Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 oktober 2013, nr. 2013-0000642030 DCB/CZW/S&B, tot wijziging van de Regeling verzameluitkering in verband met aanpassing van termijnen en een verduidelijking ten behoeve van de uitvoeringspraktijk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 16a, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling verzameluitkering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘vóór 1 juni of 1 december’ vervangen door: vóór 1 maart of 1 september.

B

In artikel 4, tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘besteed’ ingevoegd: in het uitkeringsjaar waarvoor deze is verstrekt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

De wijziging in artikel 2, tweede lid, betreft een aanpassing van de tijdstippen waarop de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de betrokken provincies en gemeenten in kennis stelt van een verhoging van de verzameluitkering tijdens het uitkeringsjaar. Deze tijdstippen zijn naar voren gehaald; vóór 1 juni of 1 december is gewijzigd in vóór 1 maart of 1 september. Op die manier kan eerder worden overgegaan tot uitbetaling van de verhoogde bedragen (per 1 april respectievelijk 1 oktober) en hebben de betreffende overheden beter de gelegenheid het bedrag van de verzameluitkering in het betreffende uitkeringsjaar te besteden.

De aanpassing in artikel 2, tweede lid, heeft ook gevolgen voor de uitvoeringspraktijk bij de verschillende departementen. Als gevolg van de veranderde tijdstippen van informeren van de betrokken provincies en gemeenten, veranderen ook de momenten dat de vakministers de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dienen te informeren over wijziging(en) in de verzameluitkering(en):

  • Wijzigingen waarover de betrokken provincies en/of gemeenten vóór 1 maart geïnformeerd worden, moeten vóór 1 februari van het uitkeringsjaar door de vakminister aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt zijn.

  • Wijzigingen waarover de betrokken provincies en/of gemeenten vóór 1 september geïnformeerd worden, moeten vóór 1 augustus van het uitkeringsjaar door de vakminister aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt zijn.

Deze uitvoeringspraktijk is overigens niet in de regeling vastgelegd, maar vindt plaats op basis van interdepartementale afspraken.

Verder is in artikel 4, tweede lid, inzake de bevoegdheid tot terugvordering van verzameluitkeringen, een verduidelijking aangebracht. Artikel 4, tweede lid, aanhef en onderdeel b, regelt de mogelijkheid een verzameluitkering geheel of gedeeltelijk terug te vorderen indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat deze niet volledig is besteed. Door middel van onderhavige wijziging van artikel 4, tweede lid, onderdeel b, wordt verduidelijkt dat wordt gekeken naar besteding van de verzameluitkering in het uitkeringsjaar waarvoor deze is verstrekt.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. Op die manier kunnen de betreffende vakdepartementen in hun jaarplanning rekening houden met de aangepaste data.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

Naar boven