Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen

Het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants maakt, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep, onderstaande verordening bekend, welke door de ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants op 24 juni 2013 is vastgesteld.

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid en 19, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;

Stelt de volgende verordening vast:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

aan assurance verwante opdracht:

de aan assurance verwante opdracht, bedoeld in de Verordening gedragscode;

accountant:

een accountant als bedoeld in artikel 1, van de Wet op het accountantsberoep;

bestuur:

het bestuur van de beroepsorganisatie;

openbaar accountant:

de openbaar accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode;

intern accountant:

de intern accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode;

overheidsaccountant:

de overheidsaccountant, bedoeld in de Verordening gedragscode met uitzondering van de overheidsaccountant die werkzaam is bij de belastingdienst en belast is met de controle van door belastingplichtigen ingeleverde aangiften en de overheidsaccountant die aan deze controle direct leiding geeft;

accountantsafdeling:

de accountantsafdeling, bedoeld in de Verordening gedragscode;

accountantspraktijk:

de accountantspraktijk, bedoeld in de Verordening gedragscode;

assuranceopdracht:

de assuranceopdracht, bedoeld in de Verordening gedragscode, met uitzondering van de opdracht tot het uitvoeren van een wettelijke controle als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

AFM:

de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

beroepsorganisatie:

de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;

incidentenonderzoek:

een onderzoek naar vermeende tekortkomingen in de beroepsuitoefening met uitzondering van de uitvoering van een wettelijke controle;

koepelorganisatie:

een organisatie waarvan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling lid is of waarbij de accountantspraktijk of de accountantsafdeling is aangesloten en welke organisatie bevoegd is aan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling bindende regels voor de kwaliteitsbeheersing op te leggen, te toetsen en de naleving daarvan af te dwingen;

Raad:

de individuele personen die op grond van de Verordening op de Raad voor Toezicht zijn benoemd als lid van de Raad voor Toezicht;

thematisch onderzoek:

een onderzoek naar een bepaald aspect van de uitvoering van assurance- of aan assurance verwante opdrachten;

toetsing:

de beoordeling van de opzet en werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van een accountantspraktijk of een accountantsafdeling;

hertoetsing:

de toetsing waarbij mede wordt beoordeeld of de accountantspraktijk of de accountantsafdeling in voldoende mate opvolging heeft gegeven aan het goedgekeurde verbeterplan om de kwaliteit van de beroepsuitoefening in overeenstemming te brengen met het bij en krachtens de Wet op het accountantsberoep bepaalde;

stelsel van kwaliteitsbeheersing:

het totaal van ter zake van assurance- en aan assurance verwante opdrachten door de accountantspraktijk of de accountantsafdeling getroffen maatregelen en ingestelde procedures ter zake van:

  • 1°. de interne beheersing van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling met betrekking tot kwaliteit;

  • 2°. het interne onderzoek naar de naleving van de in de Verordening gedragscode opgenomen fundamentele beginselen door de bij de accountantspraktijk of de accountantsafdeling werkzame of daaraan verbonden accountants en andere personen; en

  • 3°. het interne onderzoek ten aanzien van assurance- en aan assurance verwante opdrachten naar de kwaliteit van de door de bij de accountantspraktijk of de accountantsafdeling werkzame of daaraan verbonden accountants en andere personen uitgevoerde werkzaamheden;

systeem van kwaliteitsborging:

de door een organisatie getroffen maatregelen en ingestelde procedures ten aanzien van het onderzoek naar de opzet en de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de bij de organisatie aangesloten accountants, accountantspraktijken of accountantsafdelingen;

verbeterplan:

een op de in artikel 13, vierde en vijfde lid, bedoelde aanwijzingen en aanbevelingen gebaseerd document, waarin op planmatige en gestructureerde wijze wordt aangegeven welke maatregelen worden getroffen ter correctie van de geconstateerde tekortkomingen van de opzet en werking van het in artikel 3 bedoelde stelsel van kwaliteitsbeheersing;

wettelijke controle:

de wettelijke controle, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.

HOOFDSTUK 2 ALGEMEEN

Artikel 2

  • 1. Het bestuur verleent, voor zover dat zich verdraagt met afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor de uitoefening van de in deze verordening aan hem verstrekte bevoegdheden mandaat, volmacht en machtiging aan de Raad.

  • 2. Namens het bestuur kan de Raad binnen het gestelde in het eerste lid ondermandaat verlenen.

  • 3. Over de inrichting en samenstelling van de Raad worden bij verordening nadere regels gesteld.

Artikel 3

De openbaar accountant en intern of overheidsaccountant draagt er zorg voor dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op het accountantsberoep.

Artikel 4

De accountant verleent medewerking aan een toetsing, een hertoetsing, een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek en stelt alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een toetsing, een hertoetsing, een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek.

Artikel 5

  • 1. Het bestuur kan zijn bevindingen in de vorm van een klacht ter kennis van de accountantskamer brengen indien hem bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die grond kunnen opleveren tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel, althans tot gegrondverklaring van de klacht.

  • 2. Indien bij een accountantspraktijk of accountantsafdeling meerdere accountants werkzaam zijn of aan een accountantspraktijk of accountantsafdeling meerdere accountants verbonden zijn, bepaalt het bestuur voor de toepassing van het eerste lid, tegen welke accountant of accountants hij een klacht aanhangig maakt.

Artikel 6

  • 1. Het bestuur is belast met de selectie en opleiding van de toetsers.

  • 2. Voor de (her)toetsing van een accountantspraktijk of accountantsafdeling wijst het bestuur toetsers aan die voldoen aan nader door het bestuur te stellen eisen.

  • 3. Voor het uitvoeren van een thematisch onderzoek of incidentenonderzoek wijst het bestuur personen aan die over de specifieke kwalificaties beschikken om deze onderzoeken uit te voeren.

HOOFDSTUK 3 TOETSINGEN

Artikel 7

Een accountantspraktijk of accountantsafdeling wordt, om de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een openbaar accountant, intern accountant of overheidsaccountant te kunnen beoordelen ten minste eenmaal in de zes jaar aan een toetsing onderworpen.

Artikel 8

  • 1. Teneinde inzicht te krijgen in de specifieke situatie van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling wordt er door het bestuur aan de accountantspraktijk of aan de accountantsafdeling een jaarlijkse monitoringvragenlijst gestuurd. Degene die het dagelijks beleid binnen een accountantspraktijk bepaalt, zorgt ervoor dat deze vragenlijst binnen een termijn van zes weken na ontvangst door de accountantspraktijk of de accountantsafdeling ingevuld wordt geretourneerd.

  • 2. Het bestuur kan een accountantspraktijk of accountantsafdeling op basis van risico-indicatoren aan een nader onderzoek onderwerpen.

  • 3. Het bestuur kan een accountantsorganisatie welke beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 6 van de Wet toezicht accountantsorganisaties periodiek bezoeken ter verkrijging van nadere inlichtingen.

Artikel 9

  • 1. Een toetsing van een accountantspraktijk houdt een onderzoek in waarbij wordt nagegaan of het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk, niet betrekking hebbend op het verrichten van wettelijke controles door accountantsorganisaties welke beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, in opzet en werking voldoet aan het bij en krachtens de Wet op het accountantsberoep bepaalde.

  • 2. Een toetsing van een accountantsafdeling houdt een onderzoek in waarbij wordt nagegaan of het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsafdeling in opzet en werking voldoet aan het bij en krachtens de Wet het accountantsberoep bepaalde.

  • 3. De toetsing kan omvatten assuranceopdrachten met uitzondering van wettelijke controles verricht door accountantsorganisaties welke beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, aan assurance verwante opdrachten en overige opdrachten binnen de accountantspraktijk of de accountantsafdeling waar de accountant optreedt.

  • 4. De reikwijdte van de toetsing wordt bepaald door het bestuur.

Artikel 10

  • 1. De toetsing wordt uitgevoerd aan de hand van door het bestuur vastgestelde toetsingsprogramma’s.

  • 2. Het bestuur maakt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toetsingsprogramma's bekend aan de leden van de beroepsorganisatie.

Artikel 11

  • 1. Het bestuur stelt vast welke accountantspraktijken en accountantsafdelingen in een bepaald jaar in aanmerking komen voor een toetsing.

  • 2. Het bestuur wijst ten behoeve van elke toetsing of hertoetsing een toetser aan of stelt een toetsingsteam samen.

  • 3. De toetser of het toetsingsteam is belast met de uitvoering van de toetsing of de hertoetsing van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling.

  • 4. Bij de aanwijzing van de toetser of bij het samenstellen van het toetsingsteam wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling en met mogelijke feiten en omstandigheden waardoor de objectiviteit van de toetsers zou kunnen worden aangetast.

Artikel 12

  • 1. Het bestuur maakt de datum waarop de (her)toetsing zal plaatsvinden ten minste zes weken van tevoren bekend.

  • 2. Indien een accountantspraktijk of een accountantsafdeling aannemelijk maakt dat een (her)toetsing op de datum welke op grond van het eerste lid bekend is gemaakt, niet mogelijk is, kan het bestuur een andere datum bekend maken waarop de (her)toetsing zal plaatsvinden.

  • 3. Indien het tweede lid toepassing vindt, kan het bestuur in overleg met een accountantspraktijk of een accountantsafdeling afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn van zes weken.

  • 4. Het bestuur doet mededeling van de naam van de toetser of de samenstelling van het toetsingsteam, alsmede van de termijn waarbinnen een verzoek als bedoeld in het vijfde lid kan worden ingediend.

  • 5. De accountantspraktijk of de accountantsafdeling kan binnen een door het bestuur te stellen termijn aan het bestuur schriftelijk verzoeken elk van de toetsers die de (her)toetsing uitvoert te wraken op grond van feiten en omstandigheden waardoor gerede twijfel is ontstaan met betrekking tot de objectiviteit van de toetser.

  • 6. Indien het bestuur van oordeel is dat er sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de objectiviteit van een toetser aangetast kan worden of de schijn wordt gewekt dat de objectiviteit van een toetsers aangetast kan worden, wijst het een andere toetser aan of wijzigt het de samenstelling van het toetsingsteam.

Artikel 13

  • 1. De toetser of het toetsingsteam bespreekt direct na afloop van de (her)toetsing met de accountantspraktijk of de accountantsafdeling de bevindingen op hoofdlijnen.

  • 2. De toetser of het toetsingsteam stelt binnen een door het bestuur te stellen termijn na de eindbespreking een concept toetsingsverslag samen.

  • 3. Het toetsingsverslag als bedoeld in het tweede lid omvat naast de bevindingen van de toetser of het toetsingsteam tevens een gemotiveerd voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid of artikel 15, vierde lid.

  • 4. De toetser of het toetsingsteam kan bij het voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel a of artikel 15, vierde lid, onderdeel a, aanbevelingen doen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing.

  • 5. Bij een voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel b, doet de toetser of het toetsingsteam tevens een voorstel voor aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing.

  • 6. Bij een voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel c of artikel 15, vierde lid, onderdeel b, doet de toetser of het toetsingsteam tevens een voorstel voor aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing en motiveert de ernst van de geconstateerde tekortkomingen.

  • 7. De toetser of het toetsingsteam draagt zorg voor de verzending van het concept toetsingsverslag binnen een door het bestuur te stellen termijn aan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling.

  • 8. De accountantspraktijk of de accountantsafdeling kan binnen een door het bestuur te stellen termijn schriftelijk commentaar op het concept toetsingsverslag, bedoeld in het tweede lid, aan de toetser of het toetsingsteam zenden welke na verwerking van het commentaar het toetsingsverslag definitief maakt en aan de accountantspraktijk of accountantsafdeling en aan het bestuur zendt.

  • 9. De accountantspraktijk of de accountantsafdeling kan binnen een door het bestuur te stellen termijn schriftelijk commentaar op het definitieve toetsingsverslag, bedoeld het achtste lid, aan het bestuur zenden.

Artikel 14

Indien zich over de wijze van uitvoering van de (her)toetsing een meningsverschil voordoet tussen de aan toetsing onderworpen accountantspraktijk of accountantsafdeling en de toetser of het toetsingsteam, doet het bestuur op verzoek van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling of de toetser of het toetsingsteam een bindende uitspraak.

Artikel 15

  • 1. Het bestuur beperkt zich tot een marginale toetsing van het definitieve toetsingsverslag en stelt naar aanleiding hiervan en het eventuele commentaar als bedoeld in artikel 13, negende lid, een eindoordeel vast, al dan niet voorzien van aanbevelingen of aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering van geconstateerde tekortkomingen, dat hij binnen zes weken na afloop van de in artikel 13, negende lid, bedoelde termijn ter kennis brengt van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling. Het bestuur kan gemotiveerd afwijken van het voorstel van de toetser of het toetsingsteam.

  • 2. Het bestuur kan de in het eerste lid genoemde termijn van zes weken verlengen.

  • 3. Een eindoordeel na een toetsing kan als volgt luiden:

    • a. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep;

    • b. het stelsel van kwaliteitsbeheersing behoeft verbetering en voldoet in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep;

    • c. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

  • 4. Een eindoordeel na een hertoetsing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan als volgt luiden:

    • a. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep;

    • b. het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

  • 5. In het geval aan een accountantspraktijk of de accountantsafdeling een eindoordeel als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt gegeven, dan dient de accountantspraktijk of de accountantsafdeling binnen een door het bestuur te stellen termijn een door het bestuur goed te keuren verbeterplan in.

  • 6. Het bestuur stelt een termijn waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing dient te worden aangepast en moet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de Wet het accountantsberoep.

  • 7. Het bestuur kan volstaan met een gedeeltelijke goedkeuring van het verbeterplan. Het bestuur vermeldt daarbij op welke onderdelen het verbeterplan tekort schiet.

  • 8. Voor het beoordelen van het in het verbeterplan, bedoeld in het vijfde lid, wordt een tarief in rekening gebracht waarvan de hoogte bij verordening wordt vastgesteld.

  • 9. De tijd welke het bestuur besteedt aan de beoordeling van een verbeterplan, schort niet de termijn op bedoeld in het zesde lid.

  • 10. In het geval een eindoordeel luidt als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, kan het bestuur een tuchtrechtelijk procedure aanhangig maken bij de Accountantskamer.

Artikel 16

  • 1. Na een eindoordeel als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel b, vindt een hertoetsing plaats.

  • 2. De hertoetsing vindt plaats na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 15, zesde lid.

  • 3. In het geval aan een accountantspraktijk of een accountantsafdeling na een hertoetsing een eindoordeel is gegeven als bedoeld in artikel 15, vierde lid, onderdeel b, kan het bestuur een tuchtrechtelijke procedure aanhangig maken bij de Accountantskamer.

