Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 september 2013, 2013-0000122305, tot wijziging van de regeling WWB, IOAW en IOAZ en de Regeling participatiebudget in verband met aanpassing van de gewichten en peildata alsmede het laten vervallen van verwijzingen naar de Wet investeren in jongeren alsmede enkele andere wijzigingen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 8, derde lid, 10 en 10a van het Besluit WWB 2007 en artikel 2, derde lid, van het Besluit participatiebudget;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling WWB, IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel g onder verlettering van de onderdelen h en i tot de onderdelen g en h.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘in de artikelen 77, tweede lid, van de wet en 89, tweede lid, van de WIJ’ vervangen door: in artikel 77, tweede lid, van de wet.

2. In het tweede lid vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.

3. In het vijfde lid vervalt: of van de WIJ.

C

In artikel 10 vervalt: of de inkomensvoorziening op grond van de WIJ.

D

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: artikel 10 van de WIJ,.

2. In het tweede lid vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.

3. Het vierde lid, onderdeel b, onder 1° komt te luiden:

  • 1°. onrechtmatige uitvoering van de wet, de IOAW of de IOAZ, welke onrechtmatigheid blijkt uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, of.

4. In het negende lid vervalt: de WIJ,.

5. Het tiende lid vervalt.

E

Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.

2. In het zesde lid wordt ‘bedraagt 4,2% voor de kalenderjaren 2010 en 2011 en 0% voor het kalenderjaar 2012’ vervangen door: bedraagt 4,2% voor het kalenderjaar 2011 en 0% voor de kalenderjaren 2012 en 2013.

3. Het zevende lid vervalt.

F

De bijlage behorende bij artikel 6 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Regeling participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.

B

Artikel 1a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de gegevens, bedoeld in artikel 3 van de Regeling statistiek WWB, IOAW, en IOAZ 2013, op de in dat artikel genoemde tijdstippen niet zijn ontvangen of niet volledig zijn, schort de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de betaling van het participatiebudget op voor het lopende vergoedingsjaar met ingang van de eerste kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarvan bericht heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek of de externe bewerker, doch niet gedurende de periode waarover door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

C

In artikel 2 wordt ‘2010’ telkens vervangen door ‘2011’ en ‘2009–2011’ telkens vervangen door: 2010–2012.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 met uitzondering van artikel II, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 september 2013

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 6 VAN DE REGELING WWB, IOAW EN IOAZ

Voor de verdeelmaatstaven, bedoeld in de bijlage bij het Besluit WWB 2007, gelden de volgende peiljaren, peildata en gewichten:

Verdeelmaatstaf

Peiljaar

Peildatum

Gewicht

Sociale en demografische structuur

1.

Lage inkomens 15–64 jaar (in % van de huishoudens van 15-64 jaar met inkomen)

2008–2010

36,033

2.

Eénouderhuishoudens van 15–44 jaar (in % van huishoudens van 15-64 jaar)

2011–2013

97,863

3.

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen: WIA, WAO, WAJONG en WAZ (in % van inwoners van 15–64 jaar)

2012

31 december

–25,736

4.

Totaal allochtonen van 15–64 jaar (in % van alle inwoners van 15-64 jaar)

2011–2013

2,070

5.

Laagopgeleiden 15–64 jaar (in % van inwoners van 15-64 jaar)

2010–2012

5,981

Centrumfunctie en stedelijkheid

6.

Huurwoningen (in % van het totaal aantal woningen)

2012

1 januari

4,628

7.

Relatief regionaal klantenpotentieel (regionaal klantenpotentieel in % van het aantal inwoners)

2012

1 januari

1,974

8.

Inwoners stedelijk gebied (aantal inwoners in gebied met meer dan 1000 omgevingsadressen per vierkante kilometer, in % van het aantal inwoners)

2012

1 januari

–2,150

Conjunctuur en economische structuur

9.

Werkzame beroepsbevolking (in % van totale beroepsbevolking) op COROP-niveau

2010–2012

–51,794

10.

Banen handel en horeca in COROP-regio (in % totaal aantal banen COROP-regio)

2011

december

–17,230

11.

Procentuele gemiddelde jaarlijkse banengroei in COROP-regio

2009–2011

–28,524

12.

Aantal banen in COROP-regio (in % van de beroepsbevolking in COROP-regio)

2011

december

–1,782

13.

Gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei 15–64 jaar

2008–2012

–22,685

Overig

14.

Vaste voet per huishouden van 15–64 jaar

4.777,639

Overige berekeningsgegevens

Totaal aantal inwoners

2013

1 januari

 

Aantal huishoudens 15-64 jaar

2013

1 januari

 

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijziging van de regelingen worden de gewichten en peildata voor de verdeelmaatstaven van het objectief verdeelmodel en de peildata voor het verdeelmodel van de SZW-bijdrage in het participatiebudget aangepast met het oog op de verdeling van middelen in 2014.

Voorts worden enkele wijzigingen van meer technische aard aangebracht. In de eerste plaats vervallen de verwijzingen naar de reeds ingetrokken Wet investeren in jongeren. Ten aanzien van ingediende verzoeken om een incidentele aanvullende uitkering wordt, ter bevestiging van gangbare praktijk, expliciet vastgelegd dat de rechtmatigheidsbeoordeling geschiedt op basis van de reguliere jaarverantwoording van de gemeenten. Met betrekking tot de meerjarige aanvullende uitkering vindt, voor de referteperiode en de minimale tekorten om te kunnen worden toegelaten tot de voorziening, een actualisering plaats.

In de artikelsgewijze toelichting wordt per wijziging een verdere beschrijving gegeven.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A tot en met E

De Wet investeren in jongeren (WIJ) is per 1 januari 2012 niet meer van kracht. Een van de consequenties daarvan is dat een verantwoording over de uitvoering van die wet niet meer aan de orde is.

Bij besluiten van 15 februari 2013 en 11 april 2013 is besloten om het Digitaal Verantwoordingssysteem (DVS) tot een nader te bepalen tijdstip niet te gebruiken voor de indiening van verzoeken tot meerjarige respectievelijk incidentele aanvullende uitkering. Om verschillende redenen zal het gebruik van DVS definitief worden beëindigd. Dit heeft niet alleen betrekking op de indiening van verzoeken tot incidentele en meerjarige aanvullende uitkering, maar ook op de indiening van het beeld van de uitvoering. Met de wijziging van de artikelen 4, tweede lid, 15, tweede lid en 15a, derde lid, wordt een technische aanpassing aangebracht in verband met de beëindiging van DVS.

Voor het beeld van de uitvoering wordt nu bepaald dat indiening ervan dient te geschieden onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld. Over de wijze waarop dat vanaf 2014 zal geschieden zullen de gemeenten in het laatste kwartaal van 2013 worden geïnformeerd. Onveranderd blijft dat het beeld van de uitvoering uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het beeld van de uitvoering betrekking heeft door de minister wordt ontvangen en dat de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar wordt opgeschort indien de minister het beeld van de uitvoering niet heeft ontvangen op voormelde datum.

Met betrekking tot verzoeken tot incidentele en meerjarige aanvullende uitkering geldt vanaf 2014 dat indiening ervan dient te geschieden onder gebruikmaking van een formulier dat elektronisch beschikbaar wordt gesteld. De bekendmaking van het model geschiedt door publicatie op het gemeenteloket SZW. Voor een zo soepel mogelijk verloop van het indieningsproces en een efficiënt behandelproces, is het van belang dat de verzoeken, inclusief toelichtingen en analyses, worden ingediend volgens een vastgesteld modelformulier dat aan de Toetsingscommissie WWB wordt gezonden. Verzoeken die anderszins worden ingediend, zullen niet in behandeling worden genomen.

Met ingang van 2006 is het beginsel van Single Information & Single Audit (SiSa) ingevoerd, met als uitgangspunt dat het Rijk in principe voldoende heeft aan het jaarverslag inclusief de jaarrekening van een gemeente. Dit betekent dat het Rijk geen aparte verantwoording en controleverklaring per specifieke uitkering vraagt. Met SiSa is wettelijk geborgd dat voor de medeoverheden in principe voor alle specifieke uitkeringen één verantwoordingssysteem van toepassing is, met zo min mogelijk bestuurslasten. De invoering van SiSa had ook gevolgen voor de Toetsingscommissie WWB, die ingeval van een verzoek tot een incidentele aanvullende uitkering heeft te beoordelen of de overstijging van het eigen risico het gevolg is van een onrechtmatige wetsuitvoering. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de betekenis van SiSa is ervoor gekozen dat de commissie haar rechtmatigheidsbeoordeling baseert op de controleverklaring en/of het verslag van bevindingen van de accountant bij de gemeentelijke jaarrekening (of die van het openbaar lichaam, indien SiSa tussen medeoverheden aan de orde is), hetgeen betekent dat van de gemeente geen afzonderlijke, gecertificeerde verantwoordingsinformatie wordt gevraagd ten behoeve van de beoordeling van haar verzoek tot een incidentele aanvullende uitkering. Dat deze keuze niet expliciet is vastgelegd, heeft in de praktijk in een enkel geval tot een misverstand geleid. Om een dergelijk misverstand te voorkomen en omdat gemeenten zich vanaf 1 januari 2014 moeten gaan verantwoorden over de rechtmatige besteding van het WWB-budget (gemeenten zijn hierover geïnformeerd in de Verzamelbrief SZW van 21 december 2012) is het wenselijk om expliciet vast te leggen dat de Toetsingscommissie WWB haar rechtmatigheidsbeoordeling op deze informatie baseert.

Voor de in 2014 in te dienen verzoeken tot een meerjarige aanvullende uitkering geldt een referteperiode van 2011 tot en met 2013. Om tot de MAU te kunnen worden toegelaten geldt dat het gemeentelijk tekort in deze referteperiode ten minste 2,5% moet hebben bedragen, plus een nader de bepalen percentage. Voor de jaren 2011 en 2012 zijn de percentages al vastgesteld op 4,2% respectievelijk 0%. Ook voor 2013 wordt het percentage vastgesteld op 0%.

Artikel I, onderdeel F

In het Besluit WWB 2007 is de verdeling geregeld van de uitkering aan gemeenten voor inkomensvoorzieningen op grond van artikel 69, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB), ook wel de gebundelde uitkering. Bij de berekening van de afzonderlijke budgetten voor de gemeenten wordt voor elke gemeente een budgetgrondslag bepaald. Bij gemeenten met meer dan 25.000 inwoners wordt gebruikgemaakt van objectief vastgestelde gemeentelijke uitkeringskosten. De objectieve gemeentelijke uitkeringskosten worden vastgesteld aan de hand van het geldende objectief verdeelmodel met verdeelmaatstaven en bijbehorende gewichten.

Ten opzichte van het verdeelmodel voor 2013 bevat het verdeelmodel voor het uitvoeringsjaar 2014 geen nieuwe of gewijzigde verdeelmaatstaven. Wel zijn de gewichten van het verdeelmodel opnieuw geschat en zijn de peildata van de gebruikte gegevens geactualiseerd.

Artikel II, onderdelen A en C

In dit artikel wordt de Regeling participatiebudget gewijzigd.

In de bepaling over het indienen van het Beeld van de uitvoering vervalt ook de verwijzing naar DVS, omdat het gebruik van DVS definitief wordt beëindigd.

De peildata voor het verdeelmodel voor de SZW-bijdrage in het participatiebudget zijn aangepast. Het uitgangspunt bij de verdeling is dat gebruik wordt gemaakt van zo actueel mogelijke gegevens. Daarom schuiven de peildata van de verdeelmaatstaven in beginsel ieder jaar op met een jaar. Dit is ook het geval voor de budgetverdeling voor het uitvoeringsjaar 2014.

Artikel II, onderdeel B

Bij het inwerkingtreden van de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2013 met ingang van 1-1-2013 is artikel 1a, eerste lid, Regeling participatiebudget niet aangepast aan deze regeling. De verwijzingen naar de Statistiek re-integratievoorzieningen in dat artikel zijn met deze regeling gewijzigd met terugwerkende kracht naar die datum. Daarbij is er ook melding van gemaakt dat het Centraal Bureau voor de Statistiek conform de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2013 de gegevens van de gemeenten ontvangt en dus kan melden of de gegevens niet tijdig dan wel niet volledig zijn aangeleverd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

Naar boven