Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 oktober 2013, MinBuZa-2013.286090, tot wijziging van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op de artikelen 10.3 en 10.12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 6 van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder c, komt het eerste onderdeel te luiden:

  • de Koning of het Kabinet van de Koning;.

2. In het tweede lid vervalt onderdeel a.

3. In het tweede lid worden de onderdelen b tot en met e geletterd a tot en met d.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Een afschrift wordt gezonden naar de Algemene Rekenkamer.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans.

TOELICHTING

In artikel 6 van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004 vervalt een van de absolute uitzonderingsgronden voor mandaat, volmacht en machtiging. Het betreft één van de aangelegenheden waarvan de aard zich verzet tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging, te weten, het nemen van een beslissing die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat een dergelijke uitzonderingsgrond tot een onzekere situatie leidt aangezien aan de gemandateerde wordt overgelaten of hij het besluit kan nemen (201207489/1/T1/A3).

Dit onderdeel is derhalve vervallen. De bevoegdheid van de gemandateerde staat daardoor buiten twijfel. Dat laat onverlet dat de gemandateerde zich in een concreet geval moet afvragen of hij zelf van de bevoegdheid gebruik maakt, of dat hij de zaak aan een hiërarchisch hoger geplaatste moet overlaten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans.

Naar boven