Besluit wijziging opsporingsvergunning koolwaterstoffen F18-diep

29 augstus 2013

DGETM/EM/13145936

Procesverloop:

  • Wintershall Noordzee B.V. (Wintershall), GDF SUEZ E&P Nederland B.V. en Rosewood Exploration Limited gezamenlijk zijn houder van de bij besluit van de Minister van Economische Zaken (EZ), van 29 december 2009 met kenmerk ET/EM/9222076 (Staatscourant 2010, nr. 152) verleende opsporingsvergunning voor een deel van het blok F18 (F18-diep) van het continentaal plat, welk blok is aangegeven op de als bijlage 3 bij de Mijnbouwregeling gevoegde kaart. Dit besluit is laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (thans Minister van EZ) van 18 november 2010, met kenmerk ETM/EM/10170964;

  • bij brief van 16 augustus 2013, ontvangen op dezelfde datum, heeft de vergunninghouder een aanvraag ingediend om wijziging van de opsporingsvergunning F18-diep.

Overwegingen:

  • de aanvraag wordt als volgt begrepen dat de vergunninghouder vraagt om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning, zoals voorgeschreven in artikel III, artikel 4 van het besluit van 29 december 2009 met kenmerk ET/EM/9222076, voor een periode van twee jaar, derhalve tot 21 november 2015. De vergunninghouder heeft in het aangrenzende vergunninggebied F17a-diep door middel van een exploratieboring (F17-10) een oliereservoir uit het Laat-Krijt ontdekt, dat zij voornemens is te gaan ontwikkelen. In F18 diep heeft de vergunninghouder het voornemen de boring ook in het Laat-Krijt te plaatsen. Tussen de geïdentificeerde structuren zit, naar mening van de vergunninghouder, een duidelijke technische en regionale samenhang. De vergunninghouder wenst daarom de resultaten van de F17-10 exploratieboring te betrekken in de bepaling van de definitieve plaats van de boring F14-diep. De resterende geldigheidsduur van de vergunning F18-diep is echter onvoldoende om de resultaten van de F17-10 exploratieboring te evalueren, deze evaluatie in de plannen voor de boorvoorstellen te betrekken en de boorvoorstellen uit te voeren;

  • op grond van artikel 18, eerste lid, van de Mijnbouwwet (Mbw) kan de Minister van EZ, onverminderd artikel 32c Mbw, een vergunning slechts op aanvraag van de houder wijzigen. Hieraan is voldaan;

  • op grond van artikel 18, tweede lid, van de Mbw kan een vergunning niet zodanig worden gewijzigd dat zij komt te gelden voor:

    • a. andere activiteiten of delfstoffen;

    • b. een groter gebied;

      Van dergelijke wijzigingen is in onderhavige aanvraag geen sprake. Hiermee is voldaan aan artikel 18, tweede lid, Mbw;

  • op grond van artikel 18, derde lid, van de Mbw heeft de Minister van EZ de bevoegdheid het tijdvak van de opsporingsvergunning te verlengen, indien het tijdvak onvoldoende is om de activiteiten waarvoor de vergunning geldt te voltooien en deze activiteiten zijn verricht in overeenstemming met de vergunning. Hieraan is voldaan, zodat er geen reden is om verlenging van het tijdvak te weigeren, waarbij het tijdvak waarvoor de vergunning geldt eindigt met ingang van 21 november 2015;

  • op grond van artikel 18, vierde lid, Mbw, in samenhang met artikel 11, derde en vierde lid, van de Mbw kan het gebied waarvoor de opsporingsvergunning geldt bij verlenging worden beperkt. Voor een verkleining van het gebied is geen aanleiding, aangezien de vergunninghouder in het gehele gebied actief bezig is met mijnbouwwerkzaamheden;

  • Wintershall blijft de persoon die de feitelijke werkzaamheden verricht of daartoe opdracht verleent, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de Mbw;

  • gelet op de Mbw en de aanvraag kan met deze aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning worden ingestemd.

Gelet op artikel 18 van de Mijnbouwwet.

Besluit:

Artikel 1

Artikel III, artikel 2, van het besluit ET/EM/9222076 komt als volgt te luiden:

Artikel 2

De vergunninghouder geeft uitvoering aan het werkprogramma dat onderdeel uitmaakt van zijn aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de opsporingsvergunning F18-diep gedateerd 16 augustus 2013 en plaatst voor afloop van de geldigheidsduur van de vergunning een op dat werkprogramma gebaseerde boring.

Artikel 2

Artikel III, artikel 4, van het besluit ET/EM/9222076 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

Het tijdvak waarvoor de vergunning geldt eindigt met ingang van 21 november 2015.

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken, namens deze: J.C. de Groot directeur Energiemarkt

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven