Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2013

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Besluit:

HOOFDSTUK 1: WETTELIJK KADER

Artikel 1: Wettelijk kader

De normbedragen voor voorzieningen als bedoeld in:

  • artikelen 34a en 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,

  • artikel 2:22 en 2:23 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten,

  • artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies,

  • artikelen 3, 5, 6, 7, 13, 14, 15, 15a, 15b en 18 van het Reïntegratiebesluit,

  • artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 van het Besluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap,

worden vastgesteld op de bedragen, genoemd in de bijlage bij dit besluit.

HOOFDSTUK 2: VERVOERSVOORZIENINGEN ALGEMEEN

Artikel 2: Kilometervergoeding

  • 1. De kilometervergoedingen volgens de normbedragen C22, C25-I en C25-V worden verstrekt op basis van de woon- werkafstand of woon-schoolafstand, volgens de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven.

  • 2. De aftrek van de eigen bijdrage, genoemd in de normbedragen C26-I en C26-II, wordt op dezelfde wijze vastgesteld als in het eerste lid.

Artikel 3: Taxikostenvergoeding

  • 1. Vergoeding volgens het normbedrag C31 wordt verstrekt als de cliënt niet méér dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.

  • 2. De combinatievergoeding volgens het normbedrag C34 wordt verstrekt als de cliënt voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi, maar voor een deel ook gebruik kan maken van ander en goedkoper vervoer.

HOOFDSTUK 3: TOLKEN GEBARENTAAL, SCHRIJFTOLKEN, COMMUNICATIE-ASSISTENTEN EN OVERIGE DIENSTVERLENERS VAN INTERMEDIAIRE ACTIVITEITEN

Artikel 4: Uurvergoeding tolken en overige dienstverleners

  • 1. De uurvergoeding volgens de normbedragen E17-I en E17-III wordt uitsluitend verstrekt voor feitelijke dienstverlening en bij een minimale inzet van:

    • a. één lesuur in onderwijssituaties tussen 08:00 en 18:00 uur op basis van de werkelijke lengte in minuten, of

    • b. één kwartier in alle overige voorkomende situaties.

    Afronding van de te vergoeden getolkte tijd vindt per opdracht en locatie per etmaal plaats naar boven op hele kwartieren.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde uurvergoeding wordt als volgt verhoogd in geval van buitengewone werktijden:

    Maandag t/m vrijdag:

    24.00 uur tot 6.00 uur:

    6.00 uur tot 8.00 uur:

    18.00 uur tot 22.00 uur:

    22.00 uur tot 24.00 uur:

    140%

    120%

    120%

    140%

    Zaterdag:

    24.00 uur tot 6.00 uur;

    6.00 uur tot 22.00 uur:

    22.00 uur tot 24.00 uur:

    140%

    130%

    140%

    Zondag/feestdag:

    24.00 uur tot 24.00 uur:

    145%

    Opdrachten buitenland:

    alle dagen en tijdstippen:

    100%

Artikel 5: Specifieke regels voor opdrachten in het onderwijs

  • 1. Voor opdrachten in het onderwijs wordt de uurvergoeding als volgt gedifferentieerd in percentages van de normbedragen E17-I en E17-III.

    • a. in wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs: 105%

    • b. in het middelbaar (beroeps) onderwijs: 100%

    • c. in het lager onderwijs: 95%

  • 2. De in het eerste lid genoemde percentages worden alleen gewijzigd na overleg met het ministerie van OCW.

Artikel 6: Reisvergoeding van tolken en overige verleners van intermediaire activiteiten

  • 1. Onder reisvergoeding wordt verstaan de vergoeding van de reistijd die als werktijd van de tolk wordt beschouwd, te verhogen met de fiscale norm onkostenvergoeding per kilometer.

  • 2. De reisvergoedingen volgens de normbedragen E17-A1 en E17-A3 worden verstrekt op basis van de aantallen werkelijk gereisde kilometers, verkregen volgens de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven.

  • 3. De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt bij een reisafstand op basis van minimaal één verschil in postcode en van maximaal 2 x 80 kilometer.

  • 4. In afwijking van het derde lid, worden meer kilometers dan 2 x 80 kilometer vergoed indien wordt aangetoond dat van het benodigde type tolk er te weinig op redelijke afstand van de opdrachtlocatie woonachtig zijn. Indien de opdracht in een van de gebieden met enkele met name in de toelichting genoemde postcodes plaatsvindt kan een reisvergoeding op basis van maximaal 2 x 110 kilometer worden toegekend.

  • 5. Ten aanzien van cliënten, die doof én blind of doof én zeer slechtziend zijn, geldt geen maximum voor het aantal te reizen kilometers. Het is toegestaan dat de dienstverlener binnen redelijke grenzen omrijdt voor het ophalen of wegbrengen van deze cliënt.

Artikel 7: Afwijkende vergoeding tolkopdrachten

  • 1. Voor groepsgewijze toepassingen en opdrachten in het buitenland wordt afgeweken van de vergoedingen, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, en artikel 6 en wordt op basis van maatwerk een passende vergoeding verstrekt.

  • 2. Indien er sprake is van teamtolken, waarbij maximaal twee tolken tegelijkertijd voor één cliënt optreden, wordt tot 150% van het geldende normbedrag per team vergoed, uit te keren als 75% per tolk, indien wordt aangetoond dat is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de opdrachtduur is langer dan twee klokuren;

    • b. van tevoren staat vast dat gedurende de opdracht geen (tolk)pauzes mogelijk zijn;

    • c. van tevoren staat vast dat het achtereenvolgens inzetten van verschillende tolken niet mogelijk is;

    • d. de opdrachtduur wordt niet onderbroken door lunchpauzes of koffiepauzes (de laatste van een kwartier of langer);

    • e. informatie over de aard van de opdracht bij de aanvraag wordt gevoegd om verificatie mogelijk te maken.

  • 3. In de leefsfeer wordt voor de vergoeding van teamtolken een percentage van 2 x 100% gehanteerd.

  • 4. Voor opdrachten, die in het buitenland plaatsvinden, wordt geen teamtolkvergoeding verstrekt.

  • 5. Een aanvraag voor vergoeding van tolkopdrachten als bedoeld in het eerste en tweede lid dient zo vroeg mogelijk en in ieder geval uiterlijk drie weken voorafgaand aan de datum van uitvoering te zijn ingediend.

  • 6. Leden 1 t/m 5 zijn niet van toepassing op de personen die doof én blind of doof én slechtziend zijn als bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

  • 7. Onder tolk op afstand wordt verstaan de gediplomeerde tolk die vanuit een eigen werklocatie tolkdiensten verleent aan een gebruiker, die op de locatie dan wel op derde locatie van de tolkdiensten gebruik maakt. De tolk op afstand kan, met uitzondering van de in de toelichting genoemde pilotsituatie, naast de uurvergoeding en naast de aanvulling als bedoeld in het achtste lid geen aanspraak maken op de reisvergoeding.

  • 8. Voor de tolk op afstand als bedoeld in het zevende lid wordt de uurvergoeding E 17-I gehanteerd. Een extra vergoeding voor voorbereiding en afronding van de opdracht wordt in aanvulling op de uurvergoeding verstrekt.

Artikel 8: Annulering van tolkopdrachten

  • 1. Een opdracht, die aantoonbaar binnen 24 uur voor het afgesproken tijdstip van uitvoering wordt geannuleerd, wordt voor 50% van de geldende norm vergoed.

  • 2. Indien de oorzaak van de annulering aan de tolk moet worden toegeschreven, wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 3. Onder geannuleerde tijd wordt ook verstaan de tijd die de opdracht korter heeft geduurd dan oorspronkelijk was geboekt. Dit verschil moet tenminste vijftien minuten hebben bedragen. Verrekening vindt plaats in hele kwartieren. Het totaal van getolkte tijd en geannuleerde tijd mag de oorspronkelijk overeengekomen duur van de opdracht, te bepalen volgens artikel 4, eerste lid, niet overtreffen.

  • 4. De reisvergoeding van geannuleerde opdrachten wordt niet verstrekt. Deze regel geldt ook in de situatie dat het bericht van de annulering de tolk te laat of in het geheel niet heeft bereikt.

Artikel 9: Naamgeving besluit

Dit besluit wordt aangehaald als:

Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2013.

Artikel 10: Datum inwerkingtreding besluit

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 15 januari 2013

B.J. Bruins, voorzitter Raad van Bestuur UWV

BIJLAGE

Code

Beschrijving

Toelichting

t/m 31-12-2012

Vanaf 1-1-2013

Werk*

Onderwijs**

ALGEMENE NORMBEDRAGEN

   
 

Drempelbedrag voorzieningen

         

B11

Drempelbedrag waar beneden geen vergoeding wordt verleend, inclusief BTW.

Voorzieningen die minder dan dit bedrag kosten, worden niet vergoed. Meerdere aangevraagde voorzieningen die ieder minder kosten dan het drempelbedrag kunnen worden opgeteld en vergoed.

€ 124,00

€ 127,00

X

X

VERVOERSVOORZIENINGEN

   
 

Referentieauto

         

C18-II

Normbedrag referentieauto, inclusief BTW.

Een referentieauto is een gemiddeld type auto met standaardfaciliteiten.

€ 16.700,00

€ 21.500,00

X

X

C18-III

Eigen bijdrage verzekeringskosten bij noodzakelijke aanschaf van een auto boven de kosten van de referentieauto

Dit maandelijkse bedrag wordt op de feitelijke maandelijkse kosten in mindering gebracht (eigen bijdrage).

€ 33,90

€ 93,25

X

X

C18-IV

Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting bij noodzakelijke aanschaf van een auto boven de kosten van een referentieauto

Dit maandelijkse bedrag wordt op de feitelijke maandelijkse kosten in mindering gebracht (eigen bijdrage).

€ 29,35

€ 32,85

X

X

 

Inkomensgrenzen voor vervoersvoorzieningen voor het woon- werk en het privé vervoer

         

C20-I

Inkomensgrens woon- werk en privé vervoer

Deze inkomensgrens geldt niet voor het woon- schoolvervoer. Boven deze inkomensgrens is, behalve bij (rolstoel)taxivervoer, geen vergoeding mogelijk.

€ 35.200,00

€ 36.000,00

X

X

C20-III

Inkomensgrens woon- werk en privé vervoer als in één gezin meer vervoersvoorzieningen nodig zijn

Deze inkomensgrens geldt niet voor het woon- schoolvervoer.

€ 52.800,00

€ 54.000,00

X

X

 

Kilometervergoeding bruikleenauto van Welzorg

         

C22

Kilometervergoeding bruikleenauto

Deze vergoeding is bedoeld voor de brandstofkosten van een auto. De eigen bijdrage (C26-I) gaat hier nog vanaf.

€ 0,13

€ 0,13

X

X

 

Kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit

         

C25-I

Personenauto

Dit is een vergoeding voor het bezit en gebruik van een eigen auto. De eigen bijdrage (C26-I) gaat hier nog vanaf.

€ 0,46

€ 0,47

X

X

C25-V

Bestelauto/busje

Dit is een vergoeding voor het bezit en gebruik van een eigen bestelauto of busje. De eigen bijdrage (C26-I) gaat hier nog vanaf.

€ 0,58

€ 0,59

X

X

 

Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer

         

C26-I

Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer per kilometer

Gemiddelde kosten van één kilometer openbaar vervoer in Nederland die op het woon- werkvervoer in mindering wordt gebracht. Dit bedrag is de eigen bijdrage.

€ 0,10

€ 0,14

X

 

C26-II

Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III

De kosten zijn gelijk aan de kosten van het bezit en gebruik van een eigen auto.

€ 0,46

€ 0,47

X

 
 

Vervoerskostenvergoeding voor privé-kilometers

         

C31

Taxikostenvergoeding

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werk/schoolvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 3.770,00

€ 3.855,00

X

X

C32

Vergoeding voor visueel gehandicapten

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werk/schoolvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 1.885,00

€ 1.927,00

X

X

C33

Rolstoeltaxikostenvergoeding

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werk/schoolvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 4.610,00

€ 4.713,00

X

X

C34

Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer)

Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werk/schoolvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag.

€ 1.680,00

€ 1.718,00

X

X

 

Begeleidingskosten

         

C71

Vergoeding reiskosten begeleider per jaar

Jaarlijkse vergoeding als de arbeidsgehandicapte klant niet zelf kan reizen en de begeleider een deel niet samen kan reizen (bijv. de terugweg).

€ 815,00

€ 833,00

X

X

VOORZIENINGEN VOOR INTERMEDIAIRE DIENSTVERLENING

   

E17-I

Uurvergoeding geregistreerde tolk gebarentaal of schrijftolk, exclusief BTW.

Registratie van tolk op www.stichtingrtg.nl

€ 50,35

€ 51,48

X

X

E17-III

Uurvergoeding communicatieassistent en overige intermediaire dienstverlener, exclusief BTW.

Vergoeding voor student-tolk is vervallen.

€ 18,52

€ 18,94

X

X

E17-A1

Reisvergoeding geregistreerde doventolk per kilometer

Inclusief vergoeding voor gereisde werktijd

€ 0,66

€ 0,67

X

X

E17-A3

Reisvergoeding communicatieassistent en overige intermediaire dienstverlener per kilometer

Inclusief vergoeding voor gereisde werktijd; reisvergoeding voor student-tolk is vervallen.

€ 0,29

€ 0,30

X

X

MEENEEMBARE VOORZIENINGEN

   

G21

Daisyspeler, inclusief BTW.

Dit middel moet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd en wordt vanaf 2013 niet meer vergoed.

€ 475

geen vergoeding meer

   

G22-I

Computer/laptop/tablet (één maal per 4 jaar), inclusief BTW.

Deze maximale vergoeding is gericht op een middel zonder aanpassingen.

€ 750,00

€ 750,00

X

X

G23

Hoortoestel, inclusief BTW.

Met ingang van 1 januari 2013 is de zorgverzekeraar volledig verantwoordelijk voor de verstrekking en eventuele vergoeding van hoortoestellen.

€ 700,00

geen vergoeding meer

   

BRUIKLEENVERSTREKKING

   

I12

Een voorziening wordt in bruikleen verstrekt als deze meer kost dan het vastgestelde normbedrag. Beneden dit bedrag wordt er in eigendom verstrekt. Bedrag inclusief BTW.

In geval van bruikleen kunnen additionele kosten als onderhoud en reparatie door UWV worden vergoed.

€ 3.400,00

€ 3.477,00

X

X

JOBCOACHING/PERSOONLIJKE ONDERSTEUNING (alleen werkvoorziening)

   

Q1

Uurvergoeding voor jobcoaching/ persoonlijke ondersteuning, exclusief BTW.

Voor vergoedingen die zijn toegekend vóór 1-9-2012 geldt tot 1-3-2013 een bedrag van € 78,70 per uur.

€ 73,30

€ 73,30

X

 

NORMBEDRAGEN VOOR STARTENDE ZELFSTANDIGEN

   

Z1

Inkomensgrens startende zelfstandigen 3 jaar na de start.

Op basis van het gemiddelde jaarinkomen van de voorgaande drie arbeidsjaren wordt vastgesteld of de zelfstandige nog in aanmerking komt voor vergoeding van voorzieningen. Het gemiddelde jaarinkomen mag dan niet hoger zijn dan het normbedrag Z1.

€ 78.900,00

€ 80.478,00

X

 

Z2

Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen vóór en ná de start, inclusief BTW.

Betreft het maximale bedrag dat kan worden vergoed voor begeleiding vóór de start, waarbij op verantwoorde wijze een start kan worden gemaakt met het zelfstandige beroep of bedrijf en begeleiding ná de start waarbij het starterkrediet toegekend moet zijn door UWV. Begeleiding dat korter duurt dan 4 dagen en langer dan 1 jaar komen niet voor vergoeding in aanmerking.

€ 3.550,00

€ 3.621,00

X

 

Z3

Voorbereidingskrediet startende zelfstandige. Bedrag vergoeding inclusief BTW.

Dit maximale bedrag is bestemd voor oriënterende activiteiten van de starter zoals netwerkcontacten en vakbeurzen. De indexering van het bedrag Z3 volgt de jaarlijkse indexering van het starterskrediet door SZW.

€ 2.777,00

€ 2.832,00

X

 

TOELICHTING

I. Toelichting op de bepalingen van dit besluit

Algemeen

Op grond van de in artikel 1 van dit besluit genoemde wetsartikelen is UWV bevoegd voorzieningen te verstrekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, alsook het onder voorwaarden subsidie verstrekken voor meerkosten die gemaakt zijn voor het aanbrengen van voorzieningen. Voor de verstrekking van de voorzieningen worden normbedragen gehanteerd die periodiek worden vastgesteld. In dit besluit zijn de desbetreffende normbedragen opgenomen, zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2013.

Wijze van aanpassing

Aanpassing van de normbedragen, met uitzondering van de normen die zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, is geen automatisme, maar een beleidsmatige keuze van UWV, binnen de context van kostenbeheersing en het doelmatige gebruik van voorzieningen.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3: Taxikostenvergoeding

Artikel 3, eerste lid: verstrekkingsgrond

De taxikostenvergoedingen volgens de normbedragen C31 t/m C33 zijn, op basis van jurisprudentie, per 1 januari 2011 aangepast en worden sindsdien jaarlijks geïndexeerd. Conform jurisprudentie wordt voor het leefvervoer een vergoeding verstrekt waarmee daadwerkelijk een afstand kan worden overbrugd tussen de 1500 en 2000 kilometer op jaarbasis. Normbedrag C31 wordt verstrekt als men niet meer dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.

Artikel 3, tweede lid: combinatievergoeding

De combinatievergoeding volgens normbedrag C34 wordt verstrekt als men voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi. Men kan dus voor het leefvervoer ook gebruik maken van ander, goedkoper, vervoer.

Artikel 4: Uurvergoeding tolken

Artikel 4, eerste lid: vergoeding alleen bij feitelijke tolkactiviteit

Voor de normvergoedingen E17-I en E17-III geldt dat deze uitsluitend mogen worden gedeclareerd over tijd, waarin daadwerkelijk de gevraagde dienstverlening heeft plaatsgevonden.

Tot deze geleverde tijd behoren met name niet:

  • de lunch- en eventuele dinerpauzes,

  • de ingeroosterde tussenuren en studie-uren in het onderwijs,

  • (geplande) koffie- en theepauzes van langer dan een kwartier.

De werkelijk geleverde tijd is, zo veel als mogelijk,gerelateerd aan objectieve criteria.

Werkelijk geleverde tijd is niet gelijk aan de geboekte of geplande tijd. Duurt de opdracht korter, dan is de kortere tijd volgens de norm declarabel. Het niet gerealiseerde deel is mogelijk declarabel als gedeeltelijk geannuleerde opdracht. Dit geldt ook als de opdracht later dan met de tolk was afgesproken is begonnen.

Daarentegen is bij het uitlopen van de opdracht de langere tijd declarabel volgens de norm. Deze uitgelopen tijd wordt bij de duur van de oorspronkelijke opdracht opgeteld.

De normbedragen E17-III en E17-A3 zijn alleen van toepassing op de communicatie-assistent en de intermediaire dienstverlener. De vergoeding van de student-tolk (studenten gebarentaal en schrijftolk van de Hogeschool Utrecht) vervalt met ingang van 1 januari 2013.

De hoogte van de uurvergoeding

Alle vergoedingen volgens de normbedragen E17-I en E-17-III betreffen maximale normen. Er mogen daarnaast geen kosten apart worden vergoed, tenzij in dit besluit anders is bepaald.

Als een dienstverlener een declaratie voor een lager bedrag indient dan het normbedrag aangeeft, wordt altijd dit lagere bedrag vergoed. Declaraties die op een te hoge uurvergoeding zijn berekend worden retourgezonden.

De samenstelling van de overheadvergoeding

De vergoedingen per getolkt uur volgens de normbedragen E17-I en E17-III zijn vastgesteld inclusief een overhead- en risico-opslag van 43% van het loon- of inkomensgedeelte in de norm.

Deze opslag is bedoeld als tegemoetkoming in de door de werkgever van de dienstverlener dan wel door de zelfstandig werkende dienstverlener te maken kosten, zoals onder meer (tussen haakjes de vastgestelde verdeling van de 43 procentpunten):

  • registratie en onderhoud deskundigheid (8);

  • werkgeverslasten en verzekeringen (7);

  • ondernemersrisico en acquisitie opdrachten (8);

  • kantoor- en administratiekosten (7);

  • inconveniënte tijd, onder meer: pauzes en wachttijd tijdens en tussen opdrachten, alsmede de vrijval als gevolg van te laat geannuleerde opdrachten (totaal 13, inclusief 8 voor annuleringsschade);

  • en voor schrijftolken bovendien: kosten apparatuur, incl. opbouw- en afbraaktijd (maakt onderdeel uit van het inkomensgedeelte van de norm).

Dienstverlening tijdens pauzes

Voor alle opdrachten geldt dat het z.g. doorwerken tijdens pauzes nimmer een reden is voor vergoeding van pauzetijd. Voor vergoeding komt uitsluitend in aanmerking de tijd (in lesuren), gemoeid met alle onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende onderwijsinstelling georganiseerde wettelijke taken, indien en voor zo ver communicatie daarbij een vereiste is. Geen vergoeding wordt verstrekt voor onder meer pauzes, tussenuren, studie-uren etcetera.

Dienstverleners kunnen onder deze voorziening niet worden gedwongen door tewerken, zeker niet tijdens doelbewust vastgestelde rustpauzes. Voor wat betreft programmapauzes dient de cliënt zelf een oplossing te zoeken

Om in aanmerking te kunnen komen voor de hoge vergoeding E17-I dient de tolk gebarentaal of schrijftolk geregistreerd te zijn in het register van de Stichting Register Tolken Gebarentaal.

Als afrondingsregel voor vergoeding geldt:

  • in onderwijssituaties: het lesuur, waaronder wordt verstaan de op de desbetreffende onderwijsinstelling geldende (vaak korter dan een klokuur durende) lengte van de leseenheid;

  • De declaratie van lestijd over één etmaal in één onderwijsinstelling mag over het totaal worden afgerond naar boven op het eerstvolgende hele kwartier;

  • in alle overige situaties: per tolkopdracht naar boven op het eerstvolgende hele kwartier.

Artikel 4, tweede lid: toeslag buitengewone werktijden

Voor de bepaling van de verhoging van de uurvergoeding in geval van buitengewone werktijden is aansluiting gezocht bij de CAO Welzijn. Deze verhoging is uitsluitend van toepassing op de normbedragen E-17-I en E17-III en uitsluitend voor opdrachten binnen Nederland.

Met betrekking tot de vraag welke feestdagen voor een toeslag in aanmerking komen worden de maatschappelijke ontwikkelingen gevolgd.

De achterwachtregeling

Een variant op de normale regeling is de zogenaamde achterwachtregeling. Deze houdt in dat de bemiddelaar voor bijzondere situaties, meestal op ongewone tijdstippen, een tolk regelt. Indien een tolk niet binnen een afstand van 80 cq 110 kilometer kan worden gevonden, mag aan de gevonden tolk een reisvergoeding op basis van het werkelijk gereden aantal kilometers worden verstrekt. De uurvergoeding vindt plaats op basis van het percentage, dat voor het desbetreffende tijdstip geldt. (zie artikel 4 lid 2). Van de achterwachtregeling wordt vooral in de leefsfeer maar soms ook in de werk- en onderwijssfeer gebruik gemaakt.

Artikel 5: Specifieke bepalingen ten aanzien van tolkdiensten in het regulier onderwijs

Artikel 5, eerste lid: differentiatie naar type onderwijs

Aannemelijk is dat in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs de intensiteit van het onderwijs hoger is dan in alle overige vormen van onderwijs. In overleg met het ministerie van OCW is daarom besloten om voor vergoedingen van opdrachten in het HBO en WO een hogere factor te hanteren dan voor overige vormen van onderwijs.

De moeilijkheidsgraad van opdrachten is bij de vaststelling van deze factoren buiten aanmerking gelaten.

Artikel 5, tweede lid: wijziging differentiatie onderwijs

De vastgestelde percentages worden gehandhaafd zolang zij overeenstemmen met de onderwijspraktijk. Als er signalen zijn dat deze overeenstemming er niet meer is, zullen de genoemde percentages in overleg met het ministerie van OCW worden heroverwogen. Naar verwachting is het niet noodzakelijk dat deze heroverweging jaarlijks plaatsvindt.

Artikel 6: Reisvergoeding tolken en overige intermediaire dienstverleners

Artikel 6, eerste lid: samenstelling reisvergoeding

De vergoedingen reizen (normbedragen E17-A1 en E17-A3) bestaan uit een tegemoetkoming voor alle feitelijke kosten van het reizen conform de fiscale norm van € 0,19 per kilometer, verhoogd met een gedeelte van het inkomensdeel volgens de desbetreffende (uur)vergoedingen. Daarmee is reistijd ook gewerkte tijd.

Bij de reisvergoeding volgens het normbedrag E17-A3 wordt de overheadopslag buiten beschouwing gelaten.

Artikel 6, tweede lid: werkelijk gereisde kilometers volgens ANWB-norm

De te vergoeden kilometers gelden alleen wanneer daadwerkelijk is gereisd, ongeacht het vervoermiddel. De kilometers worden uitsluitend berekend met de ANWB-routeplanner volgens de ‘snelste route’ en op basis van volledige postcodes (zie www.anwb.nl). Het gevonden resultaat wordt per enkele reis naar boven op de eerstvolgende hele kilometer afgerond.

Artikel 6, derde lid: meer dan het maximaal toegestane aantal kilometers

Uitgangspunt is dat voor gereisde kilometers uitsluitend toestemming kan worden gegeven ten aanzien van het overschrijden van het bepaalde maximum. Gereisde kilometers kunnen nimmer dubbel worden vergoed. Toekenning van aanvullende vergoedingen, bijvoorbeeld voor parkeer- en veergelden, is uitgesloten. De fiscaal vrijgestelde vergoeding van € 0,19 per gereisde kilometer omvat conform de bepalingen van de Belastingdienst alle kosten die betrekking hebben op vervoer.

Voor overschrijding van de bepaling in artikel 5, derde lid, is voorafgaande toestemming van UWV of Menzis vereist. Deze toestemming wordt alleen gegeven wanneer is aangetoond dat er te weinig tolken binnen redelijke afstand tot de opdrachtlocatie beschikbaar zijn.

Dit geldt, wanneer binnen een afstand van 80 kilometer ten opzichte van de opdrachtlocatie minder dan drie tolken van het door de aanvrager gewenste type woonachtig zijn.

Persoonlijke voorkeur voor een bepaalde tolk kan geen grond zijn voor verhoging van de maximum kilometernorm.

Artikel. 6, vierde lid: uitzonderingen op de hoofdregel 2 x 80 kilometer

Het minimum voor de reisvergoeding wordt bepaald door de postcodes van vertrek en aankomst. Dit betekent dat wanneer vertrek en aankomst in hetzelfde postcodegebied gelegen zijn (volgens de volledige postcode van zes posities) er geen vergoeding wordt verstrekt.

De reisvergoeding wordt met ingang van 1 januari 2012 verstrekt tot maximaal 160 km vice versa per opdracht. Bij samengestelde opdrachten geldt 80 km per enkele opdracht (de reis naar de opdracht) en voor de laatste opdracht van de dag: maximaal 80 km voor de aanreis en maximaal 80 km voor de thuisreis.

In de loop van 2012 bleek dat het in sommige regio’s moeilijk was om een tolk te krijgen die voor het bereiken van de opdrachtlocatie hooguit 80 kilometer (enkele reis) nodig had. Met name bleek dit probleem te bestaan voor het inschakelen van een schrijftolk, een type tolk dat relatief zeldzaam is.

In overleg met Menzis en de tolkenorganisaties is besloten om voor een aantal regio’s een maximum afstand van 2 x 110 kilometer te hanteren. De postcode van de opdrachtlocatie is hierbij bepalend.

Voor schrijftolken en tolken gebarentaal geldt voor de reisvergoeding een afstand van maximaal 2 x 110 kilometer voor opdrachten in regios met een van de volgende postcodes: (de groene zone)

1790 t/m 1799

4300 t/m 4699

5900 t/m 6499

7800 t/m 7899

8400 t/m 9900

Voor alleen schrijftolken geldt voor de reisvergoeding een afstand van maximaal 2 x 110 kilometer voor opdrachten in regio’s met een van de volgende postcode (de blauwe zone)

1600 t/m 1699 (m.i.v. 1 november 2012)

1700 t/m 1799 (m.i.v. 1 november 2012)

7500 t/m 7700

7900 t/m 7999

8300 t/m 8399

Indien – gezien de ligging van de opdrachtsituatie – bovenstaande regels van toepassing zijn, behoeft voor een reisafstand tot maximaal 2 X 110 kilometer niet toestemming vooraf te worden gevraagd.

Op de site van UWV, Menzis en de verschillende tolkenorganisaties is een landkaart van Nederland met de genoemde zones en postcodes opgenomen.

Artikel 6, vijfde lid: De bijzondere positie van de doofblinde cliënt

Personen die naast een ernstige auditieve handicap ook een ernstige visuele handicap hebben waren tot voor kort weinig aanwezig in de werk- of onderwijssfeer. Het is een positieve ontwikkeling dat doofblinde personen geleidelijk aan meer participeren in het onderwijs en in de werksfeer.

UWV wil – in navolging van Menzis – geen beperkingen opleggen aan het aantal kilometers dat de dienstverlener ten behoeve van de doofblinde cliënt moet rijden.

Wanneer er sprake is van een opdracht voor een doofblinde cliënt is een maximum aantal kilometers niet van toepassing. Bovendien mag voor deze groep cliënten door de dienstverlener tegen vergoeding worden omgereden om hen op te halen en/of terug naar huis te brengen, indien de cliënt deze dienstverlening van de dienstverlener vraagt. Om te controleren of een redelijk gebruik van deze mogelijkheid is gemaakt dienen de van toepassing zijnde postcodes in de declaratie te worden vermeld.

Artikel 7: Afwijkende vergoedingen tolkopdrachten

Artikel 7, eerste lid: groepstoepassingen en buitenlandse opdrachten (het zogenoemde Madrid-model)

Voor groepsgewijze toepassingen en toepassingen in het buitenland kunnen speciale afspraken worden gemaakt. Bij toekenning van een vergoeding kan, onder meer op basis van het uitgangspunt ‘goedkoopst adequaat’, naar beneden worden afgeweken van de bepalingen in dit besluit. Voorafgaande toestemming van UWV cq Menzis is een vereiste.

Ook kan ingeval van een groepstoepassing een op de situatie toegesneden vergoeding worden afgesproken voor de werkelijke reis- en verblijfkosten. Dit is een afwijking van de hoofdregel volgens welke reis- en verblijfkosten van de tolk in het buitenland niet worden vergoed,

Aan de bemiddelaar kan worden verzocht om, op basis van de samenstelling van de groep, een aantal tolken van de benodigde typen vast te stellen.

Tolkdiensten in het buitenland hebben vaak een gemengd karakter van onderwijs- en/of werk- en/of leefvoorziening. Daarom hebben Menzis als uitvoerder voor de leefvoorziening en UWV als uitvoerder voor de onderwijs- en de werkvoorziening nadere afspraken gemaakt voor de vergoeding van communicatiediensten in het buitenland. Deze afspraken luiden als volgt:

  • per dag wordt voor iedere benodigde doventolk een vergoeding verstrekt voor het daadwerkelijk benodigde aantal tolkuren, met een maximum van acht. Deze vergoeding wordt door UWV en het zorgkantoor van Menzis indien van toepassing gezamenlijk verstrekt.

  • reis- en verblijfkosten van de tolk, voor zover deze betrekking hebben op het buitenland, worden in het geheel niet vergoed. Uitzonderingen zijn er voor groepsgewijze toepassingen, waarbij als uitgangspunt geldt de werkelijke reis- en verblijfskosten, op basis van een groepsarrangement.

UWV wil bevorderen dat voor een tijdelijk verblijf in het buitenland zoveel mogelijk van ter plaatse beschikbare dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Hiervoor kan een vergoeding worden verstrekt ten behoeve van een doventolk of communicatieassistent ter plaatse, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit. Ingeval van een opdracht waarin ook een leefcomponent is past UWV zich aan de regels van Menzis.

Artikel 7, tweede en derde lid: voorwaarden ten aanzien van de inzet van teamtolken

De bepalingen in artikel 4, vijfde lid, kunnen in bijzondere situaties en na voorafgaande toestemming van UWV worden overschreden, uitsluitend in de vorm van het z.g. ‘teamtolken’. Deze toestemming volgt alleen bij hoge uitzondering en uitsluitend, wanneer is voldaan aan alle in dit lid opgenomen criteria.

Bij de aanvraag dient voldoende informatie gegeven te worden om verificatie mogelijk te maken. Dit geldt met name de nadere omschrijving van de opdracht, de reden waarom teamtolken wordt aangevraagd en de bereikbaarheidsgegevens, inclusief contactpersoon, van de organisatie van het evenement, waarbinnen de tolkopdracht plaatsvindt.

In de criteria is geen bepaling opgenomen voor wat betreft de zwaarte van de opdracht.

Voor werk- en onderwijsopdrachten geldt dat het z.g. doortolken tijdens pauzes nimmer een reden kan zijn voor een aanvraag teamtolken (zie voorts artikel 4, eerste lid, en de toelichting daarop).

De persoonlijke voorkeur van de cliënt voor een bepaalde tolk is nimmer reden tot toestemming voor teamtolken. Via de mede door UWV bekostigde bemiddeling, zoals uitgevoerd door de bemiddelaar, kan gezocht worden naar een doventolk, die bereid is en in staat moet worden geacht de opdracht alleen uit te voeren, tenzij aantoonbaar aan alle criteria is voldaan.

Met ingang van 1 januari 2012 is de teamtolkvergoeding verlaagd tot 150%, uit te keren als 75% per tolk. Hierbij wordt opgemerkt dat een eventuele andere verdeling een zaak is tussen de tolken die gezamenlijk de opdracht uitvoeren.

Artikel 7 derde lid; verschil in percentage vergoeding teamtolken tussen enerzijds werk en onderwijs en anderzijds de leefsfeer

Menzis heeft de wens uitgesproken om de vergoeding van teamtolken met ingang van 1 januari 2013 weer terug te brengen naar 2 x 100%. UWV heeft besloten om, uit hoofde van beheersing van de uitgaven, vast te houden aan een vergoeding van 2 x 75%. In geval van een doofblinde client zal UWV in ieder geval een vergoeding van 2 x 100% verstrekken. In alle overige gevallen worden aanvragen voor de inzet van teamtolken door het UWV-panel teamtolken behandeld (zie onder de toelichting op artikel 7 lid 4)

Artikel. 7, vijfde lid: toestemming vooraf voor de inzet van teamtolken

Voor de behandeling van de aanvragen teamtolken is enige tijd nodig, waartoe de bepaling over de minimale aanvraagtermijnen strekt.

Te laat ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen.

De aanvraagtermijn van drie weken voorafgaand aan de opdrachtdatum is noodzakelijk voor het uitvoeren van de interne beoordelingsprocedure en ter bevordering van de kwaliteit en de uniformiteit van beslissingen. Aanvragen voor groepstoepassingen en buitenlandse opdrachten zijn doorgaans omvangrijk en complex van aard. Ten aanzien van het onderwerp ‘teamtolken’ is op een landelijk beoordelingsteam ingericht.

Artikel 7, zevende lid: omschrijving van tolken op afstand

De tolk op afstand is niet een specifieke functie. Men kan voor de ene locatie als een tolk op locatie werken en voor een andere opdracht als tolk op afstand. Per opdracht moeten beide hoedanigheden strikt worden gescheiden. Eind 2012 is een pilot gestart naar de kwaliteitsnormen waaraan de tolkdienstverlening op afstand zou moeten voldoen.

In de reguliere situatie zal de tolk op afstand een toeslag van 30% krijgen op het basistarief, maar zal niet in aanmerking voor de reisvergoeding.

In de pilotsituatie wordt alleen een reisvergoeding gegeven voor de reis van het huisadres van de tolk naar de studio waar de tolk zijn werkzaamheden in het kader van de pilot verricht. Hierop zijn de regels van artikel 6 van toepassing.

Indien een tolk de werkzaamheden in het kader van de pilot tolken op afstand vanuit huis of andere privé-locatie verricht wordt er geen reisvergoeding verstrekt.

Deze regeling van de tarieven van tolken op afstand heeft een voorlopig karakter. Na afloop van de pilot zal worden geëvalueerd of deze uur- en reisvergoedingen billijk zijn. Indien nodig zal een bijstelling plaatsvinden.

Artikel 7, achtste lid: aanvullende vergoeding voor tolken op afstand

De tolk op afstand wordt in 2013 nog op experimentele basis vergoed. Verwacht wordt dat de tolk op afstand een oplossing kan betekenen voor met name de invulling van tolkopdrachten van korte duur, op onaantrekkelijke tijdstippen en op verre en moeilijk bereikbare locaties. Enerzijds leidt de inzet van tolken op afstand tot een besparing, anderzijds heeft de tolk op afstand meer tijd voor en na de eigenlijke opdracht nodig om de opdracht voor te bereiden en af te ronden. De uurvergoeding wordt op E17-I gesteld, waarboven een aanvulling voor de kosten van o.a. voorbereiding en afronding wordt verstrekt. Deze wordt voorlopig op 30% van de vergoeding E 17-1 gesteld.

Artikel 8: Annulering van tolkopdrachten

In de onderwijssfeer blijkt dat in een groot aantal gevallen de noodzaak tot annulering van de opdracht wordt veroorzaakt door omstandigheden die aan de onderwijsinstelling moeten worden toegeschreven, zoals verhindering van de docent of rooster- of locatiewijzigingen. Aannemelijk is dat ook in overige situaties de annulering slechts in een gering aantal gevallen aan de dienstverlener kan worden toegeschreven.

In 2010 is besloten om in geval van verhindering de tolk voor een vergoeding van 50% van de normvergoeding over de gederfde uren in aanmerking te brengen. Deze vergoeding geldt niet alleen in de onderwijssfeer maar ook in de werksfeer en de leefsfeer en uitsluitend wanneer aantoonbaar de annulering plaatsvindt binnen 24 uur vòòr aanvang van de opdracht.

Voor geannuleerde opdrachten wordt geen reisvergoeding verstrekt. Ook de eigenlijke reiskosten (€ 0,19) worden niet vergoed.

Het melden van de annulering is altijd een verantwoordelijkheid voor de aanvrager, ook als de oorzaak van de annulering niet aan de aanvrager is gelegen.

De reisvergoeding wordt wel verstrekt als de annulering betrekking heeft op een kortere opdracht dan oorspronkelijk was afgesproken. De reisvergoeding moet in deze situatie worden toegeschreven aan het deel van de opdracht dat wel is uitgevoerd.

Naast deze annuleringsvergoeding is de vergoeding, die hiervoor is opgenomen in de overheadopslag in stand gebleven. (Zie de toelichting op artikel 4, eerste lid).

C11 en C13 Motorinvalidenwagens

De motorinvalidenwagens (zowel in bruikleen verstrekt als in eigendom) worden zelden tot nooit meer aangevraagd en verstrekt. Tegenwoordig kiest men in het gros van de gevallen een brommobiel of een scoot(er)mobiel. Daarnaast zijn de kilometervergoedingen voor deze voorzieningen gelijk aan de kilometervergoeding voor een bruikleenauto (C22) en de kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit (C25-I). Gezien het vorenstaande zijn daarom deze bedragen uit het normenschema verwijderd.

C18 1-A

Op grond van artikel 2, lid 3 van het Reïntegratiebesluit moet UWV de goedkoopste, adquate voorziening verstrekken. Dit geldt voor iedere verstrekking. Daarom is dit normbedrag uit het normenschema verwijderd.

C18-II Referentieauto

Het normbedrag van de referentieauto wordt eens in een periode van vijf jaar herzien en weer marktconform gemaakt. Hiervoor is gebruik gemaakt van de uitgave Mobiliteit in cijfers van de stichting Bovag-RAI. Het bedrag van de referentieauto is gelijk aan het bedrag van de gemiddelde, op € 500,–, afgeronde aanschafwaarde van een auto in Nederland.

C18-III Eigen bijdrage verzekeringskosten

De kosten van deze eigen bijdrage zijn afgeleid van een (vol) casco verzekering die hoort bij een auto met een aanschafwaarde gelijk aan de referentieauto en met een no claim van 50% zoals deze berekend zijn door de ANWB.

C18-IV Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting

De kosten van deze eigen bijdrage zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van de motorrijtuigenbelasting in Nederland voor een personenauto die op benzine rijdt en 975 kg zwaar is. Het gewicht is ontleend aan de uitgave Mobiliteit in cijfers van de stichting Bovag-RA|. Het is het gemiddelde gewicht van een auto in Nederland.

C22 Kilometervergoeding bruikleenauto’s

De kilometerkosten van een auto, of die nu op benzine rijdt of op diesel rijdt verschillen niet dermate dat voor iedere brandstof een aparte vergoeding moet gelden. Hetzelfde is ook het geval voor het onderscheid handgeschakeld of een automatische transmissie. Daarom zijn de drie oude kilometervergoedingen C22BA, C22BS en C22D nu vervangen door één bedrag namelijk C22.

C51 Leskilometervergoeding voor lesrijden in eigen auto

Deze vergoeding is reeds een aantal jaren niet meer aangevraagd en toegekend. Steeds vaker wordt gebruik gemaakt van auto’s van aanpasbedrijven die auto’s kunnen ombouwen naar de wensen en eisen van degene die gaat lesrijden. Derhalve is dit normbedrag uit het normenschema verwijderd.

G21 Daisyspelers

Daisyspelers blijken anno 2012 niet meer als een adequate voorziening te kunnen worden beschouwd; bovendien is deze apparatuur algemeen gebruikelijk geworden. Verstrekking van de apparatuur en de bijbehorende software vindt met ingang van 1 januari 2013 niet langer als voorziening plaats. Aanvragen die op uiterlijk 31 december 2012 door UWV zijn ontvangen worden nog in behandeling genomen. Het normbedrag wordt op 1 januari 2013 op € 0,00 gesteld.

G22-1 Computers

Computers in het onderwijs en ten behoeve van het maken van huiswerk zijn de laatste jaren steeds meer algemeen gebruikelijk geworden, UWV heeft in 2012 besloten om voor een aantal onderwijsvormen het bezit en gebruik van een computer als algemeen gebruikelijk te beschouwen. Daarnaast is besloten dat de aanvraag slechts op één type computer betrekking kan hebben. De aanvrager kan dus niet tegelijkertijd of kort achtereenvolgens voor een personal computer, een laptop en een tablet in aanmerking worden gebracht. Omdat de prijzen in de detailhandel een dalende tendens vertonen is de maximum-vergoeding niet gewijzigd.

Ook is besloten dat de verstrekkingsduur wordt verhoogd van drie naar vier jaar. Dit betekent dat de aanvrager, behoudens calamiteiten, geacht wordt ten minste vier jaar met het verstrekte middel te doen.

Het normbedrag betreft alleen de kosten van een standaard computer en dus niet de specifieke aanpassingen of toepassingsmogelijkheden voor personen met een auditieve, visuele of motorische handicap. Voor deze aanpassingen blijft een vergoeding op maat mogelijk.

G23 Hoortoestellen

Op grond van een aanpassing van artikel 2 lid 2 van het Reïntegratiebesluit wordt met ingang van 1 januari 2013 de vergoeding van hoorhulpmiddelen geheel aan de zorgverzekeraars overgelaten. Omdat de behandeling van aanvragen die op uiterlijk 31 december 2012 door UWV zijn ontvangen grotendeels in 2013 zal plaatsvinden wordt het werkproces voor de behandeling van aanvragen hoortoestellen voorlopig in stand gehouden. Op grond van het overgangsrecht blijft het normbedrag G23 van 2012 van toepassing op de aanvragen die vòòr 1 januari 2013 zijn ontvangen,

I11 en I13 Voorzieningen met beheersaspecten

Deze normbedragen zijn bedoeld voor de personen die de aanvraag voor een voorziening in behandeling nemen. Afhankelijk van de aanvraag en afhankelijk van de beslissing die wordt genomen kan een voorziening in eigendom of in bruikleen worden verstrekt. Deze beslissing is voor een aantal voorzieningen afhankelijk van de aanschafwaarde van de voorziening. Bruikleenverstrekking kan met een contract of met een verklaring. Deze aspecten zijn met name van belang voor de behandelaar. Daarom zijn deze bedragen verwijderd en zal voor de behandelaars een andere oplossing worden gekozen.

Voor de cliënten van UWV geldt dat als een voorziening in eigendom wordt verstrekt de kosten van onderhoud en reparatie voor de cliënt blijven. Deze kan UWVniet vergoeden. In geval van een bruikleenverstrekking worden deze kosten wel door UWV, de eigenaar van de voorziening, vergoed. Daarom is normbedrag I12 gehandhaafd.

Q1 Job coach

De normvergoeding voor job coach is op 1 september 2012 vastgesteld het huidige bedrag Q1. Op 1 januari 2013 vindt geen verhoging van dit bedrag plaats.

S1 Uurvergoeding bij intermediaire activiteiten, en E17-III Uurvergoeding communicatieassistent of tolk in opleiding

Omdat voor intermediaire dienstverleners (bijvoorbeeld voorleeshulpen) dezelfde bedragen en criteria gelden als voor de communicatie-assistent is besloten om de geldende normbedragen samen te voegen. De normbedragen S1 en S1-R hebben hierdoor hun afzonderlijke betekenis verloren. Deze bedragen zijn met ingang van 1 januari 2013 vervallen en zijn uit het overzicht normvergoedingen verwijderd.

Z1 Inkomensgrens voor voorzieningen aan startende zelfstandigen

Met ingang van 1 januari 2010 geldt een wettelijke inkomensgrens ten aanzien van de voorzieningen die aan startende zelfstandigen zijn toegekend. Volgens de bedoeling van de wetgever zal deze inkomensgrens moeten worden gehanteerd nadat de eerste drie jaar van de zelfstandige vestiging zijn verstreken. Op grond van het overgangsrecht geldt deze inkomensgrens ook ten aanzien van zelfstandigen aan wie reeds vóór 1 januari 2010 een voorziening is toegekend.

De inkomensgrens geldt voor de voorzieningen die op grond van de artikelen 14 en 15a van het Reïntegratiebesluit aan startende zelfstandigen worden verstrekt; dit betreft dus de meeneembare voorzieningen, de aanpassingen aan de bedrijfsruimte en de intermediaire activiteiten die door de startende zelfstandige worden aangevraagd. De inkomensgrens geldt dus niet voor het starterskrediet en de bijbehorende instrumenten. Voor vervoersvoorzieningen geldt vanaf het eerste moment alleen de specifieke inkomensgrens vervoersvoorzieningen, die ook voor werknemers en werkzoekenden geldt. De formule voor de inkomensgrens is opgenomen in artikel 15 b van het per 1 januari 2010 gewijzigde Reïntegratiebesluit (Staatsblad 2009, 591). Besloten is om de inkomensgrens met de dezelfde factor (1,02) te verhogenwals waarmee het bedrag voor het starterskrediet is verhoogd door het ministerie van SZW.

Om te voorkomen dat een eenmalige piek in het inkomen van de pas gestarte zelfstandige tot een afwijzing of intrekking van voorzieningen leiden, worden de vastgestelde inkomens van de laatste drie jaren gemiddeld. Hiermee kunnen eenmalige uitschieters in het inkomen van de zelfstandige worden genivelleerd (Reïntegratiebesluit, artikel 15b, tweede lid).

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze van vaststelling van het inkomen, dat moet worden gehanteerd voor de inkomensgrens. Hierbij kunnen ook inkomens van partners, echtgenoten of andere gezinsleden worden betrokken. Tot op heden (1 januari 2013) zijn deze regels niet gesteld.

De gevestigde (niet-startende) zelfstandigen komen niet in aanmerking voor de voorzieningen van de Wet WIA. De enige uitzondering op deze regel betreft de zelfstandigen die onder toepassing van de toenmalige Wet Rea een voorziening hebben gekregen en die thans een verzoek indienen tot voortzetting of vervanging van deze voorziening.

Z2 Begeleiding vóór en na de start

De kosten van begeleiding vóór en na de start kunnen op grond van artikel 15, tweede lid van het Reïntegratiebesluit als voorziening in de zin van art. 34a Wet WIA worden vergoed. Deze vergoeding kan worden verstrekt aan alle personen die naar het oordeel van UWV structurele functionele beperkingen hebben en die een zelfstandig beroep of bedrijf willen starten. Bovendien kan deze begeleiding worden verstrekt aan personen, die bij UWV een aanvraag hebben ingediend voor een starterskrediet als bedoeld in artikel 15 van het Reïntegratiebesluit.

Begeleiding vóór de start is in het bijzonder gericht op de voltooiing van het ondernemersplan, waarvoor de startende zelfstandige zelf een eerste aanzet moet leveren.

Begeleiding na de start is in het bijzonder gericht op de versterking van de ondernemersvaardigheden bijvoorbeeld inzake het opstellen van de jaarrekening, de BTW-afdracht en de belastingaangifte. Voor elk van beide vormen kan een vergoeding tot het maximale bedrag van normbedrag Z2 worden verstrekt. Besloten is om de normvergoeding voor begeleiding vòòr en na de start met de dezelfde factor (1,02) te verhogen als waarmee het bedrag voor het starterskrediet is verhoogd door het ministerie van SZW.

Om voor deze begeleiding in aanmerking te komen geldt als voorwaarde dat de startende zelfstandige niet tegelijkertijd in aanmerking is gebracht voor een re-integratietraject of IRO.

Met ingang van 1 januari 2010 heeft de wetgever besloten om de vaststelling van het bedrag aan de gemeenten en aan UWV over te laten, ieder voor hun eigen populatie.

Begeleiding vóór en na de start staat los van het voorbereidingskrediet (zie onder Z3).

Z3 Voorbereidingskrediet

Het voorbereidingskrediet is bestemd voor de bekostiging van marketing-, netwerk- en overige voorbereidingsactiviteiten van de startende zelfstandige. UWV stelt de maximum vergoeding van het voorbereidingskrediet vast op basis van dezelfde factor, waarmee het ministerie van SZW het bedrag van het eigenlijke starterskrediet indexeert. Het laatstgenoemde bedrag wordt jaarlijks in december in de Reïntegratieregeling gepubliceerd. Het voorbereidingskrediet wordt, na toekenning van het eigenlijke starterskrediet, bij dit krediet opgeteld en dient op gelijke wijze onder betaling van het geldende rentepercentage te worden afgelost. Indien de aanvrager zelf besluit om van het eigenlijke starterskrediet af te zien, geldt voor het bedrag van het voorbereidingskrediet een aflossingstermijn van maximaal twee jaar.

In geval van afwijzing door UWV van de eigenlijke aanvraag starterskrediet behoeft het inmiddels verkregen bedrag van het voorbereidingskrediet niet te worden terugbetaald. UWV sluit hiermee aan op de uitvoeringspraktijk van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen.

B.J. Bruins, voorzitter Raad van Bestuur UWV

Naar boven