Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2013, 2013-0000132184, tot goedkeuring van het Besluit van de Sociale verzekeringsbank houdende regels omtrent de betaling van een periodieke bijdrage van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 87a, vierde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

Goed te keuren het door de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank bij besluit van 18 september 2013 op grond van artikel 87a, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde Besluit, houdende regels omtrent de betaling van een periodieke bijdrage ten laste van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds.

Dit besluit zal met het besluit van de Sociale verzekeringsbank van 18 september 2013 en de toelichting daarop in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 oktober 2013

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

BIJLAGE

Besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 18 september 2013, houdende regels omtrent de betaling van een periodieke bijdrage ten laste van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,

Gelet op artikel 87a, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • CVZ: het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;

  • SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • Wfsv: de Wet Financiering sociale verzekeringen;

  • Ouderdomsfonds: het Ouderdomsfonds, genoemd in artikel 82, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • Zorgverzekeringsfonds: het Zorgverzekeringsfonds, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;

  • Rekening-courant van het CVZ: de rekening-courant, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet;

  • Rekening-courant van de SVB: de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, Regeling Wfsv.

Artikel 2. De voorschotbedragen

  • 1. De SVB brengt maandelijks een voorschotbedrag ten laste van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds, met als valutadatum de vijftiende dag van de maand waarvoor het voorschot bestemd is.

  • 2. Het voorschotbedrag bedraagt een twaalfde gedeelte van het bedrag dat na afloop van het kalenderjaar vermoedelijk verschuldigd is op grond van artikel 87a van de Wfsv.

  • 3. Na afloop van ieder tijdvak van vier maanden berekent de SVB of de hoogte van het voorschotbedrag aanpassing behoeft. De SVB herziet de hoogte van het voorschotbedrag met ingang van de eerstvolgende betaling, indien het voorschotbedrag over de maand die aan de herberekening voorafgaat tenminste 5% hoger of lager is dan een twaalfde gedeelte van het bedrag dat volgens de herberekening na afloop van het kalenderjaar vermoedelijk verschuldigd is op grond van artikel 87a van de Wfsv.

  • 4. De SVB stelt het CVZ na afloop van ieder tijdvak van vier maanden schriftelijk op de hoogte van de herberekening, bedoeld in het derde lid. Dit gebeurt in de kalendermaand, die volgt op het tijdvak van vier maanden.

Artikel 3. De definitieve bijdrage

  • 1. De SVB berekent jaarlijks achteraf welke definitieve bijdrage zij op grond van artikel 87a Wfsv ten laste brengt van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds.

  • 2. De SVB informeert het CVZ uiterlijk op de vijftiende dag van de kalendermaand, die volgt op de kalendermaand waarin de jaarrekening van de SVB is vastgesteld, over de hoogte van de definitieve bijdrage. De SVB legt daarbij een berekening over van de definitieve bijdrage alsmede een accountantsverklaring, waaruit blijkt dat de gerapporteerde bedragen alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeven.

  • 3. Indien de definitieve bijdrage hoger is dan het totaal van de voorschotbedragen die over het betreffende kalenderjaar zijn betaald, dan brengt de SVB het verschil tussen de definitieve bijdrage en het totaal van de voorschotbedragen ten laste van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds.

  • 4. Indien de definitieve bijdrage lager is dan het totaal van de voorschotbedragen die in het kalenderjaar ten laste van het Ouderdomsfonds zijn gebracht, dan brengt het CVZ het verschil tussen de definitieve bijdrage en het totaal van de voorschotbedragen ten laste van het Zorgverzekeringsfonds ten gunste van het Ouderdomsfonds.

Artikel 4. Vergoeding van rente

  • 1. Indien de definitieve bijdrage meer dan 5% hoger is dan het totaal van de voorschotbedragen die over het betreffende kalenderjaar zijn betaald, dan brengt de SVB een rentevergoeding ten laste van het Ouderdomsfonds ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds.

  • 2. Indien de definitieve bijdrage meer dan 5% lager is dan het totaal van de voorschotbedragen die over het betreffende kalenderjaar zijn betaald, dan brengt het CVZ een rentevergoeding ten laste van het Zorgverzekeringsfonds ten gunste van het Ouderdomsfonds.

  • 3. De rentevergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt berekend met toepassing van de dagrentes van het rentepercentage, bedoeld in artikel 5.18, eerste lid, Regeling Wfsv, die gelden in de maanden waarin de verschillen veroorzaakt zijn.

Artikel 5. Wijze van betalen

  • 1. De bedragen die de SVB op grond van dit besluit ten laste brengt van het Ouderdomsfonds boekt zij ten laste van de rekening-courant van de SVB en ten gunste van de rekening-courant van het CVZ.

  • 2. De bedragen die het CVZ op grond van dit besluit ten laste brengt van het Zorgverzekeringsfonds boekt zij ten laste van de rekening-courant van het CVZ en ten gunste van de rekening-courant van de SVB.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amstelveen, 18 september 2013

De voorzitter van de Raad van bestuur,

N.A. Vermeulen

TOELICHTING

Dit besluit regelt de wijze van en het moment van de betaling van een bijdrage van het Ouderdomsfonds aan het Zorgverzekeringsfonds. De betaling is gebaseerd op het verschil tussen het hoge en het lage percentage van de inkomensafhankelijke bijdrage en de lasten van de ouderdomsverzekering. Door inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip wordt het tarief van de inkomensafhankelijke bijdrage voor AOW-ers verlaagd naar eenzelfde tarief als voor het aanvullend pensioen. De derving die daardoor voor het Zorgverzekeringsfonds zou ontstaan, wordt opgevangen door een directe bijdrage vanuit het Ouderdomsfonds aan het Zorgverzekeringsfonds.

In artikel 2 van dit besluit is geregeld dat de SVB maandelijks een voorschot betaalt op het bedrag dat zij na het einde van het kalenderjaar vermoedelijk ten laste van het Ouderdomsfonds moet brengen. Door het betalen van voorschotbedragen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat het Zorgverzekeringsfonds een rentenadeel leidt als gevolg van het feit dat de hoogte van de bijdrage pas definitief kan worden vastgesteld na afloop van het kalenderjaar.

De SVB berekent het voorschot op basis van een redelijke schatting, die zij schriftelijk onderbouwt ten behoeve van het CVZ. Om te voorkomen dat de betaling van voorschotten nodeloos uit de pas gaat lopen met de actuele gegevens maakt de SVB elk tertaal een herberekening. De voorschotten worden aan die herberekening aangepast, als het voorschotbedrag over de maand die aan de herberekening voorafgaat tenminste 5% hoger of lager is dan een twaalfde gedeelte van het bedrag dat volgens de herberekening vermoedelijk verschuldigd is na afloop van het kalenderjaar.

In de maand nadat de jaarrekening van de SVB is vastgesteld, berekent de SVB de definitieve bijdrage die zij ten laste van het Ouderdomsfonds moet brengen. Als de definitieve bijdrage hoger is dan het totaal van de betaalde voorschotten, dan betaalt de SVB een aanvullende bijdrage ten laste van het Ouderdomsfonds aan het Zorgverzekeringfonds. Als de definitieve bijdrage lager is dan het totaal van de voorschotten, dan betaalt het CVZ hetgeen teveel is betaald terug uit het Zorgverzekeringsfonds en ten gunste van het Ouderdomsfonds. Om doelmatigheidsredenen wordt in beide gevallen alleen rente vergoed indien de definitieve berekening meer dan 5% verschilt van totaal van de voorschotbedragen die zijn betaald in het betreffende kalenderjaar. Voor het te hanteren rentepercentage wordt aangesloten bij het rentepercentage dat het Ministerie van Financiën vergoedt over de dagelijkse credit-saldi van de rekeningen-courant die zijn geopend in de centrale administratie van ’s Rijks schatkist op naam van de SVB respectievelijk het CVZ. Alle betaalopdrachten worden aangeboden aan de Rijkshoofdboekhouding ter verwerking.

TOELICHTING

Door de Wet uniformering loonbegrip is met ingang van 1 januari 2013 het tarief van de inkomensafhankelijke bijdrage voor AOW-ers verlaagd naar het niveau van het tarief voor het aanvullend pensioen.

De wet regelt dat de derving voor het Zorgverzekeringsfonds wordt opgevangen door een directe bijdrage vanuit het Ouderdomsfonds aan het Zorgverzekeringsfonds. De financiële positie van de fondsen verandert hierdoor niet; de geldstromen lopen deels anders.

De SVB stelt regels over de termijnen en de wijze waarop de bijdrage betaalbaar wordt gesteld, onder goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met de Ministers van Financiën en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Naar boven