ARTIKEL I
De Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘de jonggehandicapte die’ vervangen door: jonggehandicapte met
kenmerken als opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage die;.
2. Na onderdeel e wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- f. trajectprijs:
-
omvang van de subsidie als bedoeld in artikel 8 gedeeld door het begrote opleidingsresultaat
of de aangegane dienstbetrekking, bedoeld in artikel 13.
B
In artikel 2, eerste lid, vervalt ‘, voorzover de jonggehandicapte op of na 1 januari
2006 dit onderwijs is gaan volgen’.
C
In artikel 3 wordt ‘drie jaar’ vervangen door ‘vier jaar’ en vervalt ‘dat naar de
klassen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, kan verschillen’.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘, per cohort, conform de klassenindeling, bedoeld in bijlage
1,’ vervangen door: per cohort.
2. In het tweede lid vervalt ‘per klasse, bedoeld in bijlage 1,’.
3. In het derde en vierde lid vervalt telkens ‘per klasse’.
E
Artikel 6, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel c wordt toegevoegd: met dien verstande dat de opgave van het aantal
jonggehandicapten niet hoger mag zijn dan 10% van het gemiddeld aantal jonggehandicapten
met ernstige scholingsbeperkingen in de laatste vijf jaar, bedoeld in onderdeel e.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
G
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9. Weigering subsidie
Subsidie wordt geweigerd, indien:
-
a. de voor subsidie in aanmerking te brengen kosten niet in een redelijke verhouding
staan tot de daarvan te verwachten resultaten of de eerder behaalde resultaten;
-
b. de administratieve organisatie niet voldoet aan de eisen, genoemd in artikel 11;
-
c. de scholingsinstelling niet meer dan één opleiding aanbiedt als bedoeld in artikel
7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
d. het geïntegreerd aanbod op het terrein van zorg, re-integratie en onderwijs van de
scholinginstelling onvoldoende rekening houdt met de specifieke behoeften van jonggehandicapten
met ernstige scholingsbelemmeringen;
-
e. de scholingsinstelling geen zorg draagt voor het vervoer tussen het woonadres van
jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen en de scholingsinstelling of
voor tegemoetkoming in de kosten van dat vervoer;
-
f. de scholingsinstelling niet kan aangeven met welke activiteiten wordt bevorderd dat
de jonggehandicapte met ernstige scholingsbelemmeringen direct aansluitend op de schoolopleiding
kan instromen in het arbeidsproces;
-
g. de scholingsinstelling in de twee jaar aansluitend op de afronding van de schoolopleiding
door de jonggehandicapte met ernstige scholingsbelemmeringen geen nazorg biedt;
-
h. de jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen op de scholingsinstelling
afkomstig zijn uit minder dan drie regio’s als bedoeld in artikel 10, eerste lid,
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
-
i. niet wordt voldaan aan artikel 6, derde lid, onderdeel c.
H
In artikel 10, eerste lid, wordt ‘ten hoogste 60%’ vervangen door: 60%.
I
In artikel 11a, eerste lid, wordt na ‘schriftelijke melding’ ingevoegd: aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen’.
J
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13. Wijze subsidievaststelling
-
1. De subsidie wordt als volgt vastgesteld:
-
a. de subsidie wordt vastgesteld op 20% van het op grond van artikel 4 vastgestelde bedrag;
-
b. in aanvulling op de vaststelling, bedoeld in onderdeel a, wordt de subsidie op basis
van het aantal in de afrekening genoemde trajecten vastgesteld op 80% indien het opleidingsresultaat,
bedoeld in artikel 2, is behaald en het in de aanvraag genoemde aantal of een hoger
aantal jonggehandicapten, nadat zij het opleidingsresultaat hebben behaald, een dienstbetrekking
is aangegaan.
-
2. Indien niet is voldaan aan het eerste lid, onderdeel b, wordt in aanvulling op de
vaststelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de subsidie vastgesteld op 40%
van de trajectprijs per behaald onderwijsresultaat en 40% van de trajectprijs per
aangegane dienstbetrekking.
L
Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid vervalt telkens ‘per klasse’.
2. In het eerste lid vervalt ‘, alsmede een overzicht van de totaal per subsidieklasse
toegekende budgetten’.
M
Bijlage 1 bij de regeling wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.
ARTIKEL II
Op subsidie, verleend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft
van toepassing de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen
zoals deze gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 september 2013.
TOELICHTING
Algemene toelichting
Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling scholing jonggehandicapte met ernstige scholingsbelemmeringen
(hierna: de Subsidieregeling) voor de subsidieperiode na 1 januari 2014.
Aanleiding voor wijzigingen
In 2012 heeft de minister van Sociale en Werkgelegenheid besloten tot een evaluatie
naar de werking en de behaalde resultaten van de Subsidieregeling. Regioplan, dat
het onderzoek heeft uitgevoerd, heeft daarnaast ook gekeken naar de toekomstige positie
nu het beleidsterrein waarbinnen de Subsidieregeling zich in de praktijk ontvouwt,
sterk in beweging is (o.a. Participatiewet, passend onderwijs). Deze evaluatie geeft
aanleiding tot een drietal inhoudelijke wijzigingen. Binnen deze context is vernieuwing
van de grondslag van de regeling op onderdelen noodzakelijk gebleken. Regioplan doet
aanbevelingen voor het aanpassen van de regeling om deze beter uitvoerbaar te maken,
maar ook om beter aan te sluiten bij de beleidsontwikkelingen die in gang zijn gezet.
De ontwikkelingen die in gang zijn gezet
In het onderwijs zijn verschillende ontwikkelingen gaande die gericht zijn op het
beter organiseren van ondersteuning van leerlingen met beperkingen en op de verdere
ontwikkeling van samenwerking tussen scholen en aanpalende organisaties in de keten
van onderwijs, zorg en arbeidsmarkttoeleiding van jongeren. Het passend onderwijs
legt met de zorgplicht de scholen voor voortgezet onderwijs de verantwoordelijkheid
op om de ondersteuning breder en gezamenlijk te organiseren in samenwerkingsverbanden
van scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs. De samenwerkingsverbanden dienen
te overleggen met gemeenten over de ondersteuningsplannen waarin ze de ondersteuning
voor leerlingen met ondersteuningsbehoefte vormgeven. Een belangrijk deel van de instroom
in de subsidieregeling zijn uitvallers uit het mbo. De veranderingen die het passend
onderwijs zal brengen voor leerlingen met ondersteuningsbehoefte, kunnen mogelijk
ook perspectief bieden aan de doelgroep. De landelijke indicatiestelling en bijbehorend
rugzakje voor extra begeleiding aan studenten met een beperking komt te vervallen.
De middelen hiervoor worden verdeeld over de mbo-instellingen om de extra ondersteuning
en begeleiding van studenten met een extra ondersteuningsbehoefte te organiseren en
vorm te geven.
Op het terrein van de arbeidsmarkt zal de voorgenomen Participatiewet naar verwachting
begin 2015 gemeenten de beleidsvrijheid en instrumenten bieden om ook mensen met arbeidsbeperkingen
te begeleiden en te bemiddelen naar werk. De voorgenomen decentralisatie van de verantwoordelijkheid
van de jeugdzorg schept in dit kader ook voor gemeenten ruimte om een integraal aanbod
te bieden op grond van meer samenhangende budgetten.
Wijzigingen
Naar aanleiding van de evaluatie bevat de Subsidieregeling nu drie inhoudelijke wijzigingen.
Er worden scherpere toelatingscriteria gesteld voor de doelgroep. Deze wordt nu beperkt
tot de zwaarste doelgroep (voorheen klasse 3) voor wie de Subsidieregeling functioneert
als een laatste redmiddel voor scholing en werk. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt
in klassen van zwaarte van de problematiek. Deze wijziging is nodig omdat de samenwerkingsverbanden
voor passend onderwijs naar verwachting een belangrijk deel van de doelgroep gaan
bereiken en opnemen. Ook zal in 2015, na de voorgenomen invoering van de Participatiewet
de doelgroep nog kleiner, maar ook zwaarder en moeilijker worden.
In lijn met het verzwaren van de toelatingseisen voor de doelgroep kent de gewijzigde
Subsidieregeling nu scherpere voorwaarden voor aanvragende instellingen. De doelgroep
is zeer kwetsbaar en uit de evaluatie is gebleken dat zij gebaat is bij een aanpak
waarin het accent ligt op veel en intensieve persoonlijke aandacht en begeleiding,
aangepaste leermethodieken en leertempo, kleine en overzichtelijke lesgroepen die
structuur en houvast bieden aan de deelnemers. Aanvragers van de subsidie zullen daarom
getoetst worden op bewezen opgebouwde expertise om er voor te zorgen dat de aangeboden
leeromgeving aansluit bij de problemen en behoeften van de doelgroep.
Uit de evaluatie is gebleken dat er door de scholingsinstellingen al op enkele plekken
samengewerkt wordt met reguliere scholen om leerlingen zo veel mogelijk binnen de
eigen school te begeleiden. Hierdoor vermindert in elk geval de kans op uitval. Het
streven is erop gericht deze werkwijze vast onderdeel te laten zijn van de uitvoering
van deze regeling. Dit draagt er dan aan bij dat het aanbod van deze regeling op reguliere
basis beschikbaar komt in zoveel mogelijk regio’s. Dit stimuleert tevens dat de scholingsinstellingen
een voorschot nemen op de nauwere contacten die zij met gemeenten, regulier onderwijs
en werkgevers dienen op te zetten om na deze subsidieperiode zelfstandig aan te sluiten
bij de verdere regionalisering van de aanpak van scholing en arbeidstoeleiding.
Ontvangen commentaren
UWV beoordeelt de regeling als uitvoerbaar en de beoogde datum van inwerkingtreding
van 15 september 2013 als haalbaar. Van belang is wel dat er goede afstemming komt
tussen gemeenten, scholingsinstellingen en UWV om werkprocessen op elkaar te laten
aansluiten bij inwerkingtreding van de Participatiewet. In het bijzonder waar het
gaat om het aan UWV beschikbaar stellen van gegevens met betrekking tot de aanmelding
van kandidaten zodat de besteding van de subsidie adequaat gemonitord en verantwoord
wordt.
De scholingsinstellingen, bij monde van REA College Nederland en EEGA, waarderen de
continuering van de regeling, het subsidiabele bedrag (ongewijzigd) en dat de aangeleverde
informatie in de evaluatieperiode is meegenomen waardoor deze een meerwaarde biedt
voor de uitvoeringsmogelijkheden van de subsidieregeling ten behoeve van de doelgroep.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1)
In de Subsidieregeling wordt geen onderscheid meer gemaakt in verschillende klassen.
Naar aanleiding van de evaluatie kan subsidieverlening enkel aan de orde zijn voor
de eerder in de regeling opgenomen klasse 3, en zijn de klassen 1 en 2 vervallen.
De nieuwe bijlage bij de Subsidieregeling bevat dus de kenmerken die eerder als klasse
3 waren opgenomen. Deze kenmerken zijn nu ook gekoppeld aan de begripomschrijving
van jonggehandicapte met ernstige scholingsbelemmeringen.
Onderdeel B (artikel 2)
De zinsnede in artikel 2, eerste lid, is wegens overbodigheid geschrapt.
Onderdelen C, D en L (artikelen 3, 4 en 14c)
De aanpassing in de artikelen 3, 4 en 14c vloeit voort uit het vervallen van de indeling
in drie klassen.
Onderdeel E (artikel 6, derde lid)
De aanvulling van artikel 6, derde lid, onderdeel c, beoogt een relatie te leggen
tussen het aantal op te geven cursisten en het gemiddeld resultaat over de laatste
vijf jaar. Hierdoor wordt de kwaliteit van de scholingsinstelling aanwezige kennis
en ervaring beter geborgd.
Het nieuwe onderdeel f moet worden bezien vanuit het perspectief van wenselijke samenwerking
tussen de scholingsinstelling en partijen die in de regio zijn aangesloten bij samenwerkingsverbanden
voor onderwijs of passend onderwijs, arbeidsmarkt en zorg.
Onderdeel F (artikel 8)
Met het nieuwe tweede lid wordt zeker gesteld dat de te verlenen subsidie en andere
subsidies en inkomsten van de scholingsinstelling niet meer zullen bedragen dan het
totaal van de subsidiabele kosten in het kader van de Subsidieregeling.
Onderdeel G (artikel 9)
Naar aanleiding van de evaluatie zijn de weigeringsgronden in het kader van de onderhavige
regeling opnieuw vastgesteld. In het nieuwe artikel is een aantal weigeringsgronden
komen te vervallen (artikel 9, onderdelen b, d, f, g en h (oud). In de praktijk bleek
dat deze bepalingen onvoldoende onderscheidend waren om tot een afgewogen beslissing
tot het verlenen of weigeren van een subsidie te kunnen komen.
Met het nieuwe onderdeel c wordt bewerkstelligd dat er een breder aanbod aan opleidingen
beschikbaar komt (‘meer dan één’). Eerder waren hieraan geen eisen gesteld. Onderdeel
d geeft ten opzichte van het oude, vergelijkbare onderdeel i specifieker aan dat er
sprake moet zijn van een geïntegreerd aanbod op terrein van zorg, re-integratie en
onderwijs.
Met onderdeel h wordt voor het eerst tot uitdrukking gebracht dat de aanvragende instelling
een betrekkelijk breed bereik moet hebben in die zin dat de jonggehandicapten met
ernstige scholingsbelemmeringen die voor de opleiding opteren in totaal in niet minder
dan drie arbeidsmarktregio’s woonachtig mogen zijn.
Onderdeel i maakt het mogelijk het door de aanvrager geoffreerde plaatsingspercentage
te toetsen aan het gemiddelde prestatieniveau van de aanvragende instelling over de
laatste vijf jaar.
Onderdeel H (artikel 10)
In de regeling wordt het voorschot in plaats van eerder ‘ten hoogste 60% van de verleende
subsidie’ vastgesteld op een vast percentage: 60%. In de praktijk bleek een ‘ten hoogste
percentage’ al vaak gewoon het eindpercentage van het voorschot. Het zou ook moeilijk
zijn aan te geven waarom de ene scholingsinstelling een hoger of lager voorschot dan
de andere zou krijgen. Een vast percentage voorkomt dit.
Onderdeel I (artikel 11a)
Om reden van duidelijkheid en volledigheid is in artikel 11a nu aangegeven dat een
melding (namelijk dat het aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend bijvoorbeeld niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht)
moet worden gedaan aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Onderdeel J (artikel 13)
De vaststelling van de subsidie in het kader van artikel 13 was gebaseerd op het gecombineerd
resultaat van opleiding en het aangaan van een dienstbetrekking door de jonggehandicapten.
In het nieuwe artikel 13 is er meer sprake van maatwerk in die zin dat het gerealiseerde
resultaat van opleiding indien van toepassing, wordt gesplitst indien niet aan de
combinatie van opleiding en gerealiseerde dienstbetrekking is voldaan. Het tweede
lid voorziet hierin.
Onderdeel K (artikel 14)
In artikel 14 was de aanvullende subsidie geregeld voor de periode 2009–2012. Nu deze
subsidies zijn verleend en vastgesteld is de bepaling wegens overbodigheid geschrapt.
Onderdeel L (bijlage)
Eerder in de toelichting is al aangegeven dat de Subsidieregeling geen onderverdeling
meer kent in klasse 1, 2 en 3. Enkel de eerdere klasse 3 is gehandhaafd. Dit is geregeld
in de nieuwe bijlage.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma