de universele postdiensten op onder de naam Flamingo Express Dutch Caribbean.

Artikel 4 Uitvoering door dochtermaatschappij

Indien de concessiehouder universele postdiensten laat verrichten door een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, is hij verantwoordelijk voor de naleving door deze rechtspersoon van de in deze beschikking gestelde voorwaarden.

Artikel 5 Wettelijke verplichtingen

De concessiehouder voldoet aan de verplichtingen die voor hem gelden op grond van wet- en regelgeving, waaronder de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet post BES.

Artikel 6 Frequentie en overkomstduur

  • 1. De concessiehouder haalt ten minste drie dagen per week poststukken op uit de voor het publiek bestemde brievenbussen en voert ten minste drie dagen per week overal in Caribisch Nederland een bestelling uit, behoudens voor zover:

    • a. de dag waarop volgens de overeenkomstig artikel 14, onderdelen b en c, bekend gemaakte schema’s poststukken uit de voor het publiek bestemde brievenbussen worden opgehaald onderscheidenlijk poststukken worden besteld, valt op een algemeen erkende feestdag, of

    • b. de concessiehouder daartoe vanwege overmacht niet in staat is.

  • 2. De universele postdiensten worden zodanig ingericht dat, daargelaten een situatie van overmacht van de concessiehouder, het vervoer van brieven die overeenkomstig de daartoe gestelde voorwaarden aan hem worden aangeboden voor standaard postvervoer binnen Caribisch Nederland per kalenderjaar voor het hierna vermelde percentage plaats vindt binnen de hierna genoemde termijn:

    Postvervoer

    Prestatie gedurende het eerste en het tweede jaar van de periode waarvoor de concessie is verleend

    Prestatie gedurende het derde, vierde en vijfde jaar van de periode waarvoor de concessie is verleend

    Prestatie gedurende de resterende periode van de concessie (vanaf vijf jaar)

    Eilandelijk (binnen het eilandgebied)

    85% D + 2E

    90% D + 2E

    96% D + 2E

    Intereilandelijk (vervoer tussen de eilanden)

    30% D + 3E

    80% D + 4E

    50% D + 3E

    85% D + 4E

    80% D + 3E

    90% D + 4E

    waarbij met ‘D’ wordt bedoeld: de dag en het tijdstip waarop volgens het overeenkomstig artikel 14, onderdeel b, bekend gemaakte schema poststukken van de voor het publiek bestemde brievenbussen worden opgehaald, en

    waarbij met ‘E’ wordt bedoeld: een dag uitgezonderd een zondag of een algemeen erkende feestdag.

  • 3. In geval van overmacht als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de minister aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van de universele postdiensten.

Artikel 7 Voor het publiek bestemde brievenbussen

De concessiehouder draagt er voor zorg dat er op elk van de eilanden voldoende voor het publiek bestemde brievenbussen zijn.

Artikel 8 Postbussen

De concessiehouder stelt op elk van de eilanden voldoende postbussen ter beschikking.

Artikel 9 Dienstverleningspunten

De concessiehouder heeft op elk van de eilanden ten minste één dienstverleningspunt voor het aanbieden van poststukken en voor het verrichten van de andere met de universele postdiensten samenhangende handelingen.

Artikel 10 Onbestelbare poststukken

  • 1. De concessiehouder spant zich in om poststukken bij de geadresseerde te bestellen in gevallen waarin het poststuk onjuist of onvolledig is geadresseerd of waarin de geadresseerde niet beschikt over een brievenbus of postbus.

  • 2. De concessiehouder zendt onbestelbare zendingen zo spoedig mogelijk terug naar de afzender.

Artikel 11 Bijkomende diensten

Bij de uitvoering van de universele postdiensten levert de concessiehouder in elk geval de volgende bijkomende diensten:

  • a. bij postvervoer binnen Caribisch Nederland: registratie van poststukken zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet en de bijbehorende dienstverlening;

  • b. bij postvervoer van en naar gebieden buiten Caribisch Nederland: de bijkomende diensten, opgenomen in de akten van de Wereldpostunie.

Artikel 12 Postzegels

  • 1. Nog niet gestempelde postzegels en nog niet ontwaarde postale waarden worden alleen verkocht door de concessiehouder of door anderen met schriftelijke toestemming van de concessiehouder.

  • 2. De concessiehouder geeft postzegels en postzegelafdrukken uit met een aanduiding waaruit blijkt dat de uitgegeven zegels en afdrukken bestemd zijn voor gebruik in Caribisch Nederland.

  • 3. Indien de concessiehouder voornemens is nieuwe postzegels of postzegelafdrukken met een afbeelding van de Koning uit te geven, dient de concessiehouder tijdig een verzoek om goedkeuring door de Koning in bij de minister.

Artikel 13 Voorwaarden

  • 1. De concessiehouder biedt de universele postdiensten aan eenieder aan tegen voorwaarden die non-discriminatoir en transparant zijn.

  • 2. De concessiehouder hanteert bij het verrichten van universele postdiensten en met inachtneming van deze beschikking algemene voorwaarden waarin de onderscheiden postvervoerdiensten zijn omschreven en waarin waarborgen voor een goede verlening van de universele postdiensten voor een ieder kenbaar zijn opgenomen.

Artikel 14 Publieksinformatie

De concessiehouder maakt algemeen bekend:

  • a. de openingstijden van de dienstverleningspunten;

  • b. de dagen van de week en de desbetreffende tijdstippen waarop poststukken van de voor het publiek bestemde brievenbussen worden opgehaald;

  • c. de dagen van de week waarop poststukken worden besteld;

  • d. de termijn waarbinnen in de regel het vervoer van poststukken voor de onderscheidenlijke universele postdiensten plaatsvindt;

  • e. de tarieven voor de onderscheidenlijke universele postdiensten;

  • f. de procedure voor de indiening en behandeling van klachten over de uitvoering van de universele postdiensten, en

  • g. de in artikel 13, tweede lid, bedoelde algemene voorwaarden.

Artikel 15 Klachten

  • 1. De concessiehouder beschikt over een voorziening voor de beantwoording van vragen en voor de behandeling van klachten.

  • 2. De concessiehouder registreert klachten en voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afzenders en ontvangers over de door hem uitgevoerde universele postdiensten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde voorziening en de in het tweede lid bedoelde procedure worden beschreven in de algemene voorwaarden, bedoeld in artikel 13, tweede lid.

Artikel 16 Briefgeheim

  • 1. De concessiehouder zorgt ervoor dat bij de uitvoering van de universele postdiensten het grondwettelijk briefgeheim niet wordt geschonden.

  • 2. Opening van gesloten poststukken als bedoeld in artikel 10 van de wet geschiedt door een daartoe door de concessiehouder uitdrukkelijk aangewezen personeelslid.

Artikel 17 Tarieven

  • 1. De concessiehouder hanteert voor de universele postdiensten ten hoogste de in de bijlage vermelde bedragen en past deze tarieven non-discriminatoir toe.

  • 2. De maximumtarieven kunnen met goedkeuring van de ACM jaarlijks per 1 januari, maar niet voor 1 januari 2015, worden verhoogd om rekening te houden met de inflatie in een bepaalde periode.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde verhoging wordt bepaald met behulp van een percentage dat overeen komt met de gecumuleerde ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde consumentenprijsindex voor Caribisch Nederland in de periode

    • vanaf het tijdstip waarop deze beschikking in werking is getreden dan wel;

    • indien eerder een verhoging zoals bedoeld in het tweede lid heeft plaatsgevonden, die aansluit op de periode waarop de meest recente verhoging betrekking had;

    • tot aan het uiterste tijdstip waarop de gecumuleerde ontwikkeling betrekking heeft.

  • 4. De concessiehouder doet uiterlijk 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de verhoging van het maximumtarief wordt voorzien, een schriftelijk verzoek aan de ACM om goedkeuring van de in het tweede lid bedoelde verhoging aan de ACM.

  • 5. Indien sprake is van een wijziging van omstandigheden die redelijkerwijs niet kon worden voorzien ten tijde van de concessieverlening en als gevolg waarvan het niet langer mogelijk is om de universele postdiensten kostendekkend uit te voeren, kunnen maximumtarieven met goedkeuring van de minister, gehoord de ACM, zodanig worden verhoogd dat de universele postdiensten kostendekkend kunnen worden uitgevoerd. De minister kan in dat geval aanvullende voorwaarden stellen.

Artikel 18 Boekhoudkundige verplichtingen

De concessiehouder houdt een zodanige administratie bij dat:

  • a. de registratie van de lasten en baten van de universele postdiensten gescheiden is van de registratie van de lasten en baten van andere activiteiten dan de universele postdiensten;

  • b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

  • c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

Artikel 19 Internationale verplichtingen

  • 1. De concessiehouder verleent de minister desgevraagd medewerking op beleidsvoorbereidend en technisch gebied, in het bijzonder ter zake van internationale verplichtingen.

  • 2. De concessiehouder draagt zorg voor de verrekening van de kosten van het internationale verkeer van en naar Caribisch Nederland met buitenlandse postbedrijven.

Artikel 20 Informatieverschaffing

  • 1. De concessiehouder informeert de minister tijdig over nieuwe ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de concessiehouder niet langer de universele postdiensten kostendekkend kan uitvoeren met de bestaande tarieven of dat de concessiehouder niet langer een goede uitvoering van universele postdiensten kan waarborgen.

  • 2. De concessiehouder verstrekt aan de ACM jaarlijks uiterlijk op 31 mei gegevens over het voorafgaande kalenderjaar over:

    • a. het aantal en de soort van de per eiland in het afgelopen jaar verleende universele postdiensten. Het aantal vervoerde poststukken wordt uitgesplitst naar de herkomst en de bestemming ervan;

    • b. de personeelskosten, uitgesplitst per:

      • eiland en

      • kostensoort, waaronder de loonkosten en de pensioenlasten;

    • c. de voor de in artikel 6, tweede lid, bedoelde postdiensten gerealiseerde gemiddelde overkomstduur;

    • d. het aantal voor het publiek bestemde brievenbussen, uitgesplitst per eiland;

    • e. een financiële verantwoording over de activiteiten die ter uitvoering van de universele postdiensten zijn verricht die is gebaseerd op de boekhouding, bedoeld in artikel 18.

  • 3. De minister kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de voor de in artikel 6, tweede lid, bedoelde postdiensten gerealiseerde gemiddelde overkomstduur wordt vastgesteld.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde rapportage gaat vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring over de juistheid en volledigheid betreffende de op grond van het tweede lid verstrekte informatie en betreffende de naleving van artikel 18.

Artikel 21 Toezichtskosten

De concessiehouder is voor de looptijd van de concessie voor elk kalenderjaar een vergoeding verschuldigd voor de in artikel 14 van de wet bedoelde kosten.

Artikel 22 Verlenging en wijziging

  • 1. De minister kan na overleg met de concessiehouder de geldigheidsduur van de concessie met een periode van ten hoogste drie jaar verlengen voor zover nodig om de continuïteit van de postdienstverlening te waarborgen.

  • 2. De minister kan na overleg met de concessiehouder de aan de concessie verbonden voorwaarden wijzigen indien een wijziging van de voor de postdienstverlening relevante omstandigheden hiertoe noopt. Een dergelijke wijziging treedt eerst zes maanden na de vaststelling van de wijziging in werking tenzij:

    • de concessiehouder instemt met een eerdere inwerkingtreding; of

    • bijzondere omstandigheden nopen tot een eerdere inwerkingtreding.

Artikel 23 Intrekking

De minister kan de concessie geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a. de concessiehouder hierom verzoekt;

  • b. de concessiehouder niet meer voldoet aan de eisen die zijn gesteld om voor de concessie in aanmerking te komen;

  • c. de concessiehouder de bij of krachtens de wet gestelde regels niet nakomt dan wel niet voldoet aan de in deze beschikking vermelde voorwaarden;

  • d. de integriteit van de concessiehouder onvoldoende is gewaarborgd;

  • e. sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de goede uitvoering van universele postdiensten niet meer is gewaarborgd.

