Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 oktober 2013, nr. 553279, houdende instelling van de Evaluatiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Instellingsbesluit Evaluatiecommissie KNAW)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. staatssecretaris:

Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2; en

c. KNAW:

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Evaluatiecommissie KNAW.

  • 2. De commissie evalueert het navolgende:

    • a. Welke rol speelde de KNAW in de ontwikkelingen en veranderingen in het wetenschapsbestel in de afgelopen jaren en vervulde zij deze rol adequaat? Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling is het opportuun de evaluatie van de KNAW niet beperkt te houden tot het functioneren van de instelling zelf.

      Welke rol zou de KNAW moeten vervullen in het Nederlandse wetenschapsbestel van de komende tien tot twintig jaar, gegeven de wetenschappelijke, maatschappelijke en internationale eisen die aan de Nederlandse wetenschap worden gesteld?

      Is de KNAW effectief en doelmatig in de vervulling van haar taken? Is in dit kader de wijze waarop de KNAW haar (bestuurlijke) relaties onderhoudt optimaal?

    • b. Voor de evaluatie van de KNAW als actor in het Nederlandse wetenschapsbestel is het tevens belangrijk de drie rollen te bezien die de KNAW zelf onderscheidt (Strategisch Plan 2010–2015; uit 2010), namelijk die van Genootschap, adviseur en organisatie verantwoordelijk voor de KNAW-instituten. Per rol zijn onder andere de volgende vragen relevant:

      Is de samenstelling van het Genootschap adequaat? Hoe pakt een vergelijking met buitenlandse genootschappen uit?

      Is de KNAW in staat over de volle breedte van het wetenschappelijk werkveld gewichtige adviezen uit te brengen aan de overheid en aan het wetenschapsbestel? Zijn de adviezen effectief?

      Beheert de KNAW haar instituten effectief en doelmatig? Hoe pakt een internationale vergelijking van de KNAW als institutenorganisatie uit? Is het wenselijk de rol van de KNAW als institutenbeheerder te heroverwegen?

Artikel 3. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 15 oktober 2013 en wordt opgeheven uiterlijk 1 mei 2014.

Artikel 4. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de staatssecretaris desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5. Leden

  • 1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • a. jonkheer ir. R.J. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, tevens voorzitter,

    • b. prof. dr. D.D. Breimer,

    • c. prof. dr. ir. L. Gelders,

    • d. prof. dr. A. Zeilinger.

  • 2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, dr. F. Zuijdam. De secretaris is geen lid van de commissie.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van het bestaan van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid of de secretaris kan de staatssecretaris een vervanger benoemen.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7. Eindrapport

De commissie brengt vóór 1 april 2014 haar eindrapport uit aan de staatssecretaris.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen per vergadering een vergoeding.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden van de commissie bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.

  • 4. De voorzitter en andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

  • 5. Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag worden als één vergadering aangemerkt.

Artikel 9 Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de staatssecretaris. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de staatssecretaris aan.

Artikel 10. Verantwoording

De commissie biedt de staatssecretaris vóór 1 oktober 2014 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan van de activiteiten over de periode waarin de commissie werkzaam is geweest. Desgewenst kan de commissie het eindverslag gelijktijdig met het eindrapport indienen.

Artikel 11. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de staatssecretaris uitgebracht.

Artikel 12. Intellectuele eigendom

De leden van de commissie werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de staatssecretaris noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de staatssecretaris van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom.

Artikel 13. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt met terugwerkende kracht met ingang van 15 oktober 2013 in werking.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Evaluatiecommissie KNAW

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

TOELICHTING

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), die ook op de KNAW van toepassing is, verplicht niet tot evaluatie van de KNAW. Ingevolge de Comptabiliteitswet zijn ministers echter verantwoordelijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van hun beleid en het periodiek onderzoeken daarvan. Zij moeten de Algemene Rekenkamer daarover informeren. De minister van Financiën heeft de uitvoering van deze opdracht uitgewerkt in de Regeling Periodieke Evaluatieonderzoeken en beleidsinformatie 2006 (RPE). Deze regeling stelt dat beleidsdoelstellingen periodiek moeten worden geëvalueerd (‘beleidsdoorlichtingen’). De KNAW valt onder de eerste operationele beleidsdoelstelling van het begrotingsartikel 16 (OCW-begroting): ‘toerusting en bekostiging van het onderzoeksbestel’. Tot het onderzoeksbestel worden onder meer gerekend de KNAW, de NWO en de Koninklijke Bibliotheek. Aangezien het inmiddels zes jaar geleden is dat de KNAW is geëvalueerd, is het nu tijd voor een nieuwe evaluatie.

Sinds de laatste evaluatie van de KNAW in 2007, onder leiding van prof. dr. Louise. Gunning, hebben vele veranderingen plaatsgevonden in het Nederlandse wetenschapsbestel. De discussie over de waarde van het wetenschapsbestel, van (top)onderzoek en van (top)onderzoekers voor Nederland wordt steeds vaker gevoerd. In dit kader is de vraag aan de orde of de Nederlandse wetenschap tot grotere maatschappelijke en economische benutting kan leiden. Het topsectorenbeleid is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Een andere krachtige ontwikkeling betreft de vormgeving van een Europees wetenschapsbestel, waarbinnen de Nederlandse wetenschap zich moet profileren.

Ik wil de KNAW evalueren tegen de achtergrond van bovengenoemde veranderingen in relatie tot de rol die zij vervult in en voor het Nederlandse wetenschapsbestel en op internationaal vlak.

Sinds het uitbrengen van de Strategische Agenda in 2011 heeft de KNAW met veel inzet gewerkt aan het realiseren van de daarin aangegeven doelen en actiepunten. In april 2013 is een aanvullend rapport verschenen waarin een beeld wordt geschetst over hoe ver de organisatie, halverwege de periode van de strategische agenda, is gevorderd met het realiseren van de doelstellingen. Ook wordt een beknopt beeld gegeven van nieuwe aandachtspunten voor de toekomst. Het is wenselijk deze rapportage ook te betrekken bij de evaluatie van de KNAW.

De voorzitter en andere leden zijn gekozen vanwege hun bestuurlijke-, en wetenschappelijke ervaring. De leden hebben aanspraak op een vergoeding per vergadering van € 256,24 (3% van het maximum van schaal 18 BBRA, zoals laatstelijk gewijzigd op 1 april 2009). Dit bedrag is voor de voorzittersfunctie verhoogd met 30% en komt daarmee op € 333,11. Daarnaast krijgen de voorzitter en de in Nederland woonachtige leden een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten volgens het Reisbesluit binnenland. Het buiten Nederland woonachtige lid krijgt een vergoeding voor diens reis- en verblijfkosten op grond van het Reisbesluit buitenland.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

Naar boven