Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 september 2013, nr. PO/B&S/545851, houdende regels voor het vaststellen van de bedragen voor de materiële instandhouding primair onderwijs in Caribisch Nederland voor het jaar 2014 (Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2014)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 97, vierde lid, en 98, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

wet:

Wet primair onderwijs BES.

Artikel 2. Bedrag per school

Het bedrag, bedoeld in artikel 97, derde lid, onder a, van de wet wordt vastgesteld op USD 30.973,65.

Artikel 3. Bedrag per leerling

Het bedrag, bedoeld in artikel 97, derde lid, onder c, van de wet wordt vastgesteld op USD 486,30 per leerling.

Artikel 4. Aanvullende bekostiging: het overgangsbudget

  • 1. Het bevoegd gezag ontvangt voor een school aanvullende bekostiging indien voor het kalenderjaar 2012 een overgangsbudget is vastgesteld.

  • 2. De aanvullende bekostiging bestaat uit het bedrag zoals dat is vastgesteld op grond van artikel 4 van de Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2013, vermeerderd met 1,41%.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling bedragen materiële instandhouding primair onderwijs BES 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

TOELICHTING

Inleiding

De scholen voor het basisonderwijs ontvangen naast de bekostiging voor het personeel een bekostiging voor de materiële instandhouding (mi-bekostiging). De mi-bekostiging is een kalenderjaarbekostiging, in de vorm van een lumpsumbedrag. Dit bedrag is samengesteld uit een bedrag per school en een bedrag per leerling. Grondslag voor de berekening is het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de bekostiging is bedoeld. De mi-bekostiging heeft betrekking op:

onderhoud;

energie- en waterverbruik;

middelen (waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal);

administratie, beheer en bestuur;

schoonmaken;

publiekrechtelijke heffingen.

De rekenregels voor de mi-bekostiging zijn gebaseerd op een vereenvoudigde versie van de regels zoals die in het Europese deel van Nederland gelden. De regels zijn vereenvoudigd omdat op dit moment de onderbouwing van de bekostiging niet kan worden vastgesteld; hiertoe is een gedegen onderzoek noodzakelijk.

Overgangsbudget

Het overgangsbudget geeft uitwerking aan de toezegging die aan de scholen voor basisonderwijs in CN is gedaan, dat zij er in de jaren na 2011 financieel niet op achteruit zullen gaan ten opzichte van peiljaar 2009. Het overgangsbudget was als volgt vormgegeven: scholen die op basis van de rekenregels, bedoeld in de artikelen 2 en 3, minder bekostiging zouden krijgen dan het bedrag dat door de auditdienst over 2009 is opgetekend, krijgen een extra bedrag, het zogenoemde overgangsbudget. Door deze systematiek zou een verhoging in de vergoedingsbedragen voor de scholen met een overgangsbudget geen verhoging van de bekostiging betekenen. Het overgangsbudget zou dan immers lager worden vastgesteld. Om dit te voorkomen is ervoor gekozen om het overgangsbudget zoals is vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 te bevriezen, met de mogelijkheid om deze in de daarop volgende jaren te indexeren.

Prijsbijstelling

De prijzen zijn bijgesteld met 1,41%. Deze bijstelling wordt voor 2014 ook toegepast op de bedragen voor materiële instandhouding in Europees Nederland. Voor volgende kalenderjaren zal een eventuele prijsbijstelling steeds opnieuw worden bezien en zal mede afhankelijk zijn van het beschikbaar stellen van een prijsbijstelling door het Kabinet.

Kosten administratiekantoor

De afgelopen jaren is gewerkt met een aparte subsidie om voor alle scholen in Caribisch Nederland gezamenlijk de diensten van een administratiekantoor te kunnen inkopen. Om dubbele bekostiging te voorkomen, is daartoe een bedrag uit de lumpsum gehaald. Vanaf 2014 zullen de schoolbesturen de kosten voor een administratiekantoor zelf dragen vanuit de lumpsum. De middelen die destijds uit de lumpsum zijn gehaald, worden – vermeerderd met de relevante prijsbijstellingen van de afgelopen jaren – nu weer aan de lumpsum toegevoegd.

Handhaving en uitvoering

Op basis van de uitvoeringstoets van DUO is gebleken dat DUO geen uitvoerings- en handhavingsproblemen voorziet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

Naar boven