Artikel 24 Overgang

Indien de concessie na afloop van de geldigheidsduur wordt verleend aan een ander, werkt de concessiehouder mee aan de overgang van de concessie, in het bijzonder ten aanzien van aspecten betreffende het personeel, de dienstverleningspunten, voor het publiek bestemde brievenbussen, postbussen en de verkoop en het gebruik van postzegels en postale waarden.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant en in Caribisch Nederland.

’s Gravenhage, 17 oktober 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Tegen deze beschikking kan door natuurlijke personen of rechtspersonen die hierdoor rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, binnen zes weken na de datum van het nemen van deze beschikking op grond van artikel 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES een bezwaarschrift worden ingediend bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500EK Den Haag. De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven.

Tegen deze beschikking kan door natuurlijke personen of rechtspersonen die hierdoor rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, binnen zes weken na de datum van het nemen van deze beschikking op grond van artikel 7 van de Wet administratieve rechtspraak BES beroep worden ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven.

BIJLAGE BIJ DE BESCHIKKING VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN TOT VERLENING VAN DE CONCESSIE VOOR POSTDIENSTVERLENING VOOR CARIBISCH NEDERLAND

Zone en categorie

Maximum tarief in dollars

Lokale* brievenpost, uitgezonderd drukwerk (binnen Caribisch Nederland)

 

tot en met 20 gram

1,01

21 tot en met 50 gram

1,55

51 tot en met 100 gram

1,44

101 tot en met 250 gram

1,90

251 tot en met 500 gram

2,01

501 tot en met 1.000 gram

2,42

1.001 tot en met 2.000 gram

2,65

Lokaal* drukwerk (binnen Caribisch Nederland)

 

tot en met 20 gram

0,53

21 tot en met 50 gram

0,78

51 tot en met 100 gram

1,22

101 tot en met 250 gram

1,45

251 tot en met 500 gram

1,68

501 tot en met 1.000 gram

2,13

1.001 tot en met 2.000 gram

2,49

Internationaal

 

Zone 1 – Aruba, Curaçao en St. Maarten

 

tot en met 10 gram

1,08

11 tot en met 20 gram

1,48

21 tot en met 50 gram

2,22

51 tot en met 100 gram

3,74

101 tot en met 250 gram

6,00

251 tot en met 500 gram

9,04

501 tot en met 1.000 gram

12,04

1.001 tot en met 1.500 gram

13,94

1.501 tot en met 2.000 gram

15,62

Zone 2 – Caribbean, South and Middle America

 

tot en met 10 gram

1,82

11 tot en met 20 gram

2,53

21 tot en met 50 gram

4,38

51 tot en met 100 gram

6,13

101 tot en met 250 gram

10,43

251 tot en met 500 gram

13,54

501 tot en met 1.000 gram

17,01

1.001 tot en met 1.500 gram

19,27

1.501 tot en met 2.000 gram

21,92

Zone 3 – USA, Canada, Europe (including the Nederlands)

 

tot en met 10 gram

2,02

11 tot en met 20 gram

2,89

21 tot en met 50 gram

4,50

51 tot en met 100 gram

7,13

101 tot en met 250 gram

11,73

251 tot en met 500 gram

14,62

501 tot en met 1.000 gram

18,40

1.001 tot en met 1.500 gram

21,39

1.501 tot en met 2.000 gram

34,96

Zone 4 – Asia, Africa, Australia

 

tot en met 10 gram

2,86

11 tot en met 20 gram

3,96

21 tot en met 50 gram

6,27

51 tot en met 100 gram

9,43

101 tot en met 250 gram

16,02

251 tot en met 500 gram

20,22

501 tot en met 1.000 gram

26,45

1.001 tot en met 1.500 gram

31,36

1.501 tot en met 2.000 gram

35,52

Andere categorieën

Voor andere universele postdiensten dan de hiervoor genoemde geldt het uitgangspunt van kostendekkende tarieven.

  • lokale post betreft post die binnen Caribisch Nederland wordt aangeboden en besteld.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Aanleiding en doel

In Caribisch Nederland worden de universele postdiensten verricht door een postdienstverlener die daartoe is aangewezen op basis van de Wet post BES en aan wie een concessie voor bepaalde universele postdiensten is verleend. Bij Landsbesluit van de Nederlandse Antillen van 14 maart 2003 is op basis van artikel 2, eerste lid, van de Postlandsverordening 1998 (P.B. 1997, nr. 319) aan Nieuwe Post Nederlandse Antillen N.V. (verder: NPNA) de concessie verleend die in voornoemde bepaling is aangeduid. Op 10 oktober 2010 kreeg de zogenaamde staatkundige hervorming zijn beslag: het land Nederlandse Antillen werd ontmanteld en hield op te bestaan; Curaçao en Sint Maarten werden een zelfstandig land binnen het Koninkrijk; Bonaire, Sint Eustatius en Saba kregen de status van openbaar lichaam en gingen deel uitmaken van het land Nederland. Deze eilanden worden tezamen aangeduid als Caribisch Nederland. Op diezelfde datum is de Wet post BES in werking getreden. In artikel 27a, eerste lid, van deze wet is bepaald dat een concessie die (voor de Nederlandse Antillen) is verleend krachtens artikel 2, eerste lid, van de Postlandsverordening 1998, wordt gelijkgesteld met een concessie die (voor Caribisch Nederland) is verleend krachtens artikel 2, eerste lid, van de Wet post BES en dat deze een geldigheidsduur heeft tot 31 december 2012. In hetzelfde artikellid is bepaald dat indien het belang van de continuïteit van de postvoorziening dat vordert, de concessie eenmaal met een periode van maximaal drie jaar kan worden verlengd. Op grond hiervan is bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 21 december 2012 de concessie met een termijn van één jaar verlengd, met dien verstande dat, indien eerder een nieuwe concessie wordt verleend, de verlenging eindigt op het moment dat die nieuwe concessie in werking treedt. In 2013 is daarom gestart met een gunningsprocedure, die ertoe heeft geleid dat een nieuwe concessiehouder is geselecteerd. Door middel van deze beschikking wordt Flamingo Communications N.V. voor een periode van tien jaar aangewezen als postdienstverlener voor Caribisch Nederland.

De concessie

De concessie betreft ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet post BES (verder: de wet):

  • het vervoer tegen vergoeding van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 2000 gram wegen;

  • het aan of op de openbare weg plaatsen van voor het publiek bestemde brievenbussen dan wel postbussen; en

  • het uitgeven van postzegels en postzegelafdrukken met daarop een afbeelding van de Koning dan wel de vermelding Nederland.

Ingevolge de artikelen 12 en 16 van de wet is het anderen dan de concessiehouder verboden deze activiteiten te verrichten, bepaalde uitzonderingen daargelaten.

De concessiehouder is tegelijkertijd ingevolge artikel 2, tweede lid, van de wet verplicht bepaalde postdiensten te verlenen:

  • a. het vervoer van brieven en andere poststukken binnen Caribisch Nederland tot ten hoogste 10 kg en met afmetingen van ten hoogste 100 cm bij 50 cm, en

  • b. het vervoer van brieven en andere poststukken van en naar andere delen van het Koninkrijk en van en naar het buitenland overeenkomstig de verplichtingen ingevolge het Algemeen Postverdrag.

Deze postdiensten worden in deze beschikking tezamen aangeduid als de universele postdiensten.

Ontwikkeling postdienstverlening Caribisch Nederland

Bij de staatkundige hervorming was uitgangspunt dat de bestaande regelgeving van het land Nederlandse Antillen zonder inhoudelijke wijziging zou worden omgevormd tot regelgeving voor Caribisch Nederland. Ook de Wet post BES komt materieel overeen met de tot dan toe geldende postwetgeving, de Postlandsverordening 1998. Bij de verlenging van de postconcessie per begin 2013 zijn geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht in de voorwaarden van de bestaande postconcessie, zoals die inzake ophaal- en bezorgdagen en de maximale gemiddelde overkomstduur.

Met het oog op de nieuwe concessieverlening is een nieuwe afweging met betrekking tot die concessievoorwaarden gemaakt. Voor de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de postdienstverlening zijn zowel de schaal van de postdienstverlening als bepaalde kenmerken van het verzorgingsgebied van belang. Hoe groter het volume aan poststukken en hoe groter het verzorgingsgebied, hoe lager de kosten per postzending. In Caribisch Nederland is sprake van een groot, verspreid gelegen verzorgingsgebied. Het betreft in totaal drie eilanden, en vooral Bonaire enerzijds en Saba en St. Eustatius anderzijds liggen ver uiteen. Daarnaast is er vanwege toenemende elektronische substitutie sprake van teruglopende volumes. Bij een gelijkblijvende overkomstduur en frequentie van ophaal- en bezorgdagen zou dit, uitgaand van kostendekkende tarieven, leiden tot een navenante stijging van de tarieven. Dit is in het kader van de betaalbaarheid van de universele postdiensten niet gewenst. Om deze reden zijn er verschillende aanpassingen aan de concessievoorwaarden gedaan. Ten eerste is de frequentie van het ophalen en bezorgen van de post teruggebracht van vijf dagen naar drie dagen per week. Mede in verband hiermee is de norm voor de maximale overkomstduur versoepeld. Overigens is bij de norm voor de overkomstduur – evenals in de oude concessie – rekening gehouden met het feit dat een (nieuwe) concessiehouder tijd nodig heeft om zijn logistieke proces goed vorm te geven. De norm voor de maximale gemiddelde overkomstduur wordt gedurende de looptijd van de concessie in twee stappen aangescherpt. Met deze aanpassingen wordt rekening gehouden met de actuele behoeften van gebruikers en wordt bijgedragen aan een rendabele exploitatie van de postdienstverlening gedurende de looptijd van de concessie. Voor het overige blijven voor de postdiensten goeddeels dezelfde concessievoorwaarden gelden als die in de vorige concessie zijn opgenomen.

Selectie van concessiehouder

Met het oog op de verlening van een nieuwe concessie is aan geïnteresseerde partijen door middel van een zogenaamde offerte-aanvraag de gelegenheid geboden een inschrijving te doen. Ook al betreft het geen opdrachtverlening, om praktische redenen is wel een procedure gevolgd zoals gebruikelijk bij aanbestedingen. De offerte-aanvraag is op 27 juni 2013 gepubliceerd op de website van Tenderned. Ingevolge de offerte-aanvraag moet bij een inschrijving worden voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder de verplichting als concessiehouder te voldoen aan de in de wet en in de concessiebeschikking bepaalde verplichtingen en voorwaarden. De concept-concessiebeschikking was als bijlage bij de offerteaanvraag gevoegd. De offerte-aanvraag bevatte een aantal zogenaamde wensen, te weten elementen waarop in de inschrijving een voorstel moet worden gedaan om zo de meest waardevolle inschrijving te kunnen selecteren. Een van deze elementen betrof de voor de universele postdiensten te hanteren tarieven. Tot 26 augustus 2013 konden partijen een inschrijving doen met gebruikmaking van het bij de offerte-aanvraag gevoegde inschrijvingsmodel. Er is tot en met deze datum één inschrijving ontvangen. Van deze inschrijving is vastgesteld of zij voldeed aan de voorwaarden.

De aan Flamingo Communications N.V. verleende concessie treedt in werking op 1 januari 2014, tot welke datum de looptijd van de concessie van Nieuwe Post Nederlandse Antillen (NPNA)(uiterlijk) was verlengd. Voor de overgang van de postdienstverlening van NPNA naar Flamingo Communications N.V. dienen deze partijen onderling de nodige afspraken te maken.

ARTIKELEN

Artikel 1

Zoals vermeld in het algemeen deel van de toelichting betreffen de universele postdiensten het vervoer van brievenpost tot 2 kg binnen Caribisch Nederland en overigens het postvervoer dat op grond van de verdragen van de Wereldpostunie (verder: UPU) dient plaats te vinden. Het betreft in het bijzonder brievenpost tot 2 kg en ook bijv. voor blinden bestemde teksten.

In deze beschikking is voor brieven e.d. gebruik gemaakt van het begrip poststuk. Dit sluit beter bij het gewone spraakgebruik aan dan het in de wet gebruikte begrip postzending.

Een brievenbus kan zowel een brievenbus zijn voor het bestellen van post bij de geadresseerde als een brievenbus voor het door het publiek aanbieden van poststukken. In lijn met de in de wet gebruikte terminologie wordt in deze beschikking een brievenbus voor het ter post bezorgen aangeduid als een ‘voor het publiek bestemde brievenbus’. Het is mogelijk dat brieven ook bij een dienstverleningspunt kunnen worden aangeboden zonder dat in eigenlijke zin sprake is van een brievenbus. Gemakshalve worden volgens de definitiebepaling ook dergelijke faciliteiten geacht deel uit te maken van het begrip voor het publiek bestemde brievenbus.

De definitie van postbus komt overeen met de definitie van dit begrip in artikel 1 van de Postwet 2009 (voor Europees Nederland).

Artikel 2

Zoals bepaald in artikel 5 van de wet wordt de concessie voor de postdienstverlening verleend onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn in deze beschikking opgenomen. Zij hebben het karakter van voorschriften waaraan de concessiehouder gedurende de concessieperiode dient te voldoen. Er is niet voorzien in (aanvullende) algemene richtlijnen voor de postdienstverlening door de concessiehouder, zoals bedoeld in artikel 5 van de wet.

Artikel 3

De postdiensten moeten onder de naam van Flamingo Express Dutch Caribbean worden uitgevoerd. Deze naamvoering biedt duidelijkheid in het internationale postverkeer dat het specifiek de postdienstverlening van en naar Caribisch Nederland betreft.

Artikel 4

Ingevolge artikel 4 van de wet kan een concessiehouder de uitvoering van zijn wettelijke verplichtingen onder bepaalde voorwaarden overlaten aan een dochtermaatschappij waarbij de concessiehouder jegens de minister verantwoordelijk blijft. In artikel 4 van deze beschikking is voor de goede orde vastgelegd dat de concessiehouder ook verantwoordelijk is voor de naleving door de dochtermaatschappij van de uit deze beschikking voortvloeiende verplichtingen. De concessiehouder zal dus de dochtermaatschappij moeten verplichten te voldoen aan al die verplichtingen. Het betreft behalve de verplichtingen inzake de postdienstverlening zelf ook onder meer verplichtingen inzake de naamvoering, bedoeld in artikel 3; de verkoop van postzegels, bedoeld in artikel 12; de boekhouding, bedoeld in artikel 18; en de informatieverstrekking, bedoeld in artikel 20.

Artikel 5

Op grond van de wetgeving voor Caribisch Nederland gelden allerlei voorschriften waarmee de concessiehouder rekening moet houden, zoals op het terrein van arbeid en bedrijfsvestiging. Ten aanzien van de postdienstverlening stelt de Wet post BES verscheidene eisen die in deze beschikking niet worden herhaald. In artikel 5 van de concessiebeschikking wordt de gehoudenheid van de concesiehouder aan al deze wettelijke verplichtingen voor de duidelijkheid bevestigd. Dit impliceert ook dat bij niet naleving van deze wettelijke eisen niet langer wordt voldaan aan het vereiste van artikel 5. Dat kan onder omstandigheden overeenkomstig artikel 23 aanleiding zijn voor intrekking van de vergunning.

De hiervoor bedoelde bepalingen van de Wet post BES betreffen de verplichting tot het weigeren van vervoer van een postzending indien dat vervoer in strijd is met een wettelijke regeling of met doelmatig vervoerseisen of met de veiligheid (artikel 2, derde lid), de verplichtingen ingevolge het Algemeen Postverdrag (artikel 3, eerste lid), de aansprakelijkheid van de postvervoerder (artikel 7), en voorwaarden voor het openen van onbestelbare post op last van de rechter (artikel 10) en het beslag op postzendingen (artikel 11).

Artikel 6

In het eerste lid van dit artikel is bepaald met welke frequentie de post moet worden opgehaald en besteld. In het tweede lid zijn normen voor de maximale gemiddelde overkomstduur bepaald, althans voor lokaal postvervoer op en tussen de eilanden van Caribisch Nederland en voor zover de poststukken conform de desbetreffende voorwaarden zijn aangeboden. Deze ingevolge artikel 13, tweede lid, op te stellen voorwaarden kunnen bijv. betrekking hebben op de wijze van adressering. Indien een poststuk niet (correct) is geadresseerd, telt dit niet mee bij de toepassing van de overkomstduurnorm. Een norm van bijv. 85% D + 2E houdt in dat 85% van de poststukken binnen twee dagen volgend op de dag van het ophalen van de poststukken moeten worden bezorgd. Het ijkpunt is niet de dag van aanbieding aangezien bij een frequentie van drie ophaaldagen per week het meer dan een dag kan duren voordat een poststuk wordt opgehaald. Indien bij deze frequentie toch van de dag van aanbieding zou worden uitgegaan, zou de bestaande overkomstduurnorm niet langer uitvoerbaar zijn. Verder zijn in verband met de frequentie van het bestellen en ophalen van poststukken de zon- en feestdagen uitgezonderd. Voor het intereilandelijk postvervoer gelden twee overkomstnormen naast elkaar. De combinatie van 30% D +3E en 80% D + 4E bijvoorbeeld betekent dat 30% van de poststukken binnen drie werkdagen moet worden besteld terwijl 80% van de poststukken binnen vier werkdagen moet worden besteld.

Voor ander postvervoer, waaronder postvervoer van en naar Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland, bevat deze beschikking geen normen voor de overkomstduur. Caribisch Nederland is, als onderdeel van Nederland en van het Koninkrijk, verdragspartij bij de Wereldpostunie. De UPU hanteert voor geïndustrialiseerde landen zoals het Koninkrijk de volgende streefnorm voor de internationale overkomstduur: D+5; 85%. Dit betekent dat 85% van de poststukken binnen vijf dagen volgend op de dag van aanbieding moeten worden bezorgd. Deze streefnorm is vastgelegd in een resolutie van het Congres en doelstelling is dat alle lidstaten van de UPU daar in 2016 aan voldoen. Het gaat hier echter om een streefnorm. In deze beschikking zijn daarom geen verplichtingen hieromtrent opgenomen.

De concessiehouder hoeft niet aan de normen voor de frequentie van de postdienstverlening en voor de overkomstduur te voldoen, indien hij daartoe niet in staat is vanwege overmacht. Te denken valt bijvoorbeeld aan extreme weersomstandigheden waardoor verkeer tussen de eilanden niet mogelijk is. Er kan zich dan de situatie voordoen dat wel een beperkte postdienstverlening valt te realiseren. In verband hiermee wordt in het derde lid de minister de bevoegdheid gegeven alsdan aanwijzingen te geven, zoals ook de minister bevoegd is aanwijzingen te geven bij bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekking (artikel 19 van de wet).

Artikel 7

Ingevolge deze bepaling dient de concessiehouder er voor te zorgen dat er op ieder eiland voldoende voor het publiek bestemde brievenbussen zijn. Als ‘voldoende’ kan worden aangemerkt dat gespreid op elk van de eilanden brievenbussen zijn geplaatst waar het publiek te allen tijde brieven kan posten. Men kan niet spreken van ‘te allen tijde’ in geval van een dienstverleningspunt waar ‘binnen’ ook brieven kunnen worden gepost maar dat bepaalde openingstijden heeft.

Artikel 8

De concessiehouder is verplicht op elk eiland voldoende postbussen voor de inwoners ter beschikking te stellen. Voor het gebruik van deze postbussen kan de concessiehouder een vergoeding aan de gebruikers vragen.

Artikel 9

De concessiehouder moet ingevolge deze bepaling er voor zorgen dat er op ieder eiland ten minste één dienstverleningspunt is waar gebruikers poststukken kunnen aanbieden en van de andere diensten van de concessiehouder gebruik kunnen maken. Het betreft bijv. het kopen van postzegels en het laten registreren van poststukken, zoals bedoeld in artikel 11. Een dienstverleningspunt kan een afzonderlijk postkantoor zijn, maar het is ook mogelijk dat het dienstverleningspunt is ondergebracht in een winkel.

Artikel 10

Soms worden poststukken niet juist of onvolledig geadresseerd. Dan wordt veelal niet voldaan aan de algemene voorwaarden. Het is voor een goede verlening van de universele postdiensten van belang dat ook dan bestelling ervan zoveel mogelijk plaats vindt en dat, indien het poststuk niet bij de geadresseerde kan worden afgeleverd (bijv. bij gebrek aan een brievenbus, zoals bepaald in artikel 9, tweede lid, van de wet), het poststuk wordt geretourneerd naar de afzender. Dit vloeit ook voort uit de Algemeen Postverdrag. Naar zijn aard betreft het eerste lid van dit artikel een inspanningsverplichting. De in het tweede lid opgenomen terugzendverplichting opgenomen verplichting geldt alleen voor zover de afzender bekend is.

Artikel 11

De universele postdiensten omvatten bepaalde bijkomende diensten. In het Algemeen Postverdrag worden verscheidene bijkomende diensten genoemd die hetzij verplicht zijn (registratiediensten voor internationale poststukken), hetzij optioneel. Deze bijkomende diensten zijn veelal geen zelfstandige postvervoersdiensten maar aanvullend op het eigenlijke postvervoer. In dit artikel is vastgelegd dat voor binnenslands vervoer in elk geval als bijkomende dienst de registratiedienst moet worden aangeboden, terwijl overigens wordt verwezen naar de akten van de Wereldpostunie. Het betreft het Algemeen Postverdrag en de daarop gebaseerde Regeling brievenpost. Binnen dit kader kunnen de aangewezen postbedrijven overeenkomsten betreffende bijkomende diensten afsluiten. Deze bepaling verplicht slechts tot verlening van bijkomende diensten voor zover de concessiehouder daartoe verplicht is.

Artikel 12

De concessiehouder heeft het alleenrecht om postzegels en postzegelafdrukken uit te geven. Gelet op het karakter van postzegels en postzegelafdrukken als betaalmiddel voor de universele postdiensten is het niet wenselijk dat postzegels en postzegelafdrukken vrij worden verhandeld. Om die reden wordt in het eerste lid van artikel 12 de verkoop hiervan voorbehouden aan de concessiehouder of een ander die door de concessiehouder daartoe is gemachtigd.

Ingevolge het Algemeen Postverdrag dient op postzegels en postzegelafdrukken de naam van het land of gebied van uitgifte te worden aangebracht. Om misverstanden met het Europees deel van Nederland te voorkomen is in het tweede lid van artikel 12 vastgelegd dat de door de concessiehouder uitgebrachte zegels en afdrukken in elk geval een aanduiding van Caribisch Nederland bevatten. Zo kan er bijvoorbeeld op worden vermeld ‘Caribisch Nederland’ of de letters ‘CN’.

In dit kader is van belang dat in artikel 20 van de wet is vereist dat de afbeelding van de Koning op een postzegel op een postzegelafdruk diens toestemming behoeft. Het is dus zaak in een voorkomend geval tijdig om toestemming te verzoeken. In het derde lid van artikel 12 is bepaald dat een dergelijk verzoek bij de minister moet worden ingediend.

Artikel 13

De voorwaarden die de concessiehouder toepast bij de verlening van de universele postdiensten dienen ingevolge het eerste lid van artikel 13 non-discriminatoir en transparant te zijn. Dit is in het bijzonder van belang in verband met de wezenlijke maatschappelijke functie van de universele postdiensten.

In het tweede lid is de verplichting voor de concessiehouder opgenomen algemene voorwaarden toe te passen bij de verlening van de universele postdiensten. Deze voorwaarden – die dus non-discriminatoir en transparant moeten zijn – kunnen op een reeks van onderwerpen betrekking hebben, zoals de wijze van adresseren van poststukken, bijkomende postdiensten etc. Ingevolge deze bepaling dienen in elk geval in de algemene voorwaarden de onderscheiden postvervoerdiensten te zijn omschreven evenals de waarborgen voor een goede postdienstverlening. Hierbij kan worden gedacht aan een aanduiding van tarieven en voorwaarden voor de onderscheidenlijke postvervoersdiensten – bijv. het postvervoer binnen een eiland, binnen Caribisch Nederland, van en naar Europees Nederland, en andere landen van het Koninkrijk etc. In de algemene voorwaarden kunnen wettelijke voorschriften (bijv. inzake de aansprakelijkheid voor poststukken) en verdragsrechtelijke verplichtingen (bijv. inzake de veiligheid van postvervoer) worden uitgewerkt, maar kunnen geen voorwaarden worden opgenomen die afbreuk doen aan de universele postdiensten zelf.

Artikel 14

De concessiehouder dient het publiek te informeren over de belangrijkste elementen van de universele postdienstverlening, vermeld in dit artikel. De in onderdeel d bedoelde termijn betreft de overkomstduur zoals deze voor het grote merendeel van de gevallen voortvloeit uit de overkomstduurnorm, bepaald in artikel 6. Het is aan de concessiehouder te bepalen hoe deze publieksinformatie te verschaffen. Het ligt voor de hand dat bijv. de openingstijden van een postkantoor (ook) aan de buitenzijde van dat postkantoor worden vermeld, terwijl voor de algemene voorwaarden kan worden volstaan met een kennisgeving hoe en waar deze verkregen kunnen worden.

Artikel 15

Het is voor de kwaliteit van de postdienstverlening en voor de gebruiker van die diensten van belang dat er is voorzien in de mogelijkheid vragen te stellen over de universele postdienstverlening en klachten erover in te dienen. Klachten dienen adequaat te worden afgehandeld en registratie van klachten biedt een nuttig hulpmiddel voor de beoordeling van de kwaliteit door de toezichthouder. Om die reden wordt de concessiehouder in dit artikel verplicht daarvoor een voorziening te treffen resp. een procedure in te richten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een aparte serviceorganisatie maar dat is niet noodzakelijk.

Artikel 16

Ingevolge het eerste lid van dit artikel is de concessiehouder gehouden de postdienstverlening zo in te richten dat het grondwettelijk briefgeheim wordt gerespecteerd. Niettemin kunnen in bij wet bepaalde gevallen poststukken op last van de rechter geopend worden. Het betreft naast gevallen waarin dit noodzakelijk is om strafvorderlijke redenen in het bijzonder de in artikel 10 van de wet bedoelde situatie waarin een onbestelbaar poststuk kan worden geopend ter verkrijging van informatie om het alsnog te kunnen bestellen dan wel te retourneren naar de afzender. Ingevolge het tweede lid van dit artikel dient hiervoor een personeelslid te worden aangewezen.

Artikel 17

De concessiehouder dient tarieven voor de universele postdiensten te hanteren die niet hoger zijn dan de in de bijlage opgenomen maximumtarieven. Deze tarieven zijn afgeleid van de tarieven die bij de inschrijving zijn opgegeven. Door maximumtarieven te hanteren wordt de concessiehouder bij de bepaling van de feitelijke tarieven enige flexibiliteit geboden wat de bedrijfsvoering ten goede komt.

De tarieven voor de postdienstverlening zijn gebaseerd op een tariefstructuur met ten minste een onderscheid naar postvervoer binnen een eiland, intereilandelijk (tussen Bonaire, Saba en Sint Eustatius) en overigens. De in de bijlage vermelde maxima gelden in elk geval tot 1 januari 2015. Na afloop van deze periode kunnen de maximumtarieven jaarlijks worden geïndexeerd overeenkomstig de inflatie. In het derde lid is uitwerking gegeven aan de indexeringsmethodiek. Het komt er op neer dat de inflatie in de voorafgaande periode kan worden doorberekend in de maximumtarieven. Omdat voor een indexering van de maximumtarieven per 1 januari van een jaar niet tijdig kan worden beschikt over de gegevens inzake de inflatie voor het gehele voorgaande jaar, zal alsdan volstaan moeten worden met het verrekenen van de inflatie voor een deel van het voorgaande jaar, bijv. tot 1 september. Zo kan dan een indexering per 1 januari 2016 betrekking hebben op de inflatieperiode 1 september 2014 tot 1 september 2015. Het is overigens niet noodzakelijk de inflatie jaarlijks te verrekenen in de maximumtarieven. Het kan bijv. in verband met de afronding van de tariefsverhoging verstandiger zijn de inflatie over een langere periode van twee of meer jaar samen te nemen en de maximumtarieven in één keer voor de totale inflatie over die periode te verhogen.

Voor de tariefsverhoging dient goedkeuring van de ACM te worden verkregen waarvoor ingevolge het vierde lid van artikel 17 uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande jaar een verzoek moet worden ingediend.

Er mag worden verondersteld dat de door de concessiehouder voorgestelde tarieven voldoende zijn om zodanige inkomsten te genereren dat hiermee de kosten kunnen worden gedekt die gemoeid zijn met de uitvoering van de universele postdiensten. Niettemin is het denkbaar dat de tarieven niet langer kostendekkend zijn als gevolg van een onvoorziene, althans redelijkerwijs niet te voorziene wijziging van omstandigheden. Alsdan zou de verlening van de universele postdiensten structureel verlieslijdend worden. Dat is niet gewenst. Om die reden wordt in het vijfde lid van artikel 17 de mogelijkheid geboden in een dergelijke situatie de maximumtarieven zodanig te verhogen dat zij kostendekkend worden, al dan niet onder het stellen van extra voorwaarden, bijv. om de kosten te reduceren. Een dergelijke tariefsverhoging kan ook voor een bepaalde periode worden toegepast. Overigens kunnen ook in een dergelijke situatie enkel aanpassingen aan de concessievoorwaarden worden gedaan om de kosten te reduceren, zonder dat een tariefsverhoging nodig is. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 22.

Artikel 18

Met deze bepaling wordt bewerkstelligd dat lasten en baten van de universele postdiensten los van de andere lasten en baten worden geregistreerd, dat daarbij een correcte toerekening plaatsvindt en dat de administratie berust op goed vastgelegde beginselen van kostprijsadministratie. Deze norm komt overeen met een vergelijkbare bepaling van de voor Europees Nederland geldende Mededingingswet.

Artikel 19

De concessiehouder geldt op grond van artikel 3 van de wet als zogenaamde designated operator voor Caribisch Nederland. In verband hiermee dient hij als zodanig te voldoen aan de verplichtingen die ingevolge de UPU-verdragen gelden voor designated operators en is hij tegelijkertijd in die hoedanigheid gerechtigd afspraken te maken met buitenlandse postadministraties en met de UPU voor zover deze Caribisch Nederland aangaan.

In dit artikel is vastgelegd dat de concessiehouder in verband met deze positie ook zo nodig medewerking verleent aan de minister, bijv. in het kader van UPU-onderhandelingen, en dat hij overeenkomstig de UPU-regels zorg draagt voor verrekening van (eind)kosten.

Artikelen 20 en 21

Sinds 1 januari 2013 heeft de ACM (op basis van het Besluit taken telecommunicatie en post en vergoedingen post BES) tot taak toe te zien op de naleving van de Wet post BES. De ACM ziet er onder meer op toe dat andere partijen zich houden aan het verbod om brieven tot en met 2000 gram te vervoeren en dat de concessiehouder (of haar dochtermaatschappij) zijn verplichtingen naleeft. In verband hiermee zijn in het tweede lid van artikel 20 informatieverplichtingen opgenomen. De in het eerste en tweede lid van artikel 20 opgenomen verplichtingen om informatie te verschaffen zijn niet alleen van belang voor het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de concessiehouder maar ook voor een beoordeling of er omstandigheden zijn als gevolg waarvan de verlening van de universele postdiensten in gevaar kan komen.

Het derde en vierde lid van artikel 20 bevatten aanvullende bepalingen met het oog op de beoordeling door de toezichthouder.

Ingevolge artikel 21 dient de concessiehouder overeenkomstig artikel 14 van de wet jaarlijks een bijdrage te betalen voor de kosten van de toezichthouder. Dit bedrag wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de voor het toezicht begrote middelen.

Artikel 22

Ingevolge dit artikel kan de minister onder omstandigheden de concessie eenmaal verlengen met maximaal drie jaar. Het betreft een situatie waarin verlenging noodzakelijk is om de continuïteit van de postdienstverlening te waarborgen. Deze mogelijkheid is opgenomen als vangnet om te vermijden dat de postdienstverlening na afloop van de concessietermijn tijdelijk stokt. Gelet op het belang van continuïteit van de postdienstverlening verplicht deze bepaling er niet toe dat de concessiehouder een aanvraag indient voor of instemt met verlenging. Uiteraard verdient dit laatste wel de voorkeur.

De minister kan besluiten om gedurende de looptijd van concessie de aan de concessie verbonden voorwaarden te wijzigen. Over een voorgenomen wijziging zal altijd overleg met de concessiehouder worden gevoerd. Een wijziging wordt eerst na zes maanden ingevoerd, behalve als de concessiehouder instemt met een eerdere invoering of indien bijzondere omstandigheden vragen om een snelle invoering. Onder omstandigheden kan de wijziging leiden tot een aanmerkelijke verzwaring van de taak inzake de universele postdiensten ten opzichte van de taak ten tijde van de concessieverlening. In dat geval zal moeten worden bezien of dit moet leiden tot een verhoging van de posttarieven of dat op een andere wijze financiële compensatie wordt geboden.

Artikel 23

Intrekking van de concessie is mogelijk op verzoek van de concessiehouder en indien de concessiehouder zich niet aan de wettelijke regels of aan de voorwaarden van deze beschikking houdt. Ook is intrekking mogelijk indien de concessiehouder niet langer voldoet aan de eisen die zijn gesteld om in aanmerking te komen voor deze concessie. Het gaat dan concreet om de eisen dat de concessiehouder niet in staat van faillissement of liquidatie verkeert; dat hem geen surseance van betaling is verleend, noch door hem surseance van betaling is aangevraagd; dat er geen beslag is gelegd op zijn vermogen dan wel op een of meer bedrijfsmiddelen van hem die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen; en dat hij heeft voldaan aan verplichtingen op grond van op hem van toepassing zijnde wettelijke bepalingen met betrekking tot betaling van sociale zekerheidspremies of belastingen. Ook kan intrekking van de concessie geschieden indien de integriteit van de concessiehouder in het geding is. Tenslotte is ook intrekking mogelijk als vanwege bijzondere omstandigheden een goede uitvoering van de universele postdiensten niet meer wordt gewaarborgd.

Intrekking anders dan op verzoek van de concessiehouder is een ingrijpend middel en zal dan ook alleen in het uiterste geval gebruikt worden. Tegen een intrekkingsbeschikking staat bezwaar of beroep open. Bij een besluit tot intrekking zal in beginsel een zodanige termijn worden bepaald dat het mogelijk is tijdig een nieuwe concessiehouder te selecteren en aan te wijzen.

Artikel 24

Een overgang van de concessie van de ene onderneming naar een andere dient zo soepel mogelijk te verlopen. De uitvoering van de universele postdiensten moet hier niet onder leiden. In verband hiermee is in dit artikel bepaald dat de zittende concessiehouder zijn medewerking moet verlenen aan een eventuele overgang van de concessie.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven