De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, derde en vierde lid, 137, vijfde
lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117,
vierde en tiende lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid,
van de Wet op de expertisecentra, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging
van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de
Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging
in het primair onderwijs (Stb. 423), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede
lid van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste
lid, 31, 35, tweede lid, en 56a, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen
B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende
bevolking WPO en artikel 8a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WVO;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen voor
het schooljaar 2012–2013 definitief vastgesteld.
1. Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
1.1 Intrekken van de Regeling in mindering brengen uitkeringen
De Regeling in mindering brengen uitkeringen (IMBU-regeling) is met ingang van 1 augustus
2012 ingetrokken. Dit betekent dat de procedure rond de vervangingskosten bij zwangerschap,
WAO, WIA, de Ziektewet en WAZO is vereenvoudigd. De IMBU-regeling gaf invulling aan
het bepaalde in artikel 137, vijfde lid van de WPO. In verband met het intrekken van
de IMBU-regeling wordt nu in de onderhavige regeling aangegeven op welke manier de
minister de inkomsten die het bevoegd gezag dan wel het bestuur van de centrale dienst
direct of indirect geniet vanwege uitkeringen of toelagen waarop door het personeel
aanspraak kan worden gemaakt terugvordert. Dat gebeurt door een korting op de genormeerde
gemiddelde personeelslast. De korting is gebaseerd op de gemiddelde inkomsten waarop
de bevoegd gezagsorganen, gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen
of toelagen. Deze verlaging komt ten laste van de opslag voor het Vervangingsfonds.
In de oude situatie ontvingen schoolbesturen een uitkering of toelage van het UWV
voor personeelsleden die afwezig zijn wegens zwangerschapsverlof of die vallen onder
de WAO, WIA, de Ziektewet of de WAZO. Daarnaast declareerden zij de vervangingskosten
voor personeelsleden met zwangerschapsverlof of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
bij het Vervangingsfonds. Vervolgens vorderde OCW via de IMBU-regeling de UWV-uitkering
weer terug van de schoolbesturen. Het ontvangen geld werd door OCW ingezet voor de
opslag voor het Vervangingsfonds in de prijzen voor de personele bekostiging.
Door het intrekken van de IMBU-regeling en het schrappen van de vergoeding van dit
soort verlof door het Vervangingsfonds, hoeft het schoolbestuur minder administratieve
stappen te zetten. Het schoolbestuur ontvangt de UWV-uitkering en kan deze gebruiken
voor vervangingskosten. De uitkering van het UWV mogen de schoolbesturen behouden
en zal niet meer worden teruggevorderd door OCW. Daar staat tegenover dat in deze
gevallen geen vervangingskosten meer kunnen worden gedeclareerd bij het Vervangingsfonds.
Daarom is de premie voor het Vervangingsfonds omlaag gegaan en zijn de gemiddelde
personeelslasten verlaagd. Deze verlaging is in artikel 2, vierde lid, artikel 11,
vierde lid, en artikel 18, vierde lid, opgenomen en betekent in feite een verlaging
van de opslag voor het Vervangingsfonds.
1.2 Bijzondere bekostiging bij samenvoeging
De artikelen in hoofdstuk 3, paragraaf 2, waarin de bijzondere bekostiging wegens
samenvoeging is geregeld, zijn aangepast. Voorheen ontving een bevoegd gezag in het
eerste jaar na samenvoeging 100% en in het tweede jaar nog 50% van het verschil in
personele bekostiging (en 100% van het verschil in toeslag voor de schoolleiding)
als bijzondere bekostiging. Dat is nu uitgebreid naar vijf jaar. In het eerste jaar
na samenvoeging ontvangt men 100% van het verschil in bekostiging. In het tweede tot
en met vijfde jaar na samenvoeging wordt dat stapsgewijs afgebouwd van 80% tot 20%
van het totale verschil in bekostiging (dus inclusief de toeslag voor de schoolleiding).
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden.
De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden
daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van
het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden is besloten om tot een clustering van alle
bekostigingsregelingen te komen. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsum
bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld.
Ook de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar
2012–2013 worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
3. Bijzondere situaties
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich voordoen
aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2012–2013.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2013 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de
aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen: behalve voor de omschreven groeisituatie in artikel
35 van deze regeling, wordt de groeiregeling in de artikelen 37 en 38 van het Besluit
bekostiging WEC geacht te voorzien in de behoefte aan bekostiging.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij een bepaalde indicatie voor een (v)so-onderwijssoort
krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een
zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld
in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele
leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort
geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden
om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.931,43 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811 af te ronden op
4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van
de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de
berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102-003. Dit formulier is
te downloaden via www.duo.nl
. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
In hoofdstuk 3 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld
en in hoofdstuk 4 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat de aangepaste
bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2012–2013.
Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school
het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met voorgaande regeling met betrekking tot dit schooljaar.
6. Prijsaanpassingen
Door de intrekking van de IMBU-regeling zijn de prijzen met 0,724% verlaagd.
In verband met de ontwikkeling van de werkgeverslasten in de markt heeft het kabinet
voor het jaar 2012 voor de overheidssectoren besloten tot een bijdrage van 0,42% op
jaarbasis en voor het jaar 2013 is een bijdrage van 0,17% beschikbaar. Een deel van
de bijdrage voor 2012 is al verwerkt in de vastgestelde bedragen voor het schooljaar
2011–2012 en een deel van de bijdrage 2013 is in de voorlopige prijzen voor 2013–2014
verwerkt.
Ten opzichte de vastgestelde prijzen voor het schooljaar 2011–2012 zijn de gevolgen
van de volgende maatregelen in de bedragen verwerkt:
-
• Nog niet opgenomen doorwerking van de eerdere salaris- en loonkosten maatregelen,
-
• De doorwerking van het actieplan LeerKracht,
-
• Kabinetsbijdrage werkgeverslasten 2012 en 2013.
De onderdelen van het actieplan LeerKracht die opgenomen zijn in de prijsaanpassing
betreffen dan ook het resterende deel van het budget 2012 en het budget voor de eerste
7 maanden 2013 van:
Ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2011–2012 komt hiermee
de aanpassing per 1 augustus 2012 voor het onderwijzend personeel op –0,278%. Voor
het onderwijsondersteunend personeel en de directie komt deze aanpassing op –0,435%.
Voor de directie is het aanpassingspercentage 0,121%.
De opslag voor het Vervangingsfonds wordt door de intrekking van de IMBU-regeling
per 1 augustus 2012 verlaagd vastgesteld op 4,026% van de loonkosten. De opslag voor
het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 28
Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor
deze bekostiging wordt aangevraagd. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele
bekostiging in 2012–2013 als gevolg van het meetellen van de gewichten van de op 1 oktober
2011 aanwezige zigeunerkinderen.
Artikel 29
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor zijn de aparte gewichten
(0,4 en 0,7) voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden, komen te
vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel bijzondere
bekostiging aan te vragen.
Artikel 30
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis
van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere
bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor
iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Artikel 32
Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft, is
de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland bepalend.
Artikel 33
De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte
kinderen die begeleiding ontvangen van een instelling voor visueel gehandicapte kinderen
hoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve
worden toegekend. Op de eerste schooldag van het schooljaar 2012–2013 wordt er vanuit
het Onderwijsnummer bekeken of een bevoegd gezag in aanmerking komt voor bijzondere
bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen. De bekostiging
gaat in op de 1e van de maand volgend op de datum inschrijving dan wel de indicatie
door de VGK instelling (mits op tijd aangeleverd). Indien de registratie in BRON op
een later tijdstip dan de eerste schooldag plaatsvindt, ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend
op de datum waarop de registratie heeft plaatsgevonden. Dit houdt tevens in dat een
registratie die na 30 juni in het schooljaar heeft plaatsgevonden niet meer leidt
tot bijzondere en aanvullende bekostiging voor dat schooljaar.
Artikel 37
De bijzondere bekostiging voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden
budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO en die is geplaatst in
groep 3 of hoger hoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve
worden toegekend.
Artikel 40
Vanaf 2013 is er jaarlijks € 29,5 miljoen beschikbaar voor de verdere professionalisering
van schoolleiders in het primair onderwijs.
Voor de eerste 7 maanden (65,45%) van het budget voor professionalisering schoolleiders
POis dit in dit artikel geregeld. Vanaf de publicatie van de Regeling personele bekostiging
PO 2013–2014 zal het budget beschikbaar gesteld worden via een verhoging van de directietoeslag.
Artikelen 41, 42 en 43
Het aantal jaren bijzondere bekostiging wegens samenvoeging is uitgebreid van 2 naar
5 jaar. Scholen die per 1 augustus 2011 zijn samengevoegd en volgens de oude regeling
in het schooljaar 2012–2013 nog voor 50% van het verschil in personele kosten en voor
100% het verschil in directietoeslag zouden ontvangen, gaan nu over op de nieuwe systematiek.
In 2012–2013 ontvangen zij 80% van het totale verschil in personele bekostiging, in
2013–2014 nog 60% enz.
Voor de scholen die op 1 augustus 2010 of eerder zijn samengevoegd, eindigt de oude
regeling per 1 augustus 2012 of is al eerder geëindigd. Zij kunnen dan ook géén aanspraak
maken op deze gewijzigde regeling.
Artikel 44
Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren
op de scholen te continueren, waren in de regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar
2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het
aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid
zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften zijn
gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC.
Artikel 45
De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen
zijn niet elke maand even hoog. De manier waarop de bedragen over de maanden zijn
verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de
verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme
is zo goed mogelijk afgestemd op de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon,
afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, etc.).
Uit het verleden blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met
december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting
te kunnen voldoen. De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden van het schooljaar
5 x 6,91 = 34,55% en ze hebben in de laatste 7 maanden van het voorgaande schooljaar
6,12% meer ontvangen dan op dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus
34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee kan aan de betalingsverplichtingen
worden voldaan.
In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding
aan personele kosten nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur
ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat overgehouden wordt
heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus
tot en met december van het volgende schooljaar.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker.