Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 juli 2013, nr. JOZ/524032, houdende voorschriften met betrekking tot de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief speciaal onderwijs (Regeling landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 45, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

commissie:

landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 45 van de Wet op de expertisecentra;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra.

Artikel 2. Instelling commissie

Er is een landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief, hierna: de commissie.

Artikel 3. Samenstelling en deskundigheid

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste drie leden met verschillende deskundigheden. De leden worden benoemd op gezamenlijke bindende voordracht van de landelijke ouderorganisaties, de landelijke patiënten- en gehandicaptenorganisaties en de sectororganisaties.

  • 2. De commissie is zodanig samengesteld dat zij beschikt over (ortho)pedagogische, psychologische, onderwijskundige, maatschappelijke, bestuurlijke, juridische en medische deskundigheid. Voor de behandeling van ieder ingediend geschil kiest de commissie uit haar leden één voorzitter en twee leden. De commissie bepaalt welke samenstelling bij de behandeling van het geschil het meest geschikt is.

  • 3. De leden mogen geen deel uitmaken van het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en zij functioneren zonder last of ruggespraak.

Artikel 4. Benoeming en ontslag leden commissie

  • 1. De leden worden benoemd en ontslagen door de minister.

  • 2. De leden worden benoemd voor een periode van één jaar.

  • 3. De leden worden ontslagen indien zij daarom verzoeken.

Artikel 5. Afhandeling geschillen

  • 1. De commissie zendt haar oordeel aan het bevoegd gezag en een afschrift van haar oordeel aan de ouders.

  • 2. Het bevoegd gezag van de school die het oordeel van de commissie heeft ontvangen, deelt schriftelijk aan de ouders en aan de commissie mee wat er met het oordeel wordt gedaan. Indien de beslissing van het bevoegd gezag van de school afwijkt van het oordeel van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.

Artikel 6. Werkwijze

De commissie bepaalt haar eigen werkwijze. De werkwijze van de commissie wordt vastgelegd in een reglement.

Artikel 7. Vergoeding

  • 1. De voorzitter, de andere leden en de plaatsvervangende leden van de commissie ontvangen, voor zover artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies niet van toepassing is, per vergadering een vergoeding.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de andere leden en de plaatsvervangende leden van de commissie bedraagt maximaal 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt maximaal 130% van het bedrag, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland.

  • 5. Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag worden als één vergadering aangemerkt.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2013 en vervalt met ingang van 1 augustus 2014.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

TOELICHTING

Algemeen

Waar is deze regeling voor bedoeld?

Deze regeling geeft nadere voorschriften voor de invulling van de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief in het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Achtergrond en context

De Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 2012, 545) heeft tot doel een kwaliteitsverbetering in het (voortgezet) speciaal onderwijs tot stand te brengen. Deze wet verplicht scholen met ingang van 1 augustus 2013 tot het vaststellen van een ontwikkelingsperspectief voor alle leerlingen en schrijft eveneens voor dat scholen hierover op overeenstemming gericht overleg met ouders dienen te voeren en de voortgang van de ontwikkeling van de leerlingen moeten registreren. Als ouders het niet eens zijn met het vastgestelde ontwikkelingsperspectief, dan kunnen zij hierover een oordeel vragen aan de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief.

Met betrekking tot de instelling van de nieuwe tijdelijke landelijke geschillencommissie voor geschillen over het ontwikkelingsperspectief tussen ouders en bevoegd gezag in het (voortgezet) speciaal onderwijs is bepaald dat bij ministeriële regeling in ieder geval voorschriften worden geven over het aantal leden van de geschillencommissie, de wijze van benoeming en ontslag en de deskundigheid van de leden. Met deze regeling wordt hieraan voldaan. Deze regeling bevat verder voorschriften voor de vergoeding van leden en voorzitter van de commissie alsmede de werkwijze.

Invulling van de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief

Zoals voorgeschreven in artikel 45, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, bepaalt deze regeling de deskundigheid van de leden, het aantal leden, de wijze van benoeming en de wijze van ontslag van de leden van de commissie. Daarnaast worden voorschriften gegeven met betrekking tot de werkwijze en de vergoedingen voor leden en voorzitter van de commissie.

Aantal leden van de commissie en deskundigheid

In deze regeling worden voorschriften gegeven voor de deskundigheid van de leden van de commissie. Hiertoe behoren in ieder geval orthopedagogische, psychologische, bestuurlijke, onderwijskundige, gedragsmatige, maatschappelijke, juridische en medische deskundigheid en ervaring. Er is voor een breed spectrum aan deskundigheden gekozen, gezien de uiteenlopende aard van de geschillen die aan deze commissie kunnen worden voorgelegd.

Afhankelijk van de aard van het ingediende geschil kiest de commissie uit haar leden een voorzitter en twee leden. Het secretariaat van de geschillencommissie draagt zorg voor de voorbereiding van de behandeling van het geschil en de keuze voor de samenstelling van de geschillencommissie. De leden mogen niet werkzaam zijn binnen het gezagsbereik van een school, instelling of samenwerkingsverband, die bij het specifieke geschil betrokken is.

Wijze van benoeming en ontslag

De leden van de commissie worden benoemd door de minister op een gezamenlijke en bindende voordracht van de landelijke ouder-, gehandicapten- en patiëntenorganisaties (zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Oudervereniging Katholiek Onderwijs, de Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs en de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad) en de sectororganisaties gezamenlijk. Er is voor bindende voordracht gekozen, omdat de geschillencommissie een oordeel velt bij geschillen tussen ouders en schoolbesturen, en het van belang is dat er bij hun vertegenwoordigers draagvlak is voor de samenstelling van de geschillencommissie. Bij de voordracht en/of bij relevante casuïstiek kan ook expertise vanuit cluster 1 en 2 worden betrokken.

Deze invulling van bindende voordracht is naar analogie van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS) die is ondergebracht bij de Stichting Onderwijsgeschillen.

Oordeel aan bevoegd gezag

De geschillencommissie zendt haar oordeel aan het bevoegd gezag en zendt een afschrift van haar oordeel aan de ouders die het geschil hebben ingediend. Na ontvangst van het oordeel van de geschillencommissie deelt het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de ouders mee hoe het oordeel van de commissie ten uitvoer wordt gebracht. Het bevoegd gezag deelt dit ook mee aan de landelijke geschillencommissie. Slechts gewogen en beargumenteerd kan door het bevoegd gezag van het oordeel van de commissie worden afgeweken.

Samenhang met de Wet passend onderwijs

Er zijn drie samenwerkingsverbanden die op experimentele basis een jaar eerder starten met de invoering van de Wet passend onderwijs (Stb. 2012, 533). Voor deze samenwerkingsverbanden treden per experimenteerbeschikking op 1 augustus 2013 reeds de nieuwe artikelen 43 van de Wet op het primair onderwijs, 44 van de Wet op de expertisecentra en 27c van de Wet op het voortgezet onderwijs in werking. In deze artikelen wordt bepaald dat er een geschillencommissie passend onderwijs is, die een oordeel kan geven over geschillen tussen ouders en scholen over toelating van leerlingen met een extra ondersteuningsvraag, verwijdering van leerlingen en het ontwikkelingsperspectief. Deze geschillencommissie zal van start gaan per 1 augustus 2014. Het is de bedoeling dat de geschillencommissie ontwikkelingsperspectief dan in deze nieuwe commissie opgaat.

Voor ouders van kinderen die ingeschreven staan op scholen in de hierboven genoemde samenwerkingsverbanden of voor ouders die hun kinderen aanmelden bij deze scholen, wordt de mogelijkheid gecreëerd om met ingang van 1 augustus 2013 geschillen over toelating van leerlingen met een extra ondersteuningsvraag, verwijdering van (alle) leerlingen en het ontwikkelingsperspectief voor te leggen aan de geschillencommissie ontwikkelingsperspectief.

Toetsingskader

In het kader van de totstandkoming van haar oordeel is de commissie gehouden aan alle van toepassing zijnde relevante wetgeving, waaronder de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). In de kern vraagt de Wgbh/cz de school van aanmelding om serieus onderzoek te doen naar al haar mogelijkheden om de betreffende leerling met een beperking toe te laten, eventueel met inzet van doeltreffende en redelijke aanpassingen.

Uitvoering en handhaving

Het inrichten van een landelijke geschillencommissie heeft tot gevolg dat schoolbesturen in het (voortgezet) speciaal onderwijs in de uitvoering van de besluitvorming over het ontwikkelingsperspectief rekening met deze voorziening moeten houden. Voor schoolbesturen in regulier en (voortgezet) speciaal onderwijs met een vestiging in het gebied van een van de samenwerkingsverbanden die een jaar eerder beginnen met passend onderwijs, geldt, dat zij hiermee rekening dienen te houden in de uitvoering van de besluitvorming over de toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, verwijdering van leerlingen en het ontwikkelingsperspectief.

Indien er sprake is van een ingediend geschil, moet het bevoegd gezag van de school rekening houden met het oordeel van deze landelijke geschillencommissie

Overige uitvoeringslasten en administratieve lasten

Dit besluit brengt overige uitvoeringslasten met zich mee als het gaat om de handelingen die een bevoegd gezag en de betrokken ouders moeten doen wanneer zij te maken hebben met een ingediend geschil bij de geschillencommissie. Deze lasten waren nog niet opgenomen in de toelichting bij de wet (Stb. 2012, 545). Uitgaande van 25 geschillen per jaar bedragen de verwachte totale kosten voor het onderwijs € 24.750 en voor ouders 300 uur per jaar.

Inwerkingtreding

Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt aangesloten bij het moment van inwerkingtreding van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

Naar boven