TOELICHTING
1. Inleiding
In de Regeling vervreemdingen woongelegenheden zijn de voorwaarden ten aanzien van
verkopen van woongelegenheden door toegelaten instellingen aan (toekomstige) eigenaar-bewoners
opgenomen, waarvoor op basis van artikel 11c, tweede lid, van het Besluit beheer sociale-huursector
(hierna: Bbsh) vooraf geen toestemming hoeft te worden gevraagd. De accountant controleert
achteraf of de toegelaten instelling voldoet aan de voorwaarden zoals neergelegd in
deze regeling, of dat op grond van artikel 11c van het Bbsh, toestemming is gevraagd
voor de verkoop. Daarnaast zijn de regels met betrekking tot de beperking van de meldingsplicht,
bedoeld in artikel 11d, derde lid, van het Bbsh, in die regeling opgenomen.
Bij deze regeling zijn de voorwaarden voor verkopen van woongelegenheden door toegelaten
instellingen aan natuurlijke personen die in de betreffende woongelegenheid hun hoofdverblijf
hebben of zullen hebben, gewijzigd.
2. De voorwaarden bij verkopen van woongelegenheden aan eigenaar-bewoners.
De in artikel 2 van de Regeling vervreemdingen woongelegenheden bedoelde vervreemdingen
betreffen verkopen aan een natuurlijke persoon die in de betreffende woongelegenheid
zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Bij dit soort verkopen dient de verkoopprijs
minimaal 50% van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van die woning
(inclusief de grond) te zijn.
De eigenaar-bewoner moet bij doorverkoop binnen tien jaren het verschil tussen minimaal
90% en maximaal 100 procent van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik
en het bedrag dat hij daadwerkelijk bij de aankoop van de woongelegenheid betaald
heeft aan de toegelaten instelling terugbetalen om mogelijke speculatie tegen te gaan.
In een koopovereenkomst kan een langere termijn dan 10 jaren worden overeengekomen,
maar niet een kortere.
Indien de woning door de toegelaten instelling verkocht wordt tegen een prijs die
lager is dan 75 procent van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik
dient in de verkoopovereenkomst te worden opgenomen dat de eigenaar-bewoner bij doorverkoop
de waardeontwikkeling (zowel positief als negatief) deelt met de toegelaten instelling,
ongeacht het inkomen van de koper.
Eveneens dient deze waardedeling in de koopovereenkomst te worden opgenomen indien
de woongelegenheid door de toegelaten instelling verkocht wordt tegen een verkoopprijs
die lager dan 90 procent, maar ten minste 75 procent van de onderhandse verkoopwaarde
vrij van huur en gebruik is en het huishoudinkomen van de degenen die de woonruimte
zullen betrekken meer dan € 38.000 bedraagt.
De waardeontwikkeling is het verschil tussen de onderhandse verkoopwaarde vrij van
huur en gebruik op het tijdstip van de vervreemding door de toegelaten instelling
en die waarde bij doorverkoop.
Bij de door de regeling voorgeschreven waardedeling is het percentage van de waardeontwikkeling
dat ten goede of ten laste van de toegelaten instelling komt 1,5 maal (vast verhoudingsgetal)
het verschil tussen 100 en het percentage van het bedrag van de onderhandse verkoopwaarde
vrij van huur en gebruik op het tijdstip van die vervreemding dat die natuurlijke
persoon heeft betaald, met een maximum van 50 procent van de waardeontwikkeling (zie
ook onderstaande tabel).
Indien de verkoopprijs ten minste 75 procent bedraagt van de onderhandse verkoopwaarde
vrij van huur en gebruik is en het huishoudinkomen van de degenen die de woonruimte
zullen betrekken ten hoogste € 38.000 is, is geen waardedeling verplicht. Indien er
in de koopovereenkomst een waardedeling wordt overeengekomen is het percentage van
de waardeontwikkeling dat ten goede of ten laste van de toegelaten instelling komt
maximaal 1,5 maal het verschil tussen 100 en het percentage van het bedrag van de
onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik op het tijdstip van die vervreemding
dat die natuurlijke persoon heeft betaald, met een maximum van 50 procent. Dit betekent
ook dat geen of een waardeling minder dan 1,5 kan worden overeengekomen.
|
Percentage van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik bij vervreemding
|
Verleend kortingspercentage door de toegelaten instelling bij vervreemding
|
(Maximum)percentage van de waardeontwikkeling dat bij doorverkoop ten goede komt aan
of laste komt van de toegelaten instelling
|
|
85
|
15
|
22½
|
|
80
|
20
|
30
|
|
75
|
25
|
37½
|
|
70
|
30
|
45
|
|
65
|
35
|
50
|
|
60
|
40
|
50
|
|
55
|
45
|
50
|
|
50
|
50
|
50
|
De bovengenoemde verhoudingen zijn gebaseerd op de uitkomsten van het door Aedes,
de koepel van de toegelaten instellingen, en de Vereniging Eigen Huis overeengekomen
Fair Value model. Dit model regelt de verhouding tussen het door de toegelaten instelling
verleende kortingspercentage op de onderhandse verkoopwaarde van de woongelegenheid
bij de verkoop en het percentage van de deling in de (positieve of negatieve) waardeontwikkeling
door de toegelaten instelling bij een toekomstige terug-/doorverkoop van de woongelegenheid.
De verhouding tussen de korting en de waardedeling wordt periodiek getoetst en zo
nodig herzien.
3. Bepaling van het huishoudinkomen
De grens van € 38.000 is bepaald naar aanleiding van gesprekken met diverse (praktijk)deskundigen.
Bij het toestaan voor alle potentiële kopers van een verkoopprijs met grote korting
zou dit leiden tot vraaguitval en prijsbederf op de particuliere vastgoedmarkt. Daarom
is er voor gekozen om deze mogelijkheid te beperken tot personen die bij gewone marktprijzen
en marktomstandigheden minder geneigd zullen zijn de sprong naar de koopsector te
maken. Het gaat dan gaat dan om huishoudens met een inkomen tot € 38.000 euro per
jaar. Een korting op de verkoopprijs voor deze groep kan het potentiële aanbod voor
deze groep inkomens daadwerkelijk vergroten. De hoogte van het huishoudinkomen zal
worden aangepast op basis van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.
Voor de bepaling van het huishoudinkomen verstrekt de potentiële koper aan de toegelaten
instelling een ondertekende verklaring over de samenstelling van het huishouden, alsmede
gegevens waaruit het huishoudinkomen blijkt.
Het huishoudinkomen is de som van de verzamelinkomens van alle leden van het gezin,
met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen, die de woongelegenheid na de koop zullen betrekken. Het verzamelinkomen
is in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gedefinieerd als het gezamenlijke
bedrag van het inkomen uit werk en woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang en
het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren
inkomen.
Ter bepaling van het huishoudinkomen worden de verzamelinkomens gebruikt betreffende
het jaar voorafgaand aan de koop, geïndexeerd met een factor I1, of over het jaar
daaraan vooraf gaand, geïndexeerd met een factor I2. Deze indices hebben betrekking
op de gemiddelde inkomensstijging en de hoogten van I1 en I2 worden jaarlijks door
het Rijk gepubliceerd Over 2012 resp. 2011 wordt geïndexeerd met index I1 (=1,0042)
resp. index I2 (=1,0183).
Het huishoudinkomen wordt vastgesteld aan de hand van de aanslag of voorlopige aanslag
inkomstenbelasting (IB60-formulier) over een van de twee kalenderjaren voorafgaand
aan het jaar waarin de koopovereenkomst wordt gesloten.
Indien deze gegevens niet of nog niet bekend zijn, wordt het huishoudinkomen bepaald
op basis van andere gegevens waaruit het huishoudinkomen blijkt, of op grond waarvan
dat inkomen zo nauwkeurig als redelijkerwijs mogelijk kan worden geschat. In het derde
lid, onderdelen a tot en met c, is bepaald welke gegevens dan verstrekt moeten worden.
