Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 30 september 2013, nr. IENM/BSK-2013/221276, houdende wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (bodemenergiesystemen)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1, eerste lid, onderdeel w, wordt ‘open bodemenergiesystemen’ vervangen door: bodemenergiesystemen.

B

In bijlage C., behorende bij hoofdstuk 2, wordt bij categorie 19 in de tekst in de kolom ‘Werkzaamheden’ ‘open bodemenergiesystemen’ vervangen door: bodemenergiesystemen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Deze regeling (hierna aangeduid als: wijzigingsregeling 3) heeft tot doel een fout te herstellen in de Regeling bodemkwaliteit.

Bij de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit van 26 augustus 2013 (hierna aangeduid als: wijzigingsregeling 21) zijn werkzaamheden met betrekking tot bodemenergiesystemen aangewezen, waarvoor bedrijven over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit moeten beschikken om ze te mogen uitvoeren. Wijzigingsregeling 2 zal op 1 oktober 2013 in werking treden.

Bij de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit van 18 april 2013 (hierna aangeduid als: wijzigingsregeling 12) waren met betrekking tot bodemenergiesystemen al normdocumenten aangewezen, die de erkende bedrijven bij de uitvoering van de werkzaamheden moeten toepassen. De aanwijzing betrof de normdocumenten die in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit zijn genoemd bij de categorieën 18 (voor werkzaamheden met betrekking tot het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen) en 19 (voor werkzaamheden met betrekking tot het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen). Wijzigingsregeling 1 is op 1 juli 2013 in werking getreden.

In wijzigingsregeling 2 is de aanwijzing van de werkzaamheden met betrekking tot het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen ten onrechte beperkt gebleven tot open bodemenergiesystemen. Het bij categorie 19 genoemde normdocument, de beoordelingsrichtlijn BRL KBI 6000-21, heeft echter, anders dan de titel ‘energiecentrale met Warmte en Koude Opslag (WKO)’ suggereert, ook betrekking op gesloten bodemenergiesystemen. Strikt genomen wordt het begrip WKO alleen voor open bodemenergiesystemen gebruikt. Bij gesloten bodemenergiesystemen wordt, anders dan bij open bodemenergiesystemen, geen warmte en koude opgeslagen.

In de onderhavige regeling is de onterechte beperking van de aanwijzing van werkzaamheden tot open bodemenergiesystemen hersteld. Hierdoor moeten bedrijven voor alle bodemenergiesystemen een erkenning hebben om werkzaamheden met betrekking tot het bovengrondse deel van de systemen te mogen verrichten.

Doordat wijzigingsregeling 3 tegelijkertijd met wijzigingsregeling 2 in werking treedt, met ingang van 1 oktober 2013, heeft de fout geen gevolgen voor de praktijk. Bedrijven hoeven overigens pas met ingang van 1 oktober 2014 over een erkenning voor het verrichten van de aangewezen werkzaamheden met betrekking tot bodemenergiesystemen te beschikken. Dit volgt uit artikel 5.1.9, zestiende lid, van de Regeling bodemkwaliteit.

Voor een algemene toelichting op de erkenningsregeling voor bodemenergiesystemen wordt verwezen naar de toelichting bij wijzigingsregeling 2. Daarin zijn ook de regeldruklasten (deze omvatten zowel inhoudelijke nalevingskosten als administratieve lasten) aangegeven. Deze gingen er al van uit dat de aanwijzing van werkzaamheden aan het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen betrekking had op alle bodemenergiesystemen, zoals toen ook al de bedoeling was. Daarom zijn geen aanvullende berekeningen nodig. Hetzelfde geldt voor de kosten-batenanalyse en voor de markteffecten.

Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is uitgegaan van de vaste inwerkingtredingsdata van ministeriële regelingen. In afwijking van de minimale invoeringstermijn van twee maanden, wordt een kortere termijn gehanteerd. Er is voldaan aan een van de criteria die hiervoor zijn gegeven in de Aanwijzingen voor de regelgeving. Wijzigingsregeling 3 betreft namelijk kleine technische reparaties (het in Aanwijzing 174, vierde lid, onder c, genoemde criterium). Overigens is, strikt genomen, voor de invoering van het vereiste van erkenning voor de uitvoering van aangewezen werkzaamheden en de toepassing daarbij van de voorgeschreven normdocumenten, niet zozeer de datum van inwerkingtreding van belang, 1 oktober 2013, maar de datum 1 oktober 2014, waarop aan deze vereisten moet worden voldaan.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.


X Noot
1

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 26 augustus 2013, nr. IENM/BSK-2013/180443, tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer, de Regeling bodemkwaliteit, de Regeling lozen buiten inrichtingen, de Regeling omgevingsrecht en de Waterregeling (bodemenergiesystemen en BBT-informatiedocument).

X Noot
2

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 18 april 2013, nr. IENM/BSK-2013/15312, tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (actualisering verwijzingen normdocumenten 2013.2 (Stcrt. 26 april 2013, nr. 11037).

Naar boven