Besluit van 30 augustus 2013, nr. 13.001697, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hillegom krachtens artikel 78 van de onteigeningswet ten behoeve van het bestemmingsplan ‘Fietspad Hillegom – Bennebroek’

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

De raad van de gemeente Hillegom verzoekt Ons bij besluit van 1 maart 2012, nummer 2872, om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van een aantal onroerende zaken ter onteigening in die gemeente. Op 26 maart 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hillegom voornoemd raadsbesluit aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, zijn begrepen in het bestemmingsplan “Fietspad Hillegom – Bennebroek”, verder te noemen: het bestemmingsplan. Het desbetreffende gebied waarin het fietspad is gelegen en de onteigeningen zijn voorzien, is gelegen aan de noordoostzijde van Hillegom en strekt zich uit vanaf het parkeerterrein aan de Oude Weerlaan 63 in het zuiden tot aan de Zandlaan in het noorden, waar het aansluit op het al bestaande wegennet van Bennebroek (gemeente Bloemendaal). De oostgrens wordt gevormd door de dijk van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, de Hillegommerdijk genaamd. De westgrens wordt gevormd door de Vosse-, Weerlaner- en de Oosteinderpolder Het bestemmingplan is op 3 juni 2010 vastgesteld door de raad van de gemeente Hillegom en is ten tijde van dit besluit onherroepelijk van kracht.

Aan de in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaken zijn de bestemmingen “Verkeer” (V) en “Water” (W) en de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” (WS-WK) toegekend.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet, en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens, van 14 februari 2013 tot en met 27 maart 2013 in de gemeente Hillegom en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Hillegom van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan, op 13 februari 2013 openbaar kennis gegeven in het huis-aan-huisblad "Witte Weekblad”, editie Hillegom. Onze minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerpbesluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 13 februari 2013, nr. 3363.

Verder is overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging, het ontwerpbesluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbesluit.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

In het “Streekplan Zuid-Holland West”, als ook in het project “Zuidvleugel Zichtbaar Groener” van de provincie Zuid-Holland, worden de Vosse- en Weerlanerpolder, alsmede de Oosteinderpolder aangeduid als “openluchtrecreatiegebied” of “stedelijke groen” en als zodanig bestemd als binnen- of buitenstedelijk gebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder is daarnaast een groene verbinding geprojecteerd, waar mogelijk met recreatief medegebruik. Een en ander sluit nauw aan bij het “Raamplan Haarlemmermeer Groen” van de provincie Noord-Holland, waarin ter compensatie van de overlast van Schiphol en als onderdeel van een groene verbinding de voornoemde polders als natuur- en recreatiegebieden zijn aangewezen, “verbonden door wandel- en fietspaden voor recreanten”. Om een belangrijke rol als recreatief uitloopgebied te kunnen gaan vervullen, dienen de Vosse-, Weerlaner- en de Oosteinderpolder beter ontsloten te worden door de aanleg van voet- en fietspaden tussen Hillegom en Bennebroek.

Daarnaast wordt in het kader van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan van de gemeente Hillegom de aanleg van een optimaal veilig, comfortabel en bereikbaar fietsennetwerk beoogd om het fietsgebruik op korte afstanden tot 7,5 km te bevorderen. Het fietspad Hillegom-Bennebroek kan ook aan de bevordering van deze beleidsdoelstelling bijdragen.

Om bedoelde werken volledig te kunnen realiseren wenst de gemeente Hillegom de beschikking te verkrijgen vrij van lasten en rechten over de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.

In de door verzoeker voorgestane wijze van planuitvoering, wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende regels, toelichting en verbeelding(en).

Met de eigenaren van de in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaken is door de gemeente overleg gevoerd om deze minnelijk in eigendom te verkrijgen. Nu het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht van de onroerende zaken, heeft de raad van de gemeente Hillegom besloten over te gaan tot een onteigeningsverzoek, om aldus de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de realisatie van het fietspad wordt voorzien in 2013. Daarmee wordt in zoverre voldaan aan het voor de beoordeling van de urgentie van de verzochte onteigening door Ons gehanteerde maximale tijdvak van vijf jaar na datum van dit besluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn waarin het ontwerpbesluit tot aanwijzing ter onteigening ter inzage heeft gelegen, zijn bij Ons zienswijzen naar voren gebracht door:

  • 1. de besloten vennootschap Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V., eigenares van de gedeeltelijk mede in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nrs. 2141, 4733 en 4817 (grondplannummers 3, 9 en 10), verder te noemen: reclamante 1;

  • 2. mevrouw A.C. van Saase-Sintenie, eigenares van de gedeeltelijk mede in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nrs. 807, 809, 2765 en 3369 (grondplannummers 1, 2, 5 en 7), verder te noemen reclamante 2;

  • 3. Vereniging Behoud de Polders, verder te noemen: reclamante 3.

Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet, zijn de reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Hiertoe is een hoorzitting gehouden op 15 april 2013 in het gemeentehuis te Hillegom, Hoofdstraat 115. De reclamanten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamante 1 en reclamante 2 hebben hun zienswijzen gezamenlijk ingediend. Zij brengen in hun zienswijzen het volgende naar voren:

  • 1. In de lijst van te onteigenen onroerende zaken wordt onder meer ter onteigening aangewezen het perceel, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nummer 2141, dat eigendom is van reclamante 1. In het ontwerpbesluit wordt echter overwogen dat de raad bij brief van 10 oktober 2012 heeft aangegeven het verzoek om onteigening voor (onder meer) dit perceel niet langer door te zetten. Voor dit perceel kan derhalve niet langer over de onteigening worden beslist, nu voor dit perceel het daartoe vereiste verzoek ontbreekt. Bovendien ontbreekt door deze brief de noodzaak tot onteigening. Reclamanten zijn niet op de hoogte van de inhoud van de brief van 10 oktober 2012, in verband waarmee zij ook om toezending van een afschrift daarvan vragen, zo nodig onder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur, maar menen dat het ontwerpbesluit en het onteigeningsplan in zoverre innerlijk tegenstrijdig zijn. Het perceel is naar hun mening ten onrechte opgenomen in de lijst van te onteigenen onroerende zaken;

  • 2. de gemeente heeft nooit een serieus bod gedaan dat rekening houdt met alle relevante factoren. In de prijs die reclamante 2 is geboden voor haar gronden is geen rekening gehouden met de verwachtingswaarde die op deze gronden rust in verband met een mogelijke lucratieve ontwikkeling. Deze verwachtingswaarde verklaart ook de positie van reclamante 1 in dit gebied; ook aan haar is geen serieus te noemen aanbod gedaan dat rekening houdt met alle relevante factoren. In dat verband wordt ook opgemerkt dat het fietspad de weilanden zal doorkruisen terwijl deze nu zijn afgesloten voor derden. Deze natuurlijke begrenzing zal komen te vervallen. Een deugdelijke afrastering zal moeten worden aangebracht om contact tussen fietsers, vee en natuur te beperken. Ook zal een nieuwe dam moeten worden aangelegd om zowel de gronden met landbouwwerktuigen te kunnen bereiken als om een nieuwe calamiteitenroute te creëren. De huidige route over de dijk zal immers komen te vervallen. In het aanbod is geen rekening gehouden met de kosten die hiervoor moeten worden gemaakt en is evenmin voldoende rekening gehouden met de waardevermindering van de overblijvende gronden. Reclamante geeft een aantal te treffen voorzieningen aan als gevolg van het feit dat het fietspad de weilanden zal doorkruisen. Ook daarom zijn reclamanten van mening dat de gemeente geen serieuze poging heeft ondernomen om de voor de aanleg van het fietspad benodigde gronden in eigendom te verkrijgen, waardoor de noodzaak tot onteigening ontbreekt;

  • 3. het fietspad was al in 1986 voorzien maar tot dusverre is het nooit tot de aanleg daarvan gekomen. Reclamanten menen daarom dat op de gemeente een verzwaarde motiveringsplicht rust wat betreft de urgentie, waarbij in ieder geval zal moeten worden toegelicht waarom de aanleg nu plotseling (wel) urgent zou zijn. In dat licht bezien ligt het bovendien op de weg van de gemeente om aan de hand van concrete plannen aan te geven dat de realisering nu daadwerkelijk op korte termijn ter hand zal worden genomen. Dit klemt temeer nu concrete plannen voor de aanleg van het pad (ook reclamanten) niet bekend zijn. Verwijzing naar het tien jaar oude streekplan en het nog oudere Raamplan Haarlemmermeer Groen (2000) is in dit verband volstrekt onvoldoende. Volgens reclamanten behoeft het evenmin betoog dat de stelling dat het fietspad kan bijdragen aan de bevordering van de algemene beleidsdoelstelling van de aanleg van een optimaal veilig, comfortabel en bereikbaar fietsennetwerk, in het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan uit 2009, evenmin als een concreet plan kan worden beschouwd.

Met betrekking tot de zienswijzen van reclamanten 1 en 2 overwegen Wij het volgende.

Ad 1)

In het ontwerpbesluit hebben Wij overwogen, dat de gemeenteraad van Hillegom bij brief van 10 oktober 2012 te kennen heeft gegeven niet langer prijs te stellen op de voortzetting van de onteigeningsprocedure met betrekking tot de “geheel of gedeeltelijk in het onteigeningsverzoek begrepen percelen, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nummers 2141, 3368, 5946 en 6154 (grondplannummers 4, 6, 12 en 13)”.

Dit, zo deelt de raad met zoveel woorden mee, in verband met de inmiddels geslaagde minnelijke verwerving van deze percelen, die voordien in eigendom toebehoorden aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het perceel Hillegom, sectie B, nummer 2141, is echter eigendom van de reclamante 1 en was wel opgenomen in de bij het ontwerpbesluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken. Naar Ons oordeel kan in de tegenstrijdigheid tussen de brief van de raad en de lijst bij het ontwerpbesluit geen grond worden gevonden om te komen tot de afwijzing van het verzoek om dit perceel ter onteigening aan te wijzen. Wij overwegen daartoe dat de gemeenteraad van Hillegom het perceel Hillegom, sectie B, nummer 2141 met het grondplannummer 3 op juiste wijze heeft betrokken bij zijn verzoekbesluit van 1 maart 2012 en de bijbehorende grondtekening en lijst van te onteigenen onroerende zaken. In dat licht kan dan ook niet worden gesteld dat voor dit perceel het daartoe vereiste verzoek ontbreekt. Voorts merken Wij op, dat Wij in lijn met vermeld verzoekbesluit het zojuist vermelde perceel ook onder grondplannummer 3 hebben opgenomen in de bij het ontwerpbesluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken. In dit ontwerpbesluit hebben Wij, zoals ook blijkt uit de hiervoor aangehaalde overweging, weliswaar het perceel Hillegom, sectie B, nummer 2141 genoemd, doch met het grondplannummer 4 en niet met het grondplannummer 3. Het grondplannummer 4 kwam daarom ook niet (meer) voor in de bij het ontwerpbesluit behorende lijst. Het kon reclamanten daarom duidelijk zijn, dat sprake was van een verschrijving in bedoelde overweging, mede ook in aanmerking nemend de omstandigheid dat de gemeente met hen nog geen overeenstemming had bereikt over de minnelijke verwerving. Gelet op de eerder vermelde lijst kon voorts bij reclamanten evenmin een misverstand bestaan over het doorzetten van de procedure met betrekking tot het perceel Hillegom, sectie B, nummer 2141. Overigens merken Wij nog op dat de gemeenteraad Ons bij brief van 17 april 2013 heeft bericht dat sprake is geweest van een verschrijving in de brief van 10 oktober 2012. In plaats van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nr. 2141 heeft de raad bedoeld het perceel, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nr. 2146.

Ad 2)

Het gestelde omtrent de (hoogte van de) biedingen die de verzoeker om onteigening reclamanten heeft gedaan en de vraag of daarbij op voldoende wijze rekening is gehouden met een aantal factoren zoals de verwachtingswaarde is in hoofdzaak financieel van aard. Wij merken op, dat verschil van inzicht over de hoogte van de schadeloosstelling niet kan leiden tot de afwijzing van het verzoek om onteigening. De onteigeningswet waarborgt belanghebbenden immers op grond van artikel 40 een volledige schadeloosstelling. De hoogte daarvan staat thans in het kader van de onderhavige onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, aangezien de bevoegdheid tot de vaststelling daarvan is voorbehouden aan de onteigeningsrechter in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure.

Naar aanleiding van de stelling dat in de biedingen aan reclamanten geen rekening is gehouden met de te maken kosten voor plaatsing van deugdelijke afrasteringen en de aanleg van een nieuwe dammen merken Wij op, dat uit de Ons overgelegde stukken blijkt dat de verzoeker om onteigening reclamanten bij brieven van 8 februari 2011 biedingen heeft gedaan gericht op de (gedeeltelijke) verwerving van de benodigde onroerende zaken. Daarbij heeft de verzoeker opgemerkt dat hij de overblijvende percelen of gedeelten daarvan zal afwateren op nieuw aan te leggen kavelsloten, waarbij de eigendomsgrens na aankoop zal worden gerespecteerd. Voorts heeft verzoeker gesteld dat in overleg met reclamanten bekeken zal moeten worden hoe wordt omgegaan met de eventuele afrasteringen. De kosten van (ver)plaatsing van eventuele afrasteringen zijn daarom door de verzoeker vooralsnog pro memorie in het aanbod opgenomen. Reclamante 1 heeft na de bieding van 8 februari 2011 echter geen (verder) overleg meer willen voeren. Zij heeft dit nog bevestigd in een brief van 9 februari 2012 nadat de gemeente per brief van 10 januari 2012 haar eerdere bieding had herhaald. Met reclamante 2 heeft na bedoelde brief wel overleg plaatsgevonden en op enkele momenten zijn over en weer e-mailberichten verstuurd. Reclamante 2 heeft daarbij ook een prijsopgaaf voor de (ver)plaatsing van hekwerken verstrekt. De namens de verzoeker optredende verwerver heeft haar per e-mail van 14 december 2011 laten weten dat hij zich in principe in deze prijsopgaaf kon vinden. Verder overleg heeft echter niet tot overeenstemming geleid, waarna de reclamante 2 de verzoeker per e-mail van 13 februari 2012 liet weten dat zij haar grond niet wenst te verkopen. Gelet op deze gang van zaken kan naar Ons oordeel niet worden gesteld dat verzoeker geen serieuze pogingen heeft ondernomen om de voor de aanleg van het fietspad benodigde gronden in eigendom te verkrijgen.

Ad 3)

Met betrekking tot het gestelde over de urgentie van de onteigening overwegen Wij dat aan het urgentievereiste in het algemeen is voldaan, indien de gemeente binnen vijf jaar na de datum van het besluit tot aanwijzing ter onteigening een begin maakt met de uitvoering van het werk en/of de werkzaamheden waarvoor onteigend is. In dit verband overwegen Wij dat de verzoeker om onteigening voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij binnen deze termijn een aanvang zal maken met de werkzaamheden waarvoor de onteigening noodzakelijk is. Voorts merken Wij op, dat het plan voor de aanleg van het fietspad weliswaar al oud is maar dat het bestemmingsplan dat thans de aanleg van het pad mogelijk maakt eerst op 18 mei 2011 onherroepelijk is geworden door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nr. 201007501/1/R1. Dat nadien niet direct is gestart met de aanleg van het pad vindt zijn oorzaak in het feit dat de verzoeker nog niet alle benodigde gronden daarvoor heeft kunnen verwerven. De verzoeker is echter voornemens om met de werkzaamheden te starten zodra hij alle benodigde gronden wel in eigendom heeft verkregen. In zoverre staat de urgentie van de verzochte onteigening vast.

Reclamante 3 tekent in haar zienswijze bezwaar aan tegen het bestemmingsplan dat als basis voor de onteigening dient. Zij merkt op dat zij op 12 augustus 2011 is opgericht met als belangrijkste doel om dat te doen wat nodig is om de belangrijke natuur- en cultuurhistorische waarden van de Vosse- en Weerlanerpolder en de Oosteinderpolder te beschermen. Aangezien reclamante nog niet bestond toen het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Hillegom werd vastgesteld, heeft zij daar niet eerder tegen kunnen ageren. Zij meent echter op basis van een uitvoerig betoog dat het bestemmingsplan veel onvolkomenheden bevat en daarom ondeugdelijk is, om welke reden zij zich dan ook niet met het vastgestelde plan kan verenigen.

Met betrekking tot de zienswijze van reclamante 3 overwegen Wij het volgende.

Als uitgangspunt voor de beoordeling van de ontvankelijkheid geldt, dat als belanghebbende in de administratieve onteigeningsprocedure kan worden aangemerkt, degene die zakelijke of persoonlijke rechten kan doen gelden op de in een onteigeningsbesluit begrepen gronden, dan wel degene wiens belang uit anderen hoofde rechtstreeks bij een onteigeningsbesluit is betrokken. Reclamante 3 is blijkens haar statuten van 12 augustus 2011, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. De vereniging heeft als doel het behouden en het verbeteren van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, flora en fauna, kwaliteit van het milieu, gezondheid van mensen, alsmede een goede ruimtelijke ordening, waaronder uitdrukkelijk het leveren van bijdragen aan optimale verkeerskundige voorzieningen, alles in de ruimste zin van het woord. Naar Ons oordeel kan reclamante 3 dit in beginsel uitsluitend doen met het oogmerk de (algemene en) collectieve belangen van de aangesloten leden te behartigen. Indien zij de individuele belangen van die leden wenst te behartigen, zullen de desbetreffende leden reclamante daartoe moeten machtigen. Van een daartoe strekkende machtiging, waaruit ook zou blijken dat reclamante de belangen behartigt van eigenaren van in de onderhavige procedure betrokken onroerende zaken, is evenwel niet gebleken. Gelet op het vorenstaande kunnen Wij reclamante 3 dan ook niet in haar zienswijze ontvangen en behoeft deze hier geen verdere bespreking.

Overige overwegingen

Per brief van 10 oktober 2012 heeft de raad van de gemeente Hillegom Ons te kennen gegeven wegens minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure met betrekking tot de geheel of gedeeltelijk mede in het onteigeningsverzoek begrepen percelen, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nr. 2141 (bij brief van 17 april 2013 heeft de raad Ons bericht dat hier sprake is geweest van een verschrijving en dat nr. 2146 is bedoeld), 3368, 5946 en 6154 (grondplannummers 4, 6, 12 en 13).

Bij brief van 23 april 2013 hebben burgemeester en wethouders van Hillegom Ons te kennen gegeven wegens minnelijke verwerving niet langer prijs te stellen op voortzetting van de onteigeningsprocedure met betrekking tot het gedeeltelijk mede in het onteigeningsverzoek begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Hillegom, sectie B, nr. 5945 (grondplannummer 11). Gelet hierop is de noodzaak van de onteigening van deze onroerende zaken komen te vervallen.

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de overige in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan bezwaarlijk kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Hillegom de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij kunnen derhalve, met inachtneming van hetgeen Wij hierboven hebben overwogen, het verzoek van de raad van de gemeente Hillegom tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, gedeeltelijk toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 7 juni 2013, nr. RWS-2013/26360, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Gelezen het besluit van de raad van de gemeente Hillegom van 1 maart 2012, nummer 2872;

Gelezen de brieven van de raad van de gemeente Hillegom van 10 oktober 2012, met kenmerk RO/JN\Z-09-01196\1.2. Post Uit\26220, en 17 april 2013, met kenmerk RO/JN\Z-09-01196\1.2. Post Uit\29952;

Gelezen de brieven van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom van 2 april 2012, met kenmerk RO/JN\Z-09-01196\1.2. Post Uit\22008, en 23 april 2013, met kenmerk RO/JN\Z-09-01196\1.2. Post Uit\30079;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 juli 2013, nr. W14.13.0167/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 20 augustus 2013, nr. RWS-2013/34929, Rijkswaterstaat Corporate Dienst.

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan Fietspad Hillegom-Bennebroek van de gemeente Hillegom ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet binnen de gemeente Hillegom en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht, ter inzage heeft gelegen en voor zover die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Wassenaar, 30 augustus 2013

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

NAAM ONTEIGENINGSPLAN: FIETSPAD HILLEGOM – BENNEBROEK

VERZOEKENDE INSTANTIE: GEMEENTE HILLEGOM

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Hillegom

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

1

00

00

03

Terrein (grasland)

00

54

00

B 807

Anna Catharina Sintenie, Bennebroek

                   

2

00

00

08

Terrein (grasland)

00

78

30

B 809

Anna Catharina Sintenie, Bennebroek

                   

3

00

05

70

Terrein (grasland)

00

68

10

B 2141

Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V., Wassenaar, zetel:

‘s-Gravenhage

                   

5

00

01

95

Terrein (natuur)

00

02

90

B 2765

Anna Catharina Sintenie, Bennebroek

                   

7

00

10

30

Terrein (grasland)

00

11

80

B 3369

Anna Catharina Sintenie, Bennebroek

                   

8

00

00

69

Water

01

36

90

B 3554

Stichting GGZ InGeest, Amsterdam, zetel: Amsterdam

                   

9

00

02

94

Terrein (grasland)

00

76

20

B 4733

Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V., Wassenaar, zetel:

‘s-Gravenhage

                   

10

00

54

39

Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid

07

56

00

B 4817

Muntendamsche Investerings Maatschappij B.V., Wassenaar, zetel:

‘s-Gravenhage

Naar boven