Indien de inkomensgegevens niet bekend zijn bij de Belastingdienst, bijvoorbeeld omdat
hij ook als persoon niet bij die dienst bekend is, dient hij een schriftelijke verklaring
van de Belastingdienst over te leggen dat over hem geen inkomensgegevens beschikbaar
zijn. De koper en zijn medebewoners dienen daarnaast een door hen opgestelde en ondertekende
inkomensverklaring in. In de inkomensverklaring vermeld de betrokkene ten minste het
geschatte huishoudinkomen en indien van toepassing een verklaring die melding maakt
van het benutten van fiscale aftrekposten of van winst uit onderneming. Bij de inkomensverklaring
worden de bescheiden gevoegd die aantonen dat die verklaring juist en volledig is.
Deze bescheiden bestaan uit hetzij een jaaropgave van werkgever(s) dan wel uitkeringsinstantie(s)
over het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de koopovereenkomst wordt gesloten
hetzij een loonstrook of uitkeringsspecificatie met betrekking tot één kalendermaand,
welke niet ouder is dan 6 maanden. Een loonstrook met betrekking tot één kalendermaand
kan bestaan uit een maandloonstrook of 4 direct opeenvolgende weeksalarisstroken.
Daarnaast dient de potentiële koper – indien er sprake is van winst uit onderneming
of van nieuw ontstane of gewijzigde fiscale aftrekposten die nog niet (aangepast)
vermeld staan op de inkomensgegevens van de Belastingdienst – stukken ter onderbouwing
daarvan aan de toegelaten instelling over te leggen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht
worden aan het overleggen van een recente winst- en verliesrekening.
In het geval dat het actuele huishoudinkomen aantoonbaar zodanig lager is dan het
verzamelinkomen zoals bekend bij de Belastingdienst dat het onder de inkomensgrens
valt, kan de woningzoekende aanvullend een door hem opgestelde en ondertekende inkomensverklaring
en bescheiden ter onderbouwing van die verklaring aan de toegelaten instelling overleggen
ter toetsing van het huishoudinkomen. Die bescheiden zijn dezelfde als die, welke
dienen te worden overgelegd als er sprake is van inkomensgegevens die nog niet bekend
zijn bij de Belastingdienst. In het onderstaand schema wordt de toetsing van het huishoudinkomen
weergegeven.
Schematisch
De toegelaten instelling dient enkel dit schema toe te passen indien ze een woning
verkoopt aan een eigenaar die er zijn hoofdverblijf in heeft of zal hebben, tegen
een verkoopprijs van minimaal 75 procent van de onderhandse verkoopwaarde vrij van
huur en gebruik aan een persoon met een huishoudinkomen lager dan 38.000 en er geen
waardedeling in de koopovereenkomst wordt afgesproken.
|
Toetsing huishoud inkomen
|
|
A. Op basis van de aanslag inkomstenbelasting (aanslag IB) of een IB60 formulier
|
|
B. Indien de aanslag inkomstenbelasting (aanslag IB) of een IB60 formulier niet bekend
zijn bij de Belastingdienst.
|
|
C. Indien het huishoudinkomen aantoonbaar is gewijzigd vanwege verandering van baan,
ontslag, gewijzigde gezinssituatie, maar bijvoorbeeld ook vanwege het meegerekend
zijn van het inkomen van inwonende kinderen in het IB60- formulier.
|
A. Toetsing huishoudinkomen op basis van IB60-formuier(en)/aanslag(en) IB
|
Door koper(s) aan te leveren
|
Door toegelaten instelling uit te voeren toets
|
|
1. Een door hem/hen opgestelde en ondertekende verklaring over de samenstelling van
het huishouden, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen
|
1. Check de samenstelling van het huishouden (kopers en eventuele medebewoners m.u.v.
minder- en meerderjarige kinderen) en bepaal aan de hand daarvan het gezamenlijk huishoudinkomen
|
|
2. De aanslag(en) of voorlopige aanslag(en) inkomstenbelasting of de inkomensgegevens,
bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (IB60
formulier), van degenen die de woning wensen te betrekken, over een van de twee kalenderjaren
voorafgaand aan het jaar waarin de koopovereenkomst wordt gesloten
|
2.1 Toets het gezamenlijk huishoudinkomen van kopers en overige leden huishouden (indien
van toepassing) op basis van aanslag(en) IB of IB60-formulier(en) uit 2012 of 2011
2.2. Bepaal het actuele huishoudinkomen:
• Huishoudinkomen is verzamelinkomen van degenen die de woning na aankoop willen betrekken
• Indexeer het huishoudinkomen:
– Verzamelinkomen(s) als door Belastingdienst vastgesteld over 2012 x 1,0042,
– Verzamelinkomen(s) als door Belastingdienst vastgesteld over 2011 x 1,0183
|
| |
3. Bepaal of het gezamenlijk huishoudinkomen lager of gelijk is aan de inkomensgrens
(€ 38.000 met ingang van 1 oktober 2013)
|
B. Toetsing huishoudinkomen indien de aanslag inkomstenbelasting (aanslag IB) of een
IB60 formulier niet bekend zijn bij de Belastingdienst
|
Door koper(s) aan te leveren
|
Door toegelaten instelling uit te voeren toets
|
|
1. Een door hem/hen opgestelde en ondertekende verklaring over de samenstelling van
het huishouden, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen
|
1. Check de samenstelling van het huishouden (kopers en eventuele medebewoners m.u.v.
minder- en meerderjarige kinderen) en bepaal aan de hand daarvan het gezamenlijk huishoudinkomen.
|
|
2. Per betrokkene een schriftelijke verklaring van een functionaris van de rijksbelastingdienst
die bij regeling van de Minister van Financiën als inspecteur is aangewezen, dat de
aanslag of voorlopige aanslag inkomstenbelasting of de inkomensgegevens, bedoeld in
artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van degene die
de woning wensen te betrekken niet bekend zijn bij de rijksbelastingdienst
|
2. Check per betrokkene de schriftelijke verklaring van de Belastingdienst dat inkomensgegevens
van (het) betreffende lid/leden van het huishouden daar niet bekend zijn
|
|
3. Elke betrokkene stel een inkomensverklaring op en ondertekent deze. Deze verklaring
dient minimaal de volgende elementen te bevatten omtrent de geschatte omvang van het
actuele inkomen:
• inkomen uit arbeid;
• inkomen uit vermogen. Indien dit in tegenstelling tot inkomen uit arbeid onveranderd
is, kan hiervoor worden verwezen naar het inkomen uit vermogen (box 3), aangegeven
op het IB60-formulier of naar de aanslag IB;
• vakantiegeld (ja/nee, hoogte);
• eventuele 13e maand;
• eventueel inkomen uit onderneming of freelance-activiteiten.
|
3. Controleer het geschatte inkomen per betrokkene en bepaal het jaarinkomen op basis
van de door hem opgestelde en ondertekende inkomensverklaring en onderliggende bewijsstukken.
• Jaaropgaven van werkgever(s) of uitkeringsinstanties: inkomen = het loon voor loonheffing
(vermeld op de opgave als ‘fiscaal loon’, ‘loonheffing loon’, ‘LH-loon’, ‘heffingsloon’
of ‘loon voor loonbelasting/premies’)
• Recente loonstrook/uitkeringsspecificatie (1 loonstrook/specificatie is voldoende):
– Het loon voor loonheffing (zie uitleg vorige bullit) x 12 (indien loon/uitkering
maandelijks wordt uitbetaald), of
– Het loon voor loonheffing (zie uitleg vorige bullit) x 13 (indien loon/uitkering
per 4 weken wordt uitbetaald)
– Indien op een loonstrook incidentele beloningen of andere variabele inkomenscomponenten
zijn aangegeven, bijv. overwerk, dan dienen deze niet te worden meegerekend. Bij twijfel
kan de toegelaten instelling meerdere loonstroken van de woningzoekende verlangen.
– Indien het vakantiegeld niet maandelijks wordt uitgekeerd: uitkomst stap 1 x 1,08
• Bij inkomen uit onderneming of freelance: het belastbaar jaarinkomen bestaat uit
de omzet minus bedrijfskosten (=winst).
|
|
4. Per betrokkene een jaaropgave van de werkgever over het kalenderjaar dat direct
voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de koopovereenkomst wordt gesloten, dan wel
een jaaropgave over eerstbedoeld kalenderjaar van de instantie of instanties die aan
diegenen een uitkering verstrekken, hetzij loonstroken of uitkeringsspecificaties
van die werkgever of werkgevers respectievelijk die instantie of instanties met betrekking
tot één kalendermaand, welke maand geen eerdere is dan de zesde kalendermaand voorafgaand
aan het tijdstip van de ondertekening van de koopovereenkomst.
|
4.1. Bepaal per betrokken het jaarinkomen op basis van de aangeleverde stukken
4.2.Indexeer per betrokkene het jaarinkomen:
– inkomen(s over 2012 x 1,0042
– inkomen(s) over 2011 x 1,0183
4.3. Bepaal het gezamenlijk huishoudinkomen van kopers en overige leden huishouden
(indien van toepassing)
|
| |
5. Bepaal of het gezamenlijk huishoudinkomen lager of gelijk is aan de inkomensgrens
(€ 38.000 met ingang van 1 oktober 2013)
|
C. Indien het huishoudinkomen aantoonbaar is gewijzigd vanwege verandering van baan,
ontslag, gewijzigde gezinssituatie, maar bijvoorbeeld ook vanwege het meegerekend
zijn van het inkomen van inwonende kinderen in het IB60- formulier
|
Door koper(s) aan te leveren
|
Door toegelaten instelling uit te voeren toets
|
|
1. Een door hem/hen opgestelde en ondertekende verklaring over de samenstelling van
het huishouden, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen
|
1. Check de samenstelling van het huishouden (kopers en eventuele medebewoners m.u.v.
minder- en meerderjarige kinderen) en bepaal aan de hand daarvan het gezamenlijk huishoudinkomen.
|
|
2. Onderbouwing van het feit dat het inkomen aantoonbaar lager is dan het inkomen
dat door de Belastingdienst is vastgesteld (bijv. andere baan, pensioen, ontslag).
|
2. Check of de onderbouwing aannemelijk is.
|
|
3. Elke betrokkene stel een inkomensverklaring op en ondertekent deze. Deze verklaring
dient minimaal de volgende elementen te bevatten omtrent de geschatte omvang van het
actuele inkomen:
• inkomen uit arbeid;
• inkomen uit vermogen. Indien dit in tegenstelling tot inkomen uit arbeid onveranderd
is, kan hiervoor worden verwezen naar het inkomen uit vermogen (box 3), aangegeven
op het IB60-formulier of naar de aanslag IB;
• vakantiegeld (ja/nee, hoogte);
• eventuele 13e maand;
• eventueel inkomen uit onderneming of freelance-activiteiten.
|
3. Controleer het geschatte inkomen per betrokkene en bepaal het jaarinkomen op basis
van de door hem opgestelde en ondertekende inkomensverklaring en onderliggende bewijsstukken.
• Jaaropgaven van werkgever(s) of uitkeringsinstanties: inkomen = het loon voor loonheffing
(vermeld op de opgave als ‘fiscaal loon’, ‘loonheffing loon’, ‘LH-loon’, ‘heffingsloon’
of ‘loon voor loonbelasting/premies’)
• Recente loonstrook/uitkeringsspecificatie (1 loonstrook/specificatie is voldoende):
– Het loon voor loonheffing (zie uitleg vorige bullit) x 12 (indien loon/uitkering
maandelijks wordt uitbetaald), of
– Het loon voor loonheffing (zie uitleg vorige bullit) x 13 (indien loon/uitkering
per 4 weken wordt uitbetaald)
– Indien op een loonstrook incidentele beloningen of andere variabele inkomenscomponenten
zijn aangegeven, bijv. overwerk, dan dienen deze niet te worden meegerekend. Bij twijfel
kan de toegelaten instelling meerdere loonstroken van de woningzoekende verlangen.
– Indien het vakantiegeld niet maandelijks wordt uitgekeerd: uitkomst stap 1 x 1,08
• Bij inkomen uit onderneming of freelance: het belastbaar jaarinkomen bestaat uit
de omzet minus bedrijfskosten (=winst).
|
|
4. Per betrokkene een jaaropgave van de werkgever over het kalenderjaar dat direct
voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de koopovereenkomst wordt gesloten, dan wel
een jaaropgave over eerstbedoeld kalenderjaar van de instantie of instanties die aan
diegenen een uitkering verstrekken, hetzij loonstroken of uitkeringsspecificaties
van die werkgever of werkgevers respectievelijk die instantie of instanties met betrekking
tot één kalendermaand, welke maand geen eerdere is dan de zesde kalendermaand voorafgaand
aan het tijdstip van de ondertekening van de koopovereenkomst.
|
4.1. Bepaal per betrokken het jaarinkomen op basis van de aangeleverde stukken
4.2.Indexeer per betrokkene het jaarinkomen:
– inkomen(s over 2012 x 1,0042
– inkomen(s) over 2011 x 1,0183
4.3. Bepaal het gezamenlijk huishoudinkomen van kopers en overige leden huishouden
(indien van toepassing)
|
| |
5. Bepaal of het gezamenlijk huishoudinkomen lager of gelijk is aan de inkomensgrens
(€ 38.000 met ingang van 1 oktober 2013)
|
4. Administratieve lasten
Bij verkopen van woongelegenheden door toegelaten instellingen aan natuurlijke personen
met een inkomen van € 38.000 of minder voor eigen bewoning tegen een bedrag tussen
90 en 75 procent van de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik, is het
niet langer verplicht om waardedeling overeen te komen. Dit levert een beperkte lastenverlichting
op voor deze toegelaten instellingen. Daartegenover staat dat de toegelaten instelling
wel bij gevallen waar geen waardedeling wordt overeengekomen een aantal documenten
die door de potentiële kopers worden aangeleverd, moet beoordelen en bewaren voor
de accountantscontrole. Toegelaten instellingen zijn niet verplicht af te zien van
waardedeling bij kopers met een huishoudinkomen lager dan € 38.000.
De potentiële kopers die in aanmerking willen komen voor een korting zonder waardedeling
zullen een bewijs van huishoudinkomen over moeten leggen. Dit kunnen de aanslagen
of voorlopige aanslagen zijn die zij ontvangen hebben van de Belastingdienst. Ook
kunnen de potentiële kopers een zogenaamd IB-60 formulier aanvragen bij de Belastingdienst.
Indien er geen IB-60 formulier of een (voorlopige) aanslag kan worden verstrekt, zullen
ze een verklaring bij de Belastingdienst moeten aanvragen en op een andere wijze hun
inkomen moeten aantonen. Dit zal een extra administratieve last betekenen. Aangezien
de kopers bijna steeds de aankoop van de woning zullen financieren met een hypotheek,
hebben ze deze gegevens hiervoor ook nodig. Tevens weegt het voordeel dat ze hebben
van deze eenmalige activiteit, in ruime mate op tegen de beperkte administratieve
lastenverhoging. Al met al levert deze wijziging dus geen noemenswaardige administratieve
lasten op voor de burgers en toegelaten instellingen. Verder is de regeling onderdeel
van een breder, gewijzigd pakket verkoopregels, waarin voor corporaties een lastenverlichting
ontstaat.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2013. Er wordt niet vastgehouden aan
de termijn van twee maanden tussen de datum van publicatie en de het tijdstip van
inwerkingtreding. Deze maatregel draagt bij aan het versoepelen van verkopen van woningen
aan natuurlijke personen. Het is daarom wenselijk dat deze regeling zo spoedig mogelijk
in werking treedt.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok