Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016

juli 2013

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit tot vaststelling van onderstaande regeling:

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuur:

het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

Fonds voor Cultuurparticipatie:

de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

actieve cultuurparticipatie:

kunstzinnige of erfgoedactiviteiten die door een amateur of vrijwilliger in de vrije tijd worden uitgevoerd;

Versterking Actieve Cultuurparticipatie

beleidsprogramma gericht op het ondersteunen van projecten om waardevolle vormen van actieve cultuurparticipatie inhoudelijk of organisatorisch toekomstbestendig te maken;

culturele activiteiten:

activiteiten die plaatsvinden op het gebied van kunst of op het gebied van erfgoed;

culturele instellingen:

verenigingen en stichtingen met een culturele doelstelling;

monitoring:

het door middel van periodieke peilingen zicht houden op zowel de uitvoering als op tussentijdse resultaten van de activiteiten die in het kader van deze regeling worden gesubsidieerd;

evaluatie:

het door middel van wetenschappelijk verantwoord onderzoek of door raadpleging van betrokkenen en deskundigen, al dan niet met gebruikmaking van monitorgegevens, tot een weloverwogen oordeel komen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van activiteiten die in het kader van deze regeling worden gesubsidieerd;

Artikel 1.2 Doel

Het bestuur kan aan rechtspersonen zonder winstoogmerk met een culturele doelstelling stimuleringssubsidies verstrekken die bijdragen aan één of meerdere van de drie programmaonderdelen van het beleidsprogramma Versterking Actieve Cultuurparticipatie zoals nader uitgewerkt in artikel 3.1 van deze regeling.

Artikel 1.3 Subsidieplafond

  • 1. Voor de periode 2013–2016 heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van stimuleringsubsidies, het uitvoeren van flankerend beleid en monitoring en evaluatie voor de versterking van de actieve cultuurparticipatie als bedoeld in paragraaf 3 van deze regeling: € 2.800.000.

  • 2. Een besluit tot het verhogen of verlagen van het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen op basis van wijzigingen in de Rijksbegroting en wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • 3. Het bestuur kan specifieke subsidieplafonds vaststellen voor de in artikel 3.1 van deze regeling onderscheiden programmaonderdelen. Tevens is het bestuur bevoegd om per aanvraagronde specifieke subsidieplafonds vast te stellen voor de projecttypen als bedoeld in artikel 3.2.

  • 4. Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds voor de programmaonderdelen, zoals bedoeld in het vorige lid, verhogen of verlagen.

  • 5. Het bestuur kan het bedrag als bedoeld in het eerste lid, dat niet is benut, herverdelen.

  • 6. Besluiten als bedoeld in het tweede, derde, vierde en vijfde lid, worden bekendgemaakt via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien een aanvrager reeds een instellingssubsidie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangt.

  • 2. Het bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, subsidie weigeren indien:

    • a) de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds een subsidie ontvangt van een van de rijkscultuurfondsen.

    • b) de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • c) de aanvrager niet voldoet aan de voor de betreffende instelling gebruikelijke normen met betrekking tot bestuur, toezicht en transparante verantwoording als bedoeld in de Code Cultural Governance, welke voor het eerst is vastgesteld in 2006;

    • d) de aanvraag afkomstig is van een onderwijsinstelling, uitgeverij of omroep organisatie;

    • e) de aanvraag onvoldoende aantoonbaar maakt dat er sprake zal zijn van inhoudelijke of organisatorische ontwikkeling danwel onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • f) de aanvraag redelijkerwijs gefinancierd kan worden uit het reguliere taakstellingbudget van de aanvrager danwel het activiteiten betreft die tot de reguliere doelstelling van de aanvrager horen;

    • g) de aanvraag overwegend receptieve of journalistieke activiteiten bevat;

    • h) de aanvraag primair gericht is op het realiseren van een beeld- of geluid registratie van bijvoorbeeld concerten en voorstellingen danwel tot doel heeft subsidie te verwerven voor investeringen in bedrijfsmiddelen of bouwkundige voorzieningen;

    • i) als de activiteit waarvoor wordt aangevraagd eerder start dan drie maanden na sluiting van de aanvraagronde overeenkomstig artikel 2.2 lid 1 of als de aanvraag afkomstig is van een aanvrager aan wie het in artikel 4.5 en 5.5 gemaximeerde aantal keren projectsubsidie is toegekend;

    • j) de aanvraag niet aansluit bij de thema’s die in een specifieke aanvraagronde gebruikt worden;

    • k) de aanvraag op een termijn van meer dan zes maanden voor de start van het project wordt ingediend;

    • l) de aanvraag een hoger bedrag dan beschreven in artikel 2.3 kent;

    • m) de aanvraag een sluitend dekkingsplan mist.

Artikel 1.5 Beperking

Een instelling kan nooit over enige periode tegelijkertijd meerdere subsidies voor dezelfde activiteiten ontvangen op basis van deze of andere deelregelingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Paragraaf 2: Procedure

Artikel 2.1 Aanvraag en aanvraagformulier

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 4 en 5, wordt digitaal ingediend via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier. Indien het wegens omstandigheden niet mogelijk is om de aanvraag digitaal in te dienen kan deze na overleg per post worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds voor Cultuurparticipatie en vergezeld gaat van de gevraagde bijlagen zoals op het formulier gemeld.

Artikel 2.2 Termijn voor indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag in een van de aanvraagrondes dient uiterlijk om 17:00 uur te zijn ontvangen op de dag waarop de aanvraagronde voor een van de projecten zoals omschreven in de artikelen 4.4 en 5.4 sluit.

  • 2. Indien een aanvraag, na een gehele of gedeeltelijke afwijzende beslissing, in de daarop volgende aanvraagronde nogmaals wordt ingediend, wordt die aanvraag binnen een periode van zes maanden na ontvangst van de eerste aanvraag zonder nader onderzoek afgewezen, tenzij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Worden nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bij de aanvraag vermeld, dan volgt nader onderzoek.

Artikel 2.3 Hoogte subsidie

  • 1. Bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie worden alleen de in de aanvraag begrote variabele projectkosten in aanmerking genomen, een en ander overeenkomstig de in artikel 1.2 verwoorde doelstelling.

  • 2. Het Fonds voor Cultuurparticipatie ondersteunt maximaal 50 procent van de in de aanvraag begrote variabele projectkosten met dien verstande dat het aandeel van het Fonds voor Cultuurparticipatie in de totale begrote variabele projectkosten minimaal € 5.000,– en maximaal € 80.000,– is, afhankelijk van het type project zoals uitgewerkt in paragraaf 4 en 5 van deze regeling.

  • 3. De in de begroting opgenomen post onvoorziene kosten mag maximaal 5% van de totale projectbegroting bedragen.

Artikel 2.4. Verdeling budget

  • 1. Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • C: niet honoreren.

  • 2. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen met het advies ’honoreren voor zover het budget dat toelaat’ te honoreren, worden de aanvragen in een rangorde geplaatst op basis van de van toepassing zijnde criteria.

  • 3. Het bestuur honoreert eerst de aanvragen met het advies ’honoreren’. Vervolgens worden de aanvragen met het advies ’honoreren voor zover het budget dat toelaat’ in rangorde geplaatst. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 4. De subsidie van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk is toegewezen wordt alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag, indien en zodra het bestuur het desbetreffende subsidieplafond verhoogt. Vervolgens wordt steeds de eerst daaropvolgende aanvraag toegewezen totdat het verhoogde subsidieplafond is bereikt.

Artikel 2.5 Besluit

Uiterlijk binnen 13 weken na het sluitingstijdstip van een aanvraagronde zoals bedoeld in artikel 2.2 lid 1, stelt het bestuur de aanvrager van zijn besluit in kennis. Indien niet binnen de gestelde termijn op de aanvraag kan worden beslist, stelt het bestuur de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij de termijn waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien.

Paragraaf 3: Versterking Actieve Cultuurparticipatie

Artikel 3.1 Programmaonderdelen

Een aanvraag voor een projectsubsidie onder deze regeling kan worden ingediend voor de volgende doeleinden:

  • a) versterking van de organisatiestructuur of vernieuwing van het aanbod van actieve cultuurparticipatie in de vrije tijd;

  • b) versterking actieve cultuurparticipatie onder de doelgroep ouderen;

  • c) het levend houden van immaterieel erfgoed;

Artikel 3.2 Type projecten

Een aanvraag op het gebied van een van de drie programmaonderdelen van deze regeling, zoals genoemd in artikel 3.1, kan worden ingediend voor twee type projecten:

  • a) beeldbepalende projecten;

  • b) voorbeeldprojecten.

Artikel 3.3 Beoordeling

  • 1. Aanvragen die voldoen aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen kunnen door het bestuur ter advies over de subsidiehoogte worden voorgelegd aan een adviescommissie.

  • 2. De ingediende aanvragen worden beoordeeld binnen het programmaonderdeel zoals bedoeld in artikel 3.1 waaronder zij vallen.

  • 3. Het bestuur neemt een besluit op de aanvraag.

Artikel 3.4 Criteria

  • 1. Alle aanvragen worden onderling tegen elkaar afgewogen en beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a) kwaliteit;

    • b) samenwerking; en

    • c) effect.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag op alle in het vorige lid genoemde criteria positief beoordeeld zijn.

Artikel 3.5 Duur

Een subsidieaanvraag voor een project onder deze regeling kan voor de looptijd van één dag tot twee jaar worden ingediend.

Paragraaf 4: Beeldbepalende projecten

Artikel 4.1 Waarvoor

Een aanvraag kan worden gedaan voor een beeldbepalend project op het gebied van actieve cultuurparticipatie dat één van de programmaonderdelen, genoemd in artikel 3.1, op landelijke schaal onder de aandacht brengt.

Artikel 4.2 Wie kan aanvragen

Een aanvraag kan worden gedaan door een culturele instelling die op zijn werkterrein geldt als boegbeeld en beschikt over aantoonbare ervaring op het gebied van projecten gericht op actieve cultuurparticipatie.

Artikel 4.3 Subsidiehoogte

Het minimaal aan te vragen en toe te kennen bedrag voor de gehele duur van het project is € 25.000 en het maximaal aan te vragen en toe te kennen bedrag is € 80.000.

Artikel 4.4 Aanvraagronde en sluitingsdata

  • 1. Er vindt gedurende de subsidieperiode 2013–2016 in beginsel één aanvraagronde per jaar plaats. Indien daartoe aanleiding bestaat kan het bestuur besluiten een extra aanvraagronde in te lassen en het resterende budget uit de eerste ronde daarnaar over te hevelen.

  • 2. Per aanvraagronde worden aanvragers via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie uitgenodigd om voor een thema, passend bij een van de programmaonderdelen zoals genoemd in artikel 3.1, een beeldbepalend project te ontwerpen.

Artikel 4.5 Maximaal aantal keer dat een aanvraag gehonoreerd kan worden

Gedurende de subsidieperiode 2013–2016 kan een aanvrager maximaal één keer subsidie ontvangen voor een beeldbepalend project.

Paragraaf 5: Voorbeeldprojecten

Artikel 5.1 Waarvoor

Een aanvraag kan worden ingediend voor een project dat een voorbeeldwerking heeft ten behoeve van de in artikel 3.1 beschreven programmaonderdelen en bijdraagt aan de inhoudelijke of organisatorische versterking van de actieve cultuurparticipatie.

Artikel 5.2 Wie kan aanvragen

Een aanvraag kan worden gedaan door een culturele instelling.

Artikel 5.3 Subsidiehoogte

Voor de totale duur van het project kan minimaal € 5.000 en minder dan € 25.000,00 worden aangevraagd en toegekend.

Artikel 5.4 Aanvraagronde en sluitingsdata

  • 1. Per aanvraagronde kunnen aanvragers hun aanvraag digitaal via de website indienen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • 2. Er vinden gedurende de subsidieperiode 2013–2016 in beginsel drie subsidierondes per jaar plaats.

  • 3. De sluitingtermijnen van de aanvraagrondes zijn: 15 januari, 15 april, 15 september.

  • 4. Er kan per aanvraagronde met een thema worden gewerkt.

Artikel 5.5 Maximaal aantal keer dat een aanvraag gehonoreerd kan worden

Gedurende de subsidieperiode 2013–2016 kan een aanvrager maximaal twee keer subsidie ontvangen voor een voorbeeldproject mits deze projecten in opzet, inhoud en uitvoering wezenlijk van elkaar verschillen.

Paragraaf 6: Verplichtingen en verantwoording

Artikel 6.1 Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger meldt zo spoedig mogelijk aan het bestuur als:

    • a) de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b) niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c) er aanzienlijke inhoudelijke, artistieke, organisatorische of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht tot evaluatie en monitoring van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt als bedoeld in artikel 3.2 onder a.

  • 3. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid van dit artikel opgenomen verplichtingen aan de subsidie verbinden.

Artikel 6.2 Verantwoording, voorschotten,vaststelling en betaling

De verantwoording, bevoorschotting,vaststelling en betaling van de subsidie geschiedt overeenkomstig het daarover bepaalde in hoofdstuk 8, 9, 10 en 11 van het Algemeen reglement van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

Paragraaf 7: Monitoring en Evaluatie

Artikel 7 Monitoring en evaluatie

Activiteiten als bedoeld in artikel 3.2 en die in het kader van deze regeling worden ontwikkeld en uitgevoerd worden gemonitord en geëvalueerd. Het monitoring en evaluatietraject wordt door het Fonds voor Cultuurparticipatie geïnitieerd.

Paragraaf 8: Overige Bepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

  • 1. Met de publicatie van de Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016 in de Staatscourant vervalt de Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016 zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 23 januari 2013.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst

  • 3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie, namens dit: J.J.K. Knol, directeur / voorzitter van het bestuur.

TOELICHTING

Inleiding

De Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie maakt deel uit van het programma Versterking Actieve Cultuurparticipatie van het Fonds voor Cultuurparticipatie waarvan de hoofdlijnen onder de noemer Innovatie Amateurkunst zijn neergelegd in het beleidsplan 2013–2016 van het Fonds voor Cultuurparticipatie dat is gepubliceerd op 30 januari 2012.

Met deze deelregeling wil het Fonds voor Cultuurparticipatie bijdragen aan een aantrekkelijk en duurzaam aanbod voor actieve cultuurparticipatie in ons land.

Amateurkunst en erfgoedactiviteiten in de vrije tijd hebben de belangstelling van zeer veel Nederlanders. De vorm waarin mensen deze activiteiten verrichten is op dit moment sterk aan verandering onderhevig. Internet biedt allerlei nieuwe presentatiemogelijkheden, het aanbod wordt steeds veelzijdiger, allerlei disciplines worden gecombineerd en traditionele organisatievormen verliezen terrein ten opzichte van lossere verbanden. Omdat deze veranderingen veel kansen voor de amateurkunst en erfgoedsector bieden, doen zij daarmee een groot beroep op het innovatievermogen van de sectoren. Dit vraagt om nieuwe vormen van artistieke en organisatorische deskundigheid.

Het Fonds wil met deze deelregeling beoefenaars, verenigingen en instellingen ondersteunen bij het inspelen op deze beschreven veranderingen en de veranderingen welke uitvoerig zijn geschetst door het Sociaal en Cultureel Planbureau in het rapport Toekomstverkenning kunstbeoefening1. Deze deelregeling is daarnaast ondersteunend aan de uitvoering van het UNESCO Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland.

De amateurkunstenaars en erfgoedvrijwilligers in Nederland zijn actief op een enorm breed werkterrein. Het beschikbare budget is niet toereikend om op alle denkbare deelgebieden activiteiten te ondersteunen. Binnen het programma van deze deelregeling2 is daarom gekozen voor een focus op drie specifieke programmaonderdelen waarmee op een aantal aspecten gewerkt kan worden aan de overkoepelende doelstelling, een aantrekkelijk en duurzaam aanbod van actieve cultuurparticipatie in ons land. Onder cultuurparticipatie in de vrije tijd worden expliciet ook begrepen activiteiten op het gebied van de community arts en nieuwe media. Community arts is in het beleidsplan aanvankelijk als afzonderlijk aandachtspunt opgenomen. Bij de uitwerking van de regeling is ervoor gekozen dit onderwerp op te nemen in de programmalijn ‘Versterking van de organisatiestructuur of vernieuwing van het aanbod van actieve cultuurparticipatie in de vrije tijd’.

De deelregeling kent een programma dat uit drie onderdelen bestaat:

  • A. Versterking van de organisatiestructuur of vernieuwing van het aanbod van actieve cultuurparticipatie in de vrije tijd;

    Verenigingen en instellingen staan voor de uitdaging om in te spelen op de wensen en mogelijkheden van de toekomstige kunstbeoefenaar en vrijwilliger. Zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau schetst, staat de huidige actieve cultuurparticipatie in het teken van vaak druk bezette beoefenaren, een grote verscheidenheid in voorkeuren, smaak en organisatievormen. Daarbij geldt dat de invloed van de nieuwe media enorm is toegenomen.

    Dit programmaonderdeel is er op gericht amateurverenigingen en vrijwilligersorganisaties in staat te stellen te werken aan de organisatorische versterking en verjonging van hun structuur. Gedacht kan worden aan projecten ter bevordering van deskundigheid, kennisoverdracht en samenwerken met aanverwante partners.

    Ook biedt dit programmaonderdeel de mogelijkheid om het aanbod voor actieve cultuurparticipatie op artistieke of inhoudelijke wijze te vernieuwen en daarbij in te spelen op de veranderingen, geschetst door het Sociaal en Cultureel Planbureau.3

  • B. De versterking van actieve cultuurparticipatie onder de doelgroep ouderen;

    Het aantal ouderen binnen de groep van amateurkunstenaars en erfgoedvrijwilligers groeit. In 2015 zijn drie miljoen Nederlanders 65 jaar of ouder en dit aantal groeit in de jaren daarna. Momenteel is 44% van de ouderen actief in kunst of erfgoed, het potentiële bereik is echter veel groter. Dit programmaonderdeel is erop gericht de cultuursector aan te moedigen passende vormen van actieve cultuurparticipatie te ontwikkelen voor de groeiende groep ouderen. Samenwerking tussen amateurverenigingen, ouderenorganisaties, kunst- en erfgoedinstellingen, zorginstellingen en bedrijfsleven wordt daarbij aangemoedigd.

  • C. Het levend houden van immaterieel erfgoed.

    Door de recente ratificatie van het UNESCO Verdrag Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed heeft Nederland de verplichting op zich genomen om de bescherming van het Nederlands immaterieel erfgoed te waarborgen. Vaak zijn het plaatselijke gemeenschappen die dit erfgoed levend en daarmee toekomstbestendig houden. Dit programmaonderdeel is er op gericht om waardevolle projecten te ondersteunen waarbij manieren worden ontwikkeld om waardevol immaterieel erfgoed over te dragen aan volgende generaties. In dit programmaonderdeel wordt samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en professionele culturele instellingen, alsmede creatieve industrie en toerisme gestimuleerd.

Wijzigingen ten opzichte van de regeling zoals gepubliceerd in de Staatscourant op 23 januari 2013

De Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016 die sinds 23 januari 2013 (hierna: VAC) van kracht is wordt ingetrokken, daarvoor in de plaatst treedt deze aangepaste versie. Reden hiervoor is dat het Fonds voor Cultuurparticipatie er aan hecht om rechtstreekser met de sector, aanvragers en het publiek te communiceren. Binnen de structuur van de VAC, een tenderregeling, is hiervoor slechts beperkt ruimte. Daarom is ervoor gekozen om aanvragen voor kleinschalige projecten op een andere manier te gaan beoordelen. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oude regeling worden hieronder toegelicht.

Subsidiemogelijkheid voor kleinschalige projecten komt te vervallen

De mogelijkheid voor het aanvragen voor kleinschalige projecten, zoals opgenomen in paragraaf 6 en artikel 3.2 onder c van de oude regeling, komt te vervallen.

Deelregeling Jij maakt het Mee Fonds voor Cultuurparticipatie

In de tweede helft van dit jaar zal het Fonds voor Cultuurparticipatie een aparte subsidieregeling voor dit type projecten publiceren onder de titel ‘Deelregeling Jij maakt het Mee Fonds voor Cultuurparticipatie’. Hierbinnen kan via een interactieve aanvraagprocedure een kleinschalig project tot € 5000 worden ingediend.

Het in mindering te brengen bedrag op het subsidieplafond van deze regeling ad € 300.000 zal hierna in zijn geheel worden toegevoegd aan de nader te publiceren ‘Deelregeling Jij maakt het Mee Fonds voor Cultuurparticipatie’.

Artikel 1.3 Subsidieplafond

Vanwege het schrappen van de subsidiemogelijkheid voor kleinschalige projecten zal het daarvoor bestemde budget ad € 300.000 in mindering worden gebracht op het totaal beschikbare budget. Hierdoor zal het subsidieplafond van deze regeling, zoals genoemd in artikel 1.3, naar beneden worden bijgesteld op € 2.800.000.

Artikel 1.4 Weigeringgronden

Aan artikel 1.4 is een nieuw eerste lid toegevoegd dat erop toeziet dat aanvragen afkomstig van een aanvrager die een instellingssubsidie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangt in alle gevallen wordt geweigerd. De inhoud van het oude artikellid 1 is verplaatst naar lid 2. Aan de subonderdelen bij dit tweede artikellid is een aantal nieuwe weigeringgronden toegevoegd. Het betreft hier een technische wijziging, welke ziet op het beter rubriceren van verkapte weigeringgronden, die eerder in artikel 2.2 lid 2 en 2.3 van de regeling vermeld stonden. Het oude lid 2 is geschrapt.

Maximale subsidiehoogte voorbeeldstellende projecten

Vanwege harmonisatie met de voorschriften voor subsidieverantwoording zoals gesteld in het Uniform Subsidie Kader (USK), is het onder deze regeling maximaal aan te vragen subsidiebedrag voor voorbeeldstellende projecten in artikel 5.3 gesteld op minder dan € 25.000,00. Hierdoor vallen alle subsidies voor voorbeeldstellende projecten binnen Arrangement I van het USK en kan een eenvoudigere toewijzing- en verantwoordingsprocedure worden toegepast.

De nieuwe versie van de Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016 is vastgesteld in de vergadering van het bestuur van het Fonds op 17 juni 2013 jongstleden.

Type projecten

Jaarlijks wordt er voor elk van de drie programmaonderdelen een subsidieplafond vastgesteld waarbinnen subsidies voor twee type projecten verleend kunnen worden, te weten:

  • A. beeldbepalende projecten;

    Een project geldt als beeldbepalend wanneer er naar verwachting sprake zal zijn van een grote publieke belangstelling, het zich in nationaal opzicht onderscheidt vanwege zijn unieke karakter danwel anderszins op bijzondere wijze bijdraagt aan de zichtbaarheid van de actieve participatie in de vrije tijd.

  • B. voorbeeld projecten;

    Een voorbeeldproject is een project dat wat betreft inhoud, opzet en/of uitvoering dermate aansprekend is dat het op landelijke schaal inspireert.

Flankerend beleid

Per programmaonderdeel wordt ter ondersteuning van de uitvoering van de regeling, flankerend beleid ontwikkeld. Het flankerend beleid is gericht op:

  • inspireren door middel van het vinden van goede projecten;

  • delen (kennisdeling); en

  • coachen (instellingen begeleiding meegeven).

Voor de uitvoering van het flankerend beleid wordt samenwerking met andere fondsen, private partners, het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed en het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst gezocht.

1. Algemene bepalingen

Doel

Binnen deze regeling worden stimuleringssubsidies verstrekt aan vrijwilligersorganisaties, amateurverenigingen en andere instellingen met een culturele doelstelling die beschikken over rechtspersoonlijkheid. Onder ‘rechtspersonen’ worden in het kader van deze regeling naast privaatrechtelijke rechtspersonen ook de publiekrechtelijke rechtspersonen verstaan. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn rechtspersonen die tot de overheid behoren, waaronder gemeentelijke diensten.

Artikel 1.3 Subsidieplafonds

Gedurende de periode 2013–2016 heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie per kalenderjaar een totaal bedrag van 2.800.000,– euro beschikbaar voor het verstrekken van subsidies onder deze regeling en het uitvoeren van flankerend beleid en monitoring en evaluatie. Indien de Rijksbegroting noopt tot wijziging van het subsidieplafond, maakt het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie dit bekend via de website van het Fonds. Naast aanpassing van het totale subsidieplafond is het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie bevoegd om specifieke subsidieplafonds vast te stellen. Bedoelde specifieke aanpassingen worden vastgesteld voorafgaande aan de eerstvolgende aanvraagronde als bedoeld in artikel 4.4 en 5.4 van de deelregeling.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

sub c: good governance: scheiding bestuur en uitvoering

Bij het vaststellen van de naleving van de normen wordt de Code Cultural Governance, vastgesteld in 2006 gehanteerd. Voor de vindplaats hiervan zie de website van Cultuur en Ondernemen. Het Fonds gaat onder andere na of bij de aanvrager het bestuur en de uitvoering van elkaar gescheiden zijn.

sub e: inhoudelijke of organisatorische ontwikkeling

In de aanvraag moet helder worden toegelicht welke inhoudelijke of organisatorische ontwikkeling door het project teweeg wordt gebracht. Dit betekent dat in elk geval concreet omschreven is welke inhoud, opzet en uitvoering het project krijgt en (indien van toepassing) met welke methodiek wordt gewerkt. De aanvraag dient zicht te geven op de verwachte ontwikkeling die door het project tot stand wordt gebracht bij de aanvrager en betrokken deelnemers.

sub f: reguliere taakstelling

Gezien het stimuleringskarakter van de regeling kunnen hiervoor geen activiteiten worden opgevoerd die tot de reguliere doelstelling van de aanvrager kunnen worden gerekend. Hierbij is te denken aan het reguliere cursorische aanbod van een Centrum voor de Kunsten of de periodieke uitvoering van een concert of theater- of dansvoorstelling door een koor, orkest of gezelschap.

sub g: overwegend receptieve en journalistieke activiteiten

Met overwegend wordt bedoeld dat meer dan de helft van de geplande activiteiten uit het projectplan niet gericht is op actieve participatie van de deelnemers zelf of dat het gericht is op journalistieke activiteiten.

sub i en k: startdatum activiteiten

Bij podiumkunsten vormt de datum waarop de repetities beginnen het moment van aanvang van de activiteit. De drie maanden termijn is nodig voor het Fonds voor Cultuurparticipatie om te beoordelen of een aanvraag voor subsidie in aanmerking komt. Derhalve is het niet mogelijk om een aanvraag toe te laten die nog voor het verstrijken van de beoordelingstermijn start. Als indiendatum voor aanvragen geldt in alle gevallen het tijdstip waarop de betreffende aanvraagronde in gevolge artikel 2.2. lid 1 sluit en niet het eventuele eerdere moment waarop een aanvraag digitaal is ontvangen.

sub j: thema’s

Het bestuur van het Fonds kan aan een aanvraagronde een thema toekennen. Om in aanmerking te komen voor subsidie zal een aanvraag aan het thema moeten zijn verbonden. Aanvragen die niet bij het thema aansluiten zullen niet in behandeling worden genomen.

2. Procedure

Artikel 2.3 lid 1: variabele projectkosten

Bij het vaststellen van de hoogte van de bijdrage worden alleen variabele projectkosten in aanmerking genomen die relevant zijn in het licht van de ondersteuningsmogelijkheden zoals verwoord in artikel 3.1. Lasten die op enigerlei wijze tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals bijvoorbeeld uniformen, atelierinrichting, filmcamera’s, muziekinstrumenten en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteit zijn gericht komen niet voor ondersteuning in aanmerking.

Indiening en behandeling

Aanvragen worden bij voorkeur digitaal ingediend via het aanvraagsysteem Award Information Management System (AIMS) dat bereikbaar is via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Hiervoor is een account en inlogcode nodig die aangevraagd kan worden door een contactformulier in te vullen dat te vinden is op de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Wij raden instellingen aan om tijdig een account en inlogcode aan te vragen. De verwerkingstijd hiervoor is in beginsel één werkdag.

De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds voor Cultuurparticipatie geformuleerde vragen. Het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen per projectsoort zijn digitaal beschikbaar. De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een duidelijk beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen.

De uiterste indieningtermijn van een ronde sluit steeds om 17.00 uur op de in de regeling genoemde data. Indien een van de gestelde sluitingsdata in het weekend of op een feestdag valt wordt de termijn overeenkomstig de Algemene Termijnenwet verlengd.

Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het aanvraagformulier en de modelbegroting volledig en juist zijn ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, wordt de aanvraag in behandeling genomen. Na sluiting van een aanvraagronde kan geen aanvullende informatie meer worden aangeleverd. Let er dus op dat uw aanvraag compleet en voldoende helder is, omdat er geen mogelijkheid is om hierover te corresponderen. Vanwege de zogenaamde tenderconstructie waarop deze regeling is gebaseerd worden er op het voorgaande geen uitzonderingen gemaakt.

3. Versterking Actieve Participatie

Artikel 3.4 criteria:

Kwaliteit:

Het Fonds streeft ernaar om waardevolle projecten te ondersteunen. Daarom worden projecten getoetst op:

  • artistieke of inhoudelijke kwaliteit;

    Daarbij wordt getoetst hoe het project bijdraagt aan de artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de aanvrager of de deelnemers;

  • organisatorische kwaliteit;

    Daarbij wordt bekeken of het plan vergezeld gaat van een deugdelijk projectplan met een duidelijke doelstelling; een heldere realistische planning en begroting en in hoeverre de betrokken uitvoerders ervaring hebben met het succesvol uitvoeren van vergelijkbare projecten.

  • de redelijkheid van de begroting;

    Bij de beoordeling van de begroting wordt bekeken of er een redelijke verhouding bestaat tussen het aangevraagde bedrag en de bijdrage van andere financiers. Ook zal gekeken worden wat het effect van de subsidiebijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie is in relatie tot de hoogte van het gevraagde bedrag. Wanneer in de begroting een financiële vergoeding voor amateurs wordt opgevoerd zal aansluiting gezocht worden bij de door de belastingdienst vastgestelde gageregeling.

  • relevantie / urgentie van een project;

    Daarbij wordt bekeken of aantoonbaar gemaakt wordt waarom een bepaald project belangrijk is en uitgevoerd zou moeten worden. Het is noodzakelijk om een duidelijke schets van de context te geven waarin een organisatie opereert en waaruit blijkt dat de gekozen aanpak actueel en relevant is.

Samenwerking:

Het Fonds voor Cultuurparticipatie vindt het van belang dat aanvragers door samenwerking ervoor zorgen dat de slagkracht van het project en de organisatie vergroot worden. Samenwerking kan van belang zijn in de ontwerpfase (kennis, hulpbronnen), tijdens de uitvoering (hulpbronnen, capaciteit, leerprocessen) of voor de impact van het project op de maatschappij (duurzaam effect, overdraagbaar, voorbeeldwerking organiseren). Daarom worden projecten getoetst op:

  • of er in voldoende mate in een of meerdere fases van het project sprake is van inhoudelijke uitwisseling tussen amateurkunstenaars/erfgoed vrijwilligers onderling dan wel tussen amateurkunstenaars/erfgoed vrijwilligers en professionals; en/of

  • in hoeverre er gedurende een van de fases van het project op succesvolle wijze een innovatieve samenwerking met aangrenzende gebieden (overige culturele instellingen, creatieve industrie, (lokaal) bedrijfsleven, welzijn, zorg etc) wordt bewerkstelligd.

Effect:

Het Fonds voor Cultuurparticipatie toetst de aanvragen op de verwachte meerwaarde voor de doeleinden van de regeling. Daarom worden de aanvragen getoetst op:

  • duurzame opbrengsten (effect op de langere termijn);

  • verbetering in de aansluiting op de wensen en mogelijkheden van de doelgroep;

  • overdraagbaarheid van de aanpak (methodiek beschrijving).

Beoordeling op de verschillende deelcriteria leidt tot een totaal waardering van respectievelijk de criteria kwaliteit; samenwerking en effect. Bedoelde totaal waardering wordt uitgedrukt in een cijfer, waarvoor geldt dat het cijfer op zichzelf staat en geen directe vergelijking met andere aanvragers betreft. Ten tijde van de desbetreffende beoordelingsronde zal de beoordelingsmethode op de website van het Fonds worden gepubliceerd.

4.5. Beeldbepalende projecten en Voorbeeldprojecten

Aanvraagronden en sluitingsdata.

Aanvragen voor voorbeeldprojecten kunnen drie keer per jaar worden ingediend. De sluitingsdata zijn 15 januari, 15 april en 15 september. Voor het jaar 2013 geldt dat de februarironde vervalt. De beeldbepalende projecten kunnen één keer per jaar worden ingediend, aansluitend bij een van de aanvraagrondes.

Het projectplan dient in ieder geval de volgende elementen te bevatten:

  • Algemene projectinformatie

  • Doelstellingen en bijdrage aan het programmaonderdeel

  • Doelgroep informatie

  • Toelichting op de financiering voorzien van begroting en dekkingsplan

  • Toelichting op de wijze waarop het project verankerd wordt

  • Monitoring en evaluatie

  • Uitvoering/activiteiten

6. Verplichtingen en verantwoording

Veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring van het project moeten worden gemeld. Van een wezenlijke verandering is bijvoorbeeld sprake als de activiteiten niet of anders worden uitgevoerd en/of wanneer prestatieafspraken niet worden nagekomen. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden. Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds voor Cultuurparticipatie de subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Dit komt geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds voor Cultuurparticipatie om te bepalen of sprake is van een wezenlijke verandering. In elk geval is sprake van een wezenlijke verandering indien minder activiteiten worden gerealiseerd dan afgesproken of wanneer er veranderingen zijn ten aanzien van bepalende betrokkenen uit het team.

Voor de afronding van beeldbepalende projecten dient een inhoudelijke verslag te worden toegestuurd. Dit verslag moet in ieder geval bestaan uit:

  • een beschrijving van de gerealiseerde activiteiten en een overzicht van het aantal activiteiten

  • de locatie van de activiteit

  • het effect van de activiteit voor de organisatie en/of sector

  • het aantal deelnemers/bezoeken per activiteit

  • het aantal deelnemers/bezoeken per jaar

Het Fonds voor Cultuurparticipatie behoudt zich het recht voor nader toezicht uit te oefenen als de verantwoording of overige informatie daartoe aanleiding geeft.

7. Monitoring en Evaluatie

Instellingen die subsidie ontvangen zijn verplicht tot monitoring en evaluatie. Het Fonds voor Cultuurparticipatie zal in nauwe samenwerking met Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst een landelijk monitor- en evaluatietraject ontwikkelen waaraan de instellingen dienen deel te nemen. Het Fonds voor Cultuurparticipatie werkt met het genoemde kennisinstituut ook aan (overige) flankerende activiteiten bij de deelregeling. Met betrekking tot immaterieel erfgoed wordt samengewerkt met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed.

8. Tot slot

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.


X Noot
1

Van den Broek, A. Toekomstverkenning kunstbeoefening. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010.

X Noot
2

Verwezen wordt naar artikel 3.1 van de Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie.

X Noot
3

Zie voetnoot 1.

Naar boven