ARTIKEL I
De Regeling WWB, IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt onderdeel g onder verlettering van de onderdelen h en i tot de
onderdelen g en h.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘in de artikelen 77, tweede lid, van de wet en 89, tweede
lid, van de WIJ’ vervangen door: in artikel 77, tweede lid, van de wet.
2. In het tweede lid vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.
3. In het vijfde lid vervalt: of van de WIJ.
C
In artikel 10 vervalt: of de inkomensvoorziening op grond van de WIJ.
D
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: artikel 10 van de WIJ,.
2. In het tweede lid vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.
3. Het vierde lid, onderdeel b, onder 1° komt te luiden:
-
1°. onrechtmatige uitvoering van de wet, de IOAW of de IOAZ, welke onrechtmatigheid blijkt
uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet,
of.
4. In het negende lid vervalt: de WIJ,.
5. Het tiende lid vervalt.
E
Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.
2. In het zesde lid wordt ‘bedraagt 4,2% voor de kalenderjaren 2010 en 2011 en 0% voor
het kalenderjaar 2012’ vervangen door: bedraagt 4,2% voor het kalenderjaar 2011 en
0% voor de kalenderjaren 2012 en 2013.
3. Het zevende lid vervalt.
F
De bijlage behorende bij artikel 6 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL II
De Regeling participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, vervalt: met het Digitaal Verantwoordingssysteem.
B
Artikel 1a, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Indien de gegevens, bedoeld in artikel 3 van de Regeling statistiek WWB, IOAW, en
IOAZ 2013, op de in dat artikel genoemde tijdstippen niet zijn ontvangen of niet volledig
zijn, schort de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de betaling van het
participatiebudget op voor het lopende vergoedingsjaar met ingang van de eerste kalendermaand
volgend op de kalendermaand waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
daarvan bericht heeft ontvangen van het Centraal Bureau voor de Statistiek of de externe
bewerker, doch niet gedurende de periode waarover door de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.
C
In artikel 2 wordt ‘2010’ telkens vervangen door ‘2011’ en ‘2009–2011’ telkens vervangen
door: 2010–2012.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 met uitzondering van
artikel II, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van de dag na datum van
uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en terugwerkt tot
en met 1 januari 2013.
TOELICHTING
Algemeen
Met deze wijziging van de regelingen worden de gewichten en peildata voor de verdeelmaatstaven
van het objectief verdeelmodel en de peildata voor het verdeelmodel van de SZW-bijdrage
in het participatiebudget aangepast met het oog op de verdeling van middelen in 2014.
Voorts worden enkele wijzigingen van meer technische aard aangebracht. In de eerste
plaats vervallen de verwijzingen naar de reeds ingetrokken Wet investeren in jongeren.
Ten aanzien van ingediende verzoeken om een incidentele aanvullende uitkering wordt,
ter bevestiging van gangbare praktijk, expliciet vastgelegd dat de rechtmatigheidsbeoordeling
geschiedt op basis van de reguliere jaarverantwoording van de gemeenten. Met betrekking
tot de meerjarige aanvullende uitkering vindt, voor de referteperiode en de minimale
tekorten om te kunnen worden toegelaten tot de voorziening, een actualisering plaats.
In de artikelsgewijze toelichting wordt per wijziging een verdere beschrijving gegeven.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A tot en met E
De Wet investeren in jongeren (WIJ) is per 1 januari 2012 niet meer van kracht. Een
van de consequenties daarvan is dat een verantwoording over de uitvoering van die
wet niet meer aan de orde is.
Bij besluiten van 15 februari 2013 en 11 april 2013 is besloten om het Digitaal Verantwoordingssysteem
(DVS) tot een nader te bepalen tijdstip niet te gebruiken voor de indiening van verzoeken
tot meerjarige respectievelijk incidentele aanvullende uitkering. Om verschillende
redenen zal het gebruik van DVS definitief worden beëindigd. Dit heeft niet alleen
betrekking op de indiening van verzoeken tot incidentele en meerjarige aanvullende
uitkering, maar ook op de indiening van het beeld van de uitvoering. Met de wijziging
van de artikelen 4, tweede lid, 15, tweede lid en 15a, derde lid, wordt een technische
aanpassing aangebracht in verband met de beëindiging van DVS.
Voor het beeld van de uitvoering wordt nu bepaald dat indiening ervan dient te geschieden
onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar
wordt gesteld. Over de wijze waarop dat vanaf 2014 zal geschieden zullen de gemeenten
in het laatste kwartaal van 2013 worden geïnformeerd. Onveranderd blijft dat het beeld
van de uitvoering uiterlijk op 28 februari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar
waarop het beeld van de uitvoering betrekking heeft door de minister wordt ontvangen
en dat de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet
voor het lopende vergoedingsjaar wordt opgeschort indien de minister het beeld van
de uitvoering niet heeft ontvangen op voormelde datum.
Met betrekking tot verzoeken tot incidentele en meerjarige aanvullende uitkering geldt
vanaf 2014 dat indiening ervan dient te geschieden onder gebruikmaking van een formulier
dat elektronisch beschikbaar wordt gesteld. De bekendmaking van het model geschiedt
door publicatie op het gemeenteloket SZW. Voor een zo soepel mogelijk verloop van
het indieningsproces en een efficiënt behandelproces, is het van belang dat de verzoeken,
inclusief toelichtingen en analyses, worden ingediend volgens een vastgesteld modelformulier
dat aan de Toetsingscommissie WWB wordt gezonden. Verzoeken die anderszins worden
ingediend, zullen niet in behandeling worden genomen.
Met ingang van 2006 is het beginsel van Single Information & Single Audit (SiSa) ingevoerd,
met als uitgangspunt dat het Rijk in principe voldoende heeft aan het jaarverslag
inclusief de jaarrekening van een gemeente. Dit betekent dat het Rijk geen aparte
verantwoording en controleverklaring per specifieke uitkering vraagt. Met SiSa is
wettelijk geborgd dat voor de medeoverheden in principe voor alle specifieke uitkeringen
één verantwoordingssysteem van toepassing is, met zo min mogelijk bestuurslasten.
De invoering van SiSa had ook gevolgen voor de Toetsingscommissie WWB, die ingeval
van een verzoek tot een incidentele aanvullende uitkering heeft te beoordelen of de
overstijging van het eigen risico het gevolg is van een onrechtmatige wetsuitvoering.
Om zoveel mogelijk recht te doen aan de betekenis van SiSa is ervoor gekozen dat de
commissie haar rechtmatigheidsbeoordeling baseert op de controleverklaring en/of het
verslag van bevindingen van de accountant bij de gemeentelijke jaarrekening (of die
van het openbaar lichaam, indien SiSa tussen medeoverheden aan de orde is), hetgeen
betekent dat van de gemeente geen afzonderlijke, gecertificeerde verantwoordingsinformatie
wordt gevraagd ten behoeve van de beoordeling van haar verzoek tot een incidentele
aanvullende uitkering. Dat deze keuze niet expliciet is vastgelegd, heeft in de praktijk
in een enkel geval tot een misverstand geleid. Om een dergelijk misverstand te voorkomen
en omdat gemeenten zich vanaf 1 januari 2014 moeten gaan verantwoorden over de rechtmatige
besteding van het WWB-budget (gemeenten zijn hierover geïnformeerd in de Verzamelbrief
SZW van 21 december 2012) is het wenselijk om expliciet vast te leggen dat de Toetsingscommissie
WWB haar rechtmatigheidsbeoordeling op deze informatie baseert.
Voor de in 2014 in te dienen verzoeken tot een meerjarige aanvullende uitkering geldt
een referteperiode van 2011 tot en met 2013. Om tot de MAU te kunnen worden toegelaten
geldt dat het gemeentelijk tekort in deze referteperiode ten minste 2,5% moet hebben
bedragen, plus een nader de bepalen percentage. Voor de jaren 2011 en 2012 zijn de
percentages al vastgesteld op 4,2% respectievelijk 0%. Ook voor 2013 wordt het percentage
vastgesteld op 0%.
Artikel I, onderdeel F
In het Besluit WWB 2007 is de verdeling geregeld van de uitkering aan gemeenten voor
inkomensvoorzieningen op grond van artikel 69, eerste lid, van de Wet werk en bijstand
(WWB), ook wel de gebundelde uitkering. Bij de berekening van de afzonderlijke budgetten
voor de gemeenten wordt voor elke gemeente een budgetgrondslag bepaald. Bij gemeenten
met meer dan 25.000 inwoners wordt gebruikgemaakt van objectief vastgestelde gemeentelijke
uitkeringskosten. De objectieve gemeentelijke uitkeringskosten worden vastgesteld
aan de hand van het geldende objectief verdeelmodel met verdeelmaatstaven en bijbehorende
gewichten.
Ten opzichte van het verdeelmodel voor 2013 bevat het verdeelmodel voor het uitvoeringsjaar
2014 geen nieuwe of gewijzigde verdeelmaatstaven. Wel zijn de gewichten van het verdeelmodel
opnieuw geschat en zijn de peildata van de gebruikte gegevens geactualiseerd.
Artikel II, onderdelen A en C
In dit artikel wordt de Regeling participatiebudget gewijzigd.
In de bepaling over het indienen van het Beeld van de uitvoering vervalt ook de verwijzing
naar DVS, omdat het gebruik van DVS definitief wordt beëindigd.
De peildata voor het verdeelmodel voor de SZW-bijdrage in het participatiebudget zijn
aangepast. Het uitgangspunt bij de verdeling is dat gebruik wordt gemaakt van zo actueel
mogelijke gegevens. Daarom schuiven de peildata van de verdeelmaatstaven in beginsel
ieder jaar op met een jaar. Dit is ook het geval voor de budgetverdeling voor het
uitvoeringsjaar 2014.
Artikel II, onderdeel B
Bij het inwerkingtreden van de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2013 met ingang
van 1-1-2013 is artikel 1a, eerste lid, Regeling participatiebudget niet aangepast
aan deze regeling. De verwijzingen naar de Statistiek re-integratievoorzieningen in
dat artikel zijn met deze regeling gewijzigd met terugwerkende kracht naar die datum.
Daarbij is er ook melding van gemaakt dat het Centraal Bureau voor de Statistiek conform
de Regeling statistiek WWB, IOAW en IOAZ 2013 de gegevens van de gemeenten ontvangt
en dus kan melden of de gegevens niet tijdig dan wel niet volledig zijn aangeleverd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma.