Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 24 januari 2013, nr. ienm/bsk-2013/11496, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 (vervallen voorschrift aanbieding afschrift)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 11, vierde lid, van de Kadasterwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • o. rechterlijke uitspraak;

  • p. besluit van een bestuursorgaan.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Inhoud wijzigingsregeling

Artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 wijst de stukken aan waarvan, indien deze in papieren vorm worden aangeboden, niet tevens een afschrift als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Kadasterwet behoeft te worden aangeboden. Het betreft hier een afschrift, voorzien van een verklaring van eensluidendheid. In de gevallen genoemd in artikel 4 vervaardigt de Dienst voor het Kadaster zelf het afschrift en is aanbieding in tweevoud niet nodig.

Bij de in artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 genoemde stukken die in papieren vorm worden aangeboden en waarvoor geen verplichting tot het aanbieden van een afschrift voorzien van een verklaring van eensluidendheid geldt, gaat het veelal om stukken die door particulieren of niet-juridische professionals worden aangeboden. Voor deze groep wordt het in de praktijk als een niet geringe administratieve last ervaren om te voldoen aan het formele vereiste van een afschrift als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Kadasterwet.

Het niet voldoen aan de vereisten heeft tot gevolg dat de inschrijving moet worden geweigerd en nader contact moet plaatsvinden tussen de aanbieder van het stuk en de Dienst, waardoor de inschrijving van het stuk niet alleen ongewenste vertraging oploopt, maar ook kosten ontstaan en het rechtsverkeer onnodig wordt belemmerd. In die situaties is het efficiënter wanneer de Dienst zelf een afschrift vervaardigt dat voldoet aan de eisen van de Kadasterwet. Aan de bestaande opsomming van de stukken worden twee nieuwe onderdelen (o en p) toegevoegd. Het gaat hier om rechterlijke uitspraken en besluiten van bestuursorganen.

Van het totaal aantal stukken dat ter inschrijving aan de Dienst wordt aangeboden (2011: 669.200 akten/stukken), wordt 95% in elektronische vorm aangeboden en 5% in papieren vorm.

De voorgestelde wijziging van artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 staat los van de vereisten die andere artikelen van de Kadasterwet aan in te schrijven stukken stellen. Zo blijft ingeval van een rechterlijke uitspraak het voorschrift van artikel 25 Kadasterwet gelden dat een expeditie van een rechterlijke uitspraak moet worden aangeboden. De wijziging van artikel 4 Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 ziet er op dat van deze expeditie door de Dienst een afschrift voorzien van een eensluidendverklaring wordt vervaardigd, zodat gewaarborgd is dat het afschrift qua vorm voldoet aan de vereisten die de kadastrale regelgeving daaraan stelt. Dit geldt ook met betrekking tot de stukken bedoeld in artikel 45, tweede lid, Kadasterwet.

Administratieve lasten

De toevoeging van de onderdelen o en p aan artikel 4 leidt tot een vermindering van de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven. Niet langer worden nadere eisen gesteld aan het in papieren vorm ter inschrijving aanbieden van de aan de opsomming in artikel 4 nieuw toe te voegen stukken. Hierdoor wordt voorkomen dat over die aangeboden stukken contact moet plaatsvinden tussen de Dienst en de aanbieder, voordat aan de inschrijvingsvereisten is voldaan. Vertaald in cijfers betekent deze vermindering van deze administratieve lasten het volgende. In 2011 zijn in totaal 3346 rechterlijke uitspraken en besluiten van bestuursorganen aangeboden die niet voldeden aan de inschrijvingsvereisten. Uitgaande van een tijdsbesteding van gemiddeld ongeveer een uur per akte/stuk is de tijdsbesparing voor burgers en bedrijfsleven derhalve 3346 uur. De out-of-pocket kosten worden voor burgers en bedrijfsleven geschat op ongeveer € 8,– per akte/stuk (telefoonkosten, enveloppen, briefpapier, postzegels en kopieerkosten), hetgeen voor burgers en bedrijfsleven een totale kostenbesparing per jaar van ongeveer € 26.768,– betekent.

De administratieve lasten aan de zijde van de Dienst lijken op het eerste gezicht hoger te worden omdat de Dienst thans zelf afschriften van de aan de opsomming toe te voegen stukken moet gaan vervaardigen die voldoen aan de inschrijvingsvereisten. Echter, gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt (er hoeft geen contact meer plaats te vinden met de aanbieder van die stukken), alsmede gelet op het feit, dat het in de meeste gevallen enkel zal gaan om het plaatsen van een verklaring van eensluidendheid, is ook hier een belangrijke kostenbesparing te behalen. Daarnaast kunnen de aangeboden stukken eerder worden ingeschreven, waarmee de rechtszekerheid is gediend. Vertaald in cijfers gaat het daarbij om het volgende. Per stuk dat niet aan de inschrijvingsvereisten voldoet besteed de Dienst gemiddeld ongeveer een uur. Aan het vervaardigen van een afschrift door de Dienst wordt gemiddeld ongeveer een half uur besteed, hetgeen voor de dienst een besparing van 1673 uur per jaar betekent en in euro’s uitgedrukt een bedrag van ongeveer € 83.650,– per jaar betreft. De out-of-pocket kosten bedragen voor de Dienst per akte/stuk eveneens ongeveer € 8,–, hetgeen ook voor de Dienst een kostenbesparing per jaar van ongeveer € 26.768,– betekent.

De totale besparing (bestede uren en out-of-pocket kosten) bedraagt voor de Dienst derhalve ongeveer € 110.418,– per jaar.

Voorgenomen tijdstip inwerkingtreding

De regeling treedt in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze datum wijkt af van de systematiek met betrekking tot de zogenoemde vaste verandermomenten. De reden daarvoor is dat de wijziging leidt tot tijd- en kostenbesparingen voor zowel de Dienst als de doelgroep (burgers en bedrijfsleven) en de doelgroep dus gebaat is bij spoedige inwerkingtreding. De wijziging van de regeling vergt van de doelgroep geen grote aanpassingen op korte termijn.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven