De Minister van Financiën,
Gelet op artikel 3:156, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
BESLUIT:
TOELICHTING
Algemeen
In artikel 3:156, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) wordt bepaald
welke bedragen ten hoogste beschikbaar zijn in het geval dat ten behoeve van een in
financieel gevaar verkerende levensverzekeraar gebruik moet worden gemaakt van de
in afdeling 3.5.4. van die wet geregelde opvangregeling voor levensverzekeraars. Op
grond van artikel 3:156, tweede lid, van de Wft worden die bedragen jaarlijks aangepast.
Aanpassing vindt plaats op basis van de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste
solvabiliteitsmarge van levensverzekeraars waarop De Nederlandsche Bank toezicht houdt.
Dit heeft geleid tot vaststelling voor het jaar 2014 van de in artikel 1 van deze
regeling genoemde bedragen, waarbij de cijfers waarop de aanpassing is gebaseerd zijn
ontleend aan de publicatie van de solvabiliteitscijfers op de statistiekwebsite van
De Nederlandsche Bank (www.statistics.dnb.nl
).
Artikelsgewijs
Artikel 1
In artikel 1, eerste lid, wordt het bedrag vastgesteld dat voor toepassing van de
opvangregeling maximaal ter beschikking wordt gesteld (artikel 3:156, eerste lid,
aanhef, van de Wft). Artikel 1, tweede lid, betreft het bedrag dat per opvangsituatie
maximaal ter beschikking kan worden gesteld (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel
a, van de Wft) en het ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan bij het in
werking stellen van de opvangregeling het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet
wordt terugbetaald (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel b, van de Wft).
Artikel 2
Omdat de in de regeling genoemde bedragen voor 2014 worden vastgesteld, treedt deze
regeling in werking op 1 januari 2014.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem.