ARTIKEL I
De Regeling bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1, eerste lid, onderdeel w, wordt ‘open bodemenergiesystemen’ vervangen
door: bodemenergiesystemen.
B
In bijlage C., behorende bij hoofdstuk 2, wordt bij categorie 19 in de tekst in de
kolom ‘Werkzaamheden’ ‘open bodemenergiesystemen’ vervangen door: bodemenergiesystemen.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013.
TOELICHTING
Deze regeling (hierna aangeduid als: wijzigingsregeling 3) heeft tot doel een fout
te herstellen in de Regeling bodemkwaliteit.
Bij de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit van 26 augustus 2013 (hierna aangeduid
als: wijzigingsregeling 21) zijn werkzaamheden met betrekking tot bodemenergiesystemen aangewezen, waarvoor
bedrijven over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit moeten beschikken
om ze te mogen uitvoeren. Wijzigingsregeling 2 zal op 1 oktober 2013 in werking treden.
Bij de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit van 18 april 2013 (hierna aangeduid
als: wijzigingsregeling 12) waren met betrekking tot bodemenergiesystemen al normdocumenten aangewezen, die
de erkende bedrijven bij de uitvoering van de werkzaamheden moeten toepassen. De aanwijzing
betrof de normdocumenten die in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit zijn genoemd
bij de categorieën 18 (voor werkzaamheden met betrekking tot het ondergrondse deel
van bodemenergiesystemen) en 19 (voor werkzaamheden met betrekking tot het bovengrondse
deel van bodemenergiesystemen). Wijzigingsregeling 1 is op 1 juli 2013 in werking
getreden.
In wijzigingsregeling 2 is de aanwijzing van de werkzaamheden met betrekking tot het
bovengrondse deel van bodemenergiesystemen ten onrechte beperkt gebleven tot open
bodemenergiesystemen. Het bij categorie 19 genoemde normdocument, de beoordelingsrichtlijn
BRL KBI 6000-21, heeft echter, anders dan de titel ‘energiecentrale met Warmte en
Koude Opslag (WKO)’ suggereert, ook betrekking op gesloten bodemenergiesystemen. Strikt
genomen wordt het begrip WKO alleen voor open bodemenergiesystemen gebruikt. Bij gesloten
bodemenergiesystemen wordt, anders dan bij open bodemenergiesystemen, geen warmte
en koude opgeslagen.
In de onderhavige regeling is de onterechte beperking van de aanwijzing van werkzaamheden
tot open bodemenergiesystemen hersteld. Hierdoor moeten bedrijven voor alle bodemenergiesystemen
een erkenning hebben om werkzaamheden met betrekking tot het bovengrondse deel van
de systemen te mogen verrichten.
Doordat wijzigingsregeling 3 tegelijkertijd met wijzigingsregeling 2 in werking treedt,
met ingang van 1 oktober 2013, heeft de fout geen gevolgen voor de praktijk. Bedrijven
hoeven overigens pas met ingang van 1 oktober 2014 over een erkenning voor het verrichten
van de aangewezen werkzaamheden met betrekking tot bodemenergiesystemen te beschikken.
Dit volgt uit artikel 5.1.9, zestiende lid, van de Regeling bodemkwaliteit.
Voor een algemene toelichting op de erkenningsregeling voor bodemenergiesystemen wordt
verwezen naar de toelichting bij wijzigingsregeling 2. Daarin zijn ook de regeldruklasten
(deze omvatten zowel inhoudelijke nalevingskosten als administratieve lasten) aangegeven.
Deze gingen er al van uit dat de aanwijzing van werkzaamheden aan het bovengrondse
deel van bodemenergiesystemen betrekking had op alle bodemenergiesystemen, zoals toen
ook al de bedoeling was. Daarom zijn geen aanvullende berekeningen nodig. Hetzelfde
geldt voor de kosten-batenanalyse en voor de markteffecten.
Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is uitgegaan van de vaste
inwerkingtredingsdata van ministeriële regelingen. In afwijking van de minimale invoeringstermijn
van twee maanden, wordt een kortere termijn gehanteerd. Er is voldaan aan een van
de criteria die hiervoor zijn gegeven in de Aanwijzingen voor de regelgeving. Wijzigingsregeling
3 betreft namelijk kleine technische reparaties (het in Aanwijzing 174, vierde lid,
onder c, genoemde criterium). Overigens is, strikt genomen, voor de invoering van
het vereiste van erkenning voor de uitvoering van aangewezen werkzaamheden en de toepassing
daarbij van de voorgeschreven normdocumenten, niet zozeer de datum van inwerkingtreding
van belang, 1 oktober 2013, maar de datum 1 oktober 2014, waarop aan deze vereisten
moet worden voldaan.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.