Verordening op de praktijkopleidingen

Het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants maakt, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep, onderstaande verordening bekend, welke door de ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants op 24 juni 2013 is vastgesteld.

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, 19, tweede lid, aanhef en onderdeel j, 47, 48 en 49 van de Wet op het accountantsberoep;

Stelt de volgende verordening vast:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

accountant:

een accountant als bedoeld in artikel 1 van de wet;

accountantsregister:

het accountantsregister, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet;

beroepsorganisatie:

de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, bedoeld in artikel 2, eerste lid van de wet;

bestuur:

het bestuur van de beroepsorganisatie;

praktijkopleiding AA:

de praktijkopleiding passend bij een inschrijving in het accountantsregister met vermelding van de titel Accountant-Administratieconsulent;

praktijkopleiding RA:

de praktijkopleiding passend bij een inschrijving in het accountantsregister met vermelding van de titel Registeraccountant;

trainee:

een natuurlijk persoon welke de praktijkopleiding AA of de praktijkopleiding RA volgt;

wet:

de Wet op het accountantsberoep.

HOOFDSTUK 2 DE RAAD VOOR DE PRAKTIJKOPLEIDINGEN

Artikel 2

  • 1. Er is een Raad voor de Praktijkopleidingen.

  • 2. De Raad voor de Praktijkopleidingen heeft tot taak het bij wege van mandaat of uit hoofde van volmacht namens het bestuur uitvoeren van deze verordening.

  • 3. De Raad voor de Praktijkopleidingen bepaalt, met inachtneming van deze verordening en de grenzen van het mandaat en de volmacht welke aan hem door het bestuur worden verleend, de invulling van de taak, bedoeld in het tweede lid en de daarbij te hanteren werkwijze.

  • 4. Ter ondersteuning in de uitvoering van zijn taken, kan de Raad voor de Praktijkopleidingen externe deskundigen inschakelen en commissies instellen.

  • 5. De Raad voor de Praktijkopleidingen bevordert dat hij een evenwichtige afspiegeling vormt van het accountantsberoep, waarin de verschillende soorten omgevingen waarin de praktijkopleiding AA of de praktijkopleiding RA zijn vertegenwoordigd.

Artikel 3

  • 1. De Raad voor de Praktijkopleidingen bestaat uit zes leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. De Raad voor de Praktijkopleidingen bestaat uit drie accountants welke in het accountantsregister zijn ingeschreven met de titel Accountant-Administratieconsulent en drie accountants welke in het accountantsregister zijn ingeschreven met de titel Registeraccountant.

Artikel 4

  • 1. Het bestuur benoemt de voorzitter en de overige leden van de Raad voor de Praktijkopleidingen voor een periode van vier jaren.

  • 2. Een lid van de Raad voor de Praktijkopleidingen kan eenmaal worden herbenoemd.

  • 3. De leden treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster.

  • 4. Degene die is benoemd ter vervulling van een opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats de benoeming is geschied, had moeten aftreden.

  • 5. Degene die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, kan eenmaal worden herbenoemd.

HOOFDSTUK 3 STAGEBUREAUS

Artikel 5

  • 1. Een stagebureau is binnen een onderneming, een instelling of de Rijksoverheid en een daarmee gelijk te stellen dienst verantwoordelijk voor de interne organisatie en de uitvoering van de praktijkopleiding van de aan de onderneming, de instelling of de overheid en een daarmee gelijk te stellen dienst verbonden trainees.

  • 2. Het bestuur wijst binnen de beroepsorganisatie een stagebureau aan.

Artikel 6

  • 1. Het bestuur wijst op schriftelijk verzoek een stagebureau aan indien:

    • a. voldoende organisatorische waarborgen, waaronder menskracht, middelen en deskundigheid aanwezig zijn voor de uitvoering van de taken van het stagebureau;

    • b. het stagebureau een betrouwbare, volledige en controleerbare documentatie heeft met betrekking tot de praktijkopleiding; en

    • c. het stagebureau zich houdt aan de bij of krachtens de wet gestelde regels.

  • 2. Het schriftelijk verzoek omvat een plan van aanpak waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de in het eerste lid genoemde criteria.

  • 3. Het bestuur kan de aanwijzing van een stagebureau intrekken indien door een stagebureau niet langer wordt voldaan aan de eisen, genoemd in het eerste lid.

Artikel 7

Een stagebureau verleent op verzoek van het bestuur medewerking aan een onderzoek en verschaft inlichtingen over de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 5.

Artikel 8

  • 1. Het bestuur stelt binnen een stagebureau beoordelaars als bedoeld in artikel 12, derde lid, en praktijkbegeleiders aan.

  • 2. Een praktijkbegeleider is belast met de begeleiding van een trainee gedurende de praktijkopleiding.

  • 3. Een praktijkbegeleider en een beoordelaar:

    • a. beschikken over de benodigde vaardigheden en deskundigheid voor de uitvoering van de aan hen opgedragen taken;

    • b. zijn bereid en in staat voldoende tijd te besteden aan de aan hen opgedragen taken; en

    • c. voldoen aan door het bestuur bij nadere voorschriften te stellen eisen.

HOOFDSTUK 4 TOELATING TOT DE PRAKTIJKOPLEIDING

Paragraaf 4.1 Toelating tot de praktijkopleiding AA

Artikel 9

Het bestuur laat tot de praktijkopleiding AA toe, degene die:

  • a. beschikt over een getuigschrift van een opleiding, die beschikt over een aanwijzing als bedoeld in artikel 49, tweede lid, aanhef en onderdeel b van de wet;

  • b. de voltooiing van de opleiding, bedoeld in onderdeel a voldoende is genaderd, waarbij hij of zij ten minste de examens in de grondslagen van de kernvakgebieden Audit en Assurance, Externe Verslaggeving en Bestuurlijke Informatieverzorging heeft behaald, of daarvan is vrijgesteld; of

  • c. beschikt over een in een ander land verkregen diploma of soortgelijk bewijsstuk van een opleiding die naar aard, inhoud en niveau overeenkomt met de opleiding, bedoeld in onderdeel a.

Paragraaf 4.2 Toelating tot de praktijkopleiding RA

Artikel 10

Het bestuur laat tot de praktijkopleiding RA toe, degene die:

  • a. toelaatbaar is tot een postinitiële opleiding tot accountant, die beschikt over een aanwijzing als bedoeld in artikel 49, tweede lid, aanhef en onderdeel b van de wet; of

  • b. toelaatbaar is tot een universitair masterprogramma, dat toegang geeft tot een opleiding als bedoeld in onderdeel a, dan wel tot een universitair masterprogramma op het gebied van accountancy, mits hij of zij ten minste de examens in de grondslagen van de kernvakgebieden Audit en Assurance, Externe Verslaggeving en Bestuurlijke Informatieverzorging heeft behaald of daarvan is vrijgesteld.

HOOFDSTUK 5 DE PRAKTIJKOPLEIDINGEN

Paragraaf 5.1 De praktijkopleiding AA

Artikel 11
  • 1. De praktijkopleiding AA duurt ten hoogste vijf jaren en duurt rekening houdend met onderbrekingen, niet meer dan negen jaren.

  • 2. Aan de voortzetting van de praktijkopleiding AA, na een onderbreking, kan het bestuur voorwaarden verbinden, waaronder het met goed gevolg afronden van een of meer cursussen of een aanvullende toets.

  • 3. De trainee welke de praktijkopleiding AA volgt, besteedt aan voor de praktijkopleiding relevante werkzaamheden ten minste drieduizend uren.

Artikel 12
  • 1. De trainee welke de praktijkopleiding AA volgt, stelt gedurende de praktijkopleiding een portfolio samen.

  • 2. Het portfolio bevat in ieder geval periodieke rapportages over de werkzaamheden die gedurende de praktijkopleiding zijn verricht en een persoonlijk ontwikkelplan.

  • 3. De rapportages, bedoeld in het tweede lid, en het persoonlijk ontwikkelplan worden beoordeeld door een beoordelaar.

Paragraaf 5.2 De praktijkopleiding RA

Artikel 13
  • 1. De praktijkopleiding RA is ingedeeld in zes semesters, waarin per semester minimaal vijfhonderd uren moeten worden besteed aan voor de praktijkopleiding relevante werkzaamheden.

  • 2. Aan de voortzetting van de praktijkopleiding RA, na een onderbreking, kan het bestuur voorwaarden verbinden, waaronder het met goed gevolg afronden van een of meer cursussen of een aanvullende toets.

Artikel 14
  • 1. De trainee welke de praktijkopleiding RA volgt, stelt gedurende de praktijkopleiding een portfolio samen.

  • 2. Het portfolio bevat in ieder geval periodieke rapportages over de werkzaamheden die gedurende de praktijkopleiding zijn verricht.

  • 3. De rapportages, bedoeld in het tweede lid, worden beoordeeld door de beoordelaar.

  • 4. De trainee stelt een afstudeerscriptie op.

HOOFDSTUK 6 HET EXAMEN VOOR DE PRAKTIJKOPLEIDING

Paragraaf 6.1 Het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding AA

Artikel 15
  • 1. Het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding AA, toetst de vaardigheid in de praktijk met betrekking tot de vakgebieden, bedoeld in artikel 46 van de wet.

  • 2. Het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding AA omvat

    • a. het portfolio; en

    • b. een mondeling examen waarin de vaardigheid, bedoeld in het eerste lid, wordt getoetst

Artikel 16
  • 1. Het bestuur wijst examinatoren aan.

  • 2. De examinator beoordeelt het portfolio en neemt tezamen met de beoordelaar het mondeling examen af.

Paragraaf 6.2 Het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA

Artikel 17
  • 1. Het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA, toetst de vaardigheid in de praktijk met betrekking tot de vakgebieden, bedoeld in artikel 46 van de wet.

  • 2. Het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA omvat:

    • a. het portfolio;

    • b. de afstudeerscriptie, bedoeld in artikel 14, vierde lid; en

    • c. een mondeling examen waarin mede op basis van de afstudeerscriptie de vaardigheid, bedoeld in het eerste lid, wordt getoetst.

Artikel 18

Het bestuur wijst examinatoren aan ten behoeve van het afnemen van het mondeling examen en de toelating tot het mondeling examen.

HOOFDSTUK 7 TOELATING TOT HET EXAMEN VOOR DE PRAKTIJKOPLEIDING

Paragraaf 7.1 Toelating tot het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding AA

Artikel 19

De trainee welke de praktijkopleiding AA volgt, wordt tot het mondeling examen toegelaten indien:

  • a. het portfolio door de beoordelaar en de examinator als voldoende is beoordeeld; en

  • b. het getuigschrift voor de opleiding tot accountant, niet zijnde de praktijkopleiding is overgelegd.

Artikel 20

Onder nader te stellen voorwaarden kan het bestuur personen die niet voldoen aan de eis, bedoeld in artikel 19, onderdeel a, toelaten tot het examen, mits deze personen beroepswerkzaamheden hebben verricht waardoor zij voldoende ervaring hebben op het gebied van de vakgebieden, bedoeld in artikel 46 van de wet.

Paragraaf 7.2 Toelating tot het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA

Artikel 21

De trainee welke de praktijkopleiding RA volgt wordt tot het mondeling examen toegelaten indien:

  • a. het portfolio door de beoordelaar als voldoende is beoordeeld;

  • b. de afstudeerscriptie door de examinatoren als voldoende is beoordeeld; en

  • c. het getuigschrift voor de opleiding tot accountant, niet zijnde de praktijkopleiding is overgelegd.

Artikel 22

Onder nader te stellen voorwaarden kan het bestuur personen die niet voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 21, onderdeel a, toelaten tot het examen, mits deze personen beroepswerkzaamheden hebben verricht waardoor zij voldoende ervaring hebben op het gebied van de vakgebieden, bedoeld in artikel 46 van de wet.

HOOFDSTUK 8 VRIJSTELLINGEN

Artikel 23

  • 1. Het bestuur kan aan houders van een universitair of gelijkwaardig diploma voor een of meer van de in lid 2 van dit artikel genoemde vakgebieden, vrijstelling verlenen van de toetsing van het vermogen om de theoretische kennis in de praktijk toe te passen, indien daarvoor relevante praktische werkervaring is opgedaan, afgesloten met een door de staat erkend examen of diploma.

  • 2. De werkervaring, bedoeld in het vorige lid, betreffen de vakgebieden genoemd in artikel 8 lid 1 en 2 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006.

  • 3. Het bestuur kan een nader onderzoek instellen ter beoordeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 9 EXAMENGELDEN

Artikel 24

Degene die aan een praktijkopleiding, het mondeling examen of onderdelen daarvan wenst deel te nemen, wordt daartoe niet toegelaten dan na betaling van bij verordening vast te stellen bedragen.

HOOFDSTUK 10 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25

Het bestuur kan nadere voorschriften vaststellen over de in deze verordening geregelde onderwerpen.

Artikel 26

Een trainee kan om een herbeoordeling vragen van:

  • a. de beoordeling van een portfolio;

  • b. de beoordeling van een afstudeerscriptie; en

  • c. de beoordeling van een mondeling examen.

Artikel 27

  • 1. Een trainee kan bij het bestuur schriftelijk een met redenen omkleed verzoek doen tot toewijzing van een andere praktijkbegeleider dan wel een andere beoordelaar.

  • 2. Het bestuur beslist op dit verzoek binnen twee weken na ontvangst van dit verzoek.

Artikel 28

De Verordening op de praktijkstage (Stcrt. 2006, 252, nadien gewijzigd) wordt ingetrokken.

Artikel 29

1. De Verordening op de praktijkstage (Stcrt. 2007, 12) wordt ingetrokken.

2. De Verordening op de praktijkopleiding wordt ingetrokken.

Artikel 30

  • 1. Op praktijkopleidingen welke zijn aangevangen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de Verordening op de praktijkstage (Stcrt. 2006, 252) en de daarop berustende bepalingen van toepassing, met uitzondering van de bepalingen houdende regels over de hoogte van de examengelden.

  • 2. Op praktijkopleidingen welke zijn aangevangen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de Verordening op de praktijkstage (Stcrt. 2007, 12) en de daarop berustende bepalingen van toepassing, met uitzondering van de bepalingen houdende regels over de hoogte van de examengelden.

Artikel 31

Bij de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Raad voor de Praktijkopleidingen gevormd door de leden van het Stagebestuur zoals die op grond van de Verordening op de praktijkstage (Stcrt. 2006, 252) zijn benoemd en door de leden van de Raad voor de Praktijkopleiding zoals die op grond van de Verordening op de praktijkstage (Stcrt. 2007, 12) zijn benoemd, met inachtneming van het rooster van aftreden dat bij die benoemingen is vastgesteld.

Artikel 32

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de praktijkopleidingen.

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Goedgekeurd bij besluit van de minister van Financiën d.d. 19 augustus 2013, nr. FM/2013/1294 M.

TOELICHTING

Algemeen

Met deze verordening worden de huidige regelingen met betrekking tot de praktijkopleiding voor een accountant met de beroepstitel Accountant-Administratieconsulent en de praktijkopleiding voor een accountant met de beroepstitel Registeraccountant, samengevoegd tot één regeling. Het uitgangspunt hierbij is geweest, dat de regelingen daar waar dat mogelijk is, worden geharmoniseerd. Toch blijven er verschillen bestaan tussen de praktijkopleidingen. Dit is tot uitdrukking gebracht door in de verschillende hoofdstukken van deze verordening per paragraaf een onderscheid te maken.

De verordening vindt zijn grondslag in artikel 47 van de Wet op het accountantsberoep (Wab). Daarin wordt bepaald dat de verordening voor de praktijkopleiding regels bevat over:

  • de toelating tot de praktijkopleiding;

  • de inhoud van het examen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de personen die bevoegd zijn het examen af te nemen;

  • de voorwaarden voor toelating tot het afleggen van het examen; en

  • de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen van het examen.

Dit artikel schrijft tevens voor dat de verordening de hoogte van de examengelden regelt en te wiens laste deze komen. Er is echter voor gekozen de tarieven in een aparte verordening op te nemen.

Overeenkomstig artikel 21, tweede lid van de Wab, zijn in deze verordening geen bepalingen opgenomen die betrekking hebben op een onderwerp waarin de Wab al voorziet. Zo is bijvoorbeeld, anders dan in de eerdere verordeningen, geen bepaling opgenomen die vaststelt dat de eindtermen van de CEA maatgevend zijn omdat dat Wab al in zo’n bepaling voorziet.

Met de verordening wordt geen inhoudelijke wijziging van de praktijkopleiding en de structuur van de stagebureau’s beoogd. De huidige situatie kan veelal ongewijzigd worden gecontinueerd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de definitie van de gebruikte begrippen.

Artikel 2

Met dit artikel wordt de Raad voor de Praktijkopleidingen (hierna: de Raad) ingesteld en wordt de taak van de Raad vastgelegd. Tevens wordt aangegeven binnen welke grenzen de Raad zelf zijn werkwijze kan bepalen.

Omdat het bestuur het bij de wet aangewezen orgaan is dat bevoegd is de NBA te besturen, is dit tevens het orgaan dat in deze verordening als oorspronkelijk bevoegd orgaan is aangewezen voor de uitvoering van de verordening. Het bestuur zal echter aan de Raad mandaat en volmacht verlenen om de in deze verordening genoemde bevoegdheden uit te oefenen. In het mandaat en de volmacht wordt respectievelijk de bevoegdheid verleend om ondermandaat en substituut volmacht te verlenen. Dit is onder andere van belang voor de overdracht van bevoegdheden aan een stagebureau.

Artikel 3 en 4

De Raad bestaat uit drie AA-leden en drie RA-leden. Met die eis wordt bewerkstelligd dat de verschillende beroepstitels gelijkelijk vertegenwoordigd zijn in de Raad. De leden van de Raad worden voor een periode van vier jaren benoemd door het bestuur van de NBA en kunnen eenmaal worden herbenoemd. Als uitgangspunt geldt dat een lid van de Raad dat wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen zetel, in het rooster van aftreden de plaats inneemt van zijn voorganger. Degene die een lid van de Raad opvolgt dat in de tweede termijn tussentijds aftreedt, zou op grond van dat uitgangspunt slechts een korte zittingstermijn hebben. Daarom is bepaald dat in zo’n geval nog eenmaal herbenoeming plaats kan vinden, ondanks dat de voorganger die mogelijkheid niet meer had. De Raad draagt er zorg voor dat hij zoveel mogelijk dat de verschillende omgevingen waarin de praktijkopleiding wordt gevolgd, zoveel mogelijk vertegenwoordigd zijn in de Raad. In de Raad zullen derhalve accountants deelnemen vanuit zowel grote als kleine accountantskantoren, interne accountantsafdelingen, (Rijks)overheid en Belastingdienst.

Artikel 5 tot en met 7

In artikel 5 worden stagebureaus aangewezen als de bureaus die binnen een organisatie verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de praktijkopleiding. Het bestuur stelt ook een stagebureau aan binnen de beroepsorganisatie. Artikel 6 bevat de voorwaarden waaraan een stagebureau dient te voldoen. Deze voorwaarden worden verder uitgewerkt in nadere voorschriften. Het bestuur kan de aanwijzing van een stagebureau intrekken als een stagebureau niet langer voldoet aan de eisen die aan het bureau mogen worden gesteld.

Een stagebureau verleent medewerking aan een onderzoek van het bestuur met betrekking tot de uitvoering van de taken van het stagebureau en verschaft het bestuur daarover de gevraagde inlichtingen.

Artikel 8

Binnen een stagebureau worden beoordelaars en praktijkbegeleiders aangesteld. Een beoordelaar beoordeelt de door de trainee ingediende rapportages en – in het geval van de praktijkopleiding AA – het persoonlijk ontwikkelplan. De praktijkbegeleider is de accountant die de trainee gedurende de praktijkopleiding begeleid. Zo nodig kan een beoordelaar deel uitmaken van het bestuur van een stagebureau.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt de voorwaarden waaronder een aspirant-trainee wordt toegelaten tot de praktijkopleiding AA. In de eerste plaats is dat op het moment dat de aspirant-trainee beschikt over een getuigschrift van een opleiding die is aangewezen door de CEA. Onder voorwaarden kan een aspirant-trainee ook worden toegelaten op het moment dat hij of zij de voltooiing van de opleiding is genaderd en ten minste de examens in de grondslagen van de kernvakgebieden Audit en Assurance, Externe Verslaggeving en Bestuurlijke Informatieverzorging heeft behaald, of daarvan is vrijgesteld. Ten slotte kan een aspirant-trainee tot de praktijkopleiding AA worden toegelaten indien hij of zij beschikt over een in een ander land verkregen diploma of soortgelijk bewijsstuk van een opleiding die naar aard en inhoud overeenkomt met een door de CEA aangewezen opleiding. Laatstgenoemde eis heeft alleen betrekking op de toelating tot de praktijkopleiding AA. Of een trainee na afronding van de praktijkopleiding AA ook ingeschreven kan worden in het register, moet beoordeeld worden aan de hand van de eisen die de Wab stelt.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt wanneer een aspirant-trainee wordt toegelaten tot de praktijkopleiding RA. In de eerste plaats is dat op het moment dat de aspirant-trainee toelaatbaar is tot een postinitiële opleiding tot accountant, die is aangewezen door de CEA. Verder is een aspirant-trainee toelaatbaar tot de praktijkopleiding RA als hij of zij toelaatbaar is tot een universitair masterprogramma, dat toegang geeft tot de hiervoor genoemde postinitïele opleiding, of als de trainee toelaatbaar is tot een universitair masterprogramma op het gebied van accountancy, op voorwaarde dat de trainee ten minste de examens in de grondslagen van de kernvakgebieden Audit en Assurance, Externe Verslaggeving en Bestuurlijke Informatieverzorging heeft behaald of daarvan is vrijgesteld.

Artikel 11

Dit artikel beperkt de duur van de praktijkopleiding AA tot ten hoogste vijf jaren. In het geval de praktijkopleiding wordt onderbroken, kan de praktijkopleiding, rekening houdend met die onderbrekingen, niet langer duren dan negen jaren.

In het geval de praktijkopleiding AA voor langere tijd wordt onderbroken, dan kan het bestuur aan de voorzetting van de praktijkopleiding de voorwaarde verbinden dat met goed gevolg een aanvullende toets wordt afgelegd. Deze toets is bedoeld om te toetsen of de trainee beschikt over voldoende actuele kennis. Ook kan het bestuur bepalen dat de trainee een of meerdere (verplicht gestelde) cursussen volgt. Dit artikel bepaalt verder dat een trainee aan de praktijkopleiding ten minste drieduizend uren besteedt. In de praktijk betekent dit dat per half jaar vijfhonderd uren aan de praktijkopleiding besteed dienen te worden.

Artikel 12

Dit artikel geeft de kern aan van de documenten die een trainee gedurende de praktijkopleiding AA dient op te stellen. Tezamen vormen deze documenten het portfolio. Het portfolio bestaat uit rapportages waarin per half jaar verslag wordt gedaan van de werkzaamheden die gedurende de praktijkopleiding zijn verricht. Verder omvat een portfolio het persoonlijke ontwikkelplan van de trainee. In de nadere voorschriften kunnen nog andere eisen aan het portfolio worden gesteld. Het persoonlijk ontwikkelplan en de rapportages worden beoordeeld door een beoordelaar.

Artikel 13

De praktijkopleiding RA wordt ingedeeld in zes semesters. Een semester wordt afgesloten met een rapportage. In elk van die semesters worden ten minste vijfhonderd uren besteed aan werkzaamheden welke relevant zijn voor de praktijkopleiding. De praktijkopleiding RA kent niet een beperking van de duur van de praktijkopleiding. Wel kunnen – in de nadere voorschriften – beperkingen worden gesteld aan de geldigheid van een semester.

In het geval de praktijkopleiding RA voor langere tijd wordt onderbroken, dan kan het bestuur aan de voorzetting van de praktijkopleiding de voorwaarde verbinden dat met goed gevolg een aanvullende toets wordt afgelegd. Deze toets is bedoeld om te toetsen of de trainee beschikt over voldoende actuele kennis. Ook kan het bestuur bepalen dat de trainee een of meerdere (verplicht gestelde) cursussen volgt.

Artikel 14

Dit artikel verlangt van de trainee die de praktijkopleiding RA volgt, de indiening van rapportages waarin per semester verslag wordt gedaan van de werkzaamheden die gedurende de praktijkopleiding zijn verricht. De rapportages vormen tezamen het portfolio. De rapportages worden beoordeeld door een beoordelaar. Anders dan de praktijkopleiding AA, kent de praktijkopleiding RA niet een persoonlijk ontwikkelplan als onderdeel van het portfolio. Wel wordt van de trainee van de praktijkopleiding RA verlangd dat zij een afstudeerscriptie opstelt.

Artikel 15 tot en met 18

Met betrekking tot de praktijkopleidingen, bepalen deze artikelen de inhoud van het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en welke personen worden belast met het afnemen van het examen.

Artikel 19

Dit artikel bepaalt dat een trainee wordt toegelaten tot het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding AA wanneer het portfolio – waartoe in ieder geval de rapportages en het persoonlijk ontwikkelplan behoren – voldoende zijn beoordeeld door zowel de beoordelaar als de examinator. In de praktijk betekent dit dat een beoordelaar voorafgaand aan het examen de rapportages en het persoonlijk ontwikkelplan al als voldoende heeft beoordeeld. De examinator kan daarover echter een ander oordeel vellen. Verder geldt als voorwaarde dat de trainee het getuigschrift overlegt van het theoretische deel van de accountantsopleiding.

Artikel 20

In de Wab is bepaald dat een praktijkopleiding ten minste drie jaren duurt. Artikel 20 voorziet echter in de mogelijkheid om werkervaring in de plaats te stellen van een deel van de nominale duur van de praktijkopleiding casu quo de indiening van rapportages. Dit betekent dat het mogelijk is dat ‘met inbreng van’ werkervaring, de duur van de praktijkopleiding wordt bekort en een trainee al eerder wordt toegelaten tot het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding AA. Dit artikel zal slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegepast. Op de beroepsorganisatie rust immers de verantwoordelijkheid om de ‘driejaarseis’ niet uit te hollen. In de nadere voorschriften zullen dan ook strenge voorwaarden worden gesteld.

Artikel 21

Dit artikel bepaalt dat een trainee wordt toegelaten tot het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA wanneer het portfolio – waartoe in ieder geval de rapportages behoren – voldoende is beoordeeld door de beoordelaar. In de praktijk betekent dit dat een beoordelaar voorafgaand aan het examen de rapportages al als voldoende heeft beoordeeld. Verder geldt als voorwaarde dat beide examinatoren de afstudeerscriptie voldoende hebben beoordeeld. Ten slotte geldt als voorwaarde dat de trainee het getuigschrift overlegt van het theoretische deel van de accountantsopleiding.

Artikel 22

In de Wab is bepaald dat een praktijkopleiding ten minste drie jaren duurt. Artikel 22 voorziet echter in de mogelijkheid om werkervaring in de plaats te stellen van een deel van de nominale duur van de praktijkopleiding casu quo de indiening van rapportages. Dit betekent dat het mogelijk is dat ‘met inbreng van’ werkervaring, de duur van de praktijkopleiding wordt bekort en een trainee al eerder wordt toegelaten tot het examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA. Dit artikel zal slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegepast. Op de beroepsorganisatie rust immers de verantwoordelijkheid om de ‘driejaarseis’ niet uit te hollen. In de nadere voorschriften zullen dan ook strenge voorwaarden worden gesteld.

Artikel 23

In dit artikel wordt de bevoegdheid om regels te stellen voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde onderdelen van het examen nader ingevuld. De bepaling is ingevuld in overeenstemming met de bepaling daarover in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006.

Artikel 24

Dit artikel bepaalt dat degene die aan een praktijkopleiding, het mondeling examen of onderdelen daarvan deel wil nemen, de daarvoor vastgestelde vergoeding dient te voldoen. Deze bedragen worden in een afzonderlijke verordening vastgelegd.

Artikel 25

Deze verordening kan nader worden ingevuld in nadere voorschriften. Nadere voorschriften worden door het bestuur vastgesteld. De minister van Financiën kan bepalen dat deze nadere voorschriften aan zijn goedkeuring zijn onderworpen.

Artikel 26

Beslissingen genomen op grond van deze verordening, zijn veelal besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit artikel 8:4 van de Awb volgt echter dat besluiten waarbij het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling wordt beoordeeld, niet vatbaar zijn voor bezwaar en beroep in de zin van de Awb. Wel meent de beroepsorganisatie dat het anders dan bij wege van een formeel Awb-bezwaar, mogelijk moet zijn om voor bepaalde beoordelingen van de beroepsorganisatie een herbeoordeling te vragen. Dat is dan ook de reden dat het met dit artikel mogelijk wordt gemaakt om een herbeoordeling te vragen van een beoordeling van een portfolio, een afstudeerscriptie en de beoordeling van een mondeling examen. Dit is dan een bezwaar in de zin van deze verordening, maar niet een bezwaar in de zin van de Awb.

Artikel 27

Dit artikel biedt de trainee de mogelijkheid om het bestuur te verzoeken om hem of haar een andere praktijkbegeleider dan wel een andere beoordelaar toe te wijzen. De regeling beoogt een voorziening te treffen voor gevallen waarin de verhoudingen tussen een trainee en de praktijkbegeleider dan wel de trainee en de beoordelaar zijn verstoord. Vanzelfsprekend is de toewijzing van een andere praktijkbegeleider alleen mogelijk als de ‘stageomgeving’ van de trainee daartoe de mogelijkheid heeft.

Artikel 28 en 29

Deze artikelen regelen de intrekking van de verordeningen die golden voor de praktijkstage van een Accountant-Administratieconsulent en de praktijkstage voor een Registeraccountant.

Artikel 30

Dit artikel bepaalt dat de trainee die de praktijkopleiding begon voor de inwerkingtreding van deze verordening, de praktijkopleiding afrondt met toepassing van de hiervoor geldende verordening. Deze bepaling geldt alleen voor de regels die zien op de inhoud van de praktijkopleiding. Voor de examengelden die een trainee verschuldigd is, gelden met ingang van 1 januari 2014 wel andere bepalingen.

Artikel 31

Dit artikel regelt de samenstelling van de Raad bij de inwerkingtreding van deze verordening. De Raad bestaat bij aanvang uit de leden van het Stagebestuur (NIVRA) en de leden van de Raad voor de praktijkopleiding van de NOvAA.

Artikel 32

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de citeertitel.

Naar boven