Afbouw

Bedrijfstak eigen regelingen 2014/2016

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 oktober 2013 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Afbouw inzake de bedrijfstak eigen regelingen

UAW Nr. 11467

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van het Secretariaat CAO-partijen namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) ter ener zijde: de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven;

Partij(en) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES, WERKINGSSFEER EN OVEREENKOMST

Artikel 1 Definities

  • 1. Onder deze overeenkomst (nader ook genoemd deze CAO) wordt verstaan de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen met de daarbij behorende bepalingen.

  • 2. Waar in deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesproken over CAO Afbouw, wordt bedoeld de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de Afbouw, lopende van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 (Stcrt. 2011, nr. 19090, 17 november 2011).

  • 3. Waar in de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst van werkgevers wordt gesproken, worden daaronder verstaan werkgevers, die werkzaamheden, als bedoeld in artikel 2, verrichten of doen verrichten.

  • 4. Onder werkgevers worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst mede verstaan:

    • a. rechtspersoonlijkheid bezittende coöperatieve woningbouw- en andere verenigingen;

    • b. stichtingen of kerkgenootschappen;

    • c. natuurlijke of rechtspersonen, die in eigen beheer bouwwerken uitvoeren of daaraan herstellings- en onderhoudswerkzaamheden doen verrichten,

    een en ander voor zover de onder a, b of c bedoelde personen of instellingen daarbij werkzaamheden doen verrichten als bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en niet vallen onder de werkingssfeer van een andere loonregeling of collectieve arbeidsovereenkomst.

  • 5. Onder werknemer wordt verstaan degene, die voor een onderneming of een afdeling van een onderneming, vallende onder de werkingssfeer van deze CAO als omschreven in artikel 2, werkzaam is:

    • a. ingevolge een arbeidsovereenkomst;

    • b. ingevolge een overeenkomst tot aanneming van werk, tenzij hij zelf ondernemer is.

    Niet als werknemer in de zin van deze overeenkomst worden beschouwd: stagiaires; vakantiewerkers. Onder vakantiewerkers worden verstaan de werknemers die als regel dagonderwijs volgen en in de periode mei tot en met augustus voor maximaal 6 weken in dienst van een werkgever zijn.

  • 6. Onder werknemer UTA (uitvoerend, technisch en administratief personeel) wordt verstaan de werknemer die werkzaam is in een onderneming of een afdeling van een onderneming als bedoeld in artikel 2 van de CAO en die uitsluitend of in hoofdzaak een functie vervult of werkzaamheden verricht als:

    • a. Bedrijfsleider

      De werknemer die onder supervisie van de ondernemer/directeur de algehele leiding voert over het bedrijf, een aanmerkelijk deel van het bedrijf, een filiaal of een aantal objecten en die, afhankelijk van de structuur van het bedrijf, leiding geeft aan medewerkers als hoofduitvoerders, uitvoerders, voorlieden en technisch-administratief personeel.

    • b. Hoofduitvoerder

      De werknemer die, onder supervisie van de ondernemer/directeur of de bedrijfsleider, technische en organisatorische leiding geeft op één of meerdere objecten en die, afhankelijk van de structuur van het bedrijf, leiding geeft aan medewerkers als uitvoerders en voorlieden en die niet zelf aan direct productieve arbeid deelneemt.

    • c. Calculator-werkvoorbereider en ander technisch-administratief personeel

      De werknemer die, onder supervisie van de ondernemer/directeur, de bedrijfsleider of de hoofduitvoerder zelfstandig of als toegevoegd assistent werkzaamheden verricht die bestaan uit het, op basis van bestek en tekeningen en/of op basis van opmeting en waarneming ter plaatse van bestaande objecten, vaststellen van de te behandelen hoeveelheden en de voor de uit te voeren bewerkingen en/of handelingen benodigde bewerkingstijden, alsmede het, met behulp van deze hoeveelheden, bewerkingstijden en de in het bedrijf gebruikelijke uurprijs, vaststellen van de kostprijs en het in overleg met de ondernemer/directeur of de bedrijfsleider vaststellen van de aanbiedingsprijs.

    • d. Administratieve werkzaamheden

      Werkzaamheden die, op het kantoor van het hoofdbedrijf, een afdeling van het hoofdbedrijf, een filiaal of een object zelfstandig of onder toezicht worden verricht en die bestaan uit boekhoudkundige werkzaamheden, het voeren van correspondentie, het verrichten van typewerk, het bedienen van de telefoon en verder het uitoefenen van functies, respectievelijk het verrichten van werkzaamheden die in de betreffende onderneming gebruikelijk zijn en tot de administratieve sector kunnen worden gerekend.

  • 7. In afwijking van het voorgaande lid worden niet als werknemer UTA beschouwd zij die de functie van directeur bekleden.

  • 8. Wanneer in deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesproken van werknemer, dan wordt daarmee ook bedoeld werknemers UTA, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald.

  • 9. Waar in deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesproken over A&O Services of rechtsopvolgers moet worden gelezen: het administratiekantoor van de bedrijfstakeigen regelingen voor het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. De bepalingen van deze cao zijn van toepassing op alle werkgevers, die werkzaamheden verrichten of doen verrichten in ondernemingen op het gebied van het stukadoors-afbouwbedrijf, het plafond- en wandbedrijf, het vloerenbedrijf, het terrazzobedrijf en het blokkenstellersbedrijf (ook genoemd: het stukadoors-, afwerk- en terrazzo/vloerenbedrijf) en op alle werknemers, werkzaam in de ondernemingen op het hiervoor genoemde gebied.

  • 2. Onder stukadoors-afbouwbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als:

    • a. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van raapwerk aan wanden, plafonds of gevels met bijvoorbeeld de volgende materialen: kalk; zand; cement; natuurlijke en chemische handgipsen; natuurlijke en chemische spuitgipsen en alle andere soorten bindmiddelen;

    • b. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van pleisterwerk aan wanden, plafonds of gevels met een samenstelling van bijvoorbeeld de volgende materialen: kalk; gips; bindmiddel op basis van kunstharsen; cement; krijtwit; marmermeel; kwartsmeel; cellulose; kunsthars; steenslag en soortgelijke toeslagen;

    • c. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van schuurwerk aan wanden, plafonds of gevels met bijvoorbeeld de volgende materialen: fijn-zand; kalk; gips; cement; bindmiddel op basis van kunstharsen; krijtwit; marmermeel; kwartsmeel; cellulose; kunsthars; steenslag en soortgelijke toeslagen;

    • d. het met de hand dan wel mechanisch plaatsen dan wel aanbrengen van alle soorten gipskartonplaten; stucanet; riet of rietmatten; steengaas; ribbenstrekmateriaal; profielen; houtwol-cementplaten; kunststofschuimplaten; minerale en soortgelijke materialen die eventueel een ondergrond kunnen vormen voor verdere afwerking;

    • e. het met de hand dan wel mechanisch behandelen van plafonds, wanden, vloeren of gevels met een samenstelling van bijvoorbeeld de volgende materialen: kalk; natuurlijke of chemisch handgips; natuurlijke of chemisch spuitgips; zand en/of andere vulstoffen; gedolven, gebroken en/of gemalen steengruis; steen of kwartspoeder of soortgelijke materialen met cement, kalk, gips of andere bindmiddelen; marmermeel en/of soortgelijke vulstoffen met bindmiddelen;

    • f. het met de hand dan wel mechanisch behandelen van gevels met bijvoorbeeld de volgende materialen: kunststofschuimplaten; minerale dan wel mineraalgebonden platen; lijm; wapeningsweefsel en profielen; zand; cement; bindmiddelen;

    • g. het met de hand dan wel mechanisch behandelen dan wel herstellen van betonvlakken waarin al dan niet een wapening is opgenomen, met species bestaande uit cement of andere bindmiddelen en zand of andere vulstoffen, daaronder mede begrepen één of meer componenten kunststof reparatiespecies al dan niet onder toevoeging van andere stoffen;

    • h. het met de hand dan wel mechanisch vervaardigen of aanbrengen van ornamenten, lijstwerk of soortgelijke versieringen van bijvoorbeeld: gips; zand; cement; kalk; kunststof of soortgelijke materialen;

    • i. het met de hand dan wel mechanisch verrichten van wit-, saus-, silicaat- of soortgelijk werk;

    • j. het met de hand dan wel mechanisch verwerken dan wel herstellen van ondergronden met bijvoorbeeld de volgende materialen: cement; gips of andere bindmiddelen; zand of andere vulstoffen al dan niet onder toevoeging van andere stoffen;

    • k. bij ieder van de hiervoor onder a tot en met j genoemde materialen, moet worden gelezen: dan wel elk ander materiaal, dat kan worden toegepast ook als dat een andere verwerkingsmethode tot gevolg heeft;

    • l. het vervaardigen van vloeren met cement of andere bindmiddelen en zand of andere vulstoffen al dan niet onder toevoeging van andere stoffen voor zover een en ander geschiedt in samenhang met het verrichten van de hiervoor onder a tot en met k beschreven handelingen;

    • m. het aanbrengen van: keramische en/of glazen en/of natuurstenen en/of kunststenen tegels; mineraal gebonden en/of kunststof gebonden producten, voor zover een en ander geschiedt in samenhang met het verrichten van de hiervoor onder a tot en met k beschreven handelingen;

    • n. het verrichten van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van niet constructieve bouwkundige aard, die rechtstreeks voortvloeien uit, althans op gronden van praktische aard moeten worden beschouwd als nauw samen te hangen met, de hiervoor onder a tot en met k beschreven handelingen, als de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van niet constructieve bouwkundige aard een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsuitoefening in een bepaalde onderneming;

    • o. het al dan niet systeemmatig verwerken van riet of rietmatten dan wel houtwol-, gips-, gipskarton-, steenwol-, kunststofschuim- of soortgelijke platen tot een ondergrond voor raap-, pleister- of schuurwerk;

    • p. het stellen van steengaas, metaalgaas, kunststofgaas of soortgelijke pleisterdragers tot een ondergrond voor raap-, pleister- of schuurwerk;

    • q. het aanbrengen van raaplagen op wanden, muren en gevels;

    • r. het vertinnen van wanden, muren en gevels;

    • s. het vervaardigen van sgrafitto’s;

    • t. het vervaardigen van fresco’s;

    • u. het aanbrengen en/of het verwerken van stucmarmer;

    • v. het aanbrengen en/of het verwerken van decoratieve pleisters;

    • x. Onder stukadoors-afbouwbedrijf wordt mede verstaan – voor zover na te melden werkzaamheden niet worden verricht in de uitoefening van het schilders- of behangersbedrijf in de op 1 januari 1966 gebruikelijke zin van het woord en voorts tenzij door een commissie, welke haar bevoegdheid ontleent aan het Bedrijfschap, de betreffende onderneming verklaard wordt niet onder het stukadoorsbedrijf te ressorteren, – het ten behoeve van derden aanbrengen van betonémaille of ander materiaal ter afwerking van pleisterlagen, ongeacht de daarbij gebruikte methode.

  • 3. Onder plafond- en wandbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als het met de hand, mechanisch dan wel op enigerlei andere wijze plaatsen dan wel aanbrengen dan wel monteren – ter vervaardiging – van al dan niet vrij hangende systeemplafonds, systeemwanden, mobiele systeemwanden en/of (verhoogde) systeemvloeren, waarbij worden verwerkt metalen en/of minerale producten, kunststof of enigerlei ander materiaal, inclusief alle bijkomende werkzaamheden, zoals daar onder meer zijn het aanbrengen van een raamwerk dan wel bevestigingselementen, het aanbrengen van profielen/strips en het aanbrengen van armaturen.

  • 4. Onder vloerenbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als:

    • a. het vervaardigen of bewerken dan wel afwerken van vloeren door menging van grint, steenslag of zand of mengsels daarvan al dan niet met andere vulstoffen en/of vezels met cement of andere bindmiddelen en/of toeslagstoffen;

    • b. het monolithisch afwerken van vloeren door middel van het aanbrengen van een dunne pleisterlaag;

    • c. het vervaardigen of bewerken van vloeren door menging van korrels, poeder of vezelachtige vulstoffen hetzij van organische hetzij van anorganische aard met bindmiddelen dan wel componenten welke tezamen het bindmiddel vormen;

    • d. het in het werk uit een pasteuze of vloeibare massa vervaardigen en aanbrengen, of het bewerken van kunststof vloeren, slijtlagen, beschermlagen of andere afwerklagen al dan niet naadloos;

    • e. het prepareren, bewerken of afwerken van niet constructieve cementgeboden of kunststof vloeren door middel van vlinderen, frezen, stralen, schuren en/of andere soortgelijke werkzaamheden.

  • 5. Onder terrazzobedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als:

    • a. het vervaardigen van kunstgraniet, terrazzo, sierbeton en andere soortgelijke door menging van zand, grind, steenslag (grof en gemalen) al dan niet uitsluitend met cement of andere bindmiddelen verkregen producten;

    • b. het bewerken en/of afwerken van terrazzoproducten en -vloeren met de bedoeling het oppervlak de beoogde structuur, samenstelling of gebruikseigenschappen te geven door middel van verdichten, slijpen, schuren, boucharderen, polijsten en/of soortgelijke werkzaamheden.

  • 6. Onder blokkenstelbedrijf wordt verstaan het ten behoeve van derden verrichten of doen verrichten van werkzaamheden als het met de hand dan wel mechanisch plaatsen dan wel aanbrengen van: gips- en cellenbeton-, kalkzandsteenblokken of elementen en ander soorten bouwblokken.

Artikel 3 Uitzendondernemingen

  • 2. Ondernemers mogen bij de inleen van uitzendkrachten alleen nog gebruik maken van uitzendbureaus met een NEN-certificaat. Voor in Nederland gevestigde bureaus is dit NEN-4400-I; voor in het buitenland gevestigde bureaus NEN-4400-II.

Artikel 4 Onderaanneming

  • 3. Bij inlening van personeel zijn zowel de inlenende als de uitlenende werkgever hoofdelijk aansprakelijk voor het nakomen van de uit de cao afbouw voortvloeiende verplichtingen.

Artikel 8 Dispensaties

Door CAO-partijen kan dispensatie worden verleend, inhoudende afwijkingen van één of meerdere bepalingen, respectievelijk een algehele dispensatie van deze overeenkomst. De dispensatie dient te worden aangevraagd bij de secretaris van CAO-partijen Afbouw, Mauritskade 27, 2514 HD Den Haag. Hierbij dient duidelijk aangegeven en met redenen omkleed op welk CAO-artikel dispensatie verleend dient te worden.

HOOFDSTUK 2 SOCIALE FONDSEN, REGELINGEN EN INNING PREMIES

Artikel 9 Sociale fondsen, regelingen en premieverplichtingen

  • 1. De bepalingen van:

    • de Statuten en het reglement van de Stichting Vakantiefonds Afbouw, hierna te noemen het Vakantiefonds;

    • de Statuten en het Financieringsreglement van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw en het Verlofdeclaratiereglement van de Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw, hierna te noemen O&O Afbouw;

    • de Statuten en het Reglement van de Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen Afbouw, hierna te noemen de AW Afbouw, dan wel eventuele rechtsopvolger(s);

    • de Statuten en de reglementen van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw, hierna te noemen het VUT Afbouw;

    • de regeling Fysiotherapie (artikel 15);

    • de regeling Voorziening bij ongeval (artikel 16);

    • alsook nadere uitvoeringsvoorschriften van organisatorische en administratieve aard, welke door de besturen van genoemde Stichtingen worden gegeven binnen het kader en de doelstellingen van hun statuten en hun reglementen binden de werkgever en werknemer, en maken integrerend onderdeel uit van deze CAO.

  • 2. De hoogte van de premies worden jaarlijks – na overleg met de CAO-partijen – door de besturen van de betreffende fondsen bepaald. Voor de onderstaande fondsen en regelingen zijn de volgende premies vastgesteld:

    Regeling

    Grondslag

    Aandeel

    werkgever

    Aandeel

    werknemer

    Vakantiefonds

         

    VF premiepercentage

         

    werknemer van 18 jaar of ouder

    pris-uurloon/ afwijkend VF-uurloon

    26,37%

     

    werknemer jonger dan 18 jaar, 0 dagen leerplichtig

    pris-uurloon/ afwijkend VF-uurloon

    28,87%

     

    werknemer jonger dan 18 jaar, 1 dag leerplichtig

    pris-uurloon/ afwijkend VF-uurloon

    29,02%

     

    werknemer jonger dan 18 jaar, 2 dagen leerplichtig

    pris-uurloon/ afwijkend VF-uurloon

    29,24%

     

    VF verlaagd premiepercentage na 130 dagen ziekte werknemer van 18 jaar of ouder

    pris-uurloon

    23,87%

     

    werknemer jonger dan 18 jaar, 0 dagen leerplichtig

    pris-uurloon

    24,29%

     

    werknemer jonger dan 18 jaar, 1 dag leerplichtig

    pris-uurloon

    25,19%

     

    werknemer jonger dan 18 jaar, 2 dagen leerplichtig

    pris-uurloon

    26,70%

     

    O&O Afbouw premie werknemer bouwplaats

    bruto sv-loon

    2,13%

     

    premie werknemer uta

    bruto sv-loon

    2,13%

     

    AW Afbouw premie werknemer

    bruto sv-loon

    0,00%

    0,50%

    VUT Afbouw AV 55+ en 59-jarigen

    pris-uurloon/vast loon

    4,88%

    2,42%

    Fysiotherapie premie werknemer

    werkdag

    € 0,12

     

    Voorziening bij ongeval premie werknemer

    werkdag

    € 0,14

     

    Het PRIS-uurloon, dat wordt gebruikt voor de berekening van alle uurloon afhankelijke regelingen, komt tot stand door het garantie-uurloon te vermeerderen met (indien van toepassing) diplomatoeslag, voorliedentoeslag, prestatietoeslag en tariefloon.

    Het VF-uurloon, dat wordt voor de berekening van het bedrag aan vakantiefondswaarde voor loondervingsdagen en vakantietoeslag, komt tot stand door het garantie-uurloon te vermeerderen met (indien van toepassing) diplomatoeslag, voorliedentoeslag, prestatietoeslag en tariefloon. Hierbij geldt dat het maximum is gesteld op het garantieloon vermeerderd met ten hoogste 40% prestatiebeloning waaronder diploma- en voorliedentoeslag.

  • 3. Werkgevers jegens de bovengenoemde fondsen en regelingen, wordt daarmede aan elk betrokken fonds een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgevers toegekend. Daarnaast heeft daar waar in deze CAO wordt gesproken over bijdrage- en premieverplichtingen van de werkgevers jegens de bovengenoemde fondsen elk betrokken fonds een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgevers met uitzondering van het Vakantiefonds.

  • 4. De betalingen van de bijdragen en premies ter voorziening in de doelstellingen van de in lid 1 genoemde fondsen en regelingen dienen rechtstreeks te worden voldaan aan A&O Services, waaraan voornoemde fondsen de administratie hebben opgedragen. A&O Services is onder meer gehouden aan de desbetreffende werknemers mededeling te doen omtrent de uit voormelde betalingen voortvloeiende opbouw van rechten, welke de werknemers aan voormelde fondsen kunnen ontlenen.

  • 5. De werkgever dient binnen veertien dagen na afloop van het loontijdvak van vier weken alle gegevens benodigd voor de berekening en inning van de in lid 1 van dit artikel genoemde fondsen, alsmede alle overige regelingen waarvan de administratie aan A&O Services is opgedragen, uit eigen beweging bij A&O Services in te dienen.

  • 6. Het verschuldigde aan premies en bijdragen dient te worden vastgesteld aan de hand van een door A&O Services aan de werkgever te verstrekken premiewaardentabel. De methode van betaling wordt in een afzonderlijke instructie aan de werkgever ter hand gesteld. Iedere door A&O Services opgelegde nota inzake de in lid 1 genoemde fondsen dient binnen 14 dagen te worden voldaan.

  • 7. A&O Services verstrekt aan de werknemer minimaal dertienmaal per jaar een overzicht van de door zijn werkgever te zijn naam betaalde premies en bijdragen, alsmede van het totaal van zijn tegoed uit het Vakantiefonds. Een extra overzicht zal worden toegezonden indien er, in verband met terugkoppeling vorstverletgegevens in een winter, tussen de verzending van de reguliere overzichten een te grote tijdspanne ligt.

  • 8. Het bestuur van het Vakantiefonds stelt nadere voorschriften vast omtrent de wijze waarop de werknemer over zijn tegoed kan beschikken en stelt de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.

  • 9. Indien door een werkgever geen premies en bijdragen als bedoeld onder lid 4 voor een bij hem in dienst zijnde werknemer worden gestort, ontvangt de desbetreffende werknemer, indien er sprake is van 10 weken of meer achterstand, een overzicht met de vermelding dat geen premies en bijdragen gestort zijn. Onder nader door het bestuur van het Vakantiefonds vast te stellen voorwaarden kan een werknemer alsdan een beroep doen op een garantieregeling opgenomen in bijlage 3 met dien verstande dat onder die regeling per dienstverband per rechtjaar maximaal over acht weken kan worden uitgekeerd.

  • 10. De afdracht van premies wordt beperkt tot maximaal de opbouwdagen per rechtjaar, behoudens het bepaalde in de artikelen 28 lid 1 en 31 lid 10 van de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de afbouw.

  • 11.

    • a. Alle schade ten gevolge van te late betaling, waaronder buitenrechtelijke kosten – zowel die van de instantie die tot invordering van de verschuldigde premie(s) overgaat, als die van het al dan niet vervolgens ingeschakelde incassobureau, als die van de al dan niet vervolgens ingeschakelde advocaat- en gerechtelijke kosten – waaronder advocaatkosten –, zullen door de premieschuldige moeten worden voldaan.

    • b. De kosten worden vastgelegd in een door de initieel invorderende instantie, in casu A&O Services te Rijswijk, op basis van actuele gegevens over werkelijk buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten vast te stellen kostenstaffel.

Artikel 10 Toekenning rechtwaarden en inning premies

  • 1. Krachtens de bepalingen van de in lid 1 van artikel 9 genoemde reglementen is de werkgever voor iedere dag, tot een maximum van vijf dagen per week, jegens de werknemer gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdragen en premies in de in artikel 9 genoemde fondsen, met dien verstande dat die verplichtingen over zaterdagen en zondagen niet op de werkgever rusten, tenzij de op zaterdag en zondag verrichte arbeid betrekking heeft op buiten de grenzen van artikel 14 lid 1 van de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de afbouw vallende uren, waarbij de normale arbeidsduur niet wordt overschreden.

  • 2. De werkgever betaalt hetgeen hij ten aanzien van zijn werknemer verschuldigd is aan de in artikel 9 genoemde fondsen alsmede de bijdrage voor de Voorziening voor ongevallen en de collectieve verzekering fysiotherapie rechtstreeks aan A&O Services, het uitvoeringsorgaan van bedoelde fondsen. Voor de wijze waarop zijn werknemers over hun uit die betalingen voortvloeiende rechten kunnen beschikken, wordt verwezen naar artikel 9 lid 8, 9 en 10.

  • 4. Bovendien is de werkgever jegens de werknemer gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdragen en premies als bedoeld onder lid 1, over een dag waarop de werknemer niet heeft gewerkt, maar waarover de werkgever aan de werknemer wel loon heeft betaald, dan wel verschuldigd is. Onder ‘loon’ wordt ten deze niet begrepen een al dan niet verplichte aanvulling op een uitkering ingevolge een der sociale verzekeringswetten.

  • 5. De werkgever is voorts gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdragen en premies als bedoeld onder lid 1, voor iedere dag, waarover hij op grond van het bepaalde in het Reglement van de AW Afbouw bijdrage verschuldigd is aan de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw, de Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen Afbouw. Het voorgaande geldt eveneens voor de regeling fysiotherapie en de Voorziening bij ongeval.

  • 6. De werkgever is van zijn schuld ten aanzien van zijn voormelde verplichtingen gekweten, door het storten van de in lid 1 genoemde bijdragen bij A&O Services of zijn vertegenwoordigers.

  • 7. Het tegoed aan vakantiewaarden wordt verminderd indien de werknemer over een of meer feestdagen of verplichte snipperdagen een uitkering krachtens de Werkloosheidswet heeft ontvangen. Deze vermindering is gelijk aan 90% van het netto bedrag aan WW-uitkering dat over de feestdagen of de verplichte snipperdagen werd uitbetaald. Onder feestdagen en verplichte snipperdagen worden in dit verband verstaan de feestdagen en verplichte snipperdagen bedoeld in de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de afbouw. De vermindering vindt plaats ten aanzien van de werknemer op wiens arbeidsverhouding laatstelijk voor het intreden van zijn werkloosheid de landelijke collectieve overeenkomst voor de afbouw van toepassing was.

Artikel 13 Levensloopregeling

De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Er is een overgangsregeling voor de levensloopregeling die loopt tot 1 januari 2022. Een werknemer kan alleen gebruik maken van de overgangsregeling als hij op 31 december 2011 een saldo van ten minste € 3.000,00 op delevenslooprekening had staan.

HOOFDSTUK 4 AANVULLING WERKLOOSHEIDSUITKERING

Artikel 14 Aanvulling Werkloosheidsuitkering

  • 1. Een werkloze werknemer die direct voor het ontstaan van de werkloosheid werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO heeft onder voorwaarden recht op betaling van een aanvulling op de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering.

    • een aanvulling van € 488,00 voor werklozen met een loongerelateerde uitkering.

  • 2. Een werkloze werknemer UTA die direct voor het ontstaan van de werkloosheid werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft onder voorwaarden recht op betaling van een aanvulling op de vakantietoeslag in de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering.

    • een aanvulling van € 118,00.

  • 3. Een werkloze werknemer, zijnde geen werknemer uta, die direct voor het ontstaan van de werkloosheid werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantiewaarde, heeft onder voorwaarden recht op betaling van een vast bedrag bij aanvang van de werkloosheid. Indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft heeft de werknemer jegens het fonds nogmaals recht op een vast bedrag.

    • een aanvulling van € 483,00 waarvan € 161,00 wordt verstrekt bij aanvang van de werkloosheid en € 322,00 indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft.

  • 4. Een werkloze werknemer als bedoeld in lid 1, 2 en 3 heeft jegens het fonds onder voorwaarden gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw bij het BPF Bouw door het Aanvullingsfonds.

  • 5. Een werkloze werknemer als bedoeld in lid 1, 2 en 3 die is aangewezen op een Ziektewetuitkering heeft indien intreding in de WIA volgt, onder voorwaarden recht op voortzetting van de pensioenopbouw over de periode tussen het eerste halfjaar genoemd in lid 4 en de intreding in de WIA.

  • 6. Elke werkgever die één of meerdere werknemers in dienst heeft waarop deze CAO van toepassing is, dient aan A&O Services de loongegevens te verstrekken, die laatstgenoemde noodzakelijk acht voor de jaarlijkse heffing van de bijdrage ten behoeve van de AW Afbouw.

  • 7. De uitvoering van de regeling wordt verzorgd door de AW Afbouw, die zijn administratie heeft opgedragen aan A&O Services. De nadere voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in het Aanvullingsreglement AW Afbouw (bijlage 8).

  • 8. De hoogte van de in dit artikel genoemde aanvullingen wordt jaarlijks – na overleg met CAO-partijen – door het bestuur van AW Afbouw vastgesteld.

HOOFDSTUK 5 REGELING FYSIOTHERAPIE EN VOORZIENING BIJ ONGEVAL

Artikel 15 Regeling fysiotherapie

  • 1. Werknemers hebben recht op volledige vergoeding van de kosten voor fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar en oefentherapie Mensendieck voor zover deze niet worden gedekt door de basisverzekering en/of een aanvullende verzekering van de werknemer.

  • 2. De premie voor de collectieve verzekering fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar en oefentherapie Mensendieck wordt afgedragen door de werkgever. De premie-inning is opgedragen aan A&O Services.

  • 3. De hoogte van de in lid 2 bedoelde premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.

  • 4. De voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in het Reglement fysiotherapie (bijlage 12).

Artikel 16 Voorziening bij ongeval

  • 1. De werkgever is verplicht voor de werknemers een verzekering af te sluiten, die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer, in of buiten dienstverband, overkomen.

  • 2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van € 20.500,– in geval van overlijden dan wel € 41.000,– indien sprake is van blijvende algehele invaliditeit.

  • 3. De werkgever dient ter voldoening aan de in lid 1 genoemde verplichting deel te nemen aan de door of namens de werkgeversorganisaties afgesloten collectieve verzekering. De premie-inning is opgedragen aan A&O Services.

  • 4. De hoogte van de in lid 3 bedoelde premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.

  • 5. Van de in lid 3 opgelegde verplichting kan een werkgever dispensatie verkrijgen, wanneer door hem wordt aangetoond, dat voor de werknemers een verzekering is afgesloten, waarvan de verzekerde bedragen ten minste gelijk zijn aan en de algemene en bijzondere voorwaarden niet minder gunstig dan de in lid 3 genoemde verzekering. De bevoegdheid tot het verlenen van deze dispensatie, berust bij een door werkgevers- en werknemersorganisaties ingestelde paritaire begeleidingscommissie. Het secretariaat van deze commissie is gevestigd: NOA, Postbus 310, 3900 AH Veenendaal.

  • 6. Indien de werkgever de in lid 5 genoemde dispensatie heeft verkregen, is hij de in lid 3 genoemde premie niet verschuldigd.

  • 7. De voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in de algemene voorwaarden van de ongevallenverzekering (bijlage 13).

BIJLAGE 1 STATUTEN VAN DE STICHTING VAKANTIEFONDS AFBOUW

Per 1 augustus 2012

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Vakantiefonds Afbouw.

  • 2. De stichting is gevestigd te Rijswijk.

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

a. Vakantiefonds:

de in artikel 1 genoemde stichting;

b. CAO:

collectieve arbeidsovereenkomst Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen;

c. werkgever:

de werkgever in de zin van de CAO;

d. werknemer:

de werknemer in de zin van de CAO:

e. bestuur:

het bestuur als bedoeld in artikel 10 van de statuten;

f. reglement:

een reglement als bedoeld in artikel 14 van de statuten;

g. administratie:

het door het bestuur aangewezen administratiekantoor ter uitvoering van dit reglement.

Artikel 3 Doel

Het Vakantiefonds heeft ten doel in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in de CAO en/of loonregelingen en overeenkomstig bij reglement vast te stellen bepalingen, aan de werknemers vergoeding te verschaffen wegens loonderving bij vakantiedagen en algemeen erkende feestdagen en daarmee bij CAO gelijkgestelde dagen, vakantietoeslag alsmede eventuele andere daarmee verband houdende uitkeringen te doen en het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds alsmede het subsidiëren van de Stichting Technisch Bureau Afbouw.

Subsidie-verzoekende instellingen moeten een begroting indienen gespecificeerd naar de activiteiten genoemd onder het doel van het fonds.

De subsidie-ontvangende instellingen dienen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (ten minste) moet zijn gespecificeerd volgens de onder het doel genoemde activiteiten en geïntegreerd onderdeel uit dient te maken van het (financieel) jaarverslag.

Artikel 4 Werkingssfeer

  • 1. In het Vakantiefonds wordt deelgenomen door de werkgevers en de werknemers waarop de CAO van toepassing is.

  • 2. De statuten en de op basis van de statuten vastgestelde reglementen worden geacht onderdeel te zijn van de CAO.

Artikel 5 Duur

Het Vakantiefonds is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 Geldmiddelen

De geldmiddelen van het Vakantiefonds bestaan uit:

  • a. het stichtingskapitaal;

  • b. de door de werkgevers in het Vakantiefonds gestorte bedragen bedoeld in artikel 7;

  • c. de opbrengst van de in artikel 7 bedoelde opslag voor administratiekosten;

  • d. de opbrengst van de in artikel 8 bedoelde inhouding voor administratiekosten;

  • e. renten;

  • f. andere baten.

Artikel 7 Bijdrageverplichtingen

  • 1. Ter uitvoering van het doel worden de door partijen bij de in artikel 9 genoemde CAO vast te stellen bedragen voor de opbouw van vakantiewaarden – al dan niet verhoogd met een opslag voor administratiekosten – door de werkgever aan het Vakantiefonds betaald.

  • 2. Indien in enig boekjaar de opbrengst van de in het vorige lid bedoelde middelen groter is dan het totaal van de uitgaven van het fonds dan wordt het overschot ten gunste van het volgende boekjaar gebracht.

  • 3. Indien in enig boekjaar de opbrengst van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde middelen kleiner is dan het totaal van de uitgaven van het fonds dan wordt het nadelig verschil ten laste van het volgende boekjaar gebracht.

  • 4. Bij de jaarlijkse vaststelling van de in artikel 6 bedoelde bedragen bestemd voor de opbouw van de vakantiewaarden wordt rekening gehouden met het saldo van het Vakantiefonds zoals dat blijkt uit de laatstelijk vastgestelde balans.

Artikel 8 Uitkeringen

De geldswaarde van de opgebouwde vakantiewaarden wordt – al dan niet onder inhouding van een bij reglement vast te stellen bijdrage voor administratiekosten – aan de werknemer uitbetaald.

Artikel 9 Administratie

Het Vakantiefonds draagt zijn administratie op aan de administratie.

Artikel 10 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het Vakantiefonds bestaat uit zes leden. De benoeming geschiedt als volgt:

    • drie door de NOA

    • twee door FNV Bouw;

    • één door CNV Vakmensen.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door overlijden, door intrekking van de benoeming door het orgaan dat het betrokken bestuurslid heeft aangewezen of door het bedanken van betrokkene.

  • 3. Ter vervanging van elk bestuurslid kan een plaatsvervangend lid benoemd worden. Hetgeen is bepaald ten aanzien van bestuursleden geldt evenzeer voor plaatsvervangende leden.

  • 4. De leden van het bestuur en de directie mogen niet deelnemen aan leveringen of aannemingen ten behoeve van het Vakantiefonds of belang hebben bij de belegging van zijn gelden.

Artikel 11 Besluitvorming en quorum

  • 1. Het aantal stemmen dat elk bestuurslid uitbrengt wordt zodanig bepaald dat het aantal stemmen aan werkgeverszijde even groot is als het aantal stemmen aan werknemerszijde.

  • 2. Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden aan werkgeverszijde niet even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden aan werknemerszijde dan brengen de leden van die groep waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is ieder evenveel stemmen uit als het aantal stemmen van de leden van de andere groep ter vergadering aanwezig, maal het eigen stemmenaantal. De leden van de andere groep brengen in dat geval ieder evenveel stemmen uit als het aantal stemmen van de grootste groep ter vergadering aanwezig, maal het eigen stemmenaantal.

  • 3. Voorzover in deze statuten niet anders is bepaald kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Door het bestuur worden geen beslissingen genomen indien niet meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien het vereiste aantal bestuursleden in een vergadering niet aanwezig is kan in een volgende vergadering, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen waarover wegens het ontbreken van het quorum in eerstbedoelde vergadering geen besluit kan worden genomen.

  • 5. Het bestuur kan slechts besluiten nemen indien ter vergadering ten minste één lid van werkgeverszijde en één lid van werknemerszijde aanwezig is.

Artikel 12 Delegatie

Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan de administratie en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan de administratie. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en de administratie uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 13 Voorzitter en secretarissen

  • 1. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: een van werkgeverszijde en een van werknemerszijde; deze vertegenwoordigen tezamen het Vakantiefonds in en buiten rechte.

  • 2. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van een kalenderjaar als voorzitter en als tweede voorzitter op.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden twee secretarissen: een van werkgeverszijde en een van werknemerszijde. Indien als voorzitter een werkgevers-vertegenwoordiger fungeert, fungeert als secretaris de secretaris van werknemerszijde en omgekeerd.

Artikel 14 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast waarin wordt geregeld de wijze waarop het doel van het Vakantiefonds zal worden bereikt alsmede die zaken die nadere voorziening behoeven. Het bestuur is zelfstandig bevoegd wijzigingen in een reglement aan te brengen.

  • 2. Het reglement en eventuele wijzigingen daarin treedt niet in werking alvorens, krachtens goedkeuring door de partijen bij de in artikel 4 van deze statuten genoemde CAO.

  • 3. Ter verkrijging van de in het voorgaande lid bedoelde goedkeuring wordt het reglement (of worden de wijzigingen) toegezonden aan de organisaties die partij zijn bij de CAO.

  • 4. Een reglement en de in een reglement aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Den Haag.

Artikel 15 Beheer

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het Vakantiefonds. Het is bevoegd uit naam van het Vakantiefonds alle handelingen te verrichten die met de doelstelling in overeenstemming zijn en die niet bij of krachtens deze statuten aan de bevoegdheid van het bestuur onttrokken zijn.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 291 tweede lid van Boek 2 BW omvat de bevoegdheid van het bestuur mede het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het sluiten van overeenkomsten waarbij het Vakantiefonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • 3. De beleggingen van het Vakantiefonds zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • 4. De aan het Vakantiefonds toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

Artikel 16 Boekjaar, accountant en jaarverslag

  • 1. Het boekjaar van het Vakantiefonds loopt van één januari tot en met een en dertig december.

  • 2. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant of een daartoe gekwalificeerde accountant-administratieconsulent aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.

  • 3. De registeraccountant of de daartoe gekwalificeerde accountant-administratie-consulent is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desgevraagd worden getoond.

  • 4. De registeraccountant of de daartoe gekwalificeerde accountant-administratieconsulent brengt ten minste eenmaal per jaar aan het bestuur verslag uit van zijn bevindingen.

  • 5. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording aan partijen bij de CAO af door middel van een verslag. Het verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van het fonds en wordt gecontroleerd door de externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, vergezeld van een verklaring van de registeraccountant of de daartoe gekwalificeerde accountant-administratieconsulent terzake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan;

    • c. in voorkomende gevallen, mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement(en) hebben plaatsgehad.

  • 7. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de CAO.

  • 8. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers gelegd:

    • a. ten kantore van het Vakantiefonds;

    • b. op een of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 9. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 10. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het Vakantiefonds. Deze begroting ligt voor bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van het Vakantiefonds en wordt op aanvraag aan de bij het Vakantiefonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 17 Wijziging Statuten

  • 1. Wijzigingen in de statuten kunnen worden aangebracht bij besluit van het bestuur.

  • 2. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen in een bijzondere daartoe uitgeschreven vergadering waarop ten minste twee werkgevers- en ten minste twee werknemerslid van het bestuur aanwezig is. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden.

  • 3. Indien op een vergadering waarin een statutenwijziging zal worden behandeld niet het voor het nemen van een besluit vereiste aantal leden aanwezig is zal binnen een maand nadien een tweede vergadering worden gehouden. De uitnodiging voor deze vergadering moet met het voorstel uiterlijk veertien dagen voor de vergadering aan de bestuursleden worden toegezonden. Het bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit ongeacht het ter vergadering aanwezige aantal leden.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging moet worden genomen met een meerderheid van twee derde der uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Een statutenwijziging treedt in werking indien deze krachtens goedkeuring door de partijen bij de CAO is aanvaard. Ter verkrijging van de goedkeuring wordt de wijziging toegezonden aan de organisaties die partij zijn bij de CAO. Een organisatie wordt geacht goedkeuring te hebben verleend indien die organisatie niet binnen acht weken na de toezending van het tegenovergestelde heeft doen blijken door het insturen van op schrift gestelde bezwaren.

  • 6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Den Haag.

Artikel 18 Ontbinding van de stichting

  • 1. Voor een besluit tot ontbinding van het Vakantiefonds gelden dezelfde bepalingen als voor een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 2. In geval van ontbinding zal het bestuur – met een meerderheid en op een wijze als genoemd in lid 5 van het voorgaande artikel – met de liquidatie zijn belast, tenzij de organisaties die partij zijn bij de CAO een ander besluit nemen.

  • 3. Het bestuur beslist over de bestemming van een batig saldo. Een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van het Vakantiefonds. Een nadelig saldo dient door de werkgevers te worden opgebracht.

Artikel 19 Slotbepaling

In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien beslist het bestuur.

BIJLAGE 2 REGLEMENT VAN DE STICHTING VAKANTIEFONDS AFBOUW

Per 21 november 2012

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. het Vakantiefonds:

de Stichting Vakantiefonds Afbouw, gevestigd te Rijswijk;

b. de statuten:

de statuten van het Vakantiefonds;

c. het bestuur:

het bestuur van het Vakantiefonds;

d. de CAO:

de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen;

e. de werkgever:

de werkgever op wie één van de bepalingen van de CAO van toepassing zijn;

f. de werknemer:

de werknemer op wie één van de bepalingen van de CAO van toepassing zijn;

g. verlofdagen:

de in de CAO bedoelde vakantiedagen, feestdagen en daarmee gelijkgestelde dagen;

h. het rechtjaar:

de periode die begint met ingang van de zeventiende week van het kalenderjaar en eindigt aan het einde van de zestiende week van het daaropvolgende kalenderjaar;

i. het loon:

het vast overeengekomen loon als omschreven in de CAO;

j. het vakantiewaardepercentage:

het vastgestelde percentage voor de opbouw van de loonderving tijdens de verlofdagen en de vakantietoeslag (in de CAO aangeduid als ‘uniform percentage’);

k. de vakantiewaarde:

het ten gunste van een werknemer bij het Vakantiefonds in diens tegoed geboekte geldbedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het voor die werknemer geldende vakantiewaardepercentage met het loon;

l. het vakantiebijdragepercentage:

het percentage van het loon dat de werkgever periodiek aan het Vakantiefonds dient af te dragen;

m. het kortingspercentage:

het verschil tussen het vakantiewaardepercentage en het vakantiebijdragepercentage;

n. de loonkosten:

het loon, alsmede de werkgeversbijdrage sociale verzekeringswetten en de premies en bijdragen ingevolge de CAO;

o. CAO-Afbouw:

de landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de Afbouw, lopende van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 (Stcrt. 2011, nr. 19090, 17 november 2011).

HOOFDSTUK II INNEN EN UITBETALEN VAN DE VAKANTIEWAARDEN

Artikel 2 De aan het Vakantiefonds verschuldigde bijdragen
  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op. Deze begroting wordt aan belanghebbenden op verzoek ter inzage beschikbaar gesteld.

  • 2. Het vakantiewaardepercentage, het vakantiebijdrage- percentage en het kortingspercentage worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld na goedkeuring door partijen bij de CAO.

  • 3. De vakantiebijdragepercentages voor werkgevers bedragen :

    VF premiepercentage

       

    – werknemer van 18 jaar of ouder

    pris-uurloon/afwijkend VF-uurloon

    26,37%

    – werknemer jonger dan 18 jaar, 0 dagen leerplichtig

    pris-uurloon/afwijkend VF-uurloon

    28,87%

    – werknemer jonger dan 18 jaar, 1 dag leerplichtig

    pris-uurloon/afwijkend VF-uurloon

    29,02%

    – werknemer jonger dan 18 jaar, 2 dagen leerplichtig

    pris-uurloon/afwijkend VF-uurloon

    29,24%

    VF verlaagd premiepercentage na

       

    130 dagen ziekte

       

    – werknemer van 18 jaar of ouder

    pris-uurloon

    23,87%

    – werknemer jonger dan 18 jaar, 0 dagen leerplichtig

    pris-uurloon

    24,29%

    – werknemer jonger dan 18 jaar, 1 dag leerplichtig

    pris-uurloon

    25,19%

    – werknemer jonger dan 18 jaar, 2 dagen leerplichtig

    pris-uurloon

    26,70%

     

    Het PRIS-uurloon, dat wordt gebruikt voor de berekening van alle uurloon afhankelijke regelingen, komt tot stand door het garantie-uurloon te vermeerderen met (indien van toepassing) diplomatoeslag, voorliedentoeslag, prestatietoeslag en tariefloon.

     

    Het VF-uurloon, dat wordt voor de berekening van het bedrag aan vakantiefondswaarde voor loondervingsdagen en vakantietoeslag, komt tot stand door het garantie-uurloon te vermeerderen met (indien van toepassing) diplomatoeslag, voorliedentoeslag, prestatietoeslag en tariefloon. Hierbij geldt dat het maximum is gesteld op het garantieloon vermeerderd met ten hoogste 40% prestatiebeloning waaronder diploma- en voorliedentoeslag.

  • 4. Het vakantiebijdragepercentage is door de werkgever verschuldigd over het loon.

Artikel 3 Wijze van betalen
  • 1. De betaling van de verschuldigde bijdrage dient binnen veertien dagen na een periode van vier weken te hebben plaatsgevonden.

  • 2. I ndien deze betaling niet tijdig heeft plaatsgevonden is de werkgever in verzuim.

  • 2. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 3. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente.

Artikel 4 De vakantiewaarden

De vakantiewaarden zijn bestemd ter financiering van de verlofdagen en van de vakantietoeslag.

Artikel 4a Rechten werknemers

Indien door de werkgever geen betalingen voor een bij hem in dienst zijnde werknemer zijn verricht, vindt over maximaal twee perioden bijboeking van rechten plaats met dien verstande dat de bijboeking wordt gestaakt op het moment dat die werkgever meer dan twee perioden betalingsachterstand heeft. De werknemer verleent het Vakantiefonds een onherroepelijke last om de door de werkgever ter zake van deze rechten verschuldigde bijdrage namens hem in te vorderen. De last aan het Vakantiefonds omvat mede het invorderen van deze bijdrage bij verzekeraars of derden anders dan de werkgever, die naar de mening van het Vakantiefonds verplicht zijn om deze bijdrage of (schade)vergoeding in verband met deze bijdrage te voldoen. Uitdrukkelijk is hierin begrepen het Uitvoeringbesluit Werknemersverzekeringen (UWV) bedoeld in artikel 61 e.v. WW.

Artikel 5 Uitbetalen vakantiewaarden
  • 1. Het dagbedrag dat de werknemer ter gelegenheid van de verlofdagen uit zijn tegoed kan opnemen wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld.

  • 2. Voor een verlofdag wordt slechts tot uitbetaling overgegaan indien een schriftelijke verklaring van de werkgever wordt overlegd waaruit blijkt dat deze met het opnemen van de verlofdag akkoord gaat en mits het tegoed van de werknemer toereikend is.

  • 3. Verzoeken tot uitbetaling van dagbedragen dienen door de werknemer op een door het bestuur aan te geven wijze en plaats te worden ingediend.

  • 4. De niet eerder uitbetaalde vakantiewaarden worden vóór de jaarlijkse zomervakantie giraal aan de werknemer uitbetaald.

  • 5. De werknemer heeft het recht om maximaal zes vakantiedagen mee te nemen naar het volgende jaar.

Artikel 6 Beschikken over het tegoed
  • 1. Vóór het tijdstip waarop uitbetaling van vakantiewaarden mogelijk is, is de aanspraak van de werknemer op zijn tegoed onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding of belening.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is uitbetaling van vakantiewaarden mogelijk:

    • op het moment dat de werknemer ingevolge de Algemene Ouderdomswet de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, tenzij de werknemer in dienstbetrekking blijft werken;

    • indien de werknemer gebruik maakt van een regeling voor vervroegde uittreding (vut) of vroegpensionering;

    • indien de werknemer emigreert;

    • indien de werknemer overlijdt;

    • indien aan de werknemer een uitkering wordt toegekend krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktsheidsverzekering danwel de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100 procent;

    • indien de werknemer definitief vertrekt uit de bedrijfstak.

Artikel 7 Verjaring uitbetalingstermijn

De vakantiewaarden zullen door het Vakantiefonds aan de werknemers worden uitbetaald tot maximaal vijf jaar na afloop van het rechtjaar. Na afloop van voormelde termijn zal uitbetaling niet meer geschieden.

HOOFDSTUK III UITKERINGEN AAN WERKNEMERS BIJ CURSUS

Artikel 8 Aanvullende uitkeringen
  • 1. Werknemers die als gevolg van het volgen van een omscholings- of herscholingscursus aan een centrum voor vakopleiding van volwassenen of het afleggen van een examen aan een centrum voor vakopleiding van volwassenen, gedurende de loop van een rechtjaar vakantiewaarden derven hebben recht op een uitkering van het Vakantiefonds.

  • 2. De werknemer dient in het jaar direct voorafgaande aan de onderbreking van zijn werkzaamheden wegens scholing of het afleggen van een examen ten minste 65 dagen als werknemer te hebben gewerkt.

  • 3. Het dienstverband mag tijdens de vakantieperiode niet verbroken zijn.

  • 4. De hoogte van deze uitkering wordt door het bestuur bepaald.

  • 5. De hoogte van de aanvullende uitkeringen kan ten aanzien van elk van de hiervoor genoemde groepen van werknemers verschillen.

HOOFDSTUK IV DECLARATIEREGELING EXTRA VERLOFDAGEN

Artikel 9 Extra verlofdagen oudere werknemers
  • 1. vereenkomstig het bepaalde in de CAO-Afbouw hebben oudere werknemers recht op extra verlofdagen met behoud van loondoorbetaling door de werkgever.

  • 2. Aan de werkgever worden onder de voorwaarden die de CAO-Afbouw stelt de loonkosten over deze dagen vergoed.

  • 3. De werkgever dient deze loonkosten uiterlijk binnen zes maanden na het opnemen van de extra verlofdag bij het Vakantiefonds te declareren.

  • 4. Na deze termijn ontvangen aanvragen worden niet vergoed.

  • 5. De over enig rechtjaar opgebouwde extra verlofdagen dienen uiterlijk op de laatste dag van het kalenderjaar waarin dat rechtjaar eindigt te zijn opgenomen. Nadien opgenomen dagen komen niet voor vergoeding door het Vakantiefonds in aanmerking.

  • 6. De werknemer wiens dienstverband tijdens arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd heeft recht op uitbetaling van het loon over de opgebouwde maar niet opgenomen extra verlofdagen.

  • 7. Laatstbedoelde werknemer dient daartoe binnen zes maanden na beëindiging van het dienstverband een verzoek in te dienen bij zijn werkgever. Het ingevolge de eerste volzin aan de werknemer uitbetaalde loon kan de werkgever bij het Vakantiefonds declareren.

HOOFDSTUK V DECLARATIEREGELING SCHOOLVERLATERS

Artikel 10 Loondervingsuitkering schoolverlaters
  • 1. Bij een bedrijfssluiting als gevolg van vakantie heeft de werknemer die na het verlaten van een school niet kan beschikken over voldoende vakantierechten recht op doorbetaling van het loon en kan de werkgever de loonkosten en de bedrijfstakeigenregelingenbijdragen die hij daarnaast dient te betalen, declareren bij het Vakantiefonds, indien:

    • een werknemer jonger is dan 22 jaar en

    • hij een leer-/arbeidsovereenkomst of praktijk-/arbeidsovereenkomst heeft en

    • hij voorafgaande aan die arbeidsovereenkomst volledig dagonderwijs genoot en

    • het dienstverband tijdens de vakantiebedrijfssluiting niet is verbroken en

    • de werknemer ten minste vijf weken direct voorafgaande aan de bedrijfssluiting heeft gewerkt en

    • de werknemer in de periode tussen het verlaten van de school en het aangaan van het dienstverband niet werkzaam is geweest in een andere bedrijfstak dan die van het stukadoors-, afbouw- en terrazzo/vloerenbedrijf.

  • 2. Aan de werkgever worden de loonkosten over deze dagen vergoed.

  • 3. De werkgever dient deze loonkosten uiterlijk binnen zes maanden na de bedrijfssluiting bij het Vakantiefonds te declareren.

HOOFDSTUK VI VERREKENING EN SANCTIES

Artikel 11 Verrekening

Als de werkgever ten tijde van de vaststelling van de vergoedingen ingevolge de artikelen 9 en 10 van het reglement door het Vakantiefonds een opeisbare schuld aan het fonds heeft wordt deze schuld met de te betalen bedragen verrekend.

Artikel 12 Sanctie bij onjuiste declaratie
  • 1. Indien de werkgever desverlangd de juistheid van een door het Vakantiefonds betaalbaar gestelde declaratiestaat niet aantoont, dient hij het betrokken bedrag aan het Vakantiefonds terug te betalen.

  • 2. Het bestuur kan bovendien beslissen dat de werkgever een boete aan het Vakantiefonds verschuldigd is.

  • 3. In geval van opzet en grove schuld van de werkgever geldt bij een eerste overtreding een boete van 25% van het betrokken bedrag, bij een tweede overtreding een boete van 50% van het in het betrokken bedrag en bij een derde en volgende overtreding een boete van 100% van het betrokken bedrag.

  • 4. Bij elke ernstige of omvangrijke fraude van de werkgever geldt een boete van 100% van het betrokken bedrag.

  • 5. Het bestuur kan de vordering verhogen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van betaling van dat bedrag aan de werkgever.

HOOFDSTUK VII VERSTREKKING VAN INLICHTINGEN

Artikel 13 Verstrekken van inlichtingen

De werkgever en werknemer zijn verplicht aan het bestuur of een schriftelijk door hem gemachtigd persoon alle opgaven en inlichtingen te verstrekken die van hen worden verlangd ten behoeve van de uitvoering van de taak van het Vakantiefonds. De werkgever is desverlangd gehouden inzage van zijn boeken, bescheiden of andere stukken te geven, voor zover die betrekking hebben op de arbeid en het loon van de werknemer.

Artikel 14 Controle declaraties

De werkgever is gehouden om op verzoek van het bestuur de juistheid van de ingediende declaratiestaat aan te tonen, bijvoorbeeld door overlegging van administratieve bescheiden.

HOOFDSTUK VIII BUITENLAND

Artikel 15 15 Werken in het buitenland
  • 1. Bij arbeid buiten Nederland, waarop de Nederlandse sociale verzekeringswetten van toepassing zijn, terwijl de bepalingen van de CAO en loonregelingen van toepassing zouden zijn geweest, indien overeenkomstige werkzaamheden in Nederland verricht zouden zijn, kunnen de werkgever en de werknemer overeenkomen dat vakantiewaarden worden opgebouwd met inachtneming van de bepalingen van dit reglement.

  • 2. Voor de bepaling van het loon waarover vakantiewaarden worden opgebouwd wordt uitgegaan van het loon dat de werknemer zou verdienen indien hij gelijksoortige arbeid in Nederland verricht.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het bestuur is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard die zich bij de toepassing van dit reglement voordoen.

Artikel 17 Slotbepalingen

Teneinde een efficiënte werking van het Vakantiefonds te verzekeren, kunnen door het bestuur nadere voorschriften gegeven worden, in overeenstemming met de bepalingen der statuten en van dit reglement, mits deze voorschriften niet in strijd komen met één of meer bepalingen van de CAO.

BIJLAGE 3

GARANTIEREGELING STICHTING VAKANTIEFONDS AFBOUW, ALS BEDOELD IN ART. 9 LID 9 VAN DEZE CAO.

  • 1. De werknemer, wiens werkgever is toegelaten tot het Vakantiefonds en die in verband daarmede, buiten zijn schuld, onvoldoende vakantierechten krijgt bijgeboekt, kan in principe aanspraak maken op een uitkering uit het Vakantiefonds.

  • 2. Indien er sprake is van de toepasselijkheid van artikel 61 Werkloosheidswet, bestaat er geen aanspraak op de in lid 1 bedoelde uitkering. Indien op grond van deze regeling betalingen uit het Vakantiefonds aan de werknemer zijn gedaan, en indien nadien blijkt dat ten aanzien van de periode waarover die betalingen gedaan zijn, sprake is van een situatie als omschreven in artikel 61 van de Werkloosheidswet, dient deze akkoord te gaan met betaling door de UWV Bouwnijverheid aan het Vakantiefonds.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid bedoelde uitkering dient de werknemer een daartoe strekkende aanvraag in te dienen bij het Vakantiefonds. De uitkering dient te worden aangevraagd binnen 3 maanden na het tijdstip waarop de werknemer van het niet door zijn werkgever nakomen van de verplichtingen kennis heeft kunnen nemen. Een aanvraag die niet binnen vorengenoemde termijn bij het Vakantiefonds is ingediend, wordt niet in behandeling genomen.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde uitkering wordt uitsluitend verstrekt, indien de werknemer ten genoegen van het bestuur van het Vakantiefonds aantoont:

    • het bestaan van de dienstbetrekking waaraan hij zijn aanspraken ontleent;

    • de omvang van zijn aanspraken jegens het fonds uit die dienstbetrekking;

    • dat hij zijn werkgever schriftelijk ter nakoming van diens verplichtingen ter zake heeft;

    • aangemaand (aangetekend) en in rechte schriftelijk heeft aangesproken.

  • 5. Het Vakantiefonds kan een voorschot op de in de voorgaande leden bedoelde uitkering verstrekken, indien de omstandigheden in bijzonderheid ter zake van het rechtsgeding voornoemd daartoe aanleiding geven. Over de hoogte van het voorschot beslist het bestuur.

  • 6. De uitkering bedraagt maximaal de vakantierechten over een periode van: acht weken per rechtjaar en per dienstverband als de verplichtingen van de werkgever betrekking hebben op het loontijdvak beginnend bij de aanvang van het dienstverband respectievelijk bij het begin van de deelname van de werkgever aan het Vakantiefonds; zes weken per rechtjaar en per dienstbetrekking in de overige gevallen.

  • 7. De in de voorgaande leden bedoelde uitkering, dan wel het voorschot daarop, wordt uiterlijk op de laatste dag van het kalenderjaar waarin het desbetreffende rechtjaar eindigt, uitbetaald.

  • 8. Geen aanspraak op de in lid 1 bedoelde uitkering heeft de werknemer, die heeft ingestemd met de niet nakoming of niet-tijdige nakoming van de verplichtingen van zijn werkgever met betrekking tot zijn vakantierechten.

  • 9. Indien een werknemer, hangende een aanvraag om uitkering uit het Vakantiefonds, alsnog van zijn werkgever voldoening van de hem toekomende vakantierechten verkrijgt, dient hij zijn aanvraag terstond in te trekken, terwijl een hem reeds verstrekte uitkering ter zake, terstond dient te worden gerestitueerd.

  • 10. Ten onrechte betaalde uitkeringen, dan wel verstrekte voorschotten daarop, worden van de werknemer teruggevorderd, dan wel met hem verrekend.

BIJLAGE 5 STATUTEN VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS AFBOUW

Per 2 april 2012

DEEL I VAN DE STICHTING

Artikel 1 Naam en Zetel

De stichting draagt de naam: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw, verder te noemen O&O Afbouw en is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Doel
  • 1. De stichting heeft ten doel: het financieren van opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten en van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf. De stichting tracht dit doel te bereiken door gelden te innen bij ondernemingen in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf en deze, met andere baten van de stichting aan te wenden voor de financiering van activiteiten als bedoeld in dit artikel. Deze activiteiten zijn:

    • a. de financiering van opleidingen voor het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf;

    • b. de bestrijding van verletkosten van in opleiding zijnde werknemers, onder meer door het zonodig verstrekken van vergoedingen aan werkgevers bij wie betrokken werknemers in dienst zijn, en die door de werkgevers bij Savantis te Waddinxveen kunnen worden aangevraagd;

    • c. subsidiëren en het (doen) publiceren van de resultaten in de sector van onderzoeksactiviteiten voor het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het belang van de bedrijfstak;

    • d. de uitgifte van brochures, CAO-boekjes, periodieken en kennisdragers ten behoeve van alle werknemers en werkgevers in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf in het belang van de arbeidsverhoudingen in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf;

    • e. het stimuleren en subsidiëren van de reïntegratie van arbeidsongeschikte of met werkloosheid bedreigde werknemers in het stukadoors-, afbouw- en terrazzo-/vloerenbedrijf;

    • f. financiering dan wel subsidiëring van de Stichting Arbouw, voor zover het betreft het doen van onderzoek en het (doen) publiceren van de resultaten in de sector en het ontwikkelen van projecten ten behoeve van de arbeidsomstandigheden en de bevordering en bescherming van de gezondheid in de bouwnijverheid;

    • g. het doen van uitkeringen in verband met loonderving als gevolg van Rouwverlof, Palliatief verlof en Kortdurend verlof zoals bedoeld in het Verlofdeclaratiereglement O&O-fonds Afbouw;

    • h. het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds;

    • i. het innen van premies ten behoeve van door de werkgeversorganisaties dan wel CAO-partijen afbouw aangegane collectieve verzekeringen;

    • j. de financiering van de Stichting Technisch Bureau Afbouw.

  • 2. De gefinancierde en gesubsidieerde verenigingen, instellingen en personen dienen vooraf een begroting in te dienen welke moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten als hiervoor in lid 1 genoemd. Jaarlijks wordt door deze verenigingen, instellingen en personen een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overlegd over de besteding van de gelden, welke verklaring (ten minste) is gespecificeerd naar genoemde bestedingsdoelen en activiteiten.

DEEL II VAN HET BESTUUR

Artikel 3 Bestuur
  • 1. Het bestuur bestaat uit twaalf leden. De benoeming geschiedt als volgt:

    • zes door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA);

    • vier door FNV Bouw;

    • twee door CNV Vakmensen.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door overlijden, door intrekking van de benoeming door het orgaan dat het betrokken bestuurslid heeft aangewezen of door het bedanken van betrokkene.

  • 3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

Artikel 4 Adviseurs en waarnemers

Het bestuur kan zich ter vergadering laten bijstaan door adviseurs. Indien door betrokken overheidsinstanties de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde instanties een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle ter zake dienende stukken.

Artikel 5 Voorzitter

Elk jaar wijst het bestuur uit haar midden een voorzitter aan met dien verstande dat de voorzitter wordt aangewezen uit de leden benoemd door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA). Tevens wijst het bestuur elk jaar uit haar midden een vice-voorzitter aan met dien verstande dat de vice-voorzitter wordt aangewezen uit de leden benoemd door FNV Bouw of CNV Vakmensen.

Het bestuur, dan wel de voorzitter en vice-voorzitter dan wel twee andere daartoe speciaal aangewezen bestuursleden waarvan één wordt aangewezen uit de leden benoemd door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) en één wordt aangewezen uit de leden benoemd door FNV Bouw of CNV Vakmensen vertegenwoordigen de stichting in en buiten rechte.

Artikel 6 Quorum en stemming
  • 1. Voor het houden van vergaderingen en het nemen van besluiten is de aanwezigheid vereist van ten minste vier bestuursleden en/of plaatsvervangende bestuursleden. Bij vergaderingen dienen ten minste twee leden van werkgeverszijde en twee leden van werknemerszijde aanwezig te zijn.

  • 2. De leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem indien de aantallen ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Indien ter vergadering meer leden van werkgeverszijde dan van werknemerszijde aanwezig zijn, of omgekeerd, brengen de leden van de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, ieder evenveel stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig zijn. De leden van de andere groep brengen alsdan ieder evenveel stemmen uit als van de grootste groep waarvan leden aanwezig zijn.

Artikel 7 Staken der stemmen

Bij het staken der stemmen wordt in een volgende vergadering, welke ten hoogste één maand later plaatsvindt, andermaal over hetzelfde onderwerp gestemd. Staken de stemmen in tweede instantie wederom, dan wordt het in stemming gebrachte voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 8 Huishoudelijk Reglement

Het bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen. Bepalingen in dit huishoudelijk reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 9 Bureau en secretariaat

Het bestuur kan, al dan niet uit het bestuur, een secretaris benoemen die het bestuur kan adviseren. Het bestuur kan de administratie van het fonds uitbesteden aan een administratiekantoor.

DEEL III VAN DE FINANCIERING

Artikel 10 Ontvangsten en uitgaven

De middelen van de stichting bestaan uit:

  • a. het stichtingskapitaal;

  • b. bijdragen die door de ondernemers in de sector worden verstrekt ingevolge het bepaalde in een collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling, geldend in de sector;

  • c. eventuele andere baten.

Artikel 11 Financieringsreglement

Het bestuur stelt, de betrokken CAO-partijen gehoord hebbende, een financieringsreglement vast, waarin ten minste zijn geregeld de vaststelling en de hoogte van de bijdrage en de wijze van incasseren daarvan. Bepalingen in dit financieringsreglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 12 Beheer en administratie
  • 1. De gelden van de stichting worden door het bestuur beheerd. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden delegeren aan een door CAO-partijen aan te wijzen instantie en/of aan door het bestuur al dan niet geheel uit zijn midden benoemde paritaire commissies. De gedelegeerde bevoegdheden worden door de commissies en een door CAO-partijen aan te wijzen instantie uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. De beleggingen zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interesten wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • 3. De aan de stichting toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 4. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar.

  • 5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 6. Het bestuur benoemt een externe registeraccountant aan wie de controle van de jaarrekening wordt opgedragen.

  • 7. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage in alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desgevraagd worden getoond.

  • 8. De registeraccountant brengt ten minste een maal per jaar aan het bestuur verslag uit van zijn bevindingen.

  • 9. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording af aan de in artikel 3 lid 1 van deze statuten genoemde partijen.

  • 10. Het in het negende lid bedoelde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar dat is gespecificeerd volgens de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten;

    • b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een rekening van baten en lasten, gespecificeerd volgens de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen en activiteiten en vergezeld van een verklaring van de registeraccountant terzake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan, uit welke stukken blijkt dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan;

    • c. de in artikel 2, lid 2 genoemde verklaringen van subsidieontvangende verenigingen, instellingen of personen worden integraal in het financieel jaarverslag opgenomen;

    • d. in voorkomende gevallen, mededelingen omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglementen hebben plaatsgehad.

  • 11. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties genoemd in artikel 3 van deze statuten.

  • 12. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het O&O Afbouw betrokken werkgevers en werknemers gelegd:

    • a. ten kantore van het O&O Afbouw;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 13. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij het O&O Afbouw betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van de Stichting. Deze begroting ligt voor bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van de Stichting en wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Beroep

Op beslissingen van het bestuur omtrent de financierings- en subsidieaanvragen kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 14 Rekening en verantwoording

Jaarlijks legt het bestuur omtrent het gevoerde en te voeren beleid rekening en verantwoording af aan de in artikel 3 genoemde organisaties.

DEEL IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Statutenwijziging en ontbinding
  • 1. Statutenwijziging

    • a. Wijziging van de statuten, het huishoudelijk- en het financieringsreglement kan slechts plaatsvinden door het bestuur met goedkeuring van de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), FNV Bouw en CNV Vakmensen.

    • b. De statuten en reglementen en de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

  • 2. Ontbinding

    Zowel de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), als ook FNV Bouw met CNV Vakmensen gezamenlijk, kunnen de stichting ontbinden door in een aangetekend schrijven aan het bestuur mede te stellen dat zij hun medewerking in de stichting beëindigen. Nadat twee jaar sinds bedoelde kennisgeving is verstreken, is de stichting van rechtswege ontbonden. Het bestuur is alsdan belast met de liquidatie en geeft een bestemming aan het batig saldo van de stichting in overeenstemming met het doel van de Stichting.

BIJLAGE 6 FINANCIERINGSREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS AFBOUW

Per 21 november 2012

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de stichting:

de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw;

b. de statuten:

de statuten van de stichting voornoemd;

c. de werkgever:

de werkgever als bedoeld in de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen voor zover deze CAO de werkgevers verplicht tot bijdragen aan de Stichting.

Artikel 2 Bijdrageverplichting

  • 1. De werkgever is aan de stichting een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de in de statuten omschreven doelstelling. De bijdrage wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers, vallende onder een CAO die de werkgever verplicht tot bijdragen aan de Stichting, uitbetaalde loon. Als loon wordt aangemerkt het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.

  • 2. De bijdrage is verschuldigd over maximaal anderhalf maal het maximumpremieloon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen.

  • 3. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijdrage, alsmede de verdeling over de werknemer en werkgever wordt – na overleg met CAO-partijen – jaarlijks door het bestuur van de stichting vastgesteld.

  • 4. De premie bedraagt 2,13 % van het bruto sv-loon, te betalen door de werkgever.

Artikel 3 Invordering

  • 1. De invordering van de in artikel 2 bedoelde bijdrage wordt opgedragen aan een daartoe door het bestuur, na overleg met CAO-partijen, aan te wijzen instelling.

  • 2. De werkgever wordt ten aanzien van de bijdrageverplichting gekweten door betaling van het verschuldigde bedrag aan de daartoe door het bestuur aangewezen instelling.

  • 3. De bijdrage wordt in december terstond en ineens opeisbaar.

Artikel 4 Betaaltermijnen

  • 1. De betaling van de verschuldigde bijdrage dient per loonbetalingstijdvak, maar ten minste een maal per maand plaats te vinden.

  • 2. Indien de betaling niet binnen veertien dagen na afloop van elke hiervoor bedoelde periode heeft plaatsgevonden is de werkgever in verzuim.

  • 3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 4. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.

  • 6. Een door het bestuur, na overleg met partijen, aan te wijzen instelling is bevoegd tot uitvoering van het bepaalde in de leden 3 en 5.

BIJLAGE 7 STATUTEN VAN DE STICHTING AANVULLINGSFONDS WERKNEMERSVERZEKERINGEN AFBOUW

Per 10 augustus 2012

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen Afbouw (hierna verder ook te noemen: ‘het Fonds’).

  • 2. Zij is gevestigd in de gemeente Rijswijk (Zuid-Holland).

Artikel 2 Doel

  • 1. Het Fonds heeft ten doel het direct dan wel indirect verstrekken van suppleties op door werknemers te ontvangen sociale verzekeringsuitkeringen alsmede het bevorderen en/of doen bevorderen van reïntegratie-activiteiten alsmede het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds, met inachtneming van hetgeen in de Collectieve Arbeidsovereenkomst Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen is bepaald, alsmede het subsidiëren van de Stichting Technisch Bureau Afbouw.

  • 2. De nadere voorwaarden, waaronder de hiervoor bedoelde doelstellingen worden nagestreefd worden toegekend, alsmede de wijze waarop zulks geregeld is, zijn vastgelegd in één of meerdere reglementen.

    Subsidie-verzoekende instellingen moeten een begroting indienen gespecificeerd naar de activiteiten genoemd onder het doel van het fonds.

  • 3. De subsidie-ontvangende instellingen dienen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (ten minste) moet zijn gespecificeerd volgens de onder het doel genoemde activiteiten en geïntegreerd onderdeel uit dient te maken van het (financieel) jaarverslag. Uit de verklaring moet blijken dat de lasten overeenkomen met de bestedingsdoeleinden.

Artikel 3 Middelen

Het Fonds tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

  • a. betalen van aanvullende uitkeringen;

  • b. andere wettige middelen, die voor het gestelde doel bevorderlijk zijn.

Artikel 4 Deelnemers

Deelnemende organisaties aan het Fonds zijn:

  • a. de vereniging: De Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven, (bij afkorting geheten NOA), gevestigd te Utrecht;

  • b. de vereniging: De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid (bij afkorting geheten: FNV Bouw), gevestigd te Woerden;

  • c. de vereniging: CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1. In het Fonds wordt deelgenomen door de werkgevers en werknemers op wie de Collectieve Arbeidsovereenkomst Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is, dan wel een zodanig andere arbeidsovereenkomst of bindend opgelegde regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden, die voor evenbedoelde Collectieve Arbeidsovereenkomst in de plaats zal treden.

  • 2. De werkgevers en werknemers als bedoeld in het vorige lid zijn verplicht tot naleving van de bij of krachtens deze statuten en het hierna in artikel 13 bedoelde reglement te hunnen aanzien gemaakte bepalingen. Vorenbedoelde naleving kan, ook voor wat de betaling van de in artikel 6 sub a bedoelde bedragen betreft, in rechte gevorderd worden.

Artikel 6 Geldmiddelen

Het vermogen van het Fonds wordt gevormd door:

  • a. de jaarlijks volgens deze statuten vast te stellen door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de Collectieve arbeidsovereenkomst Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen, dan wel een zodanig andere arbeidsovereenkomst of bindende regeling van arbeidsvoorwaarden, die voor deze Collectieve arbeidsovereenkomst in de plaats treedt;

  • b. (overheids)subsidies, donaties en renten;

  • c. hetgeen het Fonds door, erfstelling, legaat, schenking of op enigerlei andere wijze verkrijgt.

Artikel 7 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het Fonds bestaat uit zes leden, te benoemen door de in artikel 4 genoemde deelnemende organisaties van werkgevers en werknemers en wel:

    • drie door NOA;

    • twee door FNV Bouw;

    • één door CNV Vakmensen.

  • 2. Elk van de in het vorige lid genoemde organisaties benoemt een plaatsvervanger, die bij afwezigheid van het bestuurslid, aangewezen door dezelfde organisatie, gerechtigd is diens plaats in te nemen.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden twee voorzitters en twee secretarissen, en wel één voorzitter en één secretaris uit de werkgeversbestuursleden en één voorzitter en één secretaris uit de werknemersbestuursleden. De beide voorzitters hebben afwisselend gedurende een kalenderjaar de leiding van de bestuursvergaderingen. Is de voorzitter een werkgeversbestuurslid, dan zal de secretaris een werknemersbestuurslid zijn en omgekeerd.

  • 4. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door intrekking van de benoeming door de organisatie, die het betrokken bestuurslid heeft benoemd, dan wel het bedanken van betrokkene. De organisatie draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature wordt voorzien.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel, eindigt het lidmaatschap van het bestuur door overlijden, door onder curatele stelling, alsmede door ontslag door de Rechtbank.

  • 6. De leden van het bestuur hebben recht op een – nader vast te stellen – vergoeding voor de door hen in hun uitoefening van hun functie gemaakte verblijf-, reis- en vacatiekosten.

Artikel 8 Bestuursbevoegdheid

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het Fonds. Behoudens de beperkingen volgens deze statuten is het bestuur bevoegd tot alle handelingen, welke tot het bereiken van het statutaire doel kunnen leiden.

  • 2. Het bestuur is, na goedkeuring door de deelnemende organisaties bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, alsmede tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij het Fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. De beleggingen van het Fonds zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden dat gelet op de verplichtingenstructuur:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen.

  • 4. De aan het Fonds toebehorende zaken worden als zij niet ten kantore worden gehouden in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 5. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van baten en lasten over dat boekjaar, tenzij het bestuur anders besluit.

  • 6. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, die niet in strijd met deze statuten mogen zijn.

Artikel 9 Vertegenwoordiging

Het Fonds wordt vertegenwoordigd door het bestuur. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt tevens toe aan de voorzitter van werkgeverszijde en de voorzitter van werknemerszijde, mits zij gezamenlijk handelen. In geval van ontstentenis of belet van één hunner wordt – voor zover nodig – door het bestuur in de vervanging voorzien, zulks met inachtneming van het hiervoor aan artikel 7 lid 3 ten grondslag liggende pariteitsbeginsel.

Artikel 10 Administratie

  • 1. De administratie van het Fonds wordt opgedragen aan een door het bestuur aangewezen administratiekantoor.

  • 2. In verband met het hiervoor bepaalde in lid 1 is het bestuur bevoegd bepaalde hem krachtens deze statuten en/of reglement(en) toekomende bevoegdheden aan het bestuur, de directie en/of andere functionarissen van een door het bestuur aangewezen administratiekantoor, alsmede aan bestuurscolleges van bij dit administratiekantoor aangesloten instellingen te mandateren, onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 11 Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of dit door ten minste de helft van het aantal bestuursleden – blijkens schriftelijke mededeling aan de voorzitter – wenselijk wordt geacht, in welk geval de voorzitter verplicht is binnen veertien dagen na ontvangst van deze mededeling een vergadering van het bestuur te beleggen.

  • 2. In een bestuursvergadering kunnen geen geldige besluiten worden genomen, wanneer niet ten minste de helft van de leden, behorende tot de kring van de werkgevers en de helft van de leden behorende tot de kring van de werknemers, aanwezig is. In een volgende vergadering, die gehouden wordt ten minste één week na de laatste vergadering, kunnen geldige besluiten worden genomen ten aanzien van de geagendeerde onderwerpen in laatstbedoelde vergadering, óók wanneer niet wordt voldaan aan de quorum eis als bedoeld in de vorige volzin.

  • 3. Daargelaten het hierna bepaalde in lid 5, heeft ieder bestuurslid recht tot het uitbrengen van één stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden alle bestuursbesluiten genomen met gewone meerderheid van stemmen. Bij stemming over personen worden leden, die briefjes van onwaarde hebben ingeleverd, geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen voor de toepassing van het hierna in lid 4 bepaalde.

  • 4. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes, tenzij de verkiezing bij acclamatie plaats vindt. Blanco stemmen zijn van onwaarde. Indien bij een voorstel de stemmen staken of niet de volstrekte meerderheid wordt verkregen, wordt de beslissing uitgesteld tot in een volgende vergadering. Indien in de volgende vergadering wederom niet de volstrekte meerderheid wordt verkregen, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen, met dien verstande dat bij stemming personen bij het staken van de stemmen het lot zal beslissen.

  • 5. Ter vergadering heeft ieder lid behorende tot de kring van werkgevers het recht op het uitbrengen van een zodanig aantal stemmen als ter vergadering leden behorende tot de kring der werknemers vertegenwoordigd zijn. Omgekeerd heeft ieder lid behorende tot de kring van werknemers ter vergadering het recht om een zodanig aantal stemmen uit te brengen als leden behorende tot de kring van werkgevers ter vergadering vertegenwoordigd zijn.

  • 6. Onverminderd het gesteld in de vorige leden heeft unanieme schriftelijke verklaring van de gezamenlijk in functie zijnde bestuursleden dezelfde rechtskracht als een besluit, genomen met algemene stemmen in een bestuursvergadering waarin alle fungerende bestuursleden aanwezig zijn.

  • 7. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen of in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door de beide voorzitters voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

Artikel 12 Boekjaar en jaarrekening

  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken afgesloten. Daaruit wordt een balans en een staat van lasten en baten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken, vergezeld van een rapport van een externe register-accountant, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.

  • 3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. Uit deze stukken stelt het bestuur een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van het Fonds en van de ontwikkelingen daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 4. Het verslag wordt ter inzage van de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd

    • ten kantore van de administratie van het Fonds;

    • op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag wordt op aanvraag aan de bij het Fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 6. Uiterlijk binnen negen maanden na het einde van het boekjaar worden de deelnemende organisaties in het bezit gesteld van de jaarstukken. Overigens worden deze organisaties alle gegevens verstrekt die zij verlangen.

  • 7. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven. Deze begroting ligt voor bij het Fonds betrokkenen ter inzage ten kantor van het Fonds.

  • 8. Het bestuur stelt, in overleg met en na goedkeuring van de in artikel 4 genoemde organisaties, tweemaal per kalenderjaar de bijdrage vast welke de werkgevers en/of de werknemers verschuldigd zijn en wel zo, dat het totaal aan bijdragen en andere inkomsten de uitgaven, zijnde het totaal aan uitkeringen, vermeerderd met de administratiekosten, zoveel mogelijk precies dekt. In geval het totaal van de geheven bijdragen hoger dan wel lager blijkt te zijn dan het voor de uitvoering van de regeling benodigde bedrag, wordt het verschil ten gunste respectievelijk ten laste van het volgende boekjaar gebracht. De Stichting is gerechtigd voorschotten ter zake te doen invorderen.

Artikel 13 Reglement

  • 1. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn voorzien.

  • 2. Het reglement casu quo de reglementen mag/mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement casu quo de reglementen te wijzigen of op te heffen.

  • 4. Op vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement casu quo de reglementen is het bepaalde in artikel 14, leden 1, 5 en 6 van toepassing.

Artikel 14 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe zal slechts kunnen worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn. Zijn in de hiervoor bedoelde bestuursvergadering niet alle bestuursleden aanwezig, dan zal tot hetzelfde doel een tweede vergadering worden bijeen geroepen, te houden binnen een maand na de eerste vergadering, in welke vergadering, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden een besluit tot statutenwijziging, een gewone meerderheid van stemmen kan worden genomen. In deze tweede vergadering geldt het bepaalde in artikel 11 lid 3 juncto artikel 11 lid 5.

  • 2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de akte van wijziging alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen bij het handelsregister.

  • 3. Het bestuur is bevoegd het Fonds te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen hiervoor in lid 1 van dit artikel is bepaald aangaande een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 4. Het Fonds wordt bovendien ontbonden:

    • door insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

  • 5. Besluiten tot statutenwijziging of ontbinding van het Fonds zijn pas van kracht, nadat de besturen van alle deelnemende organisaties daaraan hun goedkeuring hebben gehecht.

  • 6. De statuten en de in de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden voordat een volledig exemplaar van die stukken, of onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur ondertekend voor een ieder ter inzage zijn gelegd ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Den Haag.

Artikel 15 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. Het Fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. Tenzij de deelnemende organisaties gemeenschappelijk een ander besluit nemen, bepaalt het bestuur in overleg met en na goedkeuring van de deelnemende organisaties welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van het Fonds zal worden gegeven, met dien verstande, dat het batig saldo moet worden bestemd voor een doel, hetwelk het doel van het Fonds zoveel mogelijk nabij komt.

Artikel 16 Slotbepaling

In alle gevallen waarin door de wet en de statuten van het Fonds niet is voorzien, beslist het bestuur.

.

BIJLAGE 8 AANVULLINGSREGLEMENT WERKNEMERSVERZEKENINGEN AFBOUW

zoals bedoeld in artikel 13 van de statuten van de Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen Afbouw.

Per 26 september 2012

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. het fonds:

de Stichting Aanvullingsfonds Werknemersverzekeringen Afbouw;

b. de statuten:

de statuten van het fonds;

c. het bestuur:

het bestuur van het fonds;

d. CAO:

Landelijke Collectieve Arbeidsovereenkomst Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen;

e. premieloon:

het sv-loon per werknemer per kalenderjaar waarover op grond van de WW premie wordt geheven, alsmede het bedrag dat op grond van artikel 17, lid 1 t/m 6 van de WFSV buiten aanmerking wordt gelaten bij de berekening van het loon waarover de premie op grond van de WW wordt geheven;

f. de werkgever:

de werkgever in de zin van de CAO;

g. de werknemer:

de werknemer in de zin van de CAO, alsmede degene die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet werknemer was in de zin van de CAO, alsmede degene die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in de zin van de Ziektewet recht had op een werkloosheidsuitkering terwijl voorafgaand aan de werkloosheid de CAO van toepassing was, alsmede degene die laatstelijk voordat er krachtens de artikelen 15,16 en 17 WW een recht op uitkering ontstond, werknemer was in de zin van de CAO;

h. de werkloze werknemer:

de werknemer die van de uitvoeringsinstelling op de eerste werkloosheidsdag een uitkering als bedoeld in hoofdstuk II ontvangt of in plaats daarvan op de eerste werkloosheidsdag een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt of uitsluitend op grond van het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onder b of c ZW over de eerste twee dagen van de ongeschiktheid tot werken geen uitkering ontvangt;

i. vakantietoeslag:

de vakantiebijslag zoals bedoeld in artikel 33 lid 3 van de WW;

j. vakantiefonds:

de Stichting Vakantiefonds Afbouw;

k. pensioenpremie:

de betaling ter voortzetting van de pensioen- opbouw bij het pensioenfonds waarbij de werknemer was aan- gesloten, conform het daarover bepaalde bij of krachtens de CAO;

l. eindejaarsuitkering:

jaarlijkse betaling van een bedrag aan WAO/WIA uitkeringsgerechtigden op wie bij werken de CAO van toepassing zou zijn geweest;

m. WW uitkering:

uitkering als bedoeld in hoofdstuk II van de WW;

n. indieningstermijn:

de uiterste datum waarop een aanvraag kan worden ingediend;

o. de WW:

de Werkloosheidswet;

p. de ZW:

de Ziektewet;

q. de WAO:

de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

r. de WIA:

de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen;

s. de WFSV:

de Wet Financiering Sociale Verzekeringen;

t. de IWS:

de Invoeringswet Stelselherziening sociale zekerheid.

HOOFDSTUK 2 FINANCIERING

Artikel 2 Bijdrage
  • 1. De werkgever is aan het fonds per het einde van het jaar een bijdrage verschuldigd, tenzij in de CAO anders is overeengekomen en naar genoegen van het bestuur op een andere wijze in de financiering is voorzien.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt, na overleg met partijen bij de CAO, jaarlijks door het bestuur vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het premieloon. Bij de vaststelling van dit percentage voor enig kalenderjaar houdt het bestuur rekening met het overschot of het tekort volgens de balans over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. De bijdrage is vastgesteld op 0,50% waarvan 0,50% voor rekening van de werknemer komt en 0,00% voor rekening van de werkgever.

Artikel 3 Loonopgave

De werkgever is verplicht jaarlijks de loongegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de heffing van de bijdragen. Als de werkgever in gebreke blijft deze loongegevens te verstrekken, wordt de heffingsgrondslag ambtshalve vastgesteld.

Artikel 4 Heffing bijdrage
  • 1. De bijdrage dient bij voorschot te worden voldaan over elk loonbetalingstijdvak of na iedere periode van vier weken.

  • 2. De betaling van de eventueel nog resterende bijdragen dient plaats te vinden na ontvangst van de zogenaamde jaarafrekening.

  • 3. Als blijkt dat minder bijdrage is geheven dan door de werkgever is verschuldigd, wordt het verschil nagevorderd. Teveel geheven bijdrage wordt aan de werkgever terugbetaald.

  • 4. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan een controle op de juistheid van de verstrekte loongegevens. Daartoe dient de werkgever inzage te verlenen in de onderdelen van zijn administratie die voor deze controle nodig worden geacht.

Artikel 5 Invordering bijdrage

Als een werkgever in gebreke blijft de verschuldigde bijdragen te betalen, zal zo nodig tot gerechtelijke invordering worden overgegaan.

Artikel 6 Rentebepaling
  • 1. Als de betaling van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde voorschot niet binnen veertien dagen na afloop van de in dat lid bedoelde termijn heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim. Als de betaling van de in artikel 3, tweede lid bedoelde bijdrage niet binnen veertien dagen na de datum van ontvangst van de jaarafrekening heeft plaatsgevonden, is de werkgever in verzuim.

  • 2. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorderen over de achterstallige betalingen.

  • 3. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde rente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 4. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeeltelijk af te zien.

HOOFDSTUK 3 DE EINDEJAARSUITKERING

Artikel 7
  • 1. Een werknemer die op 1 november van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld, een WAO/WIA-uitkering ontvangt, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij hij voor de WAO minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard.

  • 2. De hoogte van de eindejaarsuitkering wordt bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werknemer is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar waarop de eindejaarsuitkering betrekking heeft.

  • 3. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld.

  • 4. De eindejaarsuitkering kan tot en met 31 maart van het daarop volgende jaar worden aangevraagd met inachtneming van lid 2.

HOOFDSTUK 4 UITKERING WERKLOZEN

Artikel 8 Aanvulling op de WW/ZW-uitkering
  • 1. De werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO heeft bij ontstaan van recht op een WW-uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering.

  • 2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

  • 3. De hoogte van de in lid 1 bedoelde uitkering wordt, na overleg met partijen bij de CAO, jaarlijks door het bestuur vastgesteld.

Artikel 9 Aanvulling op het als vakantietoeslag te betalen deel van de WW/ZW-uitkering
  • 1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft bij ontstaan van recht op een WW-uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de vakantietoeslag in de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering.

  • 2. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na een betaling van een in lid 1 genoemde éénmalige uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

  • 3. De hoogte van de in lid 1 bedoelde uitkering wordt, na overleg met partijen bij de CAO, jaarlijks door het bestuur vastgesteld.

Artikel 10 De vakantiewaarde
  • 1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantiewaarde, heeft bij ontstaan van recht op een WW-uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een vast bedrag bij aanvang van de werkloosheid. Indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft heeft de werknemer jegens het fonds wederom recht op een vast bedrag.

  • 2. Het recht op het desbetreffende deel van de uitkering genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw ontstaan indien na betaling van een in lid 1 genoemd deel van de uitkering door desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

  • 3. De hoogte van de in lid 1 bedoelde vaste bedragen wordt, na overleg met partijen bij de CAO, jaarlijks door het bestuur vastgesteld.

Artikel 11 Indieningstermijn

Een aanvraag voor de in artikel 8, 9 en 10 genoemde aanvullingen kan worden ingediend tot uiterlijk 6 maanden na de 1e WW/ZW dag.

Artikel 12 Pensioenpremie
  • 1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van pensioenpremie heeft bij ontstaan van recht op een WW-uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds op aanvraag gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het Aanvullingsfonds

  • 2. De in lid 1 genoemde voortzetting van de pensioenopbouw dient binnen 9 maanden na aanvang WW te worden aangevraagd.

  • 3. Een gedeeltelijk werkloze werknemer heeft jegens het fonds over elk uur dat hij een deeltijd WW-uitkering ontvangt op aanvraag gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het Aanvullingsfonds.

  • 4. De voortgezette pensioenopbouw kan alleen plaatsvinden bij het BPF Bouw.

  • 5. Het recht genoemd in lid 1 kan voor een werknemer slechts opnieuw voor de maximale periode van 130 dagen ontstaan indien na het stoppen van de in lid 1 genoemd voortzetting wegens beëindiging van de uitkering aan desbetreffende werknemer weer 100 dagen in de sector gewerkt is.

  • 6. Indien er sprake is van herleving van de uitkering heeft desbetreffende werknemer recht op voortzetting over maximaal 130 dagen minus het aantal dagen dat de werknemer tijdens eerdere perioden waarover de herleefde uitkering werd verstrekt het reeds recht had op voortzetting.

  • 7. Een werkloze werknemer heeft geen recht op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde financiering vanuit het fonds, als tijdens werkloosheid sprake is van een recht op pensioenopbouw via het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering.

  • 8. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de drie jaren voor de werkloosheid 420 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de CAO en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van pensioenpremie en is aangewezen op een ZW-uitkering heeft na het verstrijken van het eerste halfjaar recht op basis van artikel 12 lid1en indien intreding in de WIA volgt, tevens recht op voortzetting van de pensioenopbouw over de periode tussen het eerste halfjaar van artikel 12 lid 1 en intreding in de WIA.

  • 9. De in lid 8 genoemde voortzetting van de pensioenopbouw dient binnen 3 maanden na aanvang WIA te worden aangevraagd.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 13 Verstrekken van inlichtingen
  • 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlichtingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds en in dit reglement.

  • 2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten van het fonds of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 14 Voorschriften

Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de bepalingen in de statuten van het fonds en in dit reglement.

Artikel 15 Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen
  • 1. Betalingen die op grond van dit reglement onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.

  • 2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Artikel 16 Bijzondere gevallen

Als de bepalingen in dit reglement in individuele gevallen of in categorieën van gevallen leiden tot niet voorziene of onbedoelde gevolgen kan het bestuur een afwijkende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.

Artikel 17 Klachtenprocedure
  • 1. Een werkgever of werknemer heeft het recht een klacht in te dienen over hoe de uitvoering van de werkzaamheden is geschied.

  • 2. Indien klager het niet eens is met de beslissing van de administratie, kan de klager een beroep doen op het bestuur.

  • 3. Indien het bestuur de beslissing van de administratie bevestigt, heeft de klager het recht in beroep te gaan bij een daartoe bevoegde rechter.

Artikel 18 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement werknemersverzekeringen Afbouw.

BIJLAGE 9 STATUTEN VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGD UITTREDEN AFBOUW

Per 1 augustus 2012

Artikel 1 Naam en zetel

  • a. De stichting draagt de naam: ‘Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw’. Zij wordt bij afkorting ook genoemd: VUT-Afbouw.

  • b. De stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze statuten en de reglementen wordt verstaan onder:

a. stichting:

de in artikel 1 genoemde stichting;

b. CAO:

de geldende collectieve arbeidsovereenkomst Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bijlagen en voorwaarden;

c. bedrijfstak:

de bedrijfstak waarin ondernemingen, waarop de CAO van toepassing is, actief zijn;

d. bestuur:

het bestuur van de stichting als bedoeld in artikel 10;

e. organisaties:

de organisaties van werkgevers en werknemers, partij bij de CAO;

f. werkgeverslid:

het bestuurslid aangewezen of door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven, gevestigd te Veenendaal, of door hun respectievelijke dan wel gezamenlijke rechtsopvolgers, namens de werkgeversorganisaties, partij bij de CAO;

g. werknemerslid:

het bestuurslid aangewezen of door FNV Bouw, gevestigd te Woerden, of door CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht, of door hun respectievelijke dan wel gezamenlijke rechtsopvolgers, namens de werknemersorganisaties, partij bij de CAO;

h. vrijwillig vervroegd uittreden:

het vrijwillig vervroegd beëindigen van een dienstbetrekking in de bedrijfstak door een werknemer overeenkomstig het bepaalde in de CAO;

i. deelnemer:

deelnemer aan de regeling is de werknemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de CAO;

j. statuten:

deze statuten;

k. reglementen:

de reglementen als bedoeld in artikel 18.

Artikel 3 Doel

De stichting heeft ten doel om aan degenen die uit de bedrijfstak uittreden een uitkering te doen overeenkomstig de voorwaarden van de CAO en bijbehorende reglementen, alsmede het geven en/of doen geven van voorlichting over doelstellingen en activiteiten van het fonds alsmede het subsidiëren van de Stichting Technisch Bureau Afbouw.

Subsidie-verzoekende instellingen moeten een begroting indienen gespecificeerd naar de activiteiten genoemd onder het doel van het fonds.

De subsidie-ontvangende instellingen dienen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring (ten minste) moet zijn gespecificeerd volgens de onder het doel genoemde activiteiten en geïntegreerd onderdeel uit dient te maken van het (financieel) jaarverslag.

Artikel 4 Middelen tot bereiking van het doel

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • a. het innen en beheren van gelden in overeenstemming met het bepaalde in de statuten en reglementen;

  • b. het doen van uitkeringen aan uitkeringsgerechtigden overeenkomstig het gestelde in de statuten en reglementen;

  • c. andere wettige middelen, die tot het doel bevorderlijk kunnen zijn.

Artikel 5 Duur

De stichting is opgericht op één juli negentienhonderd vijfennegentig en voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 Geldmiddelen van de stichting

De geldmiddelen van de stichting zullen worden gevormd door:

  • a. de door de werkgevers te storten werkgevers- en werknemersbijdragen als bedoeld in de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen;

  • b. bijdragen van de Overheid, indien en voor zover zij worden verleend;

  • c. alle overige haar toevallende baten en inkomsten.

Artikel 7 Bijdrageplichtigen

Bijdrageplichtigen zijn degenen, die krachtens een bepaling van de CAO of anderszins verplicht zijn tot het geven van bijdragen aan de stichting.

Artikel 8 Bijdragen

  • 1. De methode van berekening van de bijdrage als bedoeld in artikel 7, alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement, als bedoeld in artikel 18, vastgesteld.

  • 2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde bijdragen wordt telkenjare door het bestuur van de stichting aan de hand van een begroting geschat en (voorlopig) vastgesteld. Deze begroting wordt direct ter beschikking gesteld van partijen bij de CAO. De hoogte wordt pas definitief vastgesteld door het bestuur, nadat daaromtrent door partijen bij de CAO overeenstemming is bereikt.

  • 4. Tot gerechtelijke invordering der bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 9 Uitkeringen

De uitkeringen aan de deelnemers geschieden op basis van de voorwaarden die door partijen in de CAO zijn vastgesteld.

Artikel 10 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de VUT-Afbouw bestaat uit zes leden.

  • 2. De bestuursleden worden benoemd als volgt:

    • a. drie leden door de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven, gevestigd te Veenendaal;

    • b. twee leden door FNV Bouw. Gevestigd te Woerden;

    • c. één lid door CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht.

  • 3. Iedere in het vorige lid genoemde organisatie kan één plaatsvervangend bestuurslid aanwijzen, die de hoedanigheid heeft van bestuurslid indien een bestuurslid, zoals bedoeld in lid 2, van dezelfde aanwijzende organisatie, niet in staat of bij machte is deze taak uit te voeren.

  • 4. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor onbepaalde tijd.

  • 5. De organisatie die een bestuurslid benoemde, kan te allen tijde die benoeming intrekken en een ander in diens plaats tot bestuurslid benoemen.

  • 6. Het bestuurslidmaatschap eindigt:

    • a. door overlijden;

    • b. door schriftelijk bedanken;

    • c. door ondercuratelestelling of faillissement;

    • d. door vervanging door de organisatie die het desbetreffende bestuurslid benoemde.

Artikel 11 Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris

  • 1. De werkgevers- en werknemersleden van het bestuur wijzen elk uit hun midden een lid aan die bij toerbeurt volgens een door het bestuur op te maken rooster, als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het bestuur optreden.

  • 2. De werkgevers- en werknemersleden van het bestuur wijzen elk uit hun midden een lid aan die bij toerbeurt volgens een door het bestuur op te maken rooster, als secretaris en plaatsvervangend secretaris van het bestuur optreden.

Artikel 12 Taak en bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken en is bevoegd tot alle handelingen, de zaken van de stichting betreffende, voor zover daaromtrent bij of krachtens statuten en reglement(en) niet anders is bepaald.

  • 2. Het bestuur is belast met het beheer van de bezittingen van de stichting en met de uitvoering van de statuten en reglement(en).

  • 3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.

  • 4. Het bestuur kan de uitoefening van onderdelen van zijn taak delegeren aan een dagelijks bestuur, bestaande uit één of twee werkgeversbestuursleden en een gelijk aantal werknemersbestuursleden.

  • 5. Het bestuur is niet bevoegd om middelen die geacht kunnen worden te zijn verkregen voor een bepaald doel, dan wel daaraan moeten worden toegerekend, aan te wenden voor een ander doel. Indien niet vastgesteld kan worden aan welk doel een bepaald middel moet worden toegerekend, is het bestuur bevoegd om de bestemming daarvan te bepalen naar evenredigheid van de voor het lopende boekjaar voorziene uitgaven voor elk doel.

  • 6. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 13 Beheer

  • 1. De beleggingen van de stichting zullen door het bestuur op zodanige wijze geschieden dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

    Daarenboven zal door het bestuur uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico van vermogensverliezen.

  • 2. De aan de stichting toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde instelling.

  • 3. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

  • 4. Het bestuur kan zich terzake van het beheer laten adviseren.

Artikel 14 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit nodig oordeelt/oordelen, doch tenminste één keer per jaar.

  • 2. De convocatie voor vergaderingen van het bestuur geschiedt, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van tenminste veertien dagen.

Artikel 15 Besluitvorming

  • 1. Opdat de stemverhouding tussen de twee in het bestuur vertegenwoordigde groeperingen, zijnde werkgevers- en werknemerszijde, zo gelijk mogelijk blijft, kan het bestuur alleen besluiten nemen in een vergadering waarin van beide groeperingen ten minste één vertegenwoordigd bestuurslid aanwezig is. Een besluit als bedoeld in artikel 19 lid 1 kan slechts genomen worden met instemming van alle bestuursleden.

  • 2. De bestuursleden brengen in beginsel ieder een gelijk aantal stemmen ter vergadering uit. Wanneer een of meer bestuursleden ter vergadering afwezig is (zijn), brengt (brengen) het (de) andere bestuurslid (leden), dezelfde groepering als de afwezige vertegenwoordigend, uit eigen hoofde de stem(men) van de afwezige(n) mede uit.

  • 3. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald, kunnen geldige besluiten slechts worden genomen met gewone meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 6. Indien een bestuurslid niet ter vergadering aanwezig kan zijn, kan hij een medebestuurslid machtigen zijn stem uit te brengen door middel van een schriftelijke volmacht.

Artikel 16 Administratie

De stichting kan haar administratieve en uitvoerende taken aan A&O services te Rijswijk opdragen of aan een andere organisatie, dan wel in eigen beheer houden. In alle gevallen geschiedt de uitvoering van zowel de administratieve en uitvoerende taken als het geldelijk beheer onder de blijvende verantwoordelijkheid, toezicht en in opdracht van het bestuur van de stichting.

Artikel 17 Boekjaar, accountant en jaarverslag

  • 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar. In afwijking daarvan zal het eerste boekjaar eindigen op éénendertig december negentienhonderd zesennegentig.

  • 2. De boekhouding van de stichting wordt onder toezicht van een externe register-accountant gesteld, aan te wijzen door het bestuur. Deze accountant brengt elk jaar, of zoveel vaker als het bestuur nodig zal oordelen, verslag uit.

    De accountant is gerechtigd tot inzake van alle boeken en bescheiden van de stichting. De waarden van de stichting moeten hem desverlangd worden getoond.

  • 3. Het bestuur legt van zijn beleid jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk verantwoording aan partijen betrokken bij de cao af door middel van een (financieel) verslag. Het verslag is gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en activiteiten van het fonds en wordt gecontroleerd door de externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 4. Het in het vorige lid bedoelde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werkzaamheden van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van de stichting, bestaande uit een balans en een staat van lasten en baten vergezeld van een verklaring van de externe register-accountant terzake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan. In de rekening en verantwoording zal voor elk doel afzonderlijk vermeld worden welke middelen en welke uitgaven aan dat doel moeten worden toegerekend;

    • c. in voorkomende gevallen, mededeling omtrent de wijzigingen die in de statuten en/of reglement hebben plaatsgehad.

  • 5. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties, die partij zijn bij de CAO.

  • 6. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 7. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken bedrijven en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 8. Jaarlijks wordt door het bestuur voor aanvang van het volgende boekjaar een begroting opgesteld van de in het volgende boekjaar te verwachten inkomsten en uitgaven ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen van het VUT-fonds. Deze begroting ligt voor bij het VUT-fonds betrokken werkgevers en werknemers ter inzage ten kantore van het VUT-fonds en wordt op aanvraag van de bij het VUT-fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 18 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen; deze behoeven goedkeuring van de in artikel 10 genoemde organisaties.

  • 2. De bepalingen van de reglementen mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze statuten of met de wet.

Artikel 19 Wijziging statuten en reglementen/ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen of de stichting te ontbinden na verkregen goedkeuring van partijen betrokken bij de CAO.

  • 2. Een besluit als onder lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen met instemming van alle bestuursleden.

  • 3. Een statutenwijziging treedt in werking nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt.

  • 4 .

    • a. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het openbaar handelsregister, gehouden bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam.

    • b. Reglementen, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden alvorens een volledig exemplaar van die stukken, onderscheidenlijk de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de arrondissementsrechtbank binnen welks ressort de stichting is gevestigd.

  • 5. Bij ontbinding van de stichting is het bestuur belast met de vereffening. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 6. Het besluit tot ontbinding van de stichting moet inhouden de bestemming van een eventueel batig saldo, met dien verstande dat een batig saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenkomt met het doel van de stichting.

Artikel 20 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin niet door deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE 11 REGLEMENT VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGD UITTREDEN AFBOUW

Per 7 juni 2011

Artikel 1 Definities

1. Belanghebbende:

de belanghebbende die uiterlijk op 1 januari 2006 aan de voorwaarden voldoet zoals bedoeld in artikel 2 dan wel 2a dan wel 2b, dan wel 2c, niet zijnde degene die niet bijdrageplichtig is dan wel ooit niet bijdrageplichtig is geweest in de zin van artikel 52A lid 3 onder c van de CAO voor het stukadoors- afbouw en terrazzo-/vloerenbedrijf 2000/2001.

2. Werknemer:

de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 5 dan wel artikel 1 lid 6 van de CAO en hij die de functie van directeur bekleedt. Werknemer is ook degene die in de periode van 3 maanden direct voorafgaande aan de uittredingsdatum werkloos is geworden en de werknemer die in de periode van 1 januari 2010 tot 1 juli 2011 de leeftijd van 57, 58, 59 of 60 jaar heeft en in die periode werkloos wordt of is geworden.

3. Vroegpensioengrondslag 2001:

het in artikel 5 bedoelde gecorrigeerde pensioenloon.

4. Vroegpensioengrondslag 2006:

het in artikel 5a bedoelde pensioenloon.

5. A&O Services:

A&O Services B.V. gevestigd te Rijswijk.

6. De Stichting:

de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw.

7. Uittredingsdatum:

de datum van vervroegd uittreden.

8. Vroegpensioendatum:

de datum als bedoeld in artikel 3 van het reglement van de Stichting vroegpensioenfonds Afbouw.

9. Pensioendatum:

de datum als bedoeld in het reglement van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, zoals dat van kracht is vanaf 1 januari 2006.

10. CAO:

CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen.

Artikel 2 Voorwaarden

Belanghebbende in de zin van deze voorwaarden is degene:

  • 1. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden voor de uittredingsdatum, werknemer was;

    en

  • 2.

    • 1. die direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, gedurende een periode van minimaal 10 jaar zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, als werknemer werkzaam is geweest. Voor de berekening van deze periode van 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen:

      • a. de periode(n) dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest in de zin van de CAO-en voor:

        • a. het schilders- en afwerkingsbedrijf in Nederland;

        • b. het bouwbedrijf in Nederland;

        • c. het natuursteenbedrijf;

        • d. de bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijven;

        • e. de betonmortel en morteltransportondernemingen;

        met dien verstande, dat de werknemer in ieder geval gedurende de laatste 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid werkzaam dient te zijn geweest als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2. Deze bepaling blijft van kracht zolang de uittredingsleeftijd als genoemd in artikel 52A lid 1 van de CAO voor het stukadoors- afbouw en terrazzo-/vloerenbedrijf 2000/2001 niet meer dan 2 jaar lager is dan de vergelijkbare uittredingsleeftijd in bovengenoemde CAO-en;

        en

      • b. de periode dat belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden;

        en

      • c. de periode dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO, mits voor de werknemer een VUT-regeling en/of een aanvullingsregeling van toepassing was, vergelijkbaar met deze aanvullingsregeling;

        of

    • 2. die in de periode van 15 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum ten minste 10 jaar werkzaam is geweest (waaronder begrepen periode(n) van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid) in een onderneming vallend onder de werkingssfeer van deze CAO als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2. Voor de berekening van de 10 jaar wordt tevens in aanmerking genomen de periode waarin belanghebbende in het buitenland werkzaam is geweest, mits over deze periode aantoonbare premiebetaling heeft plaatsgevonden, alsmede de periode dat belanghebbende als werknemer werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO, mits voor de werknemer een VUT-regeling van toepassing was en de en/of een aanvullingsregeling van toepassing was, vergelijkbaar met deze aanvullingsregeling;

      en

  • 3. die op de dag, voorafgaande aan de in lid 5 bedoelde datum, zijn woonplaats in Nederland heeft;

    en

  • 4. die op 1 januari 2006 60, 61, 62, 63 of 64 jaar is;

    en

  • 5.

    • 1. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum, of – indien en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is – met ingang van een latere datum is geëindigd;

      of

    • 2. wiens dienstbetrekking in het kader van deeltijd-uitkering met ingang van de uittredingsdatum, voor wat betreft de arbeidsduur, voor dat percentage is geëindigd dat gebruik wordt gemaakt om vervroegd uit te treden. Dat percentage is 20%, 40%, 60% of 80%, in overleg met de werkgever;

      en

  • 6. die bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd recht heeft op vroegpensioen, waarbij vanaf en voor zover de 60-jarige leeftijd is bereikt de vroegpensioenuitkering op basis van gelijke deeltijd wordt uitgekeerd als de uitkering op basis van deze regeling;

    en

  • 7. die uiterlijk op 1 januari 2006 aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet.

Artikel 2a Voorwaarden uittreding vanaf 57 jaar

In afwijking van artikel 2 is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:

  • 1. die op de laatste dag van de maand, liggende 4 maanden vóór de uittredingsdatum, werknemer was;

    en

  • 2.

    • a. die direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minstens 40 jaar binnen de Europese Gemeenschap werknemer ingevolge artikel 7:610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is geweest;

      en

    • b. daarvan gedurende 30 jaar actief deelnemer is geweest in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid en/of een daarmee in het kader van de vrijstellingsregeling gelijkgestelde pensioenverzekering;

      en

    • c. gedurende de laatste 4 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum, zonder onderbreking anders dan door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid werkzaam is geweest als werknemer in de zin van artikel 1 lid 2;

      waarbij ten aanzien van de bij b. en c. bedoelde termijnen geldt dat de periode, die belanghebbende werkzaam is geweest bij een bedrijf dat is komen te vallen onder de werkingssfeer van de CAO, mede in aanmerking wordt genomen, mits voor de werknemer een vergelijkbare VUT-regeling van toepassing was dan wel voor de werknemer een aanvullingsregeling van toepassing was vergelijkbaar met deze aanvullingsregeling;

      en

  • 3. die op de dag, voorafgaande aan de in lid 5 bedoelde datum, zijn woonplaats in Nederland heeft;

    en

  • 4. die op 1 januari 2006 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63 of 64 jaar is;

    en

  • 5.

    • 1. wiens dienstbetrekking met ingang van de uittredingsdatum of indien – en voor zover dat ingevolge de door hem in acht te nemen opzeggingstermijn, dan wel in verband met arbeidsongeschiktheid noodzakelijk is – met ingang van een latere datum is geëindigd;

      of

    • 2. wiens dienstbetrekking in het kader van een deeltijd-uitkering op grond van deze regeling met ingang van de uittredingsdatum, voor wat betreft de arbeidsduur, voor dat percentage is geëindigd dat gebruik wordt gemaakt om vervroegd uit te treden. Dat percentage is 20% of 40%, in overleg met de werkgever;

      en

  • 6. die bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd recht heeft op vroegpensioen, waarbij vanaf en voor zover de 60-jarige leeftijd is bereikt de vroegpensioenuitkering op basis van gelijke deeltijd wordt uitgekeerd als de uitkering op basis van deze regeling;

    en

  • 7. die in zijn werkzame leven niet langer dan 5 jaar (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest in de zin van de AAW/WAO/WAZ/WIA;

    en

  • 8. die uiterlijk op 1 januari 2006 voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.

Artikel 2b Voorwaarden uittreden vanaf 59 jaar

In afwijking van artikel 2 en artikel 2a is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:

  • 1. die op 1 januari 2006 56 jaar of ouder is;

    en

  • 2. die op 1 januari 2006 werknemer is in de zin van artikel 1 lid 2 en dat ook in de tweede helft van 2005 is geweest;

    en

  • 3. die na 1-1-2006, doch uiterlijk vóór de 65-jarige leeftijd, gaat voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2a lid 1 t/m 3 en lid 5 t/m 7;

    en

  • 4. die op de uittredingsdatum 59 jaar of ouder is;

    en

  • 5. die direct aansluitend op de uitkering bij uittreden vanaf 59 jaar een ouderdomspensioenuitkering ontvangt van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid.

Artikel 2c Voorwaarden uittreden vanaf 60 jaar

In afwijking van artikel 2 en artikel 2a is belanghebbende in de zin van deze voorwaarden degene:

  • 1. degene die op 1 januari 2006 56 jaar of ouder is;

    en

  • 2. die op 1 januari 2006 werknemer is in de zin van artikel 1 lid 2 en dat ook in de tweede helft van 2005 is geweest;

    en

  • 3. die na 1 januari 2006, doch uiterlijk vóór de 65-jarige leeftijd, gaat voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2 lid 1 t/m 6;

    en

  • 4. die direct aansluitend op de uitkering bij uittreden vanaf 60 jaar een ouderdomspensioenuitkering ontvangt van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid.

Artikel 2d Inperking van rechten na langdurige werkloosheid

Voor belanghebbenden die in de 12 maanden direct voorafgaand aan de uittredingsdatum langer dan 3 maanden werkloos zijn geweest, geldt als extra voorwaarde dat zij in een periode van 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minimaal 18 maanden moeten hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 3 en lid 4 van deze CAO.

Artikel 2e Tijdelijke versoepeling voorwaarden bij werkloosheid

In afwijking van artikel 2d geldt dat de werknemer die in de periode van 1 januari 2010 tot 1 juli 2011 de leeftijd heeft van 57, 58, 59 of 60 jaar en in die periode werkloos is of is geworden, de extra voorwaarde van artikel 2d niet van toepassing is.

Artikel 2f Inperking van rechten na langdurige arbeidsongeschiktheid

Voor belanghebbenden die in de 12 maanden direct voorafgaand aan de uittredingsdatum langer dan 3 maanden arbeidsongeschikt zijn geweest, geldt als extra voorwaarde dat zij in de periode van 2 jaar direct voorafgaande aan de uittredingsdatum minimaal 18 maanden moeten hebben gewerkt bij een werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 3 en lid 4 van de CAO. Daarnaast geldt dat de belanghebbende die gedurende een langere periode dan 5 jaar aaneengesloten een uitkering krachtens de WIA/WAO heeft ontvangen niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van artikel 2a van dit reglement.

Artikel 3 Uitkering op grond van artikel 2 dan wel 2a, dan wel 2b dan wel 2c

  • 1. Aan de belanghebbende wordt op zijn verzoek door de Stichting een uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de in artikel 2 onder 4 dan wel 2a onder 4, dan wel 2b onder 4, dan wel 2c onder 3 bedoelde datum.

  • 2.

    • 1. De belanghebbende krijgt de beschikking over een uitkeringsbudget. Dit budget is bestemd voor de periode vanaf de uittredingsdatum tot het einde van de vroegpensioenuitkering, doch ten hoogste tot de maand waarin belanghebbende 65 jaar wordt. Als uittredingsdatum ingevolge dit artikel wordt bedoeld de vroegst mogelijke uittredingsdatum, zoals bedoeld in artikel 2 dan wel 2a, dan wel 2b dan wel 2c. Later uittreden, omdat niet eerder aan de uittredingsvoorwaarden werd voldaan, levert een uitkeringsbudget naar rato op.

    • 2. De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die vanaf 1 juli 1995 kan uittreden op basis van de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 2: 375% van de vroegpensioengrondslag zoals bedoeld in artikel 5.

    • 3. De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die kan uittreden op basis van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2a in 2001 500% van de vroegpensioengrondslag als bedoeld in artikel 5. In 2002 wordt voornoemd percentage 475% en vanaf 2003 450%.

    • 4. De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die kan uittreden vanaf 1 januari 2006 zoals bedoeld in artikel 2b: 420% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 5A.

    • 5. De maximale hoogte van dit uitkeringsbudget bedraagt voor de belanghebbende die kan uittreden vanaf 1 januari 2006 zoals bedoeld in artikel 2c: 350% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 5A.

    • 6. Het uitkeringsbudget dat op grond van artikel 2 dan wel 2a op de vroegst mogelijke uittredingsdatum is toegekend, wordt evenredig verdeeld over het aantal vroegpensioenjaren gelegen tussen de uittredingsdatum en het moment waarop de belanghebbende 65 jaar wordt met een maximum van 100% van het laatst verdiende loon en met inachtneming van hetgeen is gesteld in lid 2.8 van dit artikel.

    • 7. Het uitkeringsbudget dat op grond van artikel 2b dan wel 2c op de vroegst mogelijke uittredingsdatum is toegekend, wordt evenredig verdeeld over het aantal vroegpensioenjaren gelegen tussen de uittredingsdatum en het moment waarop de belanghebbende 65 jaar wordt met een maximum van 100% van het pensioenloon conform artikel 5A en met inachtneming van hetgeen is gesteld in lid 2.8 van dit artikel.

    • 8. Indien een belanghebbende naast een uitkering als bedoeld in artikel 52A van de CAO 2000/2001 voor het stukadoors- afbouw en terrazzo-/vloerenbedrijf een uitkering krachtens een (eerder ingegane) ouderdomspensioenregeling ontvangt zal een aanvulling op grond van artikel 2 dan wel 2a niet leiden tot een totaal inkomen hoger dan 100% van het laatst verdiende loon conform artikel 5 en een aanvulling op grond van artikel 2b en 2c niet leiden tot een totaal inkomen hoger dan 100% van het pensioenloon conform artikel 5A.

    • 9. De resterende uitkering uit lid 2.6 en 2.7 wordt omgezet in extra ouderdomspensioen, met in achtneming van hetgeen is gesteld in lid 2.10.

    • 10. De uitkering per dag bedraagt bij volledig uittreden – één en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 1 van artikel 3a – maximaal 100% van de vroegpensioengrondslag zoals genoemd in artikel 5.

    • 11. De belanghebbende die gebruik maakt van de deeltijd-uitkering op grond van deze regeling en zijn werkzaamheden voor 80% respectievelijk 60%, zoals bedoeld in artikel 2.5.2 of 2a.5.2. voortzet, geldt een uitkering voor iedere dag dat wordt deelgenomen aan deze regeling.

  • 3. Aan de belanghebbende wordt naast de uitkering een vakantietoeslag ter hoogte van 8% van de uitkering toegekend.

  • 4. Tenzij het bestuur anders beslist wordt de uitkering jaarlijks op hetzelfde moment geïndexeerd met hetzelfde percentage als de indexatie van het bpf-bouw.

Artikel 3a Pensioenregelingen

  • 1. Ten behoeve van de belanghebbende wordt aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid (Bpf-bouw) de pensioenpremie betaald die voor hem in de laatste dienstbetrekking krachtens de CAO verschuldigd was, met inachtneming van de verhogingen die deze premie zou hebben ondergaan indien de belanghebbende niet vervroegd zou zijn uitgetreden.

  • 2. Voor regelingen van ouderdoms-, weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen in de plaats van de BPF-voorziening – ingeval van vrijstelling van de verplichte deelneming aan de loonafhankelijke pensioenregeling, dan wel in het geval betrokkene niet valt onder voornoemde verplichte deelneming – zal, bij gehele of gedeeltelijke voortzetting van deze pensioenregeling met premiebetaling, telkenmale na getoond bewijs van premiebetaling, tot de pensioendatum aan belanghebbende of diens werkgever een bijdrage worden vergoed ter grootte van het werkgeversaandeel in de pensioenpremie tot maximaal het bedrag dat voor rekening zou komen bij deelneming aan de loonafhankelijke pensioenregeling, mits sprake is van een pensioenvoorziening bij een ander bedrijfspensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij. Zulks geschiedt onder voorwaarde, dat:

    • a. de premie voor belanghebbende individueel moet zijn vast te stellen;

      en

    • b. na uittreding de belanghebbende zijn gebruikelijke evenredig aandeel in de premie, bij continuatie van de verzekering door de werkgever, aan deze werkgever blijft afdragen.

  • 3. Indien op enig kalenderjaar vanaf het kalenderjaar 1987 betrekking hebbende bewijzen van premiebetaling niet binnen 6 maanden na afloop van dat kalenderjaar zijn getoond, vervallen over dat kalenderjaar aanspraken op de in het tweede lid bedoelde vergoedingen.

Artikel 4 Wijze van verzoeken

  • 1. De belanghebbende die voor de uitkering op grond van deze regeling in aanmerking wenst te komen dient minimaal 3 maanden vóór de gewenste uittredingsdatum een daartoe strekkend verzoek in. Het verzoek kan worden ingediend bij A&O Services.

  • 2. Het verzoek wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend. Op het formulier wordt tevens aangegeven voor welke varianten als bedoeld in lid 3 wordt gekozen, alsmede de periode waarin de gekozen variant wordt geëffectueerd. Deeltijd-uitkering kan alleen worden toegepast indien tussen de werkgever en de werknemer consensus bestaat over de wijze waarop de 20% of 40% deeltijd-uitkering wordt ingevuld (werktijd en uittreden) en de wijze van invulling wordt medegedeeld aan A&O Services.

  • 3. Indien gekozen wordt voor deeltijd-uitkering, zoals bedoeld in artikel 2.5.2 dan wel 2a.5.2, dan wel 2b.3 dan wel 2c.3 bestaan de volgende varianten:

    • a. 4 dagen werken, uittreden voor 1 dag;

    • b. 3 dagen werken, uittreden voor 2 dagen.

    Bij een deeltijduitkering op grond van artikel 2a. 5.2 dient op gelijke wijze gebruik te worden gemaakt van het vroegpensioen, vanaf en voor zover de 60-jarige leeftijd is bereikt.

  • 4. Indien de belanghebbende in overleg met zijn werkgever besluit om de eerder aangegeven periode van deeltijd-uittreden en/of de gekozen variant te wijzigen, dient hij dit minimaal 1 maand voorafgaande aan de ingangsdatum van deze wijziging schriftelijk bij A&O Services te melden.

  • 5. Indien een belanghebbende gebruik wenst te maken van de garantieregeling zoals bedoeld in artikel 14, dan dient hij dit uitdrukkelijk op het aanvraagformulier aan te geven.

Artikel 5 Vroegensioengrondslag 2001

  • 1. De uitkering op grond van artikel 2 dan wel 2a wordt berekend op basis van het gecorrigeerd pensioenloon.

  • 2. Het gecorrigeerd pensioenloon:

    het gecorrigeerd pensioenloon wordt halfjaarlijks per 1 januari en per 1 juli vastgesteld en is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer:

    • a. tot en met de halfjaarperiode vanaf 1 januari tot 1 juli c.q. 1 juli tot 1 januari, waarin de deelnemer de 50ste verjaardag bereikt, gelijk aan het conform lid 3 sub c van dit artikel bepaalde gemiddeld pensioenloon;

    • b. na de in sub a van dit lid bedoelde halfjaarperiode en tot de halfjaarperiode waarin de deelnemer de 55ste verjaardag bereikt is het gecorrigeerd pensioenloon ten minste gelijk aan het laatstelijk vastgestelde gecorrigeerd pensioenloon na verhoging met de loontrend over de sedert die eerdere vaststelling verstreken periode.

      Indien echter uit de berekening van de formule:

      {(GL) + (LGPi * N)} / (N + 1) = GP waarin:

      GL

      =

      gemiddeld pensioenloon als bedoeld in lid 3 sub c van dit artikel

      LGPi

      =

      het met de loontrend verhoogde gecorrigeerd pensioenloon als bedoeld in de eerste volzin van dit sub

      N

      =

      het aantal perioden van een halfjaar dat sedert de in sub a van dit lid bedoelde periode is verstreken, met uitzondering van perioden waarin niet is deelgenomen

      GP

      =

      de uitkomst

           

      een hogere uitkomst voortvloeit, wordt het gecorrigeerd pensioenloon op deze hogere uitkomst vastgesteld;

    • c. vanaf de halfjaarperiode waarin de deelnemer de 55ste verjaardag bereikt tot de vroegpensioendatum het laatstelijk vastgestelde gecorrigeerd pensioenloon na verhoging met de loontrend over de sedert die eerdere vaststelling verstreken periode;

    • d. bij gebreke van een in sub b van dit lid respectievelijk sub c van dit lid bedoelde eerdere vaststelling als gevolg van toetreding of hertoetreding vanaf de 50ste respectievelijk 55ste verjaardag van de deelnemer wordt het gecorrigeerd pensioenloon de eerste maal na de (her)toetreding vastgesteld op het conform lid 3 sub c bepaalde gemiddeld pensioenloon.

  • 3. Het pensioenloon:

    • a. voor de werknemer in de zin van deze CAO:

      het in enig kalenderjaar overeengekomen vast loon (exclusief vakantietoeslag) volgens deze CAO. Overuren en reisuren buiten de normale werktijd behoren niet tot het overeengekomen vast loon. Mede in aanmerking wordt genomen een met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming dan ook, zoals een dertiende maand, een vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième e.d.;

    • b. het maximum pensioenloon bedraagt maximaal 1,5 maal de premiegrens zoals aangegeven in artikel 9 eerste lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen;

    • c. gemiddeld pensioenloon:

      het gemiddeld pensioenloon van de werknemer in de zin van deze CAO wordt per 1 januari en per 1 juli van enig jaar bepaald als het gemiddelde per loonbetalingstijdvak van het overeengekomen vast loon in de daaraanvolgende periode van 1 januari tot 1 juli respectievelijk van 1 juli tot 1 januari.

  • 4. Vroegpensioengrondslag:

    is gelijk aan het gecorrigeerd pensioenloon; De vroegpensioengrondslag wordt vastgesteld bij aanvang van de toetreding tot de CAO en zolang deze voortduurt telkens op 1 januari en 1 juli van de jaren daarop volgend.

  • 5. Onder loon in de zin van dit artikel wordt mede begrepen de uitkeringen, zoals bedoeld onder artikel 6 lid 3 sub a.

  • 6. Aan de belanghebbende wordt in het kader van de Zorgverzekeringswet door de Stichting een vergoeding verstrekt van 4,4% van de vroegpensioenuitkering.

Artikel 5a Vroegpensioengrondslag 2006

  • 1. De uitkering op grond van artikel 2b dan wel 2c wordt berekend op basis van het pensioenloon, conform de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, zoals dit geldt vanaf 1 januari 2006.

  • 2. Hetgeen is gesteld in artikel 5 lid 6 van dit reglement is overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6 Kortingen op de uitkeringen

  • 1.

    • a. Het is verboden om tijdens de looptijd van de uitkering op grond van deze regeling binnen de bedrijfstak bouwnijverheid werkzaamheden, van wat voor aard dan ook en tegen welke voorwaarden of beloning dan ook, te verrichten. Dit verbod is uitdrukkelijk ook van toepassing op het verrichten van werkzaamheden 'om niet' of tegen een onkostenvergoeding.

    • b. Het in artikel 6.1.a bedoelde verbod is niet van toepassing voor zover er sprake is van gedeeltelijke voortzetting van het dienstverband in relatie met een deeltijd-uitkering en voorts voldaan is aan alle voorwaarden die in dit reglement of door het bestuur van de Stichting aan de uitvoering van deeltijd-uitkering gesteld worden. Het is niet toegestaan structureel overwerk in de zin van artikel 14 van de CAO Afbouw te verrichten tijdens de periode dat een deeltijd-uitkering genoten wordt.

    • c. Het bestuur van de Stichting kan, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, schriftelijk ontheffing verlenen van het in artikel 6.1.a opgenomen verbod. Het bestuur kan aan de ontheffing nadere voorwaarden verbinden.

    • d. Het is toegestaan om, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, met toestemming van het bestuur van de Stichting werkzaamheden te verrichten buiten de bedrijfstak bouwnijverheid. Het bestuur kan aan de toestemming nadere voorwaarden verbinden.

    • e. Werkzaamheden binnen de bedrijfstak bouwnijverheid, niet zijnde vanwege het dienstverband van waaruit vervroegd wordt uitgetreden, die reeds verricht werden voor de ingangsdatum van de uitkering op grond van deze regeling, mogen, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling worden voortgezet, mits die werkzaamheden reeds vijf jaar voor de uittredingsdatum een aanvang hebben genomen. De daaruit voortvloeiende inkomsten mogen tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling jaarlijks niet meer bedragen dan het bedrag dat gevonden wordt door het totale bedrag van de hier bedoelde neveninkomsten over de vijf jaar, voorafgaande aan de uittredingsdatum, te delen door vijf. Uitbreiding van de werkzaamheden tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling vallen onder het verbod van artikel 6.1.a.

    • f. Het bestuur van de Stichting is bevoegd om bij overtreding van een in artikel 6.1 opgenomen verbod of bij het niet of niet volledig nakomen van een op grond van artikel 6.1 gestelde voorwaarde een sanctie, als bedoeld in artikel 10, op te leggen.

  • 2.

    • a. Op de voltijd-uitkering op grond van deze regeling worden, onverminderd het in artikel 8.2 bepaalde, in mindering gebracht de inkomsten, waaronder begrepen beloningen in natura en het bovenmatig deel van onkostenvergoedingen, die voortvloeien uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid, voor zover die inkomsten meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen uitkering en het op basis van artikel 5 of 5A (gecorrigeerd) pensioenloon,vermeerderd met tot uitkering komende (vroeg)pensioenuitkeringen.

    • b. Op de deeltijduitkering op grond van deze regeling worden, onverminderd het in artikel 8.2 bepaalde, in mindering gebracht inkomsten, waaronder begrepen beloningen in natura en het bovenmatig deel van onkostenvergoedingen, die voortvloeien uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid, voor zover die inkomsten meer bedragen dan het verschil tussen de door belanghebbende ontvangen deeltijd-uitkering, vermeerderd met de inkomsten uit de voortgezette dienstbetrekking, en het gecorrigeerd pensioenloon op basis van deze regeling, vermeerderd met tot uitkering komende (vroeg)pensioenuitkeringen.

    • c. De inkomsten uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid, zoals bedoeld in de artikelen 6.2.a en 6.2.b, worden geacht betrekking te hebben op het kwartaal waarin deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden.

    • d. Inkomsten uit werkzaamheden buiten de bedrijfstak bouwnijverheid komen, onverminderd het bepaalde in artikel 8.2, niet in aanmerking voor verrekening met de uitkering op grond van deze regeling, voor zover die werkzaamheden al gedurende ten minste vijf jaren voor de uittredingsdatum plaatsvonden en tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling geen uitbreiding aan die werkzaamheden wordt gegeven. De vrij te stellen inkomsten tijdens de uitkeringsperiode op grond van deze regeling worden berekend door de totale neveninkomsten over de vijf jaar, voorafgaande aan de uittredingsdatum, te delen door vijf.

  • 3.

    • a. Op de uitkering van de belanghebbende wordt eveneens in mindering gebracht de uitkering bij arbeidsongeschiktheid krachtens de Ziektewet en/of AAW/WIA/WAO/WAZ, met dien verstande dat ingevolge artikel 2 dan wel 2.a. dan wel 2b dan wel 2c uittreding niet mogelijk is indien en zolang er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.

    • b. Voor de toepassing van het bepaalde onder a. van dit lid wordt belanghebbende geacht een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid te genieten indien belanghebbende vrijwillig van het recht hierop afstand doet, met dien verstande dat de uitkering geheel wordt ingehouden indien de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer zou zijn berekend.

  • 4. Op de uitkering wordt ingehouden hetgeen de belanghebbende verschuldigd is aan:

    • a. premie ingevolge de Zorgverzekeringswet;

    • b. loonbelasting/premie volksverzekeringen;

    • c. pensioenpremie.

  • 5. Zolang belanghebbende recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 52A van de CAO voor het stukadoors- afbouw en terrazzo-/vloerenbedrijf 2000/2001 vervallen de opgebouwde aanspraken, krachtens de per 1 januari 2001 geldende vroegpensioenregeling Afbouw en/of uitkeringen op basis van voorzieningen in de plaats van voornoemde vroegpensioenregeling dan wel enig andere (vroeg)pensioenuitkering, aan de stichting.

Artikel 7 Uitbetaling

De uitkering op grond van deze regeling wordt maandelijks door A&O Services aan de belanghebbende uitbetaald. De vakantiebijslag wordt aan de belanghebbende in de maand mei betaald.

Artikel 8 Einde van de uitkering

  • 1. Het recht op uitkering op grond van deze regeling eindigt op de eerste dag van de maand, waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel op de datum waarop enige voor betrokkene geldende vroegpensioenuitkering eindigt indien dat is voordat belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Het recht op uitkering eindigt voor de in de eerste lid bedoelde datum indien de belanghebbende in of buiten de bouwnijverheid opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is.

  • 3. Het voorgaande lid is niet van toepassing indien, in het geval van een deeltijd-uitkering, een nieuwe dienstbetrekking wordt aanvaard voor dat deel dat geen gebruik wordt gemaakt van deze uittredingsregeling.

Artikel 9 Plicht tot verstrekken van inlichtingen

  • 1. De belanghebbende verstrekt desgevraagd of uit eigen beweging aan de functionarissen, die door A&O Services met het toezicht zijn belast, alle inlichtingen die voor de beoordeling van het recht op uitkering en van de hoogte daarvan van belang kunnen zijn.

  • 2. De belanghebbende doet elk kwartaal opgave aan A&O Services van de inkomsten uit arbeid, verricht in de periode waarover hij uitkering ontvangt, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld en ondertekend.

  • 3. De werkgevers verstrekken aan A&O Services de benodigde informatie met betrekking tot het loon en de arbeid van degenen die een aanvraag tot vervroegd uittreden hebben ingediend.

Artikel 10 Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering

  • 1. Indien de belanghebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet of onjuist verstrekt, kan het bestuur een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, intrekken en tevens betrokkene uitsluiten voor iedere toekomstige uitkering vanwege de stichting. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht de bedoelde inlichtingen niet te hebben verstrekt, indien binnen twee maanden, na ontvangst van de eerst oproep daartoe of het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij belanghebbende, de stichting de inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht de inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de stichting daarbij voor meer dan € 3.403,35 is benadeeld.

  • 2. Indien de belanghebbende de, op grond van deze regeling, gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet tijdig of onjuist verstrekt, kan een uitkering worden verlaagd. De verlaging bedraagt maximaal 30% en duurt maximaal 12 maanden, naar gelang de ernst van de overtreding, blijkende uit recidive. Belanghebbende wordt geacht de bedoelde inlichtingen niet tijdig te hebben verstrekt, indien na het verstrijken van de daarvoor gegeven termijn in de eerste oproep daartoe, dan wel na twee weken het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij belanghebbende, de stichting de bedoelde inlichtingen nog niet heeft ontvangen. Belanghebbende wordt in het kader van dit lid geacht inlichtingen onjuist te hebben verstrekt, indien de stichting daarbij voor ten minste € 22,69 en voor maximaal € 3.403,35 is benadeeld. Het bestuur van de stichting heeft de mogelijkheid om de sanctiemogelijkheden van lid 1 mede toe te passen in het geval belanghebbende voor de derde maal onjuiste inlichtingen heeft verstrekt ingevolge dit lid.

  • 3. Indien belanghebbende niet voldoet aan enig in deze regeling gestelde voorwaarde, kan een waarschuwing worden gegeven.

  • 4. Het bestuur is bevoegd de sancties, zoals genoemd in lid 2 en lid 3, te combineren.

  • 5. De stichting is bevoegd de door de stichting opgelopen schade als gevolg van door belanghebbende niet, niet tijdig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit teveel betaalde uitkeringen, sociale lasten en rente, te verhalen op belanghebbende. Daarbij behoudt de stichting zich het recht voor verhaal te halen door middel van vermindering van de lopende uitkering.

  • 6. Het bestuur is bevoegd aangifte te doen bij de daarvoor bedoelde instelling in het geval het bestuur een gerechtvaardigd vermoeden heeft dat betrokkene zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat laat onverlet de mogelijkheid om in civiel rechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op betrokkene te verhalen.

  • 7. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de belanghebbende van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.

  • 8. In alle gevallen, waarin een sanctie wordt opgelegd, wordt daarvan schriftelijk melding gedaan aan betrokkene. Tevens wordt aan betrokkene gemeld wat de sanctie inhoudt en waarom en op grond waarvan deze is opgelegd. Verder wordt melding gemaakt van de mogelijkheden voor beroep of bezwaar.

  • 9. Alle baten en/of opbrengsten, die voortvloeien uit op grond van deze regeling opgelegde sancties, zullen worden gebruikt in overeenstemming met het doel van de stichting.

Artikel 11 Beslissingsbevoegdheid

Op verzoeken om toekenning van een uitkering wordt door het bestuur van de stichting beslist.

Artikel 12 Verblijf in het buitenland

De belanghebbende behoeft, voor een verblijf in het buitenland voor een aaneengesloten tijdvak van langer dan 4 weken gedurende de periode waarover hij uitkering ontvangt, vooraf schriftelijk toestemming van het bestuur van de stichting. Verzoeken voor deze toestemming dienen een maand voor de voorgenomen vertrekdatum te worden ingediend. Van een voorgenomen verblijf in het buitenland voor een tijdvak van kortere duur stelt hij A&O Services tevoren schriftelijk in kennis.

Artikel 13 Uitvoering

  • 1. A&O Services is belast met de uitvoering van deze regeling. De uitvoering van deze regeling geschiedt onder verantwoordelijkheid, toezicht en in opdracht van het bestuur van de Stichting, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van de organisaties, partij bij deze CAO.

  • 2. CAO- partijen Afbouw zijn bevoegd dispensatie te verlenen met betrekking tot onderbrekingen van korte duur in het in artikel 2 lid 2 en artikel 2a lid 2 bedoelde arbeidsverleden en voorts in alle gevallen, waarin dit aangewezen is om een uitvoering van deze voorwaarden overeenkomstig hun strekking en naar redelijkheid te verwezenlijken. De organisaties zijn bevoegd deze taak te delegeren aan het bestuur van de Stichting.

  • 3. In geval van een geschil omtrent de uitvoering van deze voorwaarden wordt, op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een belanghebbende, een beslissing genomen door het bestuur van de in lid 1 genoemde Stichting. De in dit lid bedoelde behandeling van geschillen laat de uit andere hoofde aan de belanghebbende toekomende rechtsmiddelen onverlet.

Artikel 14 Garantiebepaling

  • 1. Indien een belanghebbende besluit om na het bereiken van de leeftijd, waarop van deze regeling gebruik kan worden gemaakt en ook aan de uittredingsvoorwaarden wordt voldaan, vooralsnog geen gebruik te maken van zijn recht om vervroegd uit te treden, wordt het recht op uittreding onder de voorwaarden zoals geldend op het moment van het bereiken van voornoemde leeftijd gehandhaafd, mits een daartoe strekkende aanvraag daartoe tijdig is ingediend (zie artikel 4 lid 1).

  • 2. Indien belanghebbende, die een beroep heeft gedaan op dit artikel in de periode tussen het ontstaan van het recht en het moment van voorgenomen uittreding arbeidsongeschikt wordt, zal uittreding (in tegenstelling tot artikel 6.3) ook bij volledig arbeidsongeschiktheid mogelijk zijn, waarbij eveneens de in artikel 6.3 genoemde uitkeringen en aanvullingen op de uitkering in mindering worden gebracht op de uitkering op grond van deze regeling. De belanghebbende dient binnen een halfjaar na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid aan te geven of hij al dan niet kiest voor instroom in deze regeling, hetgeen direct na dit halfjaar dient te geschieden.

  • 3. Na beëindiging van deze CAO zullen de aanspraken en rechten van deze overeenkomst blijven gelden en zullen de daaruit voortvloeiende lasten worden afgefinancierd.

Artikel 15 Bijdrage

De werkgever is een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de uitvoering van de regeling van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden Afbouw.

BIJLAGE 12 REGLEMENT FYSIOTHERAPIE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 15 VAN DEZE CAO

Artikel 1 Werkingssfeer

Werkgevers waarop de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is hebben een collectieve verzekering behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar en oefentherapie Mensendieck afgesloten. Iedere werknemer waarop de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is en waarvoor de verschuldigde premie is afgedragen heeft met inachtneming van de bepalingen van dit reglement recht op volledige vergoeding van de genoemde behandelingen.

Artikel 2 Premieverplichting

  • 1. De hoogte van de premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.

  • 2. De premie bedraagt voor de werkgever € 0,12 per werknemer per dag.

Artikel 3 Voorwaarden

De volledige vergoeding voor behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck wordt toegekend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. de behandelingen moeten op medische indicatie zijn voorgeschreven door een arts of medisch-specialist;

  • 2. de behandelingen moeten worden uitgevoerd door:

    • a. een fysiotherapeut die als zodanig geregistreerd staat in het register zoals bedoeld in artikel 3 wet BIG; onder een fysiotherapeut wordt tevens verstaan een heilgymnast masseur die geregistreerd staat in het register zoals bedoeld in artikel 108 wet BIG;

      of

    • b. een manueel therapeut die als zodanig geregistreerd staat in het register zoals bedoeld in artikel 3 wet BIG en die tevens als manueel therapeut geregistreerd staat in het Register Verbijzonderde Fysiotherapeuten van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapeuten;

      of

    • c. een oefentherapeut Cesar / Mensendieck die voldoet aan de eisen als vermeld in het zogenoemde “Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist, en podotherapeut”;

  • 3. de aanspraak op vergoeding van kosten van fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck wordt naar inhoud en omvang bepaald door de wetenschap en praktijk, dan wel – bij het ontbreken van een zodanige maatstaf – door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten. De verzekerde heeft slechts recht op zorg voor zover hij daarop naar de mening van de arts of medisch-specialist naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen;

  • 4. de behandelingen moeten hebben plaatsgevonden gedurende zowel het dienstverband met een werkgever waarop de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen van toepassing is als de looptijd van dit reglement.

Artikel 4 Uitgesloten van vergoeding

Er zal geen vergoeding worden gegeven indien:

  • 1. behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck vallen onder de Basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet;

  • 2. behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck vallen onder een door de werknemer vrijwillig gekozen eigen risico van de Basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet;

  • 3. behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck (tevens) voor vergoeding in aanmerking komen op grond van enige wet of (sociale) voorziening of een andere (aanvullende of speciale) door of ten behoeve van de werknemer afgesloten verzekering, al dan niet van oudere datum, of voor vergoeding onder een andere verzekering in aanmerking zouden komen indien de door de werkgevers afgesloten collectieve verzekering voor fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck niet zou hebben bestaan;

  • 4. behandelingen oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

  • 1. Aanvragen voor vergoeding dienen door de werknemer te worden ingediend bij:

    WUTHRICH

    Afdeling schade

    Postbus 14092

    3508 SC UTRECHT

    Fax: 030- 2549107

    E-mail: fysiotherapie@wuthrich.nl

  • 2. Aanvragen dienen door de werknemer te worden ingediend met behulp van het officiële declaratieformulier fysiotherapie CAO Afbouw. Dit formulier kan worden gedownload via www.wuthrich.nl/fysio of worden aangevraagd bij CAO-partijen. De werknemer is gehouden de volgende bewijsstukken met het door de werknemer volledig ingevulde en ondertekende declaratieformulier mee te sturen:

    • a. verklaring (kopie uitkeringsbericht) van de zorgverzekeraar(s) dat kosten van behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck niet voor vergoeding in aanmerking komen op de Basisverzekering volgens de Zorgverzekeringswet en/of een eventueel afgesloten andere (aanvullende of speciale) verzekering;

    • b. voldoende gespecificeerde originele factuur van de behandelend fysiotherapeut, manuele therapeut, oefentherapeut Cesar of oefentherapeut Mensendieck; uit deze factuur dienen in ieder geval te blijken het aantal behandelingen, de behandelingsdata, het gehanteerde tarief en de volledige NAW-gegevens van de behandelend fysiotherapeut, manuele therapeut, oefentherapeut Cesar of oefentherapeut Mensendieck.

  • 3. Indien door WUTHRICH in aanvulling op de stukken zoals vermeld in lid 2 van dit artikel voor de beoordeling van de aanvraag nadere gegevens of inlichtingen worden verlangd, is de werknemer gehouden deze informatie te verstrekken voor zover de aanvraag verband houdt met het verzoek over te gaan tot vergoeding van de behandelingen.

  • 4. Aanvragen voor vergoeding kunnen worden ingediend tot uiterlijk 6 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de behandeling heeft plaatsgehad.

Artikel 6 Uitbetalingsvergoeding

De vergoeding wordt, nadat de aanvraag door WUTHRICH akkoord is bevonden, binnen drie weken door WUTHRICH betaalbaar gesteld op het door de werknemer aangegeven bank- of gironummer van de werknemer.

Artikel 7 Sanctiemaatregelen

Indien uit onderzoek van WUTHRICH (of een door haar aangewezen externe deskundige) dan wel werkgevers- of werknemersorganisaties welke partij zijn bij de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen blijkt dat een werknemer vergoeding voor behandelingen fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck heeft gevorderd, terwijl niet aan de voorwaarden is voldaan, zal, indien de vergoeding daarvoor reeds heeft plaatsgevonden, terugvordering daarvan geschieden, zulks met inbegrip van de kosten van het onderzoek en de wettelijke rente over hetgeen wordt teruggevorderd.

Artikel 8 Slotbepaling

  • 1. Werkgevers- of werknemersorganisaties welke partij zijn bij de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen dan wel WUTHRICH kunnen in gezamenlijk overleg nadere voorschriften geven teneinde een goed verloop van de uit dit reglement voortvloeiende rechten en plichten te waarborgen.

BIJLAGE 13 ALGEMENE VOORWAARDEN VAN DE ONGEVALLENVERZEKERING TEN BEHOEVE VAN WERKNEMERS IN DEZE CAO, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 16 VAN DEZE CAO

Artikel 1 Definities

In deze polis wordt verstaan onder:

1. ‘verzekerden’:
  • a. Alle werknemers, werkzaam in: het stukadoors-, afbouw- en terrazzo/vloerenbedrijf in de zin van artikel 2 van de CAO Afbouw inzake de bedrijfstakeigen regelingen. Een en ander voor zover zij voor de toepassing van de sociale wetten verzekerd zijn bij de UWV Bouwnijverheid, blijkens vermelding op de jaarlijks bij de UWV Bouwnijverheid door de werkgever in te dienen verzamelloonstaat.

  • b. Een en ander voor zover de werknemers werkzaam zijn in een dienstverband, dat gebaseerd is op een werkweek van ten minste 10 werkuren. De leeftijdsgrens bedraagt 70 jaar.

2. ‘ongeval’:

een plotselinge, ongewilde schadetoebrengende gebeurtenis binnen de verzekeringsperiode, die de dood of blijvende invaliditeit van Verzekerde ten gevolge heeft.

3. ‘blijvende invaliditeit’’:

onherstelbaar verlies van functie of arbeidsvermogen, ongeacht het beroep van verrzekerde.

4. ‘partijen’’:

Assuradeuren, Makelaars, Contractant en Verzekerden.

Artikel 1a Premieverplichting

  • 1. De hoogte van de premie wordt jaarlijks door CAO-partijen vastgesteld.

  • 2. De premie bedraagt voor de werkgever € 0,14 per werknemer per dag.

Artikel 2 Uitbreiding van de risicodekking

  • 1. De risicodekking omvat tevens verdrinking, verstikking, inademing van schadelijke stoffen, elke vorm van nietbacteriële acute vergiftiging (ook door gebruik van schadelijke spijzen of dranken), bevriezing, zonnesteek, uitputting en ontbering bij afzondering van de buitenwereld als gevolg van enige rampspoed (watersnood, schipbreuk, noodlanding, instorting en dergelijke), alsmede alle persoonlijke risico’s verbonden aan pogingen tot redding of berging van mens, dier of goed.

  • 2. Assuradeuren doen afstand van de eventuele bevoegdheid zich in geval van schade op artikel 276 Wetboek van Koophandel te beroepen, behoudens het in artikel 3 bepaalde.

Artikel 3 Beperking van de risicodekking

  • 1. De risicodekking strekt zich niet uit tot:

    • a. ongevallen opzettelijk veroorzaakt door bij de verzekering belanghebbenden;

    • b. de gevolgen van kunstmatig tot stand gebrachte kernsplitsing of enige andere vorm van toepassing van atoomenergie;

    • c. ongevallen rechtstreeks verband houdende met oorlog, burgeroorlog, bezetting, invasie, revolutie, militaire dienst (anders dan bij herhalingsoefeningen in vredestijd), deportatie en gevangenschap;

    • d. ongevallen bij deelneming aan:

      • 1. wielerwedstrijden;

      • 2. paardenraces en springconcoursen;

      • 3. wedstrijden met motorrijtuigen waarbij hetzij het snelheidselement overweegt hieronder vallen in elk geval niet betrouwbaarheids, puzzel, oriëntatie, enzovoort ritten – het – zij die niet geheel binnen Nederland worden gehouden, hetzij die langer dan 24 uur duren; alsmede de voorbereiding of training daartoe;

    • e. ongevallen bij jagen op groot wild buiten Europa, bij bobsleerijden en bij berg en gletschertochten die alpinistische ervaringen en dito uitrusting vereisen.

  • 2. Aan deze verzekering kan geen aanspraak op uitkering worden ontleend

    terzake van:

    • a. ingewands en tussenwervelschijfbreuken tenzij Verzekerde bewijst dat de breuk door een ongeval van buitenaf is veroorzaakt;

    • b. ongevallen aan Verzekerde overkomen gedurende de tijd dat hij kennelijk door anders dan op medisch voorschrift gebruik van verdovende of bedwelmende of opwekkende middelen buiten staat was alle maatregelen ter voorkoming van ongevallen te nemen, tenzij er geen oorzakelijk verband tussen het ‘gebruik’ en het ‘ongeval’ bestaat; alcoholische dranken worden geacht niet zulke middelen te zijn;

    • c. ongevallen veroorzaakt doordat Verzekerde zich in een ziekelijke toestand bevond.

Artikel 4 Verzekeringsgebied

  • 1. Deze verzekering is geldig over de gehele wereld.

  • 2. Het vliegtuigrisico is alleen gedekt indien als passagier luchtreizen worden gemaakt en dan nog slechts indien dit niet geschiedt met militaire straalvliegtuigen.

Artikel 5 Uitkeringen bij blijvende invaliditeit

  • 1. Blijvende algehele invaliditeit wordt o.a. aangenomen bij volledig verlies of algehele onbruikbaarheid van beide armen of handen, van beide benen of voeten, van een arm of hand tegelijk met een been of voet, bij volledige blindheid, bij ongeneeslijke stoornis der geestvermogens en bij algehele ongeneeslijke verlamming.

  • 2. De uitkering bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit is evenredig aan de mate der invaliditeit. Blijvende gedeeltelijke invaliditeit wordt onder andere aangenomen tot de hieronder vermelde percentages bij volledig verlies of algehele onbruikbaarheid van:

    arm of hand 75%

    been of voet 70%

    duim 25%

    wijsvinger 20%

    ring of middelvinger 12%

    pink 10%

    grote teen 10%

    enige andere teen 5%

    het gezichtsvermogen op een oog 60%

    het gehoor op een oor 30%

    het gehoor op beide oren 65%

  • 3. Bij gedeeltelijk verlies of gedeeltelijke onbruikbaarheid wordt een evenredig per-centage uitgekeerd. Bij verlies of onbruikbaarheid van meer vingers van eenzelfde hand wordt nooit meer uitgekeerd dan voor verlies of onbruikbaarheid van de gehele hand. Bij verlies of onbruikbaarheid van meer lichaamsdelen of organen wordt nooit meer uitgekeerd dan de voor algehele invaliditeit verzekerde som.

  • 4. In alle in de tabel niet genoemde gevallen van invaliditeit wordt deze, met inachtneming van de uit deze tabel af te leiden verhoudingen, door een vanwege Assuradeuren daartoe aangewezen deskundige vastgesteld.

  • 5. Bij verlies of onbruikbaarheid van een lichaamsdeel of orgaan, dat reeds voor het ongeval gedeeltelijk verloren of gedeeltelijk onbruikbaar was, is de uitkering evenredig aan de door het ongeval veroorzaakte toeneming van de mate van invaliditeit.

  • 6. Indien 6 maanden na een ongeval nog geen uitkering wegens blijvende invaliditeit heeft plaatsgehad, vergoeden Assuradeuren van dat moment af een rente van 6% per jaar over het bedrag dat uiteindelijk terzake van blijvende invaliditeit verschuldigd zal zijn. De uitkering voor blijvende invaliditeit moet uiterlijk na 2 jaar zijn vastgesteld.

Artikel 6 Verplichting bij ongeval

  • 1. Men is verplicht binnen een week nadat de gevolgen van een ongeval zich openbaren kennis te geven van alle bijzonderheden met betrekking tot het ongeval en zijn gevolgen, en met name een ongevalsformulier volledig en waarheidsgetrouw in te vullen en alle verdere gevraagde inlichtingen dienaangaande volledig en waarheidsgetrouw te verstrekken. De betrokken ongevalsformulieren zijn verkrijgbaar bij de secretaris van de begeleidings-commissie (telefoon) door wie tevens inlichtingen worden verstrekt. De betrokken ongevalsformulieren zijn tevens verkrijgbaar bij partijen bij deze CAO.

  • 2. Verzekerde moet bij een ongeval zorgen voor de vereiste geneeskundige behandeling en voorts alles doen wat redelijkerwijs herstel bevorderen of verwikkelingen voorkomen kan.

  • 3. Verzekerde moet na een ongeval Assuradeuren in de gelegenheid stellen hem een door Assuradeuren aangewezen geneeskundige te laten onderzoeken op tijd en plaats door die geneeskundige vast te stellen. De kosten verbonden aan een voor dit doel eventueel noodzakelijk blijkende verpleging in een inrichting komen ten laste van Assuradeuren.

  • 4. Bij een dodelijk of levensgevaarlijk ongeval zijn de belanghebbenden verplicht daarvan binnen 72 uur, doch in ieder geval voor de begrafenis of crematie telegrafisch of per expresse aangifte te doen bij de Makelaars en onverwijld alle bijzonderheden waarover zij de beschikking hebben of krijgen in te zenden, met overeenkomstige toepassing van lid 1.

  • 5. Indien de in lid 1 en 4 bedoelde aangifte niet tijdig heeft plaatsgehad, vervalt elke aanspraak op uitkering tenzij ten genoegen van Assuradeuren wordt aangetoond dat redelijkerwijs van de verlate aangifte geen verwijt kan worden gemaakt of dat de belangen van Assuradeuren erdoor niet zijn geschaad.

  • 6. Belanghebbenden zijn gehouden elke redelijkerwijs door Assuradeuren verlangde toestemming tot medewerking aan een onderzoek naar de doodsoorzaak te verlenen, zulks op straffe van verlies van elke aanspraak op uitkering.

Artikel 7 Geschillen

Alle geschillen, hoe ook genaamd, die uit deze overeenkomst voortvloeien, ook die welke door een der partijen als zodanig worden beschouwd zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden beslecht door arbitrage. De partij, die arbitrage verlangt, zal daarvan schriftelijk mededeling doen aan de wederpartij en de benoeming van drie arbiters verzoeken aan de kantonrechter te Rotterdam. De scheidslieden stellen de regelen der procedure vast. De scheidslieden zullen uitspraak doen als goede mannen naar billijkheid en daarbij tevens beslissen omtrent de arbitragekosten. Zij zijn gemachtigd om de duur van hun last te verlengen in geval hun dat noodzakelijk mocht voorkomen. Alvorens een geschil tussen verzekerde en verzekeraars omtrent een uitkering na een ongeval aan arbitrage te onderwerpen, kan het geschil worden voorgelegd aan de Begeleidingscommissie Collectieve Ongevallenverzekering. De Begeleidingscommissie zal in het geschil bemiddelen teneinde te komen tot een redelijk vergelijk tussen verzekerde en verzekeraar.

Artikel 8 Mededelingen

Alle mededelingen die partijen aan elkaar wensen te doen of verplicht zijn te doen, gelden als gedaan zodra deze aan Wuthrich makelaars en Assuranties en Assuradeuren te Utrecht zijn afgezonden of op andere wijze te hunner kennis zijn gebracht.

Adres: Wuthrich makelaars en Assuranties en Assuradeuren,

Postbus 14092, 3508 SC Utrecht.

Artikel 10

Aanvang en einde van risicodekking De risicodekking voor nieuwe medewerkers vangt aan op de dag dat het dienstverband aanvangt te 00.00 uur. De risicodekking eindigt op de 28ste dag (te 24.00 uur) na de dag dat het dienstverband een einde neemt. Een en ander binnen de verzekeringstermijn.

Artikel 11 Begunstiging

  • 1. Ingeval van overlijden van de werknemer geschiedt de uitkering aan de echtgenote van de werknemer indien hij op het moment van overlijden gehuwd is. Is de werknemer op dat moment ongehuwd (dan wel ingeval van gelijktijdig overlijden) dan geschiedt de uitkering aan de testamentaire of bij gebreke van dien aan de wettelijke erfgenamen.

  • 2. In afwijking daarvan kan de werknemer een of meermalen een ander als begunstigde aanwijzen, in welk geval de aldus aangewezen geldt als begunstigde vanaf het moment dat de Assuradeuren dan wel de Makelaars mededeling van die aanwijzing hebben ontvangen.

  • 3. Ingeval van invaliditeit geschiedt de uitkering aan de Verzekerde zelf.

  • 4. De aanwijzing van de begunstiging is voor de Contractanten onherroepelijk.

BIJLAGE 14 VERLOFDECLARATIEREGLEMENT OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS AFBOUW

Per 1 januari 2011

Artikel 1 Rouwverlof, palliatief verlof en kortdurend zorgverlof

  • 1. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van rouwverlof in verband met het overlijden van de echtgenote of daarmee conform artikel 1 lid 11 van de CAO Afbouw 2011-2012 gelijkgestelde partner of een (pleeg)kind tot en met 27 jaar van de werknemer heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal tien dagen na de dag van overlijden ten laste van het fonds.

  • 2. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van palliatief verlof voor stervensbegeleiding van een terminaal zieke echtgenote of daarmee conform artikel 1 lid 11 van de CAO Afbouw 2011-2012 gelijkgestelde partner, (pleeg)kind of ouder heeft recht op een vergoeding van de loonkosten over in totaal maximaal tien dagen per jaar ten laste van het fonds.

  • 3. De dagen palliatief verlof kunnen in overleg tussen werkgever en werknemer al dan niet aaneengesloten of in gedeelten van dagen worden opgenomen. De vergoeding vanuit het fonds bedraagt de loonwaarde over maximaal 10 dagen. Voor parttimers geldt dit naar rato.

  • 4. De werkgever, die zijn werknemer het loon heeft doorbetaald over een periode van kortdurend zorgverlof voor het bieden van hulp aan een inwonende zieke echtgenote of daarmee conform artikel 1 lid 11 van de CAO Afbouw 2011-2012 gelijkgestelde partner, inwonende zieke ouder of inwonend ziek (pleeg)kind, heeft recht op vergoeding van de maximaal 10 dagen per jaar dat conform de wet het loon doorbetaald moet worden en conform de CAO Afbouw 2011 en 2012 wordt aangevuld (eerste drie dagen 100% resterende 7 dagen 70%).

  • 5. Voor alle in dit artikel genoemde regelingen geldt dat jaarlijks een budget wordt vastgesteld.

Artikel 2 Wijze van declaratie rouwverlof

  • 1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, dient de werkgever binnen 8 weken na het einde van de periode van rouwverlof, waarvoor vergoeding wordt gewenst, het volledig ingevulde en zowel door werkgever als werknemer ondertekende door A&O Services voorgeschreven declaratieformulier in te zenden vergezeld van een kopie van de overlijdensakte.

  • 2. Aanvragen die niet binnen 8 weken na afloop van het rouwverlof door A&O Services zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.

  • 3. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan A&O Services een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA. Indien het formulier niet wordt ondertekend wordt de vergoeding uitgekeerd maar kan A&O Services actie ondernemen om de vermelde gegevens op andere wijze te controleren.

Artikel 3 Wijze van declaratie palliatief verlof

  • 1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, dient de werkgever binnen 8 weken na afloop van het palliatief verlof waarvoor vergoeding wordt gewenst het volledig ingevulde en zowel door de werkgever als de werknemer ondertekende door A&O Services voorgeschreven declaratieformulier in te zenden, vergezeld van een kopie van een doktersverklaring of een kopie van de overlijdensakte.

  • 2. Aanvragen die niet binnen 8 weken na afloop van het palliatief verlof door A&O Services zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.

  • 3. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan A&O Services een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA. Indien het formulier niet wordt ondertekend door de werknemer wordt de vergoeding uitgekeerd maar kan A&O Services actie ondernemen om de vermelde gegevens op andere wijze te controleren.

Artikel 4 Wijze van declaratie kortdurend zorgverlof

  • 1. Om voor een vergoeding ten laste van het fonds in aanmerking te komen, dient de werkgever binnen 8 weken na afloop van de periode van het kortdurend zorgverlof, waarvoor vergoeding wordt gewenst, het volledig ingevulde en zowel door de werkgever als de werknemer ondertekende door A&O Services voorgeschreven declaratieformulier in te zenden, vergezeld van een kopie van een verklaring waarin een deskundige derde de noodzaak van het kortdurend zorgverlof bevestigt.

  • 2. Aanvragen die niet binnen 8 weken na afloop van het kortdurend zorgverlof door A&O Services zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.

  • 3. Door ondertekening van het formulier geeft de werknemer aan A&O Services een machtiging af om de vermelde gegevens te controleren bij de GBA. Indien het formulier niet wordt ondertekend wordt de vergoeding uitgekeerd maar kan A&O Services actie ondernemen om de vermelde gegevens op andere wijze te controleren.

Artikel 5 Hoogte van de vergoeding

  • 1. De vergoeding bedraagt per uur, waarvoor recht op vergoeding bestaat, het vast overeengekomen uurloon en de verschuldigde bijdrage aan het Vakantiefonds, plus een opslag in de vorm van een gemiddeld percentage ter compensatie van de over dat uurloon verschuldigde werkgeversdelen van de premies.

  • 2. Op de vergoeding worden uitkeringen in verband met rouwverlof, palliatief verlof of kortdurend zorgverlof uit anderen hoofde in mindering gebracht.

Artikel 6 Uitbetaling

De vergoeding wordt nadat A&O Services de declaratie akkoord heeft bevonden binnen vier weken betaalbaar gesteld op het bij A&O Services bekende bank- of gironummer van de werkgever.

Artikel 7 Informatieverstrekking

  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan het Fonds desverlangd inzage te verlenen van gegevens, die direct of indirect betrekking hebben op grond van dit reglement verstrekte of te verstrekken uitkeringen, en alle inlichtingen te verschaffen, die ten behoeve van de uitvoering van de statuten en van dit reglement worden gevraagd.

  • 2. Degene, die bij de uitoefening van de in dit artikel omschreven bevoegdheden enig bedrijfsgegeven ter kennis komt, is deswege jegens derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 8 Sanctiemaatregelen

  • 1. Indien uit een onderzoek, ingesteld door het Fonds blijkt, dat een werkgever uitkeringen van het Fonds heeft gevorderd, hoewel niet aan de voorwaarden is voldaan, zal, zo het Fonds de uitkeringen reeds heeft uitbetaald, terugvordering daarvan geschieden, terwijl, zulks ter beoordeling van het Bestuur, de kosten van het onderzoek en rente aan de werkgever in rekening kunnen worden gebracht.

  • 2. Indien uit een onderzoek, ingesteld door het Fonds blijkt, dat een werkgever uitkeringen van het Fonds heeft gevorderd, hoewel niet aan de voorwaarden is voldaan, kunnen, zo het Fonds de uitkeringen nog niet heeft uitbetaald, ter beoordeling van het Bestuur de kosten van het onderzoek aan de werkgever in rekening gebracht worden.

  • 3. Het Fonds behoudt zich het recht voor, indien, bij vordering door de werkgever, niet aan de voorwaarden is voldaan, deze handeling aan het oordeel van de rechter te doen onderwerpen.

Artikel 9 Slotbepaling

Nadere voorschriften, teneinde een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren, kunnen door het Bestuur, in overeenstemming met de bepalingen der statuten en van dit reglement, gegeven worden, mits deze voorschriften niet in strijd komen met één of meer bepalingen van de in artikel 1 genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten of bindende regelingen van lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 11 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Verlofdeclaratiereglement O&O-fonds Afbouw.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2016.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en vervalt met ingang van 1 januari 2017 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 8 oktober 2013

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes.

Naar boven