Protonentherapie is een nieuwe vorm van radiotherapie die in Nederland nog niet wordt
toegepast. Met het specifiek onderbrengen van protonentherapie onder artikel 2 van
de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv) wil ik bereiken dat:
Om bovengenoemde doelen te kunnen realiseren, dienen de zorgaanbieders die een vergunning
aanvragen voor protonentherapie aan de hierna volgende voorwaarden te voldoen.
-
1. De vergunningaanvrager toont aan dat hij voldoet aan de voor de protonentherapie relevante
kwaliteitscriteria zoals die door de beroepsgroepen Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie
en Oncologie (NVRO) en Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF) zijn vastgesteld.
Verder moet niet gebleken zijn dat de vergunningaanvrager niet aan de criteria voldoet
die gelden voor het leveren van verantwoorde zorg.
Toelichting
Mocht blijken dat de vergunningaanvrager niet voldoet aan de voorwaarden voor verantwoorde
zorg, zoals die onder meer voortvloeien uit de Kwaliteitswet zorginstellingen, ook
als deze niet onmiddellijk te maken hebben met het (gaan) aanbieden van protonentherapie,
dan kan de vergunning geweigerd worden.
-
2. De vergunningaanvrager toont aan dat de medische verantwoordelijkheid voor protonenbehandeling
berust bij één of meerdere bestaande zorgaanbieders voor radiotherapie. Deze zorgaanbieder
moet in staat zijn state-of-the-art oncologische zorg te bieden. De vergunningaanvrager
die kinderen tot en met 18 jaar behandelt, moet bovendien gesitueerd zijn op of direct
naast het terrein van de bestaande zorgaanbieder (hospital-based).
Toelichting
De bestaande zorgaanbieder heeft expertise en ervaring opgebouwd met het aanbieden
van radiotherapie opgebouwd, die van groot belang zijn bij protonentherapie. Allereerst
heeft de zorgaanbieder voor radiotherapie de medische kennis om patiënten te kunnen
indiceren, waarna een behandelplan voor de patiënt wordt opgesteld. Daarnaast is de
kennis aanwezig om met moderne en geavanceerde beeldvormende technieken de positionering
van patiënten tijdens de bestraling te verifiëren.
Over de voorwaarde dat de vergunningaanvrager gesitueerd moet zijn op het terrein
van de bestaande zorgaanbieder, heb ik advies gevraagd aan de Raad Kwaliteit van de
Orde van Medisch Specialisten. De Raad Kwaliteit geeft aan dat er onvoldoende wetenschappelijk
basis is om het criterium hospital-based aan te bevelen noch af te wijzen. Dat is
ook niet mogelijk: het gaat om een relatief nieuwe verrichting, die nog niet uitontwikkeld
is, zodat er nog niet voldoende ervaring is om evidence based argumenten hiervoor
te verzamelen. Het opbouwen van voldoende ervaring is juist één van de reden om deze
verrichting via de WBMV te concentreren. Het advies moet volgens de Raad Kwaliteit
gezien worden als een expert opinion van een grote groep medisch specialisten uit
alle wetenschappelijke verenigingen.
De Raad Kwaliteit vindt het redelijk en zinvol om hospital-based als voorwaarde voor
protonentherapie toe te passen. Eén van de overwegingen die de Raad Kwaliteit noemt
is dat protonentherapie toegepast bij kinderen eigenlijk altijd gepaard dient te gaan
met vormen van sedatie. De multidisciplinaire richtlijn ‘sedatie en/of analgesie bij
kinderen op locaties buiten de OK’ omvat adviezen die naar de mening van de Raad Kwaliteit
voor de gehele groep van kinderen moeilijker te realiseren zal zijn buiten het ziekenhuis.
Ik neem dit gedeelte van het advies over. De overige overwegingen acht ik niet zodanig
zwaarwegend dat ik de voorwaarde van hospital-based voor de overige indicaties zal
hanteren.
-
3. De vergunningaanvrager is een universitair medisch centrum, of heeft een samenwerkingsverband
met een universitair medisch centrum.
Toelichting
De zorg voor patiënten, waaronder de protonentherapie, dient state-of-the-art te zijn,
en daarnaast gekoppeld te worden aan wetenschappelijk onderzoek conform de hierna
volgende voorwaarden. Universitair medische centra hebben bij uitstek de infrastructuur
en de faciliteiten om dit te borgen.
-
4. De vergunningaanvrager toont aan dat zijn protonenfaciliteit technisch geschikt is
voor behandeling van alle typen van aandoeningen die vallen binnen de geaccepteerde
indicaties van het CVZ en binnen de indicaties die voor acceptatie redelijkerwijs
zijn te voorzien.
Toelichting
Met de afgifte van een beperkt aantal vergunningen zal de capaciteit van protonenbehandeling
geconcentreerd blijven. Het is dan ook van belang dat de protonenversneller geschikt
is om alle typen van patiënten met een huidige of redelijkerwijs te voorziene CVZ-indicatie
te behandelen. Voorkomen moet worden dat een geïndiceerde patiënt niet geholpen kan
worden vanwege technische beperkingen van de protonenfaciliteit. De beschikbare capaciteit
kan bovendien beter worden benut. Gekozen is voor de term redelijkerwijs te voorzien’
omdat het huidige indicatiegebied zich kan uitbreiden in de loop der tijd. Dit laat
onverlet de mogelijkheid dat de vergunning kan worden beperkt tot de behandeling van
patiënten binnen een beperkt aantal indicaties.
-
5. De vergunningaanvrager dient van alle patiënten die met protonentherapie worden behandeld
uniforme gegevens te verzamelen met betrekking tot ondermeer demografie, tumorlocatie,
behandeling en behandeluitkomsten. De infrastructuur moet hierop aantoonbaar zijn
ingericht.
Toelichting
Een goede en weloverwogen verdere introductie van protonenbestraling in Nederland
vereist prospectief klinisch wetenschappelijk onderzoek, waarbij de behaalde behandelresultaten
kunnen worden vergeleken met de huidig gebruikte fotonenbestraling. De klinische validering
van de meerwaarde van protonen kan worden bepaald door middel van gerandomiseerde
studies of door middel van prospectieve cohortstudies met historische vergelijkingen.
Om dit betrouwbaar te kunnen doen, moeten behandelresultaten op gestructureerde en
gestandaardiseerde wijze worden vastgelegd van zowel de thans in gebruikzijnde radiotherapie
technieken als van de patiënten die behandeld gaan worden met protonen. De opzet van
een infrastructuur voor prospectieve dataverzameling is complex en vereist in het
algemeen veel tijd. Om in aanmerking te komen voor een vergunning moeten vergunningaanvragers
beschikken over een aantoonbare infrastructuur voor prospectieve dataverzameling van
gegevens met betrekking tot demografie, tumoruitbreiding, behandeling en follow up,
waaronder lokale tumorcontrole, overleving, acute en late bijwerkingen en kwaliteit
van leven voor de in de CVZ genoemde indicatiegebieden.
Als de vergunningen zijn verleend, dienen de vergunninghoudende zorgaanbieders afspraken
te maken om de patiëntgegevens op de zelfde wijze te verzamelen. Dit is als vergunningvoorschrift
vermeld en nader uitgewerkt in bijlage 3.
-
6. De vergunningaanvrager toont aan dat hij binnen vier jaar na verlening van de vergunning
kan starten met de behandeling van patiënten.
Toelichting
Patiënten met aandoeningen die vallen binnen de indicaties van het CVZ kunnen onder
voorwaarden aanspraak maken op protonentherapie. Zolang er geen mogelijkheid in Nederland
bestaat voor protonentherapie en de behandelcapaciteit in het buitenland beperkt is,
zijn de meeste patiënten vooralsnog aangewezen op fotonentherapie. Daarom is het van
groot belang dat zo snel mogelijk kan worden gestart met protonentherapie in Nederland.
-
7. De vergunningaanvrager toont aan dat hij beschikt over state-of-the-art beeldvormende
technieken.
Toelichting
De in de CVZ rapporten genoemde indicaties vereisen verschillende technische oplossingen.
Gezien het feit dat protonentherapie in slechts een beperkt aantal centra beschikbaar
zal komen, dient het centrum alle door het CVZ geïndiceerde aandoeningen effectief
te kunnen behandelen.
Protonentherapie biedt de mogelijkheid om tumoren nauwkeuriger te bestralen en gezonde
weefsels te ontzien. Deze grotere nauwkeurigheid vereist een exacte bepaling van het
tumorgebied. Dit gebeurt met geïntegreerd gebruik van moderne beeldvorming, zoals
CT, MRI en PET-CT. Alleen op deze wijze kan protonentherapie veilig en effectief worden
toegepast.
-
8. De vergunningaanvrager dient een onderzoeksprogramma voor te leggen dat duidelijkheid
zal verschaffen over de meerwaarde en kosteneffectiviteit van protonentherapie ten
opzichte van fotonentherapie bij de aandoeningen die vallen binnen de geaccepteerde
indicaties van het CVZ.
Toelichting
Het onderzoek is gericht op de vaststelling van de exacte meerwaarde van protonentherapie
ten opzichte van bestaande behandelingen zoals fotonentherapie. Hieraan dienen de
studies naar kosteneffectiviteit te zijn gekoppeld. De (tussen)resultaten van het
onderzoeksprogramma dienen vier jaar na het starten met protonentherapie te zijn opgeleverd.
-
9. De vergunningaanvrager legt een plan van aanpak voor om na de start van de eerste
protonenbehandelingen de protonenfaciliteit zo snel mogelijk vol in bedrijf te hebben.
Het plan moet voorzien zijn van een adequate businesscase inclusief een financiële
onderbouwing.
Toelichting
Het duurt enkele jaren voordat een protonenversneller vol in bedrijf kan zijn. Dat
betekent dat er in het begin minder patiënten worden geholpen. Deze aanlooptijd (ramp-up
periode) is nodig om de techniek rond de versneller te testen en af te stellen en
het personeel op te leiden. De ramp-up periode dient niet langer te zijn dan 36 maanden.
-
10. De vergunningaanvrager toont aan dat hij over expertise en ervaring met betrekking
tot klinisch en technologisch wetenschappelijk onderzoek beschikt, dat relevant is
voor protonentherapie. De relevantie heeft ondermeer betrekking op verbetering van
beeldvormende technieken.
De vergunningaanvrager toont tevens aan dat klinisch en technologisch onderzoek en
ontwikkeling goed zijn geïntegreerd.
Toelichting
Internationale acceptatie van de meerwaarde van protonenbehandeling binnen de medische
wereld vereist dat de kwaliteit van het onderzoek goed is en dat de resultaten worden
gepubliceerd in peer reviewed internationale tijdschriften. Zorgaanbieders die willen
starten met protonentherapie moeten kunnen laten zien dat zij in staat zijn om zelfstandig
prospectieve klinische studies te doen, af te ronden en hierover te kunnen rapporteren
in peer reviewed internationale tijdschriften. De vergunningaanvragers moeten beschikken
over een aantoonbare en sterke reputatie op het gebied van wetenschappelijk onderzoek,
dat relevant is voor protonentherapie, in de vorm van publicaties. Dit biedt de beste
garantie dat wetenschappelijke onderzoeksprojecten met betrekking tot protonenradiotherapie
succesvol kunnen worden afgerond en ook daadwerkelijk leiden tot publicaties in internationale
peer reviewed tijdschriften.
Ter beoordeling van de expertise en ervaring op dit vlak worden als relevante publicaties
in acht genomen de publicaties van de laatste 5 jaar, die elektronisch beschikbaar
zijn via PubMed (periode 2007 tot nu) en/of andere elektronische databases. De publicatie
moet zijn geschreven door (een) medewerker(s) van de vergunningaanvrager.
-
11. De vergunningaanvrager dient een onderzoeksprogramma voor te leggen naar de mogelijkheden
om de behandelcapaciteit van de protonenfaciliteit verder te vergroten.
Toelichting
Het onderzoek is gericht op verbetering van de techniek en logistiek van de patiëntenstroom
om meer patiënten met protonentherapie te kunnen behandelen. Daarmee kunnen ook de
kosten van de behandeling worden verlaagd. De ambitie van de vergunningaanvrager moet
zijn om het aantal patiënten per jaar op termijn substantieel te verhogen met inachtneming
van de indicatiestelling.
De (tussen)resultaten van het onderzoeksprogramma dienen eind 2020 te zijn opgeleverd.
Zorgaanbieders die in aanmerking willen komen voor een vergunning voor protonentherapie
kunnen hiervoor tot en met 30 augustus 2013 een aanvraag indienen bij de Minister
van VWS, p/a de directeur Curatieve Zorg, Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag. Zij dienen
bij de vergunningaanvraag aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden, die in
bijlage 2 zijn opgenomen.
Om voor een vergunning in aanmerking te komen dient een vergunningaanvrager te voldoen
aan alle voorwaarden. Ik zal een commissie, samengesteld uit externe deskundigen en
vertegenwoordigers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, vragen de vergunningaanvragen
te toetsen aan de voorwaarden, de vergunningaanvragen aldus te beoordelen en mij daarover
te adviseren.