Bekendmaking van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie van 27 augustus 2015, nr MinBuZa.2015.479706, inzake verlenging van de termijn waarbinnen een verzoek kan worden gedaan tot toepassing van de contouren van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie maken bekend dat zij gelet op de bijzondere aard van de zaak aanleiding zien om de weduwen meer tijd te geven om tot een zorgvuldige afronding van hun claim te komen. De indieningstermijn voor verzoeken op grond van de hierna volgende Contouren van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi1 wordt met twee jaar verlengd tot 11 september 2017.

1 Inleiding

Na het uitroepen van de Republik Indonesia op 17 augustus 1945 brak in het toenmalige Nederlands-Indië een onafhankelijkheidsoorlog uit waarbij zowel aan Nederlandse als aan Indonesische zijde vele slachtoffers zijn gevallen. In deze periode zijn op een aantal plaatsen door Nederlandse militairen standrechtelijke executies uitgevoerd, waarbij in dorpen een deel van de mannelijke bevolking zonder vorm van proces is geëxecuteerd.

Eén van deze plaatsen was Rawagedeh, Java. Een aantal weduwen van mannen die aldaar bij een executie standrechtelijk zijn geëxecuteerd heeft een vordering uit onrechtmatige daad ingesteld tegen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat). Bij vonnis van 14 september 2011 (LJN BS8793) heeft de rechtbank Den Haag de vordering van de weduwen toegewezen en de Staat aansprakelijk gehouden voor de door de weduwen geleden schade door het overlijden van hun echtgenoten.

De Staat heeft de onrechtmatigheid van de massa-executie te Rawagedeh erkend maar heeft zich in de hiervóór genoemde procedure op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de weduwen – ontstaan in 1947 – zijn verjaard. De rechtbank heeft evenwel geoordeeld dat, hoewel de vorderingen zijn verjaard, de Staat jegens de weduwen geen beroep op verjaring toekomt. De weduwen zijn volgens de rechtbank, anders dan (andere) nabestaanden, door het handelen van de Staat zo direct geraakt dat jegens hen een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Na het vonnis van de rechtbank heeft de Staat met de weduwen van Rawagedeh een minnelijke regeling van hun schade getroffen.

Na de uitspraak van de rechtbank Den Haag hebben ook andere weduwen wier echtgenoten zijn omgekomen bij standrechtelijke executies vergelijkbaar met de standrechtelijke executie te Rawagedeh, vorderingen bij de Staat ingediend.

Tegen deze achtergrond heeft de Staat ervoor gekozen om te bezien of met claimanten die zich aantoonbaar in een gelijke positie bevinden als de weduwen van Rawagedeh tot een minnelijke regeling kan worden gekomen. Daarbij is (en blijft) uitgangspunt dat de vorderingen van deze claimanten jegens de Staat zijn verjaard op grond van de Verjaringswet 1924 dan wel op grond van artikel 2004 (oud) BW (derhalve 5 respectievelijk 30 jaar na het plaatsvinden van de strandrechtelijke executies).

De Staat is in deze gevallen bereid om de vorderingen uit onrechtmatige daad van deze groep claimanten in der minne te regelen door middel van het sluiten van een privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomst. De hierna weergegeven contouren bepalen welke personen voor het sluiten van een dergelijke vaststellingsovereenkomst in aanmerking kunnen komen.

De contouren die bepalen wie in aanmerking komen voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst hebben – gelet op het zuiver privaatrechtelijke karakter van de vordering van claimanten jegens de Staat en de gekozen oplossing voor afdoening daarvan via het sluiten van een vaststellingsovereenkomst naar burgerlijk recht – geen publiekrechtelijke basis, noch wordt bedoeld hiervoor een publiekrechtelijke basis te vormen.

De tekst van een model-vaststellingsovereenkomst is als bijlage gevoegd.

2 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor schadevergoeding

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van geleden schade dient een claimant aan de navolgende voorwaarden te voldoen. Zij moet:

  • Getrouwd zijn geweest met een persoon die tijdens een standrechtelijke executie is geëxecuteerd door Nederlandse militairen;

  • De standrechtelijke executie waarbij de echtgenoot van claimant om het leven is gekomen moet van vergelijkbare aard en ernst zijn geweest als de executies in Rawagedeh en Zuid Sulawesi;

  • De standrechtelijke executie waarbij de echtgenoot van claimant om het leven in gekomen moet zijn vermeld in reeds gepubliceerde openbare bronnen.

Of een claimant voldoet aan de bovengenoemde vereisten zal door haar aannemelijk moeten worden gemaakt. Hiervoor dienen in ieder geval de volgende gegevens te worden verstrekt:

  • Een geldig identiteitsbewijs van claimant met daarop (ten minste) haar volledige naam, haar woonplaats en haar geboortedatum;

  • Een afschrift uit het plaatselijke bevolkingsregister, niet ouder dan één maand;

  • Bewijs van het huwelijk van claimant met de overledene (mag in de vorm van ten minste twee verklaringen, waarvan één van claimant zelf mag zijn);

  • Bewijs dat de overleden echtgenoot van claimant bij een standrechtelijke executie zoals hiervóór omschreven om het leven is gekomen (mag in de vorm van ten minste twee verklaringen, waarvan één van claimant zelf mag zijn);

  • Een Nederlandse vertaling van alle bovengenoemde documenten.

3 Vergoeding

Indien naar de mening van de Staat voldoende aannemelijk is gemaakt dat zij aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet, komt zij in aanmerking voor een vergoeding van door haar geleden schade door het overlijden van haar echtgenoot. Deze vergoeding bedraagt € 20.000, alles inbegrepen. Dit bedrag vergoedt daarmee alle mogelijke vorderingen van claimante op de Staat, ook eventueel gemaakte kosten voor het indienen van het verzoek.

4 Indieningstermijn

Om voor de voornoemde vergoeding in aanmerking te komen, dient een mogelijke claimante het verzoek om schadevergoeding in te dienen binnen vier jaar na bekendmaking2 van de onderhavige schikkingsmogelijkheid. Derhalve dient het complete verzoek vóór 11 september 2017 door de Staat te zijn ontvangen.

5 Wijze van indiening

Het verzoek met bijlagen moet worden ingediend door middel van verzending per post aan:

Kantoor Landsadvocaat

Claim Indonesische weduwen

Postbus 11756

2502 AT Den Haag

Nederland

BIJLAGE MODEL-VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

Partijen

De Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ministerie van Defensie), waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage,

hierna te noemen: de Staat,

te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [x],

en

[naam claimant], wonende te [woonplaats claimant], hierna te noemen [x],

te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [x],

Overwegende

  • i) Op basis van hetgeen is gepubliceerd in de Staatscourant 2013, nr 25383 3, waarin de contouren voor een bredere schikkingsregeling zijn opgenomen, heeft [claimant] op [datum] bij de Staat een verzoek ingediend tot het aangaan van een vaststellingsovereenkomst naar burgerlijk recht, zoals bedoeld in de voornoemde publicatie.

  • ii) Op grond van de bewijsstukken waarmee [claimant] het verzoek heeft gestaafd, is het naar het oordeel van de Staat voldoende aannemelijk dat [claimant] voldoet aan de voorwaarden, neergelegd in de hiervóór onder (i) bedoelde publicatie in de Staatscourant, waaronder de Staat bereid is om ten aanzien van de vordering van [claimant] af te zien van een beroep op verjaring en vergoeding aan te bieden voor de schade die [claimant] heeft geleden als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot, [naam echtgenoot], bij een standrechtelijke executie op [datum executie] te [plaats].

  • iii) Deze vaststellingsovereenkomst, waarbij de schade die [claimant] als gevolg van het overlijden van [naam echtgenoot] heeft geleden en/of nog zal lijden in der minne wordt geregeld, heeft uitsluitend betrekking op de rechtsverhouding tussen [claimant] en de Staat. Andere (rechts)personen kunnen aan deze vaststellingsovereenkomst geen rechten ontlenen.

Zijn als volgt overeengekomen

Artikel 1 Betaling

De Staat betaalt aan [claimant] een bedrag van € 20.000 (zegge: twintigduizend euro) ter definitieve regeling van alle schade die [claimant] heeft geleden en/of zal lijden in verband met het overlijden van haar echtgenoot [naam echtgenoot], met inbegrip van eventuele kosten van juridische bijstand of andere kosten die [claimant] mocht hebben gemaakt ter indiening van het onder (i) van de considerans van deze overeenkomst genoemde verzoek en/of anderszins ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De betaling zal geschieden door overmaking op [PM] binnen [] dagen nadat deze vaststellingsovereenkomst namens partijen is getekend.

Artikel 2 Finale kwijting

Partijen verklaren hierbij dat zij, behoudens het in deze vaststellingsovereenkomst bepaalde, over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben met betrekking tot het overlijden van de echtgenoot van [claimant] bij de onder (ii) van de considerans van deze overeenkomst genoemde standrechtelijke executie en alle daaruit voortgevloeide en nog voortvloeiende gevolgen, van welke aard dan ook. Partijen verlenen elkaar in verband daarmee volledige en finale kwijting.

Artikel 3 Aanvulling en/of wijziging

Deze vaststellingsovereenkomst kan slechts worden aangevuld en/of gewijzigd door een schriftelijk stuk dat door beide partijen is ondertekend.

Artikel 4 Ontbinding en vernietiging

Partijen doen afstand van het recht om ontbinding of vernietiging van deze vaststellingsovereenkomst te vorderen.

Artikel 5 Toepasselijk recht

Op deze vaststellingsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze vaststellingsovereenkomst treedt in werking op de dag waarop zij namens beide partijen is getekend.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend.

   

De Staat der Nederlanden

[naam claimant]

Ministerie van Buitenlandse Zaken en

 

Ministerie van Defensie

 
   

Voor deze: [x]

Voor deze: [x]

Datum: _____________

Datum: _____________

Plaats: ______________

Plaats: ______________

Handtekening: __________

Handtekening: __________


X Noot
1

Oorspronkelijk gepubliceerd in Stcrt 2013, nr. 25383

X Noot
3

Verlenging bekendgemaakt in Stcrt 2015, nr 25383

Naar boven