Deelregeling stimulering cultuureducatie in het VMBO Fonds voor Cultuurparticipatie

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

Gelet op de overeengekomen samenwerking met het bestuur van het Prins Bernhard Cultuurfonds;

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,

Besluit:

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

Fonds voor Cultuurparticipatie:

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Prins Bernhard Cultuurfonds:

Stichting Prins Bernhard Cultuurfonds

Bestuur:

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie

VMBO:

Door het Ministerie van OCW bekostigd Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs

Cultuureducatie:

Activiteiten gericht op het leergebied kunst en cultuur, het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming of een van de Kunstvakken 2 voor het VMBO en de daaraan verbonden kerndoelen en eindtermen.

Doorgaande Leerlijn:

de uitwerking per leerjaar van wat een kind moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen en eindtermen voor de kunstvakken in het VMBO en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnenschools en buitenschools leren.

Artikel 1.2. Doel

Tweejarige stimuleringssubsidies kunnen worden verstrekt voor het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten op het gebied van cultuureducatie specifiek gericht op het vergroten van de beschikbaarheid van een kwalitatief hoogwaardig aanbod voor cultuureducatie activiteiten in het VMBO.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor een periode van twee jaar.

  • 2. Op basis van deze regeling kan subsidie worden verstrekt voor de periode augustus 2013–juli 2015 en voor de periode augustus 2015–juli 2017.

Artikel 1.4. Beschikbare subsidiebedragen

  • 1. Voor de uitvoering is in totaal € 1.200.000 beschikbaar voor het verstrekken van subsidies vanuit het Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • 2. Per aanvraagronde is maximaal € 600.000 of maximaal 50% van het totaal beschikbare bedrag beschikbaar vanuit het Fonds voor Cultuurparticipatie. Een eventueel overschot uit de eerste ronde wordt besteed aan de verhoging van het plafond van de tweede ronde.

  • 3. De in het eerste en tweede lid genoemde bedragen gelden als subsidieplafond. Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verlagen.

  • 4. Besluiten als bedoeld in het tweede en derde lid worden bekendgemaakt via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

  • 1. Het bestuur weigert, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, subsidie

    • a. als de aanvrager reeds een instellingssubsidie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangt;

    • b. als de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds een meerjarige subsidie ontvangt van een van de rijkscultuurfondsen;

    • c. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • d. als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan een of meer door het Fonds voor Cultuurparticipatie aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • e. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet

    • f. als de aanvraag redelijkerwijs gefinancierd kan worden uit het reguliere taakstellingbudget van de aanvrager of als de aanvraag activiteiten betreft die tot de reguliere taakstelling van de aanvrager horen.

  • 2. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien aan de aanvrager subsidie is of zal worden verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Artikel 1.6. Beperking

Een instelling kan nooit over enige periode tegelijkertijd meerdere subsidies voor dezelfde activiteiten ontvangen op basis van deze of andere deelregelingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 1.7. Vereisten ten aanzien van de aanvrager

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie kan uitsluitend worden gedaan door een instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk en met een culturele doelstelling die aantoonbaar ervaring heeft met het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten op het gebied van cultuureducatie die specifiek gericht zijn op het VMBO.

  • 2. Een aanvragende instelling dient te kunnen aantonen dat deze in de periode van drie schooljaren voorafgaand aan het indienen van de aanvraag, in ten minste twee schooljaren cultuureducatieve activiteiten heeft ontwikkeld voor of uitgevoerd in een school voor VMBO.

  • 3. De aanvrager dient te voldoen aan de voor de betreffende instelling gebruikelijke normen met betrekking tot good governance op het terrein van goed bestuur, adequaat toezicht en transparante verantwoording.

Artikel 1.8. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend voor het uitvoeren van een project:

    • met een looptijd van twee schooljaren, startend in het eerstvolgende schooljaar na indiening van de aanvraag, en

    • dat is gericht op (het opzetten van) een doorgaande leerlijn of op duurzame en intensieve samenwerking tussen school en zijn culturele omgeving, en

    • dat is gericht op SMART-geformuleerde doelen, en

    • dat wordt opgezet en uitgevoerd in samenwerking met ten minste één school voor VMBO, en

    • dat wordt gemonitord en geëvalueerd.

  • 2. Gehonoreerden uit de eerste ronde kunnen een aanvraag indienen voor de tweede ronde indien het plan een andere aanpak betreft dan het eerste plan danwel een vervolgplan is waarbij de uitkomsten van het eerder uitgevoerde plan, het beginpunt zijn voor het vervolgplan.

  • 3. Indien aan het voorgaande niet wordt voldaan wordt subsidie geweigerd zonder een verdere inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.

Paragraaf 2: Procedure

Artikel 2.1. Aanvraagformulier en bijlagen

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt in beginsel digitaal ingediend via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie met behulp van een hiervoor opgesteld formulier voor de betreffende periode.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds voor Cultuurparticipatie en vergezeld gaat van de gevraagde bijlagen zoals op het formulier gemeld.

  • 3. Een aanvrager zendt bij de aanvraag in ieder geval complete jaarverslagen, danwel projectverslagen in waaruit de omvang en reikwijdte van eerdere projecten blijkt alsmede een overzicht van de scholen en klassen waar eerdere projecten plaatsvonden.

Artikel 2.2. Termijnen indiening aanvraag

  • 1. Aanvragen voor de periode augustus 2013–juli 2015 dienen uiterlijk 15 april 2013 om 17:00 uur te zijn ontvangen.

  • 2. Aanvragen voor de periode augustus 2015–juli 2017 dienen uiterlijk 2 maart 2015 om 17:00 uur te zijn ontvangen.

  • 3. Indien het bestuur besluit om een derde ronde te organiseren binnen de looptijd van de tweede ronde wordt het moment van indiening via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie bekend gemaakt.

Artikel 2.3. Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt ten minste € 25.000 per jaar en maximaal € 62.500 per jaar.

  • 2. De subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie bedraagt niet meer dan 30% van de variabele projectkosten.

  • 3. Het Prins Bernhard Cultuurfonds is voornemens het door het Fonds voor Cultuurparticipatie gesubsidieerde bedrag te matchen.

Artikel 2.4. Besluit

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie informeert de aanvrager binnen 13 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over het besluit. Als voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar een over de aanvraag uitgebracht advies wordt de tekst van het advies aan de aanvrager toegezonden.

Paragraaf 3: inhoudelijke beoordeling

Artikel 3.1. Beoordeling

  • 1. Aanvragers waarvan de aanvraag voldoet aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen kunnen worden uitgenodigd voor een gesprek om hun aanvraag toe te lichten aan een onafhankelijke commissie.

  • 2. De commissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria in deze regeling.

  • 3. De commissie stelt een advies op over het honoreren van een aanvraag op basis van de informatie uit de aanvraag en het gesprek.

  • 4. De commissie adviseert over de subsidiehoogte met in achtneming van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 3.2. Inhoudelijke beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. cultuureducatieve kwaliteit;

    • b. organisatorische kwaliteit;

    • c. mate van betrokkenheid van het onderwijs;

    • d. plaats waar de activiteit wordt uitgevoerd, waarbij de regio’s of plaatsen waar weinig aanbod is voor het VMBO voorrang krijgen. Het betreft dan regio’s of plaatsen in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg.

  • 2. Van de in het eerste lid genoemde criteria zal criterium a het zwaarst wegen in de beoordeling, gevolgd door criterium c en d, en weegt criterium b het minst zwaar.

Artikel 3.3. Verdeelsleutel

Het beschikbare bedrag wordt verdeeld over aanvragen die ten minste een voldoende scoren voor criterium a, b en c als benoemd in artikel 3.2. Wanneer er meer aanvragen zijn dan er budget is, zal in het kader van de tender een prioritering worden aangebracht door de commissie uitgaande van de mate waarin aan de criteria uit artikel 3.2. is voldaan.

Paragraaf 4: Verplichtingen en verantwoording

Artikel 4.1. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b. niet geheel aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste lid opgenomen aanvullende verplichtingen aan de subsidie verbinden.

Artikel 4.2. Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont aan de hand van de verantwoording aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De verantwoording wordt ingediend binnen dertien weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verstrekt, zoals die is bepaald in de beschikking.

  • 3. De verantwoording omvat een inhoudelijk en een financieel deel.

  • 4. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een activiteitenverslag dat de volgende onderdelen bevat

    • a. een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten, en

    • b. voor zover van toepassing, een analyse van en toelichting op verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten zoals vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie

  • 5. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

  • 6. De inrichting van de financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting

  • 7. Wanneer de financiële realisatie afwijkt van de begroting dient dat te worden toegelicht.

  • 8. Het bestuur kan nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording stellen.

Artikel 4.3. Vaststelling subsidie

  • 1. Het bestuur stelt de subsidie vast na ontvangst van de complete verantwoording over de subsidieperiode.

  • 2. Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen stelt het bestuur de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Paragraaf 5: Overige bepalingen

Artikel 5.1. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Artikel 5.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van januari 2019. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3. Algemeen Reglement

Op deze deelregeling is tevens van toepassing het Algemeen Reglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 5.4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling stimulering cultuureducatie in het VMBO Fonds voor Cultuurparticipatie

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze: J.J. Knol, directeur-bestuurder.

TOELICHTING

Inleiding

In de komende subsidieperiode (2013–2016) is het verder verbeteren van de kwaliteit van de cultuureducatie een speerpunt in het cultuurbeleid.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie en het Prins Bernhard Cultuurfonds vinden het belangrijk dat in het verlengde van de prioriteit die wordt gegeven aan het basisonderwijs er met name binnen het VMBO ontwikkelingen worden gestimuleerd om de kwaliteit van de cultuureducatie verder te verbeteren teneinde de culturele ontwikkeling van leerlingen te vergroten.

Veel cultuureducatief aanbod dat geschikt is voor het voortgezet onderwijs is niet of minder geschikt voor het VMBO terwijl ongeveer 55% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs VMBO volgt.1

Om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de cultuureducatie binnen het VMBO wordt gestimuleerd heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie in overleg met het Prins Bernhard Cultuurfonds deze subsidieregeling opgesteld.

De keuzes die zijn gemaakt voor de doelstellingen in deze regeling zijn onder meer gebaseerd op een onderzoek dat is uitgevoerd door Bureau Art in opdracht van het Fonds voor Cultuurparticipatie en het Prins Bernhard Cultuurfonds2.

Belangrijkste uitkomst van het onderzoek is dat van de vele programma’s cultuureducatie die zijn ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs een zeer beperkt deel specifiek gericht is op het VMBO en dat deze programma’s vooral afkomstig zijn uit Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland. Voor het aanbod voor het voortgezet onderwijs in het algemeen en voor het aanbod voor het VMBO in het bijzonder geldt verder dat bij veel aanbod niet duidelijk is op welke leerjaren of welke leerwegen dit zich richt.

1. Algemene bepalingen

Definities

Cultuureducatie

Uitgangspunt voor de definitie van cultuureducatie in deze regeling vormt het leergebied kunst en cultuur, het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming of een van de Kunstvakken 2 voor het VMBO en de daaraan verbonden kerndoelen en eindtermen zoals die zijn vastgelegd in het meest recente besluit tot vaststelling van de kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en in de examenprogramma’s muziek, drama, dans, beeldende vorming en kunstvakken 1. In lijn met de onderstaande definitie van een doorgaande leerlijn kan er in samenhang hiermee ook aandacht worden besteed aan cultuur in andere dan de specifiek hiervoor bestemde vakken.

Doorgaande leerlijn:

Uit verschillende onderzoeken (Bamford, Monsma, Oberon) blijkt dat de doorgaande leerlijn een belangrijke voorwaarde is voor goede cultuureducatie. Een doorgaande leerlijn heeft betrekking op:

  • de uitwerking per leerjaar van wat een leerling moet kennen en kunnen aan het eind van de schoolperiode;

  • de plaats van cultuur in andere dan de cultuurvakken;

  • aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs;

  • aansluiting tussen binnenschools en buitenschools.

Een heldere visie en uitwerking van de kerndoelen en eindtermen is nodig voor het opstellen van een doorgaande leerlijn. Goed opgeleide docenten en (educatief) medewerkers met voldoende uren en middelen zijn nodig voor de uitvoering van een doorgaande leerlijn.

Weigeringsgronden

Sub a en b: activiteiten vierjarige instellingen OCW en meerjarig gesubsidieerde instellingen rijkscultuurfondsen

Indien aan de aanvrager vierjaarlijkse subsidie is toegekend op grond van de Regeling op het Specifiek Cultuurbeleid of een meerjarige regeling van een rijkscultuurfonds ligt de bewijslast, dat de aanvraag voor de onderhavige regeling betrekking heeft op andere activiteiten dan die zijn opgenomen in het daarbij goedgekeurde beleidsplan en begroting, volledig bij de aanvrager. Het Fonds voor Cultuurparticipatie zal hier geen nadere stukken over opvragen en gaat er in beginsel vanuit dat cultuureducatieve activiteiten van dergelijke instellingen behoren tot hun reguliere taakstelling.

Sub f: reguliere taakstelling

Gezien het stimuleringskarakter van de regeling kunnen hiervoor geen activiteiten worden opgevoerd die tot de reguliere taak van de aanvrager kunnen worden gerekend.

Vereisten ten aanzien van de aanvrager

Aanvragen is alleen mogelijk als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit. Voor zover hier relevant gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid

De stimuleringssubsidies zijn bedoeld voor instellingen die in de praktijk ervaring hebben opgedaan met het ontwikkelen of uitvoeren van activiteiten op het gebied van cultuureducatie voor het VMBO.

Daarom is het indienen van een aanvraag voor de subsidieronde in 2013 alleen mogelijk als een aanvrager in de periode september 2009 tot en met juli 2012 in ten minste twee schooljaren cultuureducatieve activiteiten heeft ontwikkeld voor of uitgevoerd in het VMBO, en het aanvragen voor de subsidieronde in 2015 alleen mogelijk als een aanvrager in de periode september 2011 tot en met juli 2014 in ten minste twee schooljaren cultuureducatieve activiteiten heeft ontwikkeld voor of uitgevoerd in het VMBO.

Als de aanvrager niet kan aantonen dat hij aan deze eis voldoet, is aanvragen binnen deze regeling niet mogelijk.

Waarvoor kan worden aangevraagd

Een tweejarige subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van activiteiten rond het leergebied kunstzinnige oriëntatie, het vak Culturele Kunstzinnige vorming of een van de Kunstvakken 2, die in samenwerking met ten minste één school voor VMBO worden uitgevoerd door culturele instellingen. Het gaat om activiteiten die zijn gericht op één van of beide onderstaande doelen:

  • 1. Doorgaande leerlijn

    Activiteiten gericht op de ontwikkeling, de verdieping en de vernieuwing van het curriculum voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie teneinde doorgaande leerlijnen te realiseren. Er dient aandacht te zijn voor een onderwijskundige visie waarbij de culturele ontwikkeling van de leerling centraal staat. Hiermee wordt een onderwijskundige verdieping beoogd ten opzichte van het kennismakingsaanbod waaruit cultuureducatie nu veelal bestaat.

  • 2. Relatie scholen en culturele omgeving

    Activiteiten die de relatie versterken tussen scholen en hun culturele omgeving en die de inhoudelijke bijdrage van culturele instellingen aan het behalen van de kerndoelen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie en eindtermen voor het vak CKV vergroten. Het gaat om duurzame en intensieve samenwerking, waarbij bij voorkeur ook de schoolbesturen zijn betrokken.

De activiteiten dienen van start te gaan in het eerstvolgende schooljaar na indiening van de aanvraag. Dit betekent dat aanvragen die uiterlijk 15 april 2013 om 17.00 worden ontvangen van start dienen te gaan in het schooljaar 2013–2014 en dat aanvragen die uiterlijk 2 maart 2015 om 17.00 worden ontvangen van start dienen te gaan in het schooljaar 2015–2016.

Uit de aanvraag dient duidelijk te worden hoe er bij de opzet en uitvoering van het project wordt samengewerkt met een of meerdere scholen voor VMBO en op welke wijze deze betrokken zijn bij de voorbereiding van deze aanvraag.

Uit de aanvraag dient daarnaast te blijken dat de activiteiten zijn gericht op doelen die SMART zijn geformuleerd. ‘SMART-geformuleerd’ betekent dat de doelen specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realisatisch en tijdgebonden dienen te zijn. Verder dienen de activiteiten op zodanige wijze te worden gemonitord en geëvalueerd dat er tussentijds kan worden bijgestuurd en dat kan worden geleerd van de ervaringen die worden opgedaan.

Een instelling die in de eerste ronde is gehonoreerd kan niet in aanmerking komen voor subsidie in de tweede ronde voor eenzelfde plan. Aanvragen van instellingen die in de eerste ronde zijn gehonoreerd komen alleen in aanmerking voor subsidie als het gaat om een andere aanpak dan het gehonoreerde plan of om een plan dat voortbouwt op het gehonoreerde plan.

2. Procedure

Aanvraagformulier en termijnen

Aanvragen worden in beginsel ingediend via het digitale aanvraagsysteem Award Information Management System (AIMS) dat bereikbaar is via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Hiervoor is een account en inlogcode nodig die aangevraagd kan worden door een contactformulier in te vullen dat te vinden is op de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Wij raden instellingen aan om tijdig een account en inlogcode aan te vragen. De verwerkingstijd hiervoor is in beginsel één werkdag.

De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal in het aanvraagformulier opgenomen vragen. Het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen zijn digitaal beschikbaar via AIMS. De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen.

Uiterste indiendatum voor de eerste ronde is 15 april 2013 om 17.00 uur.

Uiterste indiendatum voor de tweede ronde is 2 maart 2015 om 17.00 uur

Op deze data en tijdstippen dient de volledige aanvraag inclusief alle gevraagde bijlagen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie zijn ontvangen. Indien er een derde ronde wordt georganiseerd wordt informatie hierover via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie bekend gemaakt.

Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het aanvraagformulier en de modelbegroting juist zijn ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Na de sluitingstermijn kan geen aanvullende informatie meer worden geleverd. Let er dus op dat uw aanvraag compleet en voldoende helder is, omdat er geen mogelijkheid is om hierover te corresponderen. Hierop worden geen uitzonderingen gemaakt vanwege de tenderconstructie waarop deze regeling is gebaseerd.

Hoogte subsidie

Over de subsidiehoogte wordt door de adviescommissie geadviseerd. Bij toekenning is het subsidiebedrag dat door het Fonds voor Cultuurparticipatie beschikbaar wordt gesteld nooit lager dan € 25.000 per jaar en nooit hoger dan € 62.500 per jaar.

Bij het vaststellen van de hoogte van de bijdrage worden alleen variabele projectkosten, dus geen exploitatiekosten of investeringen, in aanmerking genomen die relevant zijn in het licht van de ondersteuningsmogelijkheden zoals verwoord in paragraaf 1 van deze regeling. De subsidie bedraagt nooit meer dan 30% van de totale variabele projectkosten.

Daarbij geldt dat lasten die op enigerlei wijze tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteit zijn gericht niet tot de variabele projectkosten worden gerekend.

Het Prins Bernhard Cultuurfonds is voornemens de bijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie met een gelijk bedrag te matchen. Uitgangspunt daarbij is het subsidieplafond zoals dat is genoemd in het eerste lid van artikel 1.4 van deze regeling.

Om voor deze matching in aanmerking te komen dient een aanvrager waarvan de aanvraag is gehonoreerd een afschrift van zijn aanvraag bij het Fonds voor Cultuurparticipatie en het subsidiebesluit per post te sturen naar:

Stichting Prins Bernhard Cultuurfonds

Postbus 19750

1000 GT Amsterdam.

De aanvrager ontvangt dan van het PBCF een aparte toekenning.

Het Prins Bernhard Cultuurfonds is afhankelijk van inkomsten uit loterijen, opbrengsten uit CultuurFondsen op Naam, de Anjeractie, donaties, giften, schenkingen en legaten. De belangrijkste inkomstenbronnen zijn loterijen. Indien deze inkomsten onverhoopt weg- of sterk terugvallen, of rendementen op het vermogen van CultuurFondsen op Naam die bestemd zijn voor financiering van de bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds aan de op grond van deze regeling gehonoreerde aanvragen regeling sterk tegenvallen, kan de bijdrage mogelijk niet volledig worden gematcht.

3. Inhoudelijke beoordeling

Het Fonds voor Cultuurparticipatie vraagt over aanvragen advies aan een adviescommissie. De commissie toetst aanvragen aan de criteria uit de regeling, te weten:

  • a. Cultuureducatieve kwaliteit;

  • b. organisatorische kwaliteit;

  • c. mate van betrokkenheid van het onderwijs;

  • d. plaats waar de activiteiten worden uitgevoerd.

ad. a. Cultuureducatieve kwaliteit

Met cultuureducatieve kwaliteit wordt gedoeld op enerzijds de didactische kwaliteit en anderzijds op (bij kunstprojecten) de artistieke kwaliteit en (bij erfgoedprojecten) de kwaliteit van de historische benadering.

Bij kunsteducatieprojecten wordt de artistieke kwaliteit getoetst aan de hand van de creativiteit en vindingrijkheid waarmee de kunstdisciplines in het project aan de orde worden gesteld. Ook de artistieke context waarin de kunstvormen worden aangeboden weegt mee. Bij erfgoedprojecten speelt, naast de creatieve benadering, de wijze waarop het (im-)materieel erfgoed in een historische context wordt geplaatst een belangrijke rol.

De didactische kwaliteit van een project wordt beoordeeld op basis van de omschrijving van de doelstelling en de wijze waarop men tracht deze te realiseren. De afstemming op de doelgroep, de opbouw van het programma en de intensiteit van de begeleiding vormen hierbij significante parameters. Daarnaast wordt gekeken naar de aansluiting op relevante kerndoelen en eindtermen. Ook wordt gekeken naar de professionele kwalificaties van de artistieke en educatieve medewerkers die bij het project betrokken zijn.

ad b. organisatorische kwaliteit: projectplan, begroting en ervaring.

Bij de organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld of het plan vergezeld gaat van een deugdelijkprojectplan met een duidelijke doelstelling, een heldere en acceptabele planning en een realistische begroting, en of de projectleiding beschikt over voldoende ervaring met soortgelijke initiatieven.

ad c. mate van betrokkenheid van het onderwijs

Bij de beoordeling op dit criterium wordt gekeken in hoeverre de aanvraag blijk geeft van nauwe betrokkenheid van en samenwerking met een of meer scholen voor VMBO tijdens de planvorming en de uitvoering. Hiervoor wordt in ieder geval gekeken naar de mate waarin en de wijze waarop afspraken zijn gemaakt en vastgelegd betreffende de ureninvestering van personeel van de scho(o)l(en), de beschikbare lestijd en -ruimte en de financiële bijdrage van de scho(o)l(en).

ad d. plaats waar de activiteiten worden uitgevoerd

Vanwege de beperkte spreiding van cultuureducatieprojecten voor het VMBO, wordt voorrang gegeven aan projecten die tot stand komen in samenwerking met scholen die gevestigd zijn in de provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Flevoland, Zeeland, Noord-Brabant of Limburg.

Van de hierboven genoemde criteria zal criterium a, cultuureducatieve kwaliteit, het zwaarst meewegen in de beoordeling gevolgd door criterium c, mate van betrokkenheid van het onderwijs, en d, plaats waar de activiteit wordt uitgevoerd. Criterium b, organisatorische kwaliteit zal het minst zwaar meewegen in de beoordeling.

Verdeelsleutel

Omdat het aantal aanvragen naar verwachting het beschikbare budget zal overstijgen, werkt het Fonds voor Cultuurparticipatie binnen deze tenderregeling met financiële plafonds per subsidieronde.

De bijbehorende bedragen zijn opgenomen in de regeling.

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria verdeeld in twee categorieën:

  • A: honoreren indien en voor zover het budget toereikend is; en

  • B: niet honoreren.

Instellingen die voor een of meer van de criteria cultuureducatieve kwaliteit, organisatorische kwaliteit of mate van betrokkenheid van het onderwijs een onvoldoendes scoren worden geplaatst in categorie B en worden niet gehonoreerd. De overige aanvragen worden aan de hand van de criteria in volgorde van prioriteit gezet, waarbij de aanvraag die het best aan alle criteria voldoet het hoogst wordt geplaatst, vervolgens de op-een-na-beste aanvraag et cetera. Het beschikbare bedrag als bedoeld in artikel 1.4. wordt vervolgens verdeeld op volgorde van prioriteit.

4. Verplichtingen en verantwoording

Veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de activiteiten niet of anders worden uitgevoerd en prestatieafspraken niet worden nagekomen. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting worden opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden. Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds voor Cultuurparticipatie de subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Een dergelijk besluit zal tot gevolg hebben dat ook het Prins Bernhard Cultuurfonds zijn bijdrage naar rato lager vaststelt of helemaal intrekt.

Dit is voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds voor Cultuurparticipatie om te bepalen of sprake is van een wezenlijke wijziging. Hier is in elk geval sprake van als minder activiteiten worden gerealiseerd dan afgesproken of er wijzigingen zijn ten aanzien van bepalende betrokkenen uit het team.

Subsidies dienen binnen dertien weken na afloop van de subsidieperiode inhoudelijk en financieel verantwoord te worden door de aanvrager.

Verdere informatie over de inhoud van de verantwoording wordt bij het aangaan van de subsidierelatie verstrekt.

5. Tot slot

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Deelregeling Stimulering cultuureducatie in het VMBO Fonds voor Cultuurparticipatie. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.


X Noot
1

CBS, Onderwijs in cijfers, waarbij gelet op het verschil in aantallen leerjaren en omwille van de vergelijkbaarheid is gekeken naar leerjaar 3.

X Noot
2

Bureau ART, Een beroep doen op cultuur, mei 2012

Naar boven