Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 2139 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 2139 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 4, 94, onderdelen i en j, 96, en 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 3, 7 tot en met 11 en 13 tot en met 16 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;
Besluit:
De Regeling identificatie en registratie van dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdelen j, k en l, komen te luiden:
Minister van Economische Zaken;
Ministerie van Economische Zaken;
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt ‘Dienst regelingen van het ministerie’ vervangen door: Dienst Regelingen van het ministerie.
2. In het vijfde lid, wordt‘computeriseerde gegevensbestand, bedoeld in het vierde lid,’ vervangen door: gecomputeriseerde gegevensbestand, bedoeld in het vierde lid,.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding ‘1’ voor de tekst vervalt.
2. De zinsnede ‘bevestigt de aanmelding, bedoeld in artikel 2,’ wordt vervangen door: stelt de gegevens, bedoeld in artikel 2,.
3. Aan het slot wordt na ‘gemeld’ toegevoegd:, op verzoek aan de houder beschikbaar.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het begrip ‘artikel 2, tweede lid,’ wordt vervangen door: artikel 2, derde lid,.
2. Het begrip ‘het gecomputeriseerd gegevensbestand’ wordt vervangen door: het gecomputeriseerde gegevensbestand.
E
Artikel 6 vervalt.
F
Artikel 9, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. runderen, elektronisch bij de Dienst Regelingen van het ministerie of rechtstreeks bij de leverancier, bedoeld in het eerste lid.
G
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. een ambtenaar van de NVWA.
2. In het derde lid wordt ‘onder toezicht van een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie’ vervangen door: onder toezicht van een ambtenaar van de NVWA.
3. In het vierde lid wordt ‘onder toezicht van ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het ministerie’ vervangen door: onder toezicht van ambtenaren van de NVWA.
H
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt na het als eerste genoemde begrip ‘Dienst Regelingen van het ministerie’, onder vervanging van de komma door een punt, het zinsdeel ‘en de houder die de merken ontvangt, binnen 3 werkdagen, te rekenen vanaf de dag na de dag van ontvangst, melding maakt van de ontvangst bij Dienst Regelingen van het ministerie.’.
2. In het vierde lid wordt het zinsdeel ‘De meldingen, bedoeld in het derde lid, geschieden’ vervangen door: De melding, bedoeld in het derde lid, geschiedt.
3. In het vijfde lid wordt het zinsdeel ‘nadat de meldingen, bedoeld in het derde lid, zijn gedaan’ vervangen door: nadat de melding, bedoeld in het derde lid, is gedaan.
I
Artikel 12d vervalt.
J
In artikel 12h, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 9, vierde lid’ vervangen door: artikel 9, derde lid.
K
Artikel 12l wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. het merkdeel waarop de gegevens, bedoeld in onderdeel e, staan, een gele kleur heeft;.
2. In het tweede lid, onderdeel g, wordt ‘gestanst’ vervangen door: aangebracht.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid, onderdelen e en g, kan op het in die onderdelen bedoelde merkdeel onderscheidenlijk slachtmerk desgewenst een individueel volgnummer van het betreffende dier worden opgenomen.
L
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen c, e en f vervallen.
2. De onderdelen d, g, h, en i worden genummerd: c, d, e en f.
M
Artikel 17, derde lid, komt te luiden:
3. De minister verstrekt de houder van runderen op diens verzoek een stallijst en een afschrift van het bedrijfsregister betreffende een aan de houder toegekend UBN.
N
Artikel 20, achtste lid, komt te luiden:
8. De minister kan in afwijking van het eerste en zesde lid nadere voorwaarden stellen aan de wijze waarop de kennisgeving geschiedt indien deze niet tijdig heeft plaatsgevonden.
O
In artikel 21, eerste lid, wordt het zinsdeel ‘De kennisgevingen, bedoeld in artikel 20, eerste en vijfde lid,’ vervangen door: De kennisgevingