TOELICHTING
Inhoud wijzigingsregeling
Artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 wijst de stukken aan waarvan,
indien deze in papieren vorm worden aangeboden, niet tevens een afschrift als bedoeld
in artikel 11, eerste lid, van de Kadasterwet behoeft te worden aangeboden. Het betreft
hier een afschrift, voorzien van een verklaring van eensluidendheid. In de gevallen
genoemd in artikel 4 vervaardigt de Dienst voor het Kadaster zelf het afschrift en
is aanbieding in tweevoud niet nodig.
Bij de in artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 genoemde stukken die
in papieren vorm worden aangeboden en waarvoor geen verplichting tot het aanbieden
van een afschrift voorzien van een verklaring van eensluidendheid geldt, gaat het
veelal om stukken die door particulieren of niet-juridische professionals worden aangeboden.
Voor deze groep wordt het in de praktijk als een niet geringe administratieve last
ervaren om te voldoen aan het formele vereiste van een afschrift als bedoeld in artikel
11, eerste lid, van de Kadasterwet.
Het niet voldoen aan de vereisten heeft tot gevolg dat de inschrijving moet worden
geweigerd en nader contact moet plaatsvinden tussen de aanbieder van het stuk en de
Dienst, waardoor de inschrijving van het stuk niet alleen ongewenste vertraging oploopt,
maar ook kosten ontstaan en het rechtsverkeer onnodig wordt belemmerd. In die situaties
is het efficiënter wanneer de Dienst zelf een afschrift vervaardigt dat voldoet aan
de eisen van de Kadasterwet. Aan de bestaande opsomming van de stukken worden twee
nieuwe onderdelen (o en p) toegevoegd. Het gaat hier om rechterlijke uitspraken en
besluiten van bestuursorganen.
Van het totaal aantal stukken dat ter inschrijving aan de Dienst wordt aangeboden
(2011: 669.200 akten/stukken), wordt 95% in elektronische vorm aangeboden en 5% in
papieren vorm.
De voorgestelde wijziging van artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994
staat los van de vereisten die andere artikelen van de Kadasterwet aan in te schrijven
stukken stellen. Zo blijft ingeval van een rechterlijke uitspraak het voorschrift
van artikel 25 Kadasterwet gelden dat een expeditie van een rechterlijke uitspraak
moet worden aangeboden. De wijziging van artikel 4 Uitvoeringsregeling Kadasterwet
1994 ziet er op dat van deze expeditie door de Dienst een afschrift voorzien van een
eensluidendverklaring wordt vervaardigd, zodat gewaarborgd is dat het afschrift qua
vorm voldoet aan de vereisten die de kadastrale regelgeving daaraan stelt. Dit geldt
ook met betrekking tot de stukken bedoeld in artikel 45, tweede lid, Kadasterwet.
Administratieve lasten
De toevoeging van de onderdelen o en p aan artikel 4 leidt tot een vermindering van
de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven. Niet langer worden
nadere eisen gesteld aan het in papieren vorm ter inschrijving aanbieden van de aan
de opsomming in artikel 4 nieuw toe te voegen stukken. Hierdoor wordt voorkomen dat
over die aangeboden stukken contact moet plaatsvinden tussen de Dienst en de aanbieder,
voordat aan de inschrijvingsvereisten is voldaan. Vertaald in cijfers betekent deze
vermindering van deze administratieve lasten het volgende. In 2011 zijn in totaal
3346 rechterlijke uitspraken en besluiten van bestuursorganen aangeboden die niet
voldeden aan de inschrijvingsvereisten. Uitgaande van een tijdsbesteding van gemiddeld
ongeveer een uur per akte/stuk is de tijdsbesparing voor burgers en bedrijfsleven
derhalve 3346 uur. De out-of-pocket kosten worden voor burgers en bedrijfsleven geschat
op ongeveer € 8,– per akte/stuk (telefoonkosten, enveloppen, briefpapier, postzegels
en kopieerkosten), hetgeen voor burgers en bedrijfsleven een totale kostenbesparing
per jaar van ongeveer € 26.768,– betekent.
De administratieve lasten aan de zijde van de Dienst lijken op het eerste gezicht
hoger te worden omdat de Dienst thans zelf afschriften van de aan de opsomming toe
te voegen stukken moet gaan vervaardigen die voldoen aan de inschrijvingsvereisten.
Echter, gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt (er hoeft geen contact meer plaats
te vinden met de aanbieder van die stukken), alsmede gelet op het feit, dat het in
de meeste gevallen enkel zal gaan om het plaatsen van een verklaring van eensluidendheid,
is ook hier een belangrijke kostenbesparing te behalen. Daarnaast kunnen de aangeboden
stukken eerder worden ingeschreven, waarmee de rechtszekerheid is gediend. Vertaald
in cijfers gaat het daarbij om het volgende. Per stuk dat niet aan de inschrijvingsvereisten
voldoet besteed de Dienst gemiddeld ongeveer een uur. Aan het vervaardigen van een
afschrift door de Dienst wordt gemiddeld ongeveer een half uur besteed, hetgeen voor
de dienst een besparing van 1673 uur per jaar betekent en in euro’s uitgedrukt een
bedrag van ongeveer € 83.650,– per jaar betreft. De out-of-pocket kosten bedragen
voor de Dienst per akte/stuk eveneens ongeveer € 8,–, hetgeen ook voor de Dienst een
kostenbesparing per jaar van ongeveer € 26.768,– betekent.
De totale besparing (bestede uren en out-of-pocket kosten) bedraagt voor de Dienst
derhalve ongeveer € 110.418,– per jaar.
Voorgenomen tijdstip inwerkingtreding
De regeling treedt in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze datum wijkt af van de systematiek
met betrekking tot de zogenoemde vaste verandermomenten. De reden daarvoor is dat
de wijziging leidt tot tijd- en kostenbesparingen voor zowel de Dienst als de doelgroep
(burgers en bedrijfsleven) en de doelgroep dus gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
De wijziging van de regeling vergt van de doelgroep geen grote aanpassingen op korte
termijn.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.