Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 september 2013, nr. 531836 houdende wijziging van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen in verband met de wijze van de verlenging van de subsidie en houdende wijziging van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 in verband met de opname van de aspirant-opleidingsscholen in het mbo

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 4, tweede lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN

De Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel l, vervalt onder vernummering van de onderdelen m en n tot onderdelen l en m.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is per jaar een bedrag van € 20.000.000 beschikbaar.

  • 2. In afwijking op het eerste lid is voor het schooljaar 2013/2014 een bedrag beschikbaar van € 20.550.000.

C

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Subsidiebedrag

  • 1. De hoogte van de subsidie per subsidieontvanger wordt bepaald aan de hand van het aantal studenten op de opleidingsschool in het verstreken schooljaar, zoals in bijlage 2 is aangegeven.

  • 2. De subsidie wordt verleend als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan de in artikel 2 omschreven activiteiten. Zij kan ook worden aangewend voor andere bekostigde activiteiten van de aanvrager.

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Vereisten subsidieaanvraag

De aanvraag bedoeld in artikel 11, vierde lid, wordt ingediend met behulp van het formulier Verlenging bekostiging opleidingsscholen dat door de Dienst Uitvoering Onderwijs aan de opleidingsscholen ter beschikking wordt gesteld.

E

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Termijn indiening aanvraag

De aanvraag bedoeld in artikel 11, vierde lid, wordt ingediend vóór 15 juni van het jaar waarin het in artikel 11 genoemde tijdvak afloopt.

F

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Evenredige verdeling bij overschrijding subsidieplafond

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag bij overschrijding van het subsidieplafond evenredig over de subsidieontvangers zodanig dat iedere subsidieontvanger een gelijk percentage ontvangt van het bedrag wat op grond van de tabel in bijlage 2 aan hem zou worden verleend.

G

Artikel 10, tweede lid, komt te luiden:

2. De NVAO brengt advies uit over de kwaliteit van de opleidingsschool door middel van een beoordeling van het samenwerkingsverband.

H

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de lerarenopleiding(en) met een maximum van zes jaar.’ vervangen door: de lerarenopleiding of lerarenopleidingen.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien meerdere lerarenopleidingen deelnemen in een opleidingsschool, wordt de subsidie verleend tot en met het einde van de accreditatietermijn van de door de subsidieontvanger aangewezen lerarenopleiding.

  • 3. De subsidieontvanger meldt uiterlijk op 31 december 2013 aan de NVAO welke lerarenopleiding is aangewezen.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt ‘of’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door ‘, of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. niet voldaan is aan de verplichting, bedoeld in artikel 14, tweede lid.

J

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20. Vervaldatum

Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2017, met dien verstande dat deze regeling, zoals deze luidde op 30 juni 2017, van toepassing blijft op subsidies die zijn verleend vóór die datum.

K

Vóór bijlage 1 vervalt de tekst ‘BIJLAGEN: 1. Toetsingskader opleidingsschool, NVAO 3 maart 2009 2. Overzicht tegemoetkoming opleidingsschool afhankelijk van grootte 3. Formulier Samenstelling aanvraagdossier toetsing opleidingsschool’.

L

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 10 VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN: NVAO TOETSINGSKADERS OPLEIDINGSSCHOOL EN ACADEMISCHE KOP 2013

1. Kader beoordeling opleidingsschool

De beoordeling van de kwaliteit van de opleidingsschool wordt uitgevoerd aan de hand van de samenwerkingsovereenkomst en de explicitering daarin van de wijze waarop de partners in de opleidingsschool gestalte geven aan het programma, het personeelsbeleid, de voorzieningen en de kwaliteitszorg, alsook over ieders verantwoordelijkheid daarbij.

De leidraad voor de NVAO om de kwaliteit van de opleidingsschool te beoordelen is het bestaande accreditatiekader ‘Beperkte Opleidingsbeoordeling’. Indien nodig kunnen de criteria worden geplaatst onder de standaarden van de ‘Uitgebreide Opleidingsbeoordeling’.

Voor de beoordeling van de opleidingsschool is de standaard Kwaliteitszorg toegevoegd aan het accreditatiekader ‘Beperkte Opleidingsbeoordeling’.

Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.

Toelichting op standaard 1

De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.

Criteria voor de opleidingsschool

De opleidingsschool heeft een geëxpliciteerde visie op opleiden in de school geconcretiseerd in een opleidingsplan.

De opleidingsschool waarborgt dat studenten de gelegenheid hebben de verbinding tussen theorie en praktijk te leggen. Het opleidingstraject in de school kent voldoende diepgang door verbindingen met de theorie. Het opleidingstraject in de lerarenopleiding sluit aan bij de praktijkervaringen in de school en is geconcretiseerd in een opleidingsplan.

De opleidingsschool waarborgt dat studenten de gelegenheid hebben ervaring op te doen in gevarieerde onderwijssituaties.

Standaard 2: Onderwijsleeromgeving

Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren.

Toelichting op standaard 2

De inhoud en vormgeving van het programma stellen de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.

Criteria voor de opleidingsschool

Programma

Het programma dat door de opleidingsschool is uitgewerkt stelt de studenten in staat om de eindkwalificaties te bereiken.

De opleidingsschool heeft een samenhangend programma waarbinnen het gedeelte van het curriculum dat in de school wordt verworven en het gedeelte van het curriculum dat in de lerarenopleiding wordt verworven een geïntegreerd geheel vormen. De individuele trajecten zijn verankerd in dit programma.

De afstemming tussen de instroomkwalificaties van de studenten en het te volgen programma is transparant. Verleende vrijstellingen moeten inhoudelijk worden verantwoord. De rol van EVC wordt hierbij beschreven.

De scholen en de lerarenopleidingen hanteren in functie van het traject in de opleidingsschool een didactisch concept waarmee alle partners instemmen.

Personeel

De opleidingsschool zet voldoende personeel in om de studenten op te leiden, te begeleiden en te beoordelen. Bij de algemene gegevens van de opleidingsschool wordt aangegeven het percentage master- en hbo-geschoolde docenten.

Het personeel dat wordt ingezet voor de opleidingsschool is deskundig in het opleiden, begeleiden en beoordelen van de studenten.

De opleidingsschool heeft een visie op professionalisering uitgeschreven en borgt op systematische wijze de kwaliteit van alle personeel dat betrokken is bij de opleidingsschool.

Studiebegeleiding

De opleidingsschool zorgt ervoor dat de begeleiding vanuit de school en vanuit de lerarenopleiding op elkaar is afgestemd, transparant is voor studenten en andere betrokkenen en aansluit bij de specifieke behoeften van de studenten binnen dit traject.

Standaard 3: Toetsing

De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing.

Toelichting op standaard 3

De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.

Criteria voor de opleidingsschool

De opleidingsschool hanteert duidelijke afspraken over de rol, de taken en de verantwoordelijkheden van elk van de partners bij beoordeling en toetsing. Iedere student heeft volstrekte helderheid over wat die afspraken in de praktijk van de opleiding betekenen.

De examencommissie van de betreffende instituten heeft expliciet een rol bij de beoordeling en toetsing.

Standaard 4: Kwaliteitszorg (additioneel voor de opleidingsschool)

De opleidingsschool wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken.

Criteria voor de opleidingsschool

De opleidingsschool hanteert een kwaliteitszorgplan dat waarborgt dat de streefdoelen van de opleiding gerealiseerd worden en op regelmatige tijdstippen geëvalueerd worden.

De opleidingsschool geeft aantoonbaar opvolging aan de resultaten van de regelmatige evaluaties.

De medewerkers en studenten van de opleidingsschool alsook het beroepenveld zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleidingsschool.

2. Kader voor de academische kop

De leidraad voor de NVAO om de kwaliteit van de academische kop te beoordelen is het bestaande accreditatiekader (Beperkte Opleidingsbeoordeling). De criteria van de beoordeling door DUO in 2011 zijn opgenomen in dit kader. Indien nodig kunnen de criteria worden geplaatst onder de standaarden van de Uitgebreide Opleidingsbeoordeling.

Voor de beoordeling van de academische kop zijn de standaarden Kwaliteitszorg en Kennisdeling toegevoegd aan het kader.

Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties

De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.

Toelichting op standaard 1

De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.

Criteria voor de academische kop

De opleidingsschool met academische kop beschikt over een gezamenlijke visie, door alle partners gedragen op het concept ‘academische opleidingsschool’.

De opleidingsschool met academische kop verbindt het opleiden van leraren met het verrichten van praktijkgericht onderzoek en schoolontwikkeling.

Standaard 2: Onderwijsleeromgeving

Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren.

Toelichting op standaard 2

De inhoud en vormgeving van het programma stellen de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.

Criteria voor de academische kop

Programma

De opleidingsschool met academische kop beschikt over een onderzoeksprogramma.

Het programma is dusdanig vormgegeven dat de student in staat wordt gesteld het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek naar schoolontwikkeling op het juiste niveau te ontwikkelen.

Begeleiding

De opleidingsschool met academische kop beschikt over voldoende en hoogwaardige begeleiding van studenten en een goede ondersteuning van docenten bij hun onderzoeks- en begeleidingstaken.

Standaard 3: Toetsing

Er zijn geen specifieke criteria voor de opleidingsschool met academische kop voor deze standaard.

Standaard 4: Kennisdeling (additioneel voor de opleidingsscholen met academische kop)

Criterium voor de academische opleidingsschool

De opleidingsschool met academische kop zorg voor de kennisdeling tussen de partners en met de andere opleidingsscholen met academische kop.

M

Bijlage 2 komt te luiden:

BIJLAGE 2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5 VAN DE REGELING TEGEMOETKOMING KOSTEN OPLEIDINGSSCHOLEN:

Overzicht tegemoetkoming opleidingsschool afhankelijk van grootte
1. Schooljaar 2013/2014:

Aantal studenten

Tegemoetkoming per jaar

80–139

€ 210.000

140–179

€ 290.000

180–219

€ 330.000

220–259

€ 350.000

260–299

€ 390.000

300–339

€ 430.000

340–379

€ 470.000

380 en meer

€ 510.000

2. Vanaf schooljaar 2014/2015:

Aantal studenten

Tegemoetkoming per jaar

80–139

€ 200.000

140–179

€ 280.000

180–219

€ 320.000

220–259

€ 340.000

260–299

€ 380.000

300–339

€ 420.000

340–379

€ 460.000

380 en meer

€ 500.000

N

Bijlage 3 vervalt.

ARTIKEL II. WIJZIGING REGELING VERSTERKING SAMENWERKING LERARENOPLEIDINGEN EN SCHOLEN 2013–2016

De Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

  • 2. De bijdrage van een eventuele honorering van de aanvraag aan een evenwichtige spreiding van de projecten over Nederland is voor de sectoren po en vo onderdeel van de geschiktheidsbeoordeling.

  • 3. Indien het verlenen van de subsidie uit het budget voor de onderwijssector bve, bedoeld in artikel 8, onder c, aan meerdere aanvragers voor activiteiten van een gelijke geschiktheid zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, verdeelt de minister het beschikbare bedrag achtereenvolgens in de volgende stappen:

    • a. per deelnemende hogeschool of universiteit komt één door de betreffende hogeschool of universiteit aan te wijzen samenwerkingsverband in aanmerking voor subsidie;

    • b. indien nog een bedrag resteert, komen vervolgens aanvragen in aanmerking van samenwerkingsverbanden die deelnemen aan het project ‘Opleiden in de school MBO’ als genoemd in bijlage 1.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien het verlenen van de subsidie aan meerdere aanvragers voor activiteiten van een gelijke geschiktheid, onverminderd het derde lid, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, verdeelt de minister het beschikbare bedrag op basis van volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

B

Artikel 12, tweede en derde lid, komen te luiden:

  • 2. Samenwerkingsverbanden in de sectoren po en vo waarvan de deelnemende hogescholen en universiteiten reeds deelnemen aan een opleidingsschool in dezelfde onderwijssector, komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3. Indien een hogeschool of universiteit bij meerdere aanvragen in de sectoren po en vo betrokken is, komt per onderwijssector niet meer dan één door de betreffende hogeschool of universiteit aan te wijzen samenwerkingsverband in aanmerking voor subsidie.

C

In artikel 14 wordt ‘de bijlage’ telkens vervangen door: bijlage 2.

D

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor de tekst vervalt.

2. In onderdeel a wordt ‘de bijlage’ vervangen door: bijlage 2.

E

Onder vernummering van bijlage 1 tot bijlage 2 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 11 VAN DE REGELING VERSTERKING SAMENWERKING LERARENOPLEIDINGEN EN SCHOLEN 2013–2016

Deelnemers project ‘Opleiden in de school MBO’:

  • 1. Hogeschool Arnhem-Nijmegen met ROC A12 (Ede);

  • 2. Hogeschool Arnhem-Nijmegen met ROC Nijmegen;

  • 3. Fontys Hogescholen met ROC Koning Willem I ('s-Hertogenbosch);

  • 4. Hogeschool Windesheim met Deltion (Zwolle);

  • 5. Hogeschool Windesheim met Landstede (Harderwijk).

F

Het opschrift van bijlage 2 (nieuw) komt te luiden: Bijlage 2, behorende bij artikel 14 en 23 van de Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

TOELICHTING

I. Algemeen

Met deze wijzigingsregeling worden een aantal wijzigingen aangebracht in de bestaande subsidieregelingen voor opleidingsscholen.

1. Hernieuwde subsidieaanvraag en advies NVAO

In de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen is geregeld dat bestaande subsidieontvangers na afloop van de subsidieperiode een nieuwe aanvraag kunnen doen voor de subsidie in het kader van deze regeling. De subsidieperiode loopt tot het einde van de accreditatietermijn van de betrokken lerarenopleiding. De accreditatie van de lerarenopleidingen lopen afhankelijk van de sector waarvoor ze opleiden af per 31 december 2015 of per 31 december 2016.

Om opnieuw bekostiging te ontvangen zal opnieuw moeten worden voldaan aan alle subsidievoorwaarden. Eén van deze voorwaarden is dat de NVAO een positief advies heeft afgegeven over de opleidingsschool. De toetsing van de opleidingsscholen door de NVAO wordt uitgevoerd als een aanvulling op de toetsing in het kader van de accreditatie van de deelnemende lerarenopleidingen.

Met deze wijzigingsregeling worden regels gesteld voor de indiening van de hernieuwde subsidieaanvraag. Bovendien wordt het bijgestelde beoordelingskader van de NVAO voor de aankomende toetsing vastgesteld. Tot slot wordt conform de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (aanwijzing 6a in samenhang met artikel II van de laatste wijziging van de Aanwijzingen1) een vervaldatum opgenomen. De mogelijkheid tot het honoreren van een subsidieaanvraag vervalt met ingang van 1 juli 2017.

Beoordeling door de NVAO

Een positief advies van de NVAO over de opleidingsschool is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de subsidie voor opleidingsscholen. De NVAO toetst iedere zes jaar de lerarenopleidingen in het kader van de accreditatie. Om de lasten voor de betrokken partners zoveel mogelijk te beperken, wordt de toetsing van de kwaliteit van de opleidingsscholen gelijktijdig uitgevoerd. Wat in de accreditatie reeds beoordeeld is, hoeft zo niet nogmaals te worden beoordeeld in de toets van de opleidingsscholen.

De beoordelingskaders die de NVAO hanteert zijn als bijlage opgenomen in de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen. Met deze wijzigingsregeling worden deze kaders bijgesteld voor de aankomende toetsing.

In de toelichting op de Regeling verankering academische opleidingsschool 2013–2016 is reeds aangegeven dat de toetsing van de academische opleidingsschool met ingang van de eerstvolgende toetsingsronde onderdeel uitmaakt van de toetsing van de opleidingsschool door de NVAO en gelijktijdig met de accreditatie wordt uitgevoerd. De aanvullende kaders die gebruikt zijn voor de beoordeling van de academische opleidingsscholen in 2011 zijn daarom nu ook opgenomen in de beoordelingskaders van de NVAO voor de aankomende toetsingsronde.

‘Toetsingskaders opleidingsschool en academische kop 2013’ in relatie tot het ‘Toetsingskader opleidingsschool 2009’

Het Toetsingskader opleidingsschool 2009 bestond uit twee delen:

Deel 1: Het gerealiseerd niveau;

Deel 2: Het samenwerkingsverband.

De toetsing van het gerealiseerd niveau van de opleidingsscholen wordt meegenomen met de reguliere accreditatie van de instituten van lerarenopleidingen. Het gerealiseerd niveau maakt daarmee geen deel meer uit van de beoordeling van de kwaliteit van de opleidingsschool 2013 en is dus ook niet opgenomen in de toetsingskaders.

De beoordeling van de kwaliteit van het gerealiseerd niveau valt onder het regime van de beoordeling en accreditatie van de lerarenopleidingen (zie hiervoor ook de website van de NVAO: www.nvao.net). Bij een reguliere accreditatie laat een instituut voor lerarenopleidingen eindwerken beoordelen van alle varianten en routes (waaronder de opleidingsschool). De richtlijnen volgens welke deze eindwerken worden beoordeeld staan vermeld op de NVAO-website (document: ‘Richtlijnen beoordeling eind-/afstudeerwerken’).

De toetsing van het samenwerkingsverband wordt in het voorliggende toetsingskader het ‘Toetsingskader opleidingsschool’ genoemd. Opleidingsscholen én opleidingsscholen met academische kop worden volgens het ‘Toetsingskader opleidingsschool’ beoordeeld. Op basis van de beoordelingen stelt de NVAO de adviezen op voor de minister.

‘Toetsingskaders opleidingsschool en academische kop 2013’ in relatie tot het ‘Toetsingskader academische kop 2011’

De academische kop van de opleidingsscholen zijn in 2011 beoordeeld door een ’commissie van wijzen’ in opdracht van DUO.2 De beoordeling van de academische kop is destijds gedaan aan de hand van zes criteria. Deze criteria maken nu deel uit van het ‘Toetsingskader academische kop’. Op basis van de beoordeling stelt de NVAO de adviezen voor de academische kop op voor de Minister.

Samenvatting

De Toetsingskaders opleidingsschool en academische kop 2013 bestaan uit twee toetsingskaders te weten:

  • 1. Het ‘Toetsingskader opleidingsschool’, dit kader is verplicht voor opleidingsscholen en opleidingsscholen met academische kop;

  • 2. Het ‘Toetsingskader academische kop’, dit kader is verplicht voor opleidingsscholen met academische kop.

Beoordeling van de opleidingsschool en beoordeling van de academische kop door de NVAO

De beoordeling van de kwaliteit van de opleidingsscholen en de academische kop van de academische opleidingsscholen wordt gedaan door de panels die ook de reguliere beoordeling in het kader van de accreditatie van de lerarenopleidingen uitvoeren. De NVAO stelt de paneladviezen van de opleidingsscholen en de academische kop van de academische opleidingsscholen vast.

Op basis van de rapporten van de panels neemt de NVAO het volgende besluit en formuleert de volgende adviezen:

  • Het accreditatiebesluit van de betreffende lerarenopleidingen inclusief de oordelen over de opleidingsscholen en academische kop van academische opleidingsscholen;

  • Het advies opleidingsschool;

  • In voorkomende gevallen het advies academische kop van academische opleidingsscholen.

Werkwijze beoordeling opleidingsschool en academische kop

Kwaliteit beoordelingen

Zoals reeds eerder vermeld worden de beoordelingen op basis van de kaders uitgevoerd door de panels die tevens de visitaties in het kader van de accreditaties van de lerarenopleidingen uitvoeren. De NVAO heeft naast de vaststelling van de panels ook duidelijk de regie op de inhoud van de beoordeling van de opleidingsscholen en de opleidingsscholen met academische kop. Deze regie op de kwaliteit van de beoordelingen wordt op twee manieren gerealiseerd:

  • 1. Voor de beoordeling van de opleidingsschool en de academische kop wordt er een panellid (referent) met kennis van de opleidingsschool en de academische kop aan het visitatiepanel voor accreditatie van de lerarenopleiding toegevoegd. Daartoe stelt de NVAO een lijst van referenten samen waaruit evaluatiebureaus in overleg met de te visiteren opleiding een keuze kunnen maken. Elk panel bestaat daarmee altijd uit een panellid met expertise van de opleidingsschool. Op deze wijze wordt tevens de consistentie in beoordeling geborgd.

  • 2. De referenten worden door de NVAO geïnstrueerd bij de start van de visitaties en regelmatig worden afstemmingsvergaderingen met de panelleden belegd bij de NVAO.

Het beoordelingsproces ziet er als volgt uit:

Fase 1

De opleidingen beschrijven in de kritische reflectie aan de hand van het accreditatiekader en het Toetsingskader opleidingsschool en toetsingskader academische kop. Afhankelijk van het soort aanvraag kan een kritische reflectie dus de volgende onderdelen bevatten:

  • Accreditatie lerarenopleidingen;

  • Toetsing opleidingsschool;

  • In voorkomende gevallen toetsing academische kop.

Fase 2

Het panel voert de visitatie uit:

  • Accreditatie lerarenopleidingen;

  • Beoordeling opleidingsschool;

  • In voorkomende gevallen beoordeling academische kop.

Fase 3

Panel stelt adviesrapport op met daarin beoordeling van:

  • Accreditatie lerarenopleidingen;

  • Opleidingsschool;

  • In voorkomende gevallen academische kop.

Fase 4

Lerarenopleidingen dienen aanvraag en verzoeken in bij de NVAO

  • Aanvraag accreditatie opleidingen;

  • Verzoek advies opleidingsschool;

  • In voorkomende gevallen verzoek advies academische kop.

Fase 5

NVAO neemt besluiten en stelt adviezen op:

  • Accreditatiebesluiten lerarenopleidingen inclusief de oordelen over de opleidingsscholen;

  • Advies opleidingsschool;

  • In voorkomende gevallen advies academische kop.

Fase 6

De Minister neem besluiten over de financiering van:

  • Opleidingsschool;

  • Academische kop.

Alle opleidingsscholen waarin meerdere instituten voor lerarenopleidingen participeren worden één keer beoordeeld.

In één opleidingsschool kunnen meerdere instituten voor lerarenopleidingen participeren. Daarnaast bestaat een opleidingsschool vaak uit meerdere scholen voor po, vo en bve. Omdat de financiering gekoppeld is aan de accreditatie van de lerarenopleidingen van deze instituten is de systematiek van beoordeling gekoppeld aan deze instituten en niet aan de afzonderlijke scholen. De financiering is gekoppeld aan de accreditatietermijn van de lerarenopleidingen en eindigt daarmee met het verlopen van de laatste mogelijke accreditatietermijn van één van de partners.

Mogelijke varianten voor de beoordeling van de opleidingsschool:

  • 1. De opleidingsschool kiest ervoor om het samenwerkingsverband en de eventuele academische kop te laten beoordelen samen met de beoordeling van één van de partner universitaire lerarenopleidingen (ulo’s).

  • 2. De opleidingsschool kiest ervoor om het samenwerkingsverband en de eventuele academische kop te laten beoordelen samen met de beoordeling van één van de pabo partners.

  • 3. De opleidingsschool kiest ervoor om het samenwerkingsverband en de eventuele academische kop te laten beoordelen samen met de beoordeling van één van de tweedegraads partners.

Om onduidelijkheden te voorkomen geeft elke opleidingsschool die opnieuw in aanmerking wil komen voor de financiering (opleidingsschool en academische kop) aan bij de visitatie van welke partner (ulo, pabo of tweedegraads lerarenopleidingen) de beoordeling van de opleidingsschool en de academische kop zal plaatsvinden. Deze informatie moet uiterlijk op 31 december 2013 bij de NVAO binnen zijn. Het bestuur van de NVAO zal het overzicht van beoordelingsmomenten van de opleidingsscholen en de academische kop accorderen.

De kwaliteit van de gesprekken

Totaal worden er drie gesprekken gevoerd (Aan de gesprekken worden dezelfde eisen gesteld als bij de accreditatie, het panel kiest bijvoorbeeld per gesprek de gesprekspartners).

Drie gesprekken per opleidingsschool en drie gesprekken bij academische kop:

  • Stuurgroep opleidingsschool;

  • Docenten opleidingsschool;

  • Studenten opleidingsschool.

De organisatie van de gesprekken is ter beoordeling van het panel. Daar waar mogelijk kunnen gesprekken in het kader van de accreditatie of de beoordeling van de opleidingsschool en/ of de academische kop worden gecombineerd. Het panel geeft verantwoording in het rapport over de organisatie van de gesprekken.

2. Aanpassing bekostigingsstaffels

De opleidingsscholen hebben de afgelopen jaren een flinke groei doorgemaakt. Inmiddels worden ruim 9000 studenten van lerarenopleidingen opgeleid via opleidingsscholen. De betrokken partijen zijn erg tevreden over de behaalde resultaten en een flink aantal opleidingsscholen wil het aantal studenten verder gaan uitbreiden. De hoogte van de bekostiging van de opleidingsscholen is afhankelijk van het aantal studenten. Met deze wijzigingsregeling worden de bekostigingsstaffels in bijlage 2 aangepast om meer ruimte te bieden voor verdere uitbreiding van het aantal studenten in de bestaande opleidingsscholen. Het subsidiebedrag voor studiejaar 2013/2014 wordt eenmalig met € 10.000 euro per subsidieontvanger verhoogd. Deze ophoging is een eenmalige compensatie voor de kosten die de opleidingsscholen moeten maken voor de aankomende toetsing door de NVAO.

Voor de uitbreiding van de bekostigingsstaffels wordt het subsidieplafond structureel opgehoogd met € 3.000.000 vanuit het budget voor de aanvullende bekostiging voor opleidingsscholen tot € 20.000.000 per jaar.

3. Aspirant-opleidingsscholen in het mbo

De Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 beoogt de samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen op een aantal onderwijsinhoudelijke thema's te stimuleren. Deze regeling richt zich op het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).

De regeling sluit waar mogelijk aan bij de bestaande infrastructuur van de opleidingsschool. Dit gebeurt mede op verzoek van de sectorraden. De subsidie voor de algemene samenwerking en de onderwijsthema's (hoofdstuk 3 van de regeling) kan in eerste instantie worden aangevraagd door opleidingsscholen. In die gevallen dat een lerarenopleiding nog niet deelneemt in een opleidingsschool, kan een aanvraag worden ingediend voor een nieuw samenwerkingsverband. Deze nieuwe samenwerkingsverbanden kunnen bovendien een extra subsidie krijgen voor het opbouwen en/of versterken van hun samenwerking (hoofdstuk 2 van de regeling).

In de sector mbo bestaan slechts twee bekostigde opleidingsscholen. Wel zijn er een vijftal aspirant-opleidingsscholen die deelnemen aan het project ‘Opleiden in de school MBO’. Deze aspirant-opleidingsscholen zijn sinds 2011 begonnen met het opzetten van een infrastructuur voor een opleidingsschool. Het zijn nog geen volledig erkende opleidingsscholen, maar ze hebben al wel enkele stappen gezet in die richting.

Met deze wijzigingsregeling wordt het mogelijk gemaakt dat deze vijf aspirant-opleidingsscholen in aanmerking komen voor de subsidie voor nieuwe samenwerkingsverbanden. Hiermee wordt hun de mogelijkheid geboden de gemaakte voortgang te consolideren en komen zij bovendien net als de bekostigde opleidingsscholen in aanmerking voor de subsidie voor de versterking van de samenwerking op het gebied van de prioritaire onderwijsthema's (Hoofdstuk 3 van de regeling). Voor de sectoren po en vo is geen aanpassing van de regeling nodig. In deze sectoren bestaan al tientallen bekostigde opleidingsscholen. De wijziging heeft geen gevolgen voor de subsidieplafonds in de regeling.

4. Administratieve lasten

Met deze wijzigingsregeling wordt een kleine wijziging aangebracht op de informatieverplichting voor opleidingsscholen. Opleidingsscholen dienen voor 1 december 2013 aan de NVAO door te geven welke betrokken lerarenopleiding bepalend is voor de subsidieperiode en de toetsing opleidingsscholen. De extra administratieve lasten hiervan zijn minimaal (totaal voor alle 55 opleidingsscholen samen ongeveer € 2.500).

De administratieve lasten die gemoeid zijn met de Regeling samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 zijn bij de totstandkoming van de regeling geraamd op iets meer dan € 545.000 bij maximaal 74 subsidieontvangers (0,6% van het totale subsidieplafond). Het maximaal aantal subsidieontvangers blijft met de opname van de aspirant-opleidingsscholen gelijk en daarmee zijn ook de administratieve lasten gelijk.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en N

De begripsomschrijving van ‘formulier’ vervalt, evenals de bijlage waarin het formulier was vastgesteld. Het te gebruiken ‘Formulier verlenging bekostiging opleidingsscholen’ wordt voortaan door DUO beschikbaar gesteld aan de opleidingsscholen.

Artikel I, onderdelen B, C en M

De uitbreiding van de bekostigingsstaffels (opgenomen in de wijziging van bijlage 2) brengt extra kosten met zich mee. Het subsidieplafond en het maximale subsidiebedrag per aanvraag worden daarom verhoogd. In het studiejaar 2013/2014 geldt een iets hoger plafond in verband met de eenmalige verhoging met € 10.000,- in verband met de aankomende toetsing door de NVAO.

De vaststelling op basis van prognoses in het eerste jaar van de subsidieperiode is geschrapt. Dit is niet meer van toepassing omdat het nu om een verlenging gaat. De subsidie kan in de eerste jaren van de nieuwe subsidieperiode daarom worden vastgesteld op basis van daadwerkelijke studentenaantallen.

Artikel I, onderdelen D en E

In 2009 diende de aanvraag te worden ingediend bij de NVAO. In de nieuwe ronde kunnen alleen opleidingsscholen subsidie aanvragen die ook al subsidie ontvingen in de voorgaande periode. De aanvraag voor een nieuwe periode wordt ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met het formulier dat door DUO wordt verstrekt.

Artikel I, onderdeel F

Bij de subsidieverlening in 2009 is het beschikbare bedrag verdeeld op basis van geschiktheid om bij te dragen aan de subsidiedoelstellingen, regionale spreiding en als laatste op datum van binnenkomst van de aanvraag. Voor de nieuwe subsidieperiode komen alleen opleidingsscholen in aanmerking die ook in de afgelopen periode subsidie hebben ontvangen. De kans op overschrijding van het plafond is hierdoor veel kleiner en de genoemde criteria zijn minder relevant. Er is daarom gekozen voor een neutralere verdeling. Ieder aanvrager ontvangt bij overschrijding van het subsidieplafond een gelijk percentage van het bedrag dat op grond van de tabel in bijlage 2 aan hem zou worden verleend.

Artikel I, onderdeel G

De NVAO heeft in 2009 de opleidingsscholen beoordeeld op de samenwerkingsovereenkomst en op het niveau van de studenten. De beoordeling van het niveau van de studenten is nu opgenomen in de reguliere accreditatie van de lerarenopleidingen en hoeft daarom niet meer apart beoordeeld te worden. In 2009 waren sommige opleidingsscholen nog in het stadium van de oprichting. De beoordeling betrof daarom met name de samenwerkingsovereenkomst omdat het in een aantal gevallen nog te vroeg was om de samenwerking in de praktijk te kunnen beoordelen. Inmiddels is dit wel mogelijk. De beoordeling betreft daarom nu het samenwerkingsverband zoals het in de praktijk bestaat.

Artikel I, onderdeel H

De subsidieperiode loopt tot het einde van de accreditatietermijn van de betrokken lerarenopleiding. Er kunnen echter meerdere lerarenopleidingen deelnemen in een opleidingsschool. Voor deze lerarenopleidingen kunnen verschillende accreditatietermijnen gelden. In dit artikel wordt bepaald dat de opleidingsschool de lerarenopleiding aanwijst die bepalend is voor de subsidieperiode. De beoordeling door de NVAO wordt dan ook uitgevoerd tijdens de accreditatie van deze lerarenopleiding. De keuze voor een lerarenopleiding is alleen bepalend voor de aanvraag voor de aankomende subsidieperiode.

Artikel I, onderdeel I

In artikel 13 wordt het niet leveren van de studentenaantallen met betrekking tot het voorgaande studiejaar opgenomen als weigeringsgrond. Zonder deze studentenaantallen kan het subsidiebedrag niet worden bepaald. In verband met de uitvoerbaarheid van de regeling, wordt expliciet opgenomen dat het niet leveren van de gevraagde gegevens voor 1 oktober uiteindelijk kan leiden tot het niet verlenen van de subsidie.

Artikel I, onderdeel J

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, schrijven de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking voor dat een vervaldatum wordt opgenomen in bestaande subsidieregelingen. Om de lopende subsidies – die telkens voor de duur van de accreditatieperiode wordt verstrekt – af te wikkelen is eveneens een overgangsbepaling opgenomen. Voor lopende subsidies na de vervaldatum blijft de regeling van toepassing.

Artikel I, onderdeel K

De inhoudsopgave behorend bij de bijlagen is na de voorgestelde wijzigingen niet meer actueel en vervalt daarom.

Artikel I, onderdeel L

Zie voor een toelichting op het nieuwe toetsingskader het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II, onderdeel A

Artikel 11 wordt dusdanig gewijzigd dat het subsidiebudget dat na de toekenning van subsidie aan de reeds bestaande doelgroep resteert, binnen de sector mbo wordt verdeeld. Allereerst komt de groep in aanmerking die op grond van de oude regeling in aanmerking zou komen. Vervolgens wordt een eventueel restant gebruikt voor subsidieverlening aan samenwerkingsverbanden die ook deelnemen aan het project Opleiden in de School MBO. Tenslotte wordt het dan nog overblijvende budget ingezet voor subsidieverlening aan andere aanvragers waarbij in eerste instantie de spreiding van het totaal aan activiteiten over Nederland bepalend is.

Als het totale subsidiebudget onvoldoende is om alle aanvragen te kunnen honoreren, is het moment van ontvangst van de aanvragen met een gelijke geschiktheid bepalend.

Artikel II, onderdeel B

Met deze wijziging worden de weigeringsgronden in het tweede en derde lid beperkt tot de sectoren po en vo zodat in de sector mbo subsidieverlening mogelijk wordt aan samenwerkingsverbanden waaraan lerarenopleidingen deelnemen die ook deelnemen in andere aanvragen en/of opleidingsscholen. Bij de subsidieverdeling komen eerst samenwerkingsverbanden in aanmerking die al op grond van de bestaande regeling in aanmerking kwamen en vervolgens de samenwerkingsverbanden die deelnemen aan het project 'Opleiden in de school MBO'. Er treedt daarmee geen benadeling op van de aanvragers die op grond van de oude regeling in aanmerking zouden komen.

Artikel II, onderdelen C, D en F

De artikelen 14 en 23 worden technisch gewijzigd als gevolg van het invoegen van een nieuwe bijlage 1 en het vernummeren van bijlage 1 tot bijlage 2. Ook wordt in artikel 23 een technische verbetering aangebracht.

Artikel II, onderdeel E

De doelgroep van deze subsidieregeling wordt uitgebreid met een vijftal aspirant-opleidingsscholen die in aanmerking komen voor subsidie als na de toekenning aan de huidige doelgroep nog een subsidiebudget resteert.

Artikel III

De wijzigingen van beide regelingen treden in werking op 1 oktober 2013. Hiermee wordt voldaan aan de afspraken voor de vaste verandermomenten wat het moment betreft. De regeling wordt echter niet op tijd gepubliceerd om ook te voldoen aan de afgesproken twee maanden tussen de publicatie en de inwerkingtreding. Dit is echter niet bezwaarlijk vanwege de uitsluitend positieve gevolgen voor de doelgroep.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.


X Noot
1

Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 21 juni 2012, nr. 3113629, houdende vaststelling van de eerste wijziging van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, Stcrt. 2012, 13009.

X Noot
2

Advies aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangaande de eerste beoordelingsronde van de Regeling verankering academische opleidingsschool 2012-2016, Dienst Uitvoering Onderwijs, januari 2012.

Naar boven