Artikel 17

Indien de getoetste accountantspraktijk, accountantsafdeling of individuele accountant de inhoud van het toetsingsverslag of het eindoordeel openbaar maakt,

  • a. neemt hij de fundamentele beginselen, bedoeld in de Verordening gedragscode in acht en;

  • b. vermeldt hij de datum waarop de meest recente (her)toetsing heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 4 THEMATISCH ONDERZOEK

Artikel 18

  • 1. Het bestuur kan bij accountantspraktijken en accountantsafdelingen een thematisch onderzoek uitvoeren.

  • 2. Bij de uitvoering van een thematisch onderzoek bepaalt het bestuur in elk geval:

    • a. het onderwerp van het thematisch onderzoek;

    • b. de periode waarin het thematisch onderzoek wordt verricht;

    • c. de wijze waarop en de vorm waarin het thematisch onderzoek wordt verricht;

    • d. aan wie de uitvoering van het themaonderzoek wordt opgedragen;

    • e. bij welke accountantspraktijk of accountantsafdeling een thematisch onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 19

  • 1. Het bestuur stelt naar aanleiding van het thematisch onderzoek een verslag vast.

  • 2. Het bestuur kan het verslag, bedoeld in het eerst lid, aan de accountantspraktijk of de accountantsafdeling verstrekken.

  • 3. Het bestuur kan een mededeling doen waarin de uitkomsten van het thematisch onderzoek zijn opgenomen. In de mededeling worden enkel geanonimiseerde gegevens opgenomen.

HOOFDSTUK 5 INCIDENTENONDERZOEK

Artikel 20

Het bestuur kan een incidentenonderzoek uitvoeren.

Artikel 21

Het bestuur bepaalt de wijze waarop en de vorm waarin het incidentenonderzoek plaatsvindt.

HOOFDSTUK 6 INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 22

  • 1. Indien een accountantspraktijk beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 6 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, meldt het bestuur het eindoordeel over een bij deze accountantspraktijk uitgevoerde (her)toetsing bij de AFM.

  • 2. Indien een accountantspraktijk beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 6 van de Wet toezicht accountantsorganisaties, draagt het bestuur, indien een eindoordeel over een bij deze accountantspraktijk uitgevoerde toetsing of hertoetsing luidt als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 15, vierde lid, onderdeel b, het toetsingsdossier over aan de AFM.

Artikel 23

  • 1. Indien uit een thematisch onderzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, informatie blijkt die duidt op een ernstige overtreding van de bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties gestelde voorschriften door een accountantsorganisatie dan wel door een (mede) beleidsbepaler of een externe accountant van een accountantsorganisatie, verstrekt het bestuur deze informatie aan de AFM.

  • 2. Indien uit een incidentenonderzoek als bedoeld in artikel 20, informatie blijkt die duidt op een ernstige overtreding van de bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties gestelde voorschriften door een accountantsorganisatie dan wel door een (mede) beleidsbepaler of een externe accountant van een accountantsorganisatie, verstrekt het bestuur deze informatie aan de AFM.

HOOFDSTUK 7 VRIJSTELLINGEN EN ACCREDITATIE

Artikel 24

Het bestuur kan naar aanleiding van een daartoe door een accountantspraktijk of accountantsafdeling schriftelijk ingediend en gedocumenteerd verzoek besluiten tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing of vrijstelling van een themaonderzoek te verlenen.

Artikel 25

  • 1. Een verzoek tot tijdelijke vrijstelling of de verlenging daarvan wordt eerst in behandeling genomen nadat het tarief hiervoor, waarvan de hoogte bij verordening wordt vastgesteld, door de desbetreffende accountantspraktijk of accountantsafdeling is voldaan.

  • 2. Een tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing wordt slechts verleend wanneer tijdelijk niet kan worden voldaan aan de normen, bedoeld in artikel 3 doordat:

    • a. de accountantspraktijk of de accountantsafdeling binnen afzienbare termijn ophoudt te bestaan;

    • b. een accountantspraktijk of accountantsafdeling als partij minder dan een jaar geleden betrokken is geweest, dan wel betrokken is bij een fusie met of een overname van of door een accountantspraktijk of accountantsafdeling van vergelijkbare omvang; of

    • c. de samenwerking tussen een aanzienlijk deel van de bij een accountantspraktijk of accountantsafdeling werkzame accountants of de aan een accountantspraktijk of accountantsafdeling verbonden accountants minder dan een jaar geleden is verbroken.

  • 3. Een tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing kan slechts worden verleend voor de duur van maximaal één jaar met de mogelijkheid tot verlenging voor de duur van maximaal één jaar.

  • 4. Het bestuur neemt een beslissing binnen acht weken na in behandeling nemen van het verzoek tot tijdelijke vrijstelling van een (her)toetsing.

  • 5. Het bestuur kan de in het vierde lid genoemde termijn verlengen met maximaal zes weken.

  • 6. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen die lid zijn van of aangesloten zijn bij een koepelorganisatie waaraan een accreditatie als bedoeld in artikel 26, eerste lid, is verleend, zijn voor de duur van deze accreditatie vrijgesteld van toetsing door het bestuur.

  • 7. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen die lid zijn van of aangesloten zijn bij een koepelorganisatie waarvoor een verzoek als bedoeld in artikel 26, eerste lid, is ingediend, zijn gedurende de periode waarin het bestuur op het verzoek nog geen beslissing heeft genomen, vrijgesteld van toetsing door het bestuur.

  • 8. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen die een aanvraag hebben ingediend voor het lidmaatschap van of de aansluiting bij een geaccrediteerde koepelorganisatie zijn, gedurende de periode waarin de koepelorganisatie op het verzoek nog geen beslissing heeft genomen, vrijgesteld van toetsing door het bestuur.

  • 9. Het zesde en zevende lid vinden geen toepassing in het geval de accountantspraktijk of de accountantsafdeling een aanvraag heeft ingediend voor het lidmaatschap van of de aansluiting bij een koepelorganisatie nadat een accountantspraktijk of een accountantsafdeling is aangewezen voor een toetsing op grond van in artikel 11, eerste lid.

  • 10. Het achtste lid vindt geen toepassing in het geval de in dat lid bedoelde aanvraag is ingediend nadat een accountantspraktijk of een accountantsafdeling is aangewezen voor een toetsing op grond van artikel 11, eerste lid.

Artikel 26

  • 1. Koepelorganisaties kunnen het bestuur verzoeken hun systeem van kwaliteitsborging te accrediteren.

  • 2. Ten behoeve van deze accreditatie toetst het bestuur de opzet en werking van het systeem van kwaliteitsborging.

  • 3. De kosten van de behandeling van een verzoek tot accreditatie, waaronder mede wordt begrepen de toetsing van de opzet en werking van het systeem van kwaliteitsborging, komen voor rekening van de desbetreffende koepelorganisatie.

  • 4. De toerekening van de kosten van een accreditatie wordt bij verordening vastgesteld.

  • 5. De accreditatie wordt verleend voor de duur van drie jaar of zoveel korter als het bestuur beslist.

  • 6. Het bestuur neemt een besluit binnen zestien weken na ontvangst van het verzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 7. Het bestuur kan aan de accreditatie voorwaarden verbinden.

  • 8. De koepelorganisatie doet onverwijld mededeling aan het bestuur van wijzigingen in het geaccrediteerde systeem van kwaliteitsborging.

  • 9. Het bestuur bericht de koepelorganisatie welke gevolgen de wijzigingen hebben voor de accreditatie.

Artikel 27

De kosten van een accreditatie als bedoeld in artikel 26, derde lid, worden gevormd door het aantal aangevangen dagdelen dat de toetsers gezamenlijk bij de koepelorganisatie aan de toetsing hebben besteed, vermenigvuldigd met het geldende tarief.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 28

Van vertrouwelijke gegevens in het kader van de toetsing verkregen, kan geen verder en ander gebruik worden gemaakt dan krachtens deze verordening is bepaald, tenzij bij wet anders is bepaald.

Artikel 29

In situaties die procedureel van aard zijn en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het bestuur.

HOOFDSTUK 9 KOSTEN VAN KWALITEITSBEOORDELINGEN

Artikel 30

  • 1. De kosten van de werkzaamheden die worden verricht ter zake van de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant, komen voor rekening van de accountantspraktijk waarbij de accountant werkzaam is of waaraan de accountant is verbonden, of de onderneming, de instelling of de overheid en de daarmee gelijk te stellen dienst waartoe de accountantsafdeling behoort waarbij de accountant werkzaam is of waaraan de accountant is verbonden.

  • 2. De toerekening van de kosten van de werkzaamheden die worden verricht ter zake van de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant, wordt bij verordening vastgesteld.

HOOFDSTUK 10 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 31

De Verordening Kwaliteitsonderzoek wordt ingetrokken.

Artikel 32

De Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA wordt ingetrokken.

Artikel 33

De Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA wordt ingetrokken.

HOOFDSTUK 11 OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 34

  • 1. Eindoordelen met betrekking tot toetsingen of hertoetsingen uitgevoerd in 2013 welke bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet tot stand zijn gekomen, worden tot stand gebracht met inachtneming en op grond van de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Accreditaties verleend op grond van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA en de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA, worden geacht te zijn verleend op grond van artikel 26 onder dezelfde beperkingen en voorwaarden.

  • 3. Accountantspraktijken of accountantsafdelingen welke op grond van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA of de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA zijn geselecteerd voor een toetsing in 2013, maar welke toetsing niet in 2013 heeft kunnen plaatsvinden, worden geacht te zijn geselecteerd op grond van artikel 11.

  • 4. Beslissingen genomen op grond van artikel 24 of 25 van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA of de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA, worden geacht te zijn genomen op grond van artikel 24 respectievelijk 25 onder dezelfde beperkingen en voorwaarden.

  • 5. Verzoeken op grond van artikel 24 of 25 van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA of de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA welke bij de inwerkingtreding van deze verordening nog aanhangig zijn, worden beoordeeld op grond van de bepalingen in deze verordening.

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 35

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen.

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Goedgekeurd bij besluit van de minister van Financiën d.d. 19 augustus 2013, nr. FM/2013/1294 M.

TOELICHTING

Algemeen

Met deze verordening worden de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA en de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA zoals deze op 28 juni 2012 zijn vastgesteld, omgezet naar één verordening voor de NBA: de Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen. Omdat in deze verordening zowel de periodiek uitgevoerde toetsingen, de thematische onderzoeken als de incidentenonderzoeken zijn geregeld, is ervoor gekozen om in de citeertitel van de verordening de meer algemene term ‘kwaliteitsbeoordelingen’ te gebruiken.

Met de invoering van deze verordening zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd ten opzichte van de verordeningen zoals die tot en met 31 december 2013 gelden. Volledigheidshalve wordt wel de artikelsgewijze toelichting opnieuw opgenomen bij deze NBA-verordening.

Wel wordt met deze verordening niet de voorzitter, maar het bestuur aangewezen als het orgaan dat bevoegd is een klacht in te dienen bij de Accountantskamer. De reden daarvan is dat in de Wet op het accountantsberoep het bestuur wordt aangewezen als het orgaan dat de NBA in en buiten rechte vertegenwoordigt. Onder de werking van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants was de voorzitter degene die de beroepsorganisatie in en buiten rechte vertegenwoordigde. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het bestuur aan de voorzitter een volmacht (met daarin het recht tot verlening van een substituut volmacht) kan verlenen om klachten in te dienen.

Verder zijn overgangsbepalingen opgenomen die een soepele overgang van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA en de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NOvAA naar deze verordening moeten bewerkstelligen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de definities van de in de verordening gebruikte begrippen.

Artikel 2

In dit artikel is bepaald dat het bestuur aan de Raad voor Toezicht mandaat, volmacht en machtiging verleent voor de bevoegdheden welke in deze verordening zijn genoemd. Het artikel zelf vormt niet de mandaat- en volmacht verlening. Het bestuur dient daarvoor een afzonderlijk besluit te nemen.

Artikel 3

Met dit artikel wordt aan de openbaar accountant en de intern of overheidsaccountant opgedragen er zorg voor te dragen dat de accountantspraktijk of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op het accountantsberoep. Doel van dit artikel is het waarborgen dat iedere accountant zich ervan verzekert dat hij/zij binnen een kwaliteitssysteem fungeert.

Artikel 4

Dit artikel verplicht de accountant mee te werken aan een toetsing, een hertoetsing, een thematisch onderzoek en een incidentenonderzoek en verplicht hem tevens alle informatie ter beschikking te stellen die nodig is voor de uitvoering van de genoemde toetsingen.

Artikel 5

Anders dan in de verordeningen op de kwaliteitstoetsing van het NIVRA en de NOvAA, wordt nu het bestuur aangewezen als het orgaan dat een klacht in kan dienen.

Artikel 6

Dit artikel belast het bestuur met de selectie en opleiding van de toetsers. De toetsers dienen te voldoen aan nader door het bestuur te stellen eisen. Voor de uitvoering van een thematisch onderzoek of een incidentenonderzoek wordt het niet strikt noodzakelijk geacht dat de persoon die het onderzoek uitvoert accountant is.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt de periodiciteit van de toetsingen op ten minste eenmaal in de zes jaar. Het is daarmee derhalve niet uitgesloten dat in een periode van zes jaar meer dan een toetsing plaatsvindt. Dat kan aan de orde zijn bij thema-onderzoek of anderszins in gevallen waar een verhoogd risico aanleiding is voor een meer frequente toetsing.

Artikel 8

Dit artikel vormt de grondslag voor een (mede) op risico gerichte benadering van de toetsingen, door accountantspraktijken en accountantsafdelingen te verplichten jaarlijks een monitoringvragenlijst in te vullen. Een accountantspraktijk of accountantsafdeling kan op basis van risico-indicatoren aan een nader onderzoek worden onderworpen.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt het normenkader dat wordt betrokken bij de toetsing van een accountantspraktijk of een accountantsafdeling en de reikwijdte van de toetsing. Wettelijke controles die betrekking hebben op organisaties van openbaar belang worden van toetsingen op grond van deze verordening uitgesloten. Dergelijke onderzoeken blijven ook na inwerkingtreding van het convenant met de AFM voorbehouden aan de AFM.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt dat de toetsingen worden uitgevoerd aan de hand van toetsingsprogramma’s welke worden vastgesteld door het bestuur en van tevoren bekend zullen worden gemaakt.

Artikel 11

Dit artikel bepaalt dat het bestuur vaststelt welke accountantspraktijken en afdelingen in een jaar in aanmerking komen voor een toetsing. Verder bepaalt dit artikel dat een toetser of een toetsingsteam belast is met de uitvoering van de toetsing. Bij de aanwijzing van een toetser of bij de samenstelling van het toetsingsteam wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling.

Artikel 12

Dit artikel bepaalt dat de datum waarop een toetsing is gepland, ten minste zes weken van tevoren aan de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling bekend wordt gemaakt. Ook bepaalt dit artikel dat de naam van de toetser of de samenstelling van het toetsingsteam voor de toetsingsdatum bekend wordt gemaakt. Dit is van belang omdat er aanleiding kan bestaan voor de te toetsen accountantspraktijk of accountantsafdeling om één of meerdere toetsers te wraken. Onder omstandigheden kan het bijvoorbeeld zo zijn dat een accountantspraktijk niet getoetst wenst te worden door een openbaar accountant die is verbonden aan of werkzaam is bij een accountantspraktijk die in dezelfde regio dezelfde markt bedient.

Artikel 13

Dit artikel regelt de totstandkoming van het toetsingsverslag. Dit verslag wordt in concept opgesteld door de toetser of het toetsingsteam nadat zij eerst op hoofdlijnen de bevindingen met de accountantspraktijk of accountantsafdeling hebben besproken. De getoetste accountantspraktijk of accountantsafdeling kan op dit conceptverslag schriftelijk commentaar leveren. Met de verwerking van dit commentaar maken de toetsers het toetsingsverslag definitief. Op dit definitieve verslag kan de accountantspraktijk of accountantsafdeling nog een laatste keer reageren.

In het toetsingsverslag neemt de toetser of het toetsingsteam een voorstel voor een eindoordeel op. Ook als het voorstel luidt dat een ‘voldoende’ eindoordeel moet worden gegeven, kunnen in het conceptverslag toch aanbevelingen worden gedaan voor verbeteringen van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. In het geval het voorstel luidt dat een ‘voldoet niet en behoeft verbetering’ eindoordeel moet worden gegeven, neemt de toetser of het toetsingsteam in het voorstel aanwijzingen op voor maatregelen ter verbetering van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Diezelfde aanwijzingen dienen zij op te nemen als het voorstel luidt om een ‘voldoet niet’ eindoordeel te geven. Daarnaast wordt bij zo’n voorstel de ernst van de geconstateerde tekortkomingen gemotiveerd door de toetser of het toetsingsteam.

Artikel 14

In het geval zich over de uitvoering van een toetsing een meningsverschil voordoet tussen de toetser(s) en de accountantspraktijk of accountantsafdeling, dan doet het bestuur een bindende uitspraak in het geschil.

Artikel 15 en 16

Deze artikelen regelen de totstandkoming van een eindoordeel. In de eerste plaatst bepaalt artikel 15 dat het bestuur zich beperkt tot een marginale toetsing van het definitieve toetsingsverslag. Op basis van deze marginale toetsing en het commentaar van de accountantspraktijk of de accountantsafdeling op het definitieve toetsingsverslag wordt een eindoordeel vastgesteld. Het eindoordeel kan zijn voorzien van aanwijzingen of aanbevelingen.

Een eindoordeel na een toetsing kan als volgt luiden:

  • het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep;

  • het stelsel van kwaliteitsbeheersing behoeft verbetering en voldoet in opzet of werking op belangrijke onderdelen niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep;

  • het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep.

In het geval een eindoordeel luidt dat het stelsel verbetering behoeft en niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden, dan is de desbetreffende accountantspraktijk of accountantsafdeling gehouden een verbeterplan in te dienen. Dit verbeterplan dient te worden goedgekeurd. Daarnaast stelt het bestuur een termijn binnen welke het stelsel van kwaliteitsbeheersing in overeenstemming gebracht dient te zijn met de eisen die aan het stelsel van kwaliteitsbeheersing gesteld mogen worden. Met een hertoetsing na afloop van de termijn waarbinnen het stelsel van kwaliteitsbeheersing moet zijn aangepast, wordt geverifieerd of het stelsel van kwaliteitsbeheersing daadwerkelijk in overeenstemming is gebracht met de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Indien de uitkomst van een hertoetsing is dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet, dan zal in beginsel een advies aan het bestuur worden uitgebracht om een tuchtactie tegen de verantwoordelijke accountant(s) aanhangig te maken.

In het geval het eindoordeel enkel luidt dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet, dan is er sprake van zeer ernstige tekortkoming van het stelsel. In beginsel is dan de indiening van een klacht bij de Accountantskamer de aangewezen weg. In dergelijke gevallen volgt geen verbetertraject in de vorm van een verbeterplan, hetgeen overigens niet betekent dat de accountantspraktijk zich niet dient te verbeteren. De accountantspraktijk kwalificeert als een risico en zal dus extra worden gemonitord en zo nodig weer snel worden getoetst. De verordening legt de indiening van een tuchtklacht niet als verplichting op. Er zijn immers omstandigheden denkbaar waarin het niet opportuun is om zonder meer over te gaan tot de indiening van een tuchtklacht.

Artikel 17

In het geval een accountantspraktijk of een accountantsafdeling of een individuele accountant aanleiding ziet om het eindoordeel of het toetsingsverslag openbaar te maken, dan dienen de fundamentele beginselen uit de Verordening gedragscode in acht te worden genomen. Hierbij moet met name worden gedacht aan het beginsel van integriteit. Bij de openbaarmaking dient de datum te worden vermeld waarop de meest recente toetsing of hertoetsing plaatsvond. Op die wijze kan het maatschappelijk verkeer zich een oordeel vormen over de actualiteit van het eindoordeel of het toetsingsverslag.

Artikel 18 en 19

Deze artikelen bepalen dat het bestuur aan de hand van een vooraf vastgesteld thema onderzoeken uit kan voeren bij accountantspraktijken of accountantsafdelingen. In het geval het bestuur besluit tot een themaonderzoek, dient het een aantal zaken vooraf vast te stellen. Zo stelt het bestuur onder andere vast bij welke accountantspraktijken of accountantsafdelingen een themaonderzoek wordt uitgevoerd. Naar aanleiding van een uitgevoerd themaonderzoek stelt het bestuur een verslag vast. Het bestuur kan over het verslag een mededeling doen. In zo’n mededeling worden alleen geanonimiseerde gegevens opgenomen.

Artikel 20 en 21

Signalen uit het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld uit de pers, kunnen aanleiding vormen om nader onderzoek te verrichten naar een individuele accountant, een accountantspraktijk of een accountantsafdeling. Een signaal uit het maatschappelijk verkeer zal in de regel niet voldoende zijn om een klacht bij de Accountantskamer in te dienen. Een incidentenonderzoek moet uitwijzen of de indiening van een klacht is aangewezen en, zo dat het geval is, daarvoor de grondslag vormen.

Artikel 22 en 23

Deze artikelen regelen de gevallen waarin informatie over een accountantsorganisatie wordt verstrekt aan de AFM.

Artikel 24 en 25

Een accountantspraktijk of een accountantsafdeling kan in omstandigheden verkeren waarbij het niet opportuun is om een toetsing uit te voeren. De omstandigheden die aanleiding kunnen zijn om tijdelijk van een toetsing af te zien, zijn opgenomen in het eerste lid van artikel 24. Een voorbeeld van een omstandigheid die ertoe leidt dat tijdelijk wordt afgezien van een toetsing, is die waarbij het aannemelijk is dat een accountantspraktijk binnen afzienbare tijd ophoudt te bestaan. Een tijdelijke vrijstelling wordt verleend voor ten hoogste een jaar. Wel is het mogelijk de vrijstelling met een jaar te verlengen.

Accountantspraktijken of accountantsafdelingen kunnen ook in aanmerking komen voor een kwaliteitstoetsing door de SRA. Zo’n toetsing is bijvoorbeeld aan de orde als de accountantspraktijk lid is van de SRA. Om dubbele toetsingen te voorkomen, werkt de NBA samen met de SRA. Het stelsel van kwaliteitsborging van de SRA is daarvoor geaccrediteerd door de NBA. De accreditatie beoogt dubbele toetsingen te voorkomen. In de verordening wordt bepaald dat accountantspraktijken of accountantsafdelingen zijn vrijgesteld van toetsingen zolang zij (tevens) binnen het bereik van toetsingen door de SRA vallen. Met dit artikel is niet uitgesloten dat ook de stelsels van kwaliteitsborging van andere organisaties dan de SRA worden geaccrediteerd.

Artikel 26

Dit artikel regelt de accreditatie door de NBA van stelsels van kwaliteitsborging van koepelorganisaties.

Artikel 27

Dit artikel bepaalt dat de kosten van een accreditatie worden gedragen door de koepelorganisatie. De kosten worden gevormd door het aantal aangevangen dagdelen dat de toetsers gezamenlijk bij de koepelorganisatie aan de toetsing hebben besteed, vermenigvuldigd met het geldende tarief. Dit tarief wordt vastgesteld in een aparte verordening.

Artikel 28

Dit artikel regelt de geheimhouding van de gegevens welke zijn verkregen in het kader van een toetsing. Van deze gegevens kan geen ander gebruik worden gemaakt dan is bepaald in deze verordening, tenzij bij wet anders is bepaald.

Artikel 29

Dit artikel bepaalt dat het bestuur beslissingsbevoegd is in geschillen die procedureel van aard zijn.

Artikel 30

In de Wet op het accountantsberoep is een wettelijke grondslag opgenomen om de kosten van de werkzaamheden die de NBA verricht ter beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountant door te berekenen bij haar leden of bij de kantoren waarbij deze leden werkzaam zijn. Dit artikel brengt tot uitdrukking dat deze kosten aan de accountantspraktijk of de onderneming in rekening worden gebracht waar een accountant werkzaam is.

Artikel 31 tot en met 33

Met deze artikelen worden de verordeningen van het NIVRA en de NOvAA ingetrokken die betrekking hadden op de kwaliteitsbeoordelingen.

Artikel 34

Een bijzondere overgangsregeling is nodig voor procedures die in 2013 zijn gestart, maar bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet zijn afgerond. Ook is bepaald dat beslissingen die op basis van de ‘oude’ verordeningen zijn genomen, hun werking behouden met als grondslag deze verordening.

Artikel 35

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de citeertitel van de verordening.

Naar boven