Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 28 oktober 2013, nr. IENM/BSK-2013/239469, ter vaststelling van het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Drinkwaterwet, voor 2014 en 2015

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 10, tweede lid, van de Drinkwaterwet;

Besluit:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de Drinkwaterwet is het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen van een drinkwaterbedrijf voor 2014 en 2015 vastgesteld op 70%.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Maximaal toegestane aandeel eigen vermogen

Met het onderhavige besluit is uitvoering gegeven aan artikel 10, tweede lid, van de Drinkwaterwet door het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen van een drinkwaterbedrijf vast te stellen. Het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen dient tweejaarlijks te worden vastgesteld. De met dit besluit maximaal toegestane aandeel eigen vermogen in het totale vermogen geldt voor 2014 en 2015.

Het aandeel eigen vermogen in het totale vermogen wordt ook wel aangeduid met de term solvabiliteit. De solvabiliteit vormt een indicatie van de mate waarin een onderneming in staat wordt geacht voor de langere termijn aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Voor het vaststellen van een maximum aan het aandeel eigen vermogen bestaat geen erkende of veel gebruikte economische methode. Voor 2012–2013 is het maximaal toegestane aandeel eigen vermogen vastgesteld op 70%.1 Er is geen aanleiding dit percentage te wijzigen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven