TOELICHTING
Algemeen
1 Inleiding
De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: wijzigingsregeling) is
aangepast met als doel om resistentie onder ratten en muizen tegen te gaan. Hiertoe
zijn de eindtermen (exameneisen) voor de opleiding voor het bewijs van vakbekwaamheid
voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende schimmels geactualiseerd en
aangevuld met een eindterm over preventie en de wering van plaagdieren (voorkomen
dat overlast ontstaat). Ook is een licentie geïntroduceerd voor de beheersing van
knaagdieren door agrarische ondernemers op hun eigen bedrijf. De invoering van deze
licentie is een reactie op signalen van de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport
(ILT) over gebrek aan kennis van geïntegreerde plaagdierbeheersing bij agrarische
ondernemers en het vermoeden van resistentie onder ratten en muizen.
Tevens is met deze wijzigingsregeling de mogelijkheid geboden om als startende plaagdierbeheerser
voor de periode van maximaal één jaar onder begeleiding van een plaagdierbeheerser
die minimaal vijf jaar in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid voor het
beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen aan het werk te zijn als plaagdierbeheerser.
Hiermee is invulling gegeven aan de wens van de sector van professionele plaagdierbeheersers
om ‘werkend leren’ mogelijk te maken voor toekomstige plaagdierbeheersers.
2 Aanleiding en achtergrond
Vanwege het vermoeden van de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT), destijds
nog de VROM-inspectie, van het bestaan van resistentie onder ratten en muizen heeft
de toenmalige minister van VROM in 2009 een initiatiefgroep plaagdierbestrijding (hierna:
initiatiefgroep) ingesteld. De opdracht aan deze initiatiefgroep was om de signalen
en vermoedens van resistentie nader te onderzoeken en om met aanbevelingen te komen
voor een adequate en door betrokken partijen gedragen aanpak. Vertegenwoordigers van
de opleidings- en exameninstituten, kennis- en onderzoeksinstituten, de sector van
professionele plaagdierbeheersers, LTO Nederland, de industrie en de overheden hebben
zitting genomen in deze initiatiefgroep.
De initiatiefgroep ging in 2009 van start met drie thema’s: de eindtermen voor het
onderwijs voor de beheersing van plaagdieren, het gebruik van rodenticiden (biociden
ter bestrijding van knaagdieren) door agrarische ondernemers en onderzoek naar het
vóórkomen van resistentie.
Wageningen UR (samenwerkingsverband tussen Wageningen University en de Stichting Dienst
Landbouwkundig Onderzoek) (hierna: WUR) heeft in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur
en Milieu en conform het advies van de initiatiefgroep een test ontwikkeld om genetische
resistentie onder de bruine rat voor rodenticiden vast te kunnen stellen. De WUR heeft
vervolgens, verspreid over Nederland 61 monsters verzameld en getest. Deze steekproef
was weliswaar beperkt, maar de resultaten zijn toch zorgelijk: 39% van de onderzochte
ratten blijkt verminderd gevoelig voor rodenticiden. Verder is geconstateerd dat in
het midden en oosten van het land relatief veel zogenaamde homozygote dieren voorkomen.
Onder deze dieren kan resistentie zich sneller ontwikkelen, waardoor bestrijding lastiger
zal worden.
Als reactie op deze verontrustende uitkomsten heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Milieu in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2010/11 27 858, nr. 101) een aantal maatregelen aangekondigd om de resistentieproblematiek aan te pakken.
Deze maatregelen waren in overeenstemming met de aanbevelingen van de initiatiefgroep.
Het betreft onder andere de volgende maatregelen:
-
– aanscherping van de exameneisen voor professionele plaagdierbeheersers;
-
– aanpassing van de vrijstelling in de regeling voor agrarische ondernemers voor het
bewijs van vakbekwaamheid plaagdierbeheersing als het gaat om het toepassen van biociden
tegen knaagdieren op het eigen bedrijf.
Deze maatregelen zijn in deze wijzigingsregeling geconcretiseerd.
Aanscherping van de exameneisen voor professionele plaagdierbeheersers
Een zorgvuldiger en afgewogen gebruik van rodenticiden vermindert de kans op het ontstaan
van resistentie van ratten en muizen. Om die reden is het verplicht gesteld om kennis
te hebben van geïntegreerde plaagdierbeheersing. In de praktijk wordt dit Integrated
Pest Management (hierna: IPM) genoemd. IPM richt zich op wering en preventie van plaagdieren.
Door een combinatie van wering, advies, regelmatige inspectie en detectie wordt in
veel gevallen voorkomen dat biociden ingezet moeten worden. Zo kan in veel gevallen
ongediertepreventie in plaats van ongediertebestrijding worden toegepast. Het inzetten
van biociden voor bestrijding wordt daarbij als een uiterst middel gezien. Na een
bestrijding en het treffen van voorzorgsmaatregelen kan in veel gevallen weer overgegaan
worden op detectie en monitoring van aanwezige plaagdieren zonder dat daar structureel
rodenticiden worden ingezet. Het beschikken over kennis betreffende IPM is opgenomen
als een eindterm voor het onderwijs voor het bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen
van plaagdieren en houtaantastende organismen.
Agrarische ondernemers
In de regeling zoals deze gold voorafgaand aan deze wijzigingsregeling waren agrarische
ondernemers vrijgesteld van de verplichting om te beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid
voor het gebruik van professionele rodenticiden op het eigen bedrijf. Over het algemeen
is de kennis van agrariërs op het terrein van het beheersen van plaagdieren zoals
ratten echter ontoereikend gebleken. Zeker als het gaat om IPM. De initiatiefgroep
is daarom van mening dat deze vrijstelling als het gaat om de bestrijding van knaagdieren
gezien de resistentieproblematiek niet langer houdbaar is. LTO Nederland heeft in
overleg met Bureau Erkenningen (de organisatie voor het verstrekken van gewasbeschermingsmiddelen
licenties), (agrarische) opleidingscentra en exameninstituten, een beperkte, branchegerichte
cursus met bijbehorende eindtermen ontwikkeld voor het weren en beheersen van knaagdieren
door agrarische ondernemers op het eigen bedrijf. Agrarische ondernemers die een bestrijding
willen uitvoeren met rodenticiden hebben nu de mogelijkheid om te kiezen voor het
behalen van een bewijs van vakbekwaamheid of voor een eenvoudigere licentie beperkt
tot het beheersen van muizen en ratten. Uiteraard blijft ook de mogelijkheid bestaan
om een professionele plaagdierbeheerser in dienst te nemen of in te huren.
Opleidingen voor agrariërs die met gewasbeschermingsmiddelen (willen) werken (spuitlicenties)
worden beoordeeld en getoetst door Agrarische Opleiding Centra (AOC’s) onder toezicht
van Bureau Erkenningen van de AOC-Raad. De opleiding voor de bovengenoemde licentie
wordt ook door Bureau erkenningen beoordeeld en getoetst. De examen- en opleidingsinstituten
voor plaagdierbeheersing hebben een toezichthoudende functie op Bureau Erkenningen.
Hierdoor krijgen agrarische ondernemers die al bekend zijn met spuitlicenties niet
te maken met twee exameninstituten en blijft het bij één vertrouwd loket, namelijk
de AOC’s. De spuitlicenties worden uitgegeven in de vorm van een pasje. Van het bezit
van een licentie inzake het beheersen van knaagdieren op het eigen bedrijf kan aantekening
worden gemaakt op die pas. Een vergelijkbare licentie die behaald is in het buitenland
is ook in Nederland geldig mits aan een aangewezen exameninstituut is aangetoond dat
deze gelijkwaardig is en men de Nederlandse taal voldoende beheerst om het etiket
te kunnen lezen en begrijpen.
De verkoop van rodenticiden toegelaten voor professioneel gebruik mag vanzelfsprekend
alleen plaatsvinden aan agrariërs die over een licentie inzake het beheersen van knaagdieren
op het eigen bedrijf beschikken. Agrariërs die beschikken over de licentie mogen alleen
zelf, op het eigen bedrijf de rodenticiden (voor professioneel gebruik) toepassen.
Vervolgonderzoek resistentie
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft een vervolgonderzoek ingesteld
om een beter beeld te krijgen van de exacte omvang de verspreiding en de ontwikkeling
van resistente rattenpopulaties in Nederland. De biociden die gebruikt worden om ratten
en muizen te beheersen zijn door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) beoordeeld en toegelaten. Biociden mogen slechts op de Nederlandse
markt worden gebracht indien de werkzaamheid van de biocide voldoende is aangetoond
en de veiligheid voor dier, mens en milieu voldoende beschermd is. Indien de resultaten
van het vervolgonderzoek daartoe aanleiding geven, zullen door het Ctgb passende maatregelen
genomen worden met betrekking tot de huidige toelatingen.
Startende dierplaagbeheersers
De initiatiefgroep heeft aangegeven dat het wenselijk is om startende dierplaagbeheersers
de kans te geven om al werkend het vak van dierplaagbeheerser onder de knie te krijgen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is daarin meegegaan en heeft het
advies van de initiatiefgroep opgevolgd. Deze wijzigingsregeling maakt het mogelijk
dat een starter, onder de voorwaarde dat hij beschikt over een starterlicentie en
voldoet aan een aantal aanvullende voorwaarden, maximaal één jaar mag meedraaien in
het bedrijfsproces als dierplaagbeheerser zonder te beschikken over een bewijs van
vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen.
3 Hoofdlijnen van de wijziging
Deze wijzigingsregeling voorziet in een toevoeging van geïntegreerde plaagdierbeheersing,
of IPM in de eindtermen van de opleiding voor een bewijs van vakbekwaamheid voor het
beheersen (preventie, afweren en beheersen) van plaagdieren en houtaantastende organismen.
Hiertoe zijn artikel 6.6 en bijlage VI gewijzigd. Verder is het mogelijk gemaakt om
onder begeleiding voor de periode van een jaar al werkend en lerend aan het werk te
gaan als plaagdierbeheerser.
De vrijstelling voor agrariërs om op het eigen bedrijf plaagdieren en houtaantastende
organismen te bestrijden is ingeperkt. Voor het toepassen van biociden voor het bestrijden
van knaagdieren op het eigen bedrijf zal voortaan een licentie behaald moeten worden.
Deze licentie is toegespitst op het toepassen van rodenticiden door agrarische ondernemers.
De wijziging voor wat betreft de beperking van de vrijstelling voor agrariërs zal
op 1 juli 2015 inwerking treden. Opleidings- en exameninstituten, LTO Nederland en
Bureau Erkenningen hebben aangegeven dat de periode vanaf de bekendmaking van dit
besluit tot 1 juli 2015 voldoende is om alle agrariers die in aanmerking willen komen
voor een licentie voor het beheersen van knaagdieren op het eigen bedrijf op te kunnen
leiden.
4 Verhouding tot bestaande regelgeving
De wijzigingen vanwege de resistentieproblematiek met betrekking tot ratten en muizen
en de invoering van de starterlicentie hebben geen gevolgen voor andere bestaande
regelgeving.
5 Uitvoering en handhaving
Wat betreft handhaving en toezicht richt de ILT zich voornamelijk op het gebruik van
biociden door professionals met een vakbekwaamheidsbewijs. De Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) richt zich wat betreft biociden veelal op het gebruik van
biociden door agrarische ondernemers op hun eigen bedrijf. De wijzigingen als gevolg
van deze wijzigingsregeling hebben hiervoor geen gevolgen.
6 Gevolgen
De eindtermen voor de examinering voor het vakbekwaamheidsbewijs voor het beheersen
van een dierplaag zijn inhoudelijk geactualiseerd en aangevuld met eindtermen over
IPM. Veel opleidingen besteden overigens al aandacht aan IPM. De wijziging van de
eindtermen opgesteld is in samenspraak met de initiatiefgroep en de exameninstituten.
Voor wat betreft de starterlicentie moet worden opgemerkt dat dit een formalisering
is van de praktijk zoals die sinds 2002 al plaatsvindt. De kosten voor het behalen
van een starterslicentie bedragen ca. € 225. Er zullen naar schatting 50 startende
dierplaagbeheersers per jaar gebruik maken van deze mogelijkheid.
Agrarische ondernemers die rodenticiden willen blijven gebruiken op hun eigen bedrijf
moeten beschikken over een licentie voor het beheersen van knaagdieren door een agrarische
ondernemer op het eigen bedrijf. Om de administratieve lasten zo beperkt mogelijk
te houden is de daartoe benodigde scholing en toetsing ondergebracht bij het bestaande
opleiding en examineringsysteem voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling mochten rodenticiden
worden gekocht door agrarische ondernemers die ze op hun eigen agrarische bedrijven
toepasten zonder dat ze beschikten over een bewijs van vakbekwaamheid. Deze vrijstelling
wordt in verband met de nieuwe opleidingseisen beëindigd per 1 juli 2015.
De licentie voor het afweren of bestrijden van knaagdieren door een agrarische ondernemer
op het eigen bedrijf kan worden verlengd door het volgen van één kennisbijeenkomst
per vijf jaar of het opnieuw afleggen van een toets.
Navraag bij Bureau erkenningen van de Agrarische Opleidings Centra leert dat een toets
voor een licentie naar verwachting tussen de € 25 en € 50 zal kosten, de kosten voor
de opleidingsdag inclusief lesmateriaal worden geschat op € 90. Deze kosten zijn inclusief
de afgifte van de licentie. Naar schatting zullen 20.000 agrariërs gebruik willen
maken van de mogelijkheid zich te laten scholen. Uitgaande van 20.000 agrariërs komt
dit neer op circa € 2,8 miljoen.
7 Advisering en consultatie
De wijzigingen vanwege de resistentieproblematiek en de invoering van de starterlicentie
zijn afgestemd met de initiatiefgroep en daarmee met de belangrijkste betrokkenen
van de branche van plaagdierbeheersers in Nederland.
De ontwerpregeling is op 6 juli 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
(notificatienummer 2013 0378 NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de
Richtlijn 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van
22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische
voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG
L 217) omdat diverse onderdelen mogelijk technische voorschriften bevatten.
Er is één reactie op de ontwerpregeling ontvangen van de Commissie. De Commissie neemt
aan dat de ontwerpregeling er niet op gericht is om te reguleren welke biociden worden
toegelaten voor professioneel gebruik en vroeg de Nederlandse autoriteiten dit te
bevestigen zodat verzekerd is dat de ontwerpregeling geen invloed heeft op een toelatingsprocedure
op grond van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van
22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU
2012, L 167). De aanname van de Commissie dat de ontwerpregeling geen invloed heeft
op een toelatingsprocedure op grond van Verordening (EU) nr. 528/2012 is juist en
is bevestigd. Uitsluitend in het proces tot toelating wordt bepaald over welke vaardigheden
een toepasser moet beschikken om een biocide juist en veilig te kunnen gebruiken.
Indien de aard van een biocide daar aanleiding toe geeft kan bij de toelating worden
bepaald dat een gebruiker moet voldoen aan de eisen van de ontwerpregeling.
8 Inwerkingtreding/overgangsrecht
Deze wijzigingsregeling treedt met ingang van 1 januari 2014 in werking en daarmee
op een vast verandermoment. Verder is een minimale invoeringstermijn van twee maanden
in acht genomen.
Het introduceren van een licentie en het bieden van een mogelijkheid om deze te verkrijgen
kost tijd. De verwachting is dat naar schatting 20.000 agrariërs gebruik zullen maken
van de mogelijkheid om een licentie te verkrijgen. Om hen daartoe de gelegenheid te
bieden is in overleg met de opleidings- en exameninstituten, LTO Nederland en Bureau
Erkenningen afgesproken dat de verplichting tot het hebben van de licentie pas in
gaat om 1 juli 2015. Daartoe is in onderdeel B bepaald dat het houden van een licentie
voor het beheersen van knaagdieren tot 1 juli 2015 niet verplicht is voor het beheersen
van knaagdieren op het eigen bedrijf.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W. J. Mansveld