TOELICHTING
1. Aanleiding
Op 1 juni 2011 is de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen
(MKOB) in werking getreden. De MKOB geeft binnenlandse belastingplichtigen en buitenlandse
belastingplichtigen met een wereldinkomen waarvan tenminste 90%, na toepassing van
regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing
naar het inkomen is onderworpen, recht op een koopkrachttegemoetkoming. De koopkrachttegemoetkoming
is in juni 2011 als alternatief geïntroduceerd voor de tegemoetkoming, die was geregeld
in de Algemene Ouderdomswet (hierna: AOW-tegemoetkoming). Het doel van dit alternatief
was tweeledig: de export (uitbetaling buiten Nederland) van de AOW-tegemoetkoming
zoveel mogelijk beëindigen en een bezuiniging.
Het niet exporteren van de koopkrachttegemoetkoming heeft in Nederland tot rechtszaken
geleid. Daarnaast heeft de Europese Commissie op 21 februari 2013 bekend gemaakt een
infractieprocedure tegen Nederland te starten bij het Hof van Justitie van de Europese
Unie wegens mogelijke strijdigheid van de MKOB met Verordening (EG) nr. 883/20041. Bij zowel de rechtszaken als de infractieprocedure wordt bestreden dat de MKOB een
fiscale maatregel is. In plaats daarvan wordt gesteld dat sprake is van een uitkering
bij ouderdom die valt onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004 en
de bilaterale sociale zekerheidsverdragen. Als dit het geval zou zijn, betekent het
dat de koopkrachttegemoetkoming ook uitbetaald moet worden aan AOW-gerechtigden van
wie niet ten minste 90% van het wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming
van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen is onderworpen
en die wonen in de Europese Unie/Europese Economische Ruimte/Zwitserland (hierna:
EU/EER/Zwitserland) of een verdragsland.
2. Doel en uitgangspunten
De kans dat de hoogste (Europese) rechter tot het oordeel zal komen dat de koopkrachttegemoetkoming
geëxporteerd moet worden is zeker aanwezig in aanmerking nemend dat de Rechtbank Haarlem
in een aantal uitspraken al heeft beslist dat de koopkrachttegemoetkoming een uitkering
bij ouderdom is die valt onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004
en de bilaterale sociale zekerheidsverdragen.2 Vanwege de tijd die verstrijkt alvorens de hoogste (Europese) rechter uitsluitsel
zal geven of de koopkrachttegemoetkoming geëxporteerd moet worden en de financiële
risico’s die dit met zich meebrengt, ziet het kabinet zich genoodzaakt alle AOW-gerechtigden
die woonachtig zijn in de EU/EER/Zwitserland en verdragslanden en die niet MKOB-gerechtigd
zijn alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2011 – de datum van inwerkingtreding
van de MKOB – recht te geven op een bedrag ter hoogte van de koopkrachttegemoetkoming.
Over het met terugwerkende kracht uit te betalen bedrag zal de toepasselijke wettelijke
rente, bedoeld in artikel 119 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, worden vergoed.
De onderhavige regeling voorziet in het voorgaande. De reden hiervoor is dat het kabinet
het oplopende financiële risico dat gepaard gaat met het voeren van de procedures
rondom het niet-exporteren van de koopkrachttegemoetkoming onwenselijk acht.
3. Doelgroepen
Voor de sociale zekerheid geldt het beleid dat geen uitkeringen worden geëxporteerd
tenzij met het desbetreffende land afspraken over gegevensuitwisseling zijn gemaakt,
waardoor de controle adequaat is geregeld. Tot de doelgroep van de onderhavige behoren
daarom AOW-gerechtigden woonachtig in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden, Aruba,
Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten die niet recht hebben op de
koopkrachttegemoetkoming op grond van de MKOB. Onder verdragsland wordt verstaan een
derde land waar Nederland een bilateraal sociale zekerheidsverdrag mee heeft gesloten,
waarin de export van uitkeringen bij ouderdom is geregeld.
Omdat de regeling met terugwerkende kracht zal gelden, kan het voorkomen dat de regeling
ook geldt voor AOW-gerechtigden die overleden zijn in de periode tussen 1 juni 2011
en de datum van inwerkingtreding van de regeling. De Sociale Verzekeringsbank (SVB)
kent de tegemoetkoming toe aan nabestaanden, voor zover de SVB beschikt over de benodigde
gegevens. Indien de SVB niet over gegevens beschikt kan de nabestaande zelf een verzoek
indienen.
4. Financiële paragraaf
4.1 Uitkeringslasten
De SVB heeft onderzocht hoeveel personen met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2011
aanspraak hebben op een tegemoetkoming op grond van de onderhavige regeling. Dit betreft
ongeveer 307.000 personen in de EU/EER/Zwitserland of een verdragsland. De uitkeringslasten
van de regeling in 2013, inclusief terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2011 en
inclusief wettelijke rente, zullen ca. € 300 mln. bedragen.
In 2014 zal de tegemoetkoming op grond van deze regeling aan zo’n 315.000 personen
worden uitbetaald, en bedragen de uitkeringslasten € 90 mln per jaar. Door toename
van het aantal AOW-gerechtigden stijgt ook het aantal buitenlandse AOW’ers. De tegemoetkoming
op grond van deze regeling zal daarom in de structurele situatie aan ca. 400.000 buitenlandse
AOW’ers toekomen. De uitkeringslasten bedragen dan € 120 mln per jaar.
4.2 Uitvoeringskosten
De eenmalige uitvoeringskosten om de tegemoetkoming op basis van deze regeling met
terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2011 toe te kennen worden geraamd op € 501.000.
| |
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
Structureel
|
|
Uitkeringslasten (x mln €)
|
300
|
90
|
90
|
95
|
95
|
95
|
120
|
|
Uitvoeringskosten (x mln €)
|
0,5
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
Totaal (x mln €)
|
300,5
|
90
|
90
|
95
|
95
|
95
|
120
|
4.3 Financiering en verantwoording uitvoering door de SVB
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt jaarlijks ten laste van
het Rijk aan de SVB een uitkering voor de lasten van de door hem uitbetaalde uitkeringen
op basis van de onderhavige regeling en voor de daaraan verbonden uitvoeringskosten.
Er zal geen aparte financiële verantwoording worden afgelegd, omdat deze zal plaatsvinden
samen met de verantwoording over de MKOB. De financiering van de regeling vindt rechtstreeks
uit de algemene middelen plaats.
4.4 Administratieve lasten
De onderhavige regeling voorziet in de ambtshalve toekenning en betaling van een tegemoetkoming
aan de rechthebbende. Hier zijn geen administratieve lasten mee gemoeid.
5. Uitvoering
De SVB voert de regeling uit. De SVB voert voor de uitvoering van de regeling geen
aparte administratie, maar zal de administratie van de uitvoering van deze regeling
combineren met de administratie voor de MKOB. Alle gerechtigden worden in oktober
geïnformeerd over de toekenning met terugwerkende kracht en vanaf oktober 2013 ontvangen
de gerechtigden de tegemoetkoming naast hun AOW. De nabetaling over de periode vóór
oktober 2013 vindt begin november plaats.
6. Ontvangen commentaren
Sociale Verzekeringsbank
De SVB acht de regeling uitvoerbaar per 1 oktober 2013, waarbij de SVB er van uit
gaat dat de toekenning binnen de huidige uitvoeringssystematiek van de MKOB kan plaatsvinden.
Dit houdt in dat er geen aparte financiële verantwoording wordt afgelegd en de klantproducten
beperkt worden aangepast. Hierdoor kan de SVB een vereenvoudiging realiseren waardoor
er een besparing op de uitvoeringskosten plaatsvindt van € 400.000. De eenmalige uitvoeringskosten
worden geraamd op € 501.000.
De SVB heeft daarnaast nog een aantal juridische opmerkingen gemaakt. Dit heeft ertoe
geleid dat de regeling en de toelichting op de regeling op enkele punten zijn verduidelijkt.
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De regeling geeft de inspectie geen aanleiding tot opmerkingen over de toezichtbaarheid.
7. Einde regeling
Zo spoedig mogelijk zal een wetsvoorstel worden ingediend waarin een tegemoetkoming
is uitgewerkt die voor AOW-gerechtigden woonachtig in Nederland, de EU/EER/Zwitserland,
verdragslanden, Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten geldt
en waarin de MKOB wordt ingetrokken. Bij het inwerkingtreden van dit wetsvoorstel
zal ook deze regeling worden ingetrokken.
Artikelsgewijs
Artikel 3. Tegemoetkoming
Als aan de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met c gestelde voorwaarden
is voldaan, bestaat recht op een tegemoetkoming ter hoogte van het bedrag, genoemd
in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit KOB. Door de verwijzing naar
het Uitvoeringsbesluit KOB is expliciet aangegeven dat dit artikel recht geeft op
dezelfde uitkering als de MKOB. Dit bedrag bedraagt met ingang van 1 juli 2013 € 25,16
per kalendermaand. Gezien de terugwerkende kracht tot en met uiterlijk 1 juni 2011
is het van belang er op te wijzen dat voor de toepassing van deze regeling steeds
de bedragen gelden zoals die in de betreffende periode van toepassing waren. Van 1 juni
2011 tot 1 januari 2012 gold het bedrag van € 33,09 per kalendermaand. Van 1 januari
2012 tot 1 januari 2013 gold het bedrag van € 33,65 per kalendermaand en van 1 januari
2013 tot 1 juli 2013 een bedrag van € 28,14.
Recht op een tegemoetkoming dient er ook te zijn voor de pensioengerechtigde die naast
het bestaande recht op ouderdomspensioen werkzaamheden in het algemeen belang verricht.
Dit mag niet worden beperkt als gevolg van het niet in Nederland wonen. Het tweede
lid voorziet hierin.
Artikel 4. Ontstaan van het recht op tegemoetkoming
De onderhavige regeling is qua opzet zoveel mogelijk gelijk aan die van de MKOB. Artikel
4, eerste lid, komt inhoudelijk overeen met artikel 4 van de MKOB.
Ingevolge het tweede lid heeft de persoon die met terugwerkende kracht tot en met
uiterlijk 1 juni 2011 recht heeft op de tegemoetkoming op grond van deze regeling
tevens recht op vergoeding van de wettelijke rente, bedoeld in artikel 119 van boek
6 van het Burgerlijk Wetboek. Recht op vergoeding van de wettelijke rente bestaat
alleen over tegemoetkomingen die worden betaald over de maanden die zijn gelegen tussen
1 juni 2011 en het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, te weten 1 november
2013. De wettelijke rente bedraagt thans 3% (zie artikel 1 van het Besluit wettelijke
rente). De wettelijke rente bedroeg per 1 juni 2011 3%, per 1 juli 2011 4% en per
1 juli 2012 weer 3%.
Artikelen 5 en 6. Betaalbaarstelling van de tegemoetkoming en van overeenkomstige
toepassing zijnde bepalingen
Artikel 5 is vergelijkbaar met artikel 5, eerste en achtste lid, van de MKOB. De overige
bepalingen van artikel 5 en de verdere relevante bepalingen van de MKOB zijn van overeenkomstige
toepassing verklaard in artikel 6, eerste lid.
Artikel 19 MKOB dat de aparte fiscale beroepsgang regelt is niet van overeenkomstige
toepassing. Dit vloeit voort uit bijlage 2, artikel 9, van de Algemene wet bestuursrecht
dat bepaalt dat tegen besluiten op grond van de Kaderwet SZW-subsidies, de rechtsbasis
van de onderhavige regeling, hoger beroep openstaat bij de Centrale Raad van Beroep.
Een tegemoetkoming op grond van deze regeling wordt op grond van het tweede lid aangemerkt
als een tegemoetkoming op grond van de MKOB.
Artikel 7. Financiering en verantwoording door de SVB
Met artikel 7 dat een zelfde inhoud kent als artikel 13 MKOB wordt bewerkstelligd
dat qua financiering, verantwoording en bekostiging zoveel mogelijk sprake van één
bekostigingsprocedure.
Artikel 8. Inwerkingtreding
In paragraaf 2 van de algemene toelichting is aangegeven dat de tegemoetkoming wordt
uitbetaald met ingang van de datum van inwerkingtreding van de MKOB. Dit betekent
dat aan de onderhavige regeling terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 juni
2011.De regeling zal in werking treden met ingang van 1 oktober 2013. Dit is in overeenstemming
met de geldende systematiek van vier vaste verandermomenten (VVM) voor ministeriële
regelingen. Onderdeel van deze systematiek is echter ook het hanteren van een minimale
invoeringstermijn van twee maanden. Van deze minimale invoeringstermijn wordt in deze
ministeriële regeling afgeweken. Deze afwijking wordt in dit geval gerechtvaardigd
door een aantal uitzonderingsgronden. Zo is de doelgroep gebaat met een snelle inwerkingtreding
en heeft de regeling het karakter van reparatiewetgeving waarmee aan rechterlijke
uitspraken wordt tegemoetgekomen en bovendien een infractieprocedure van de Europese
Commissie tegen Nederland wordt voorkomen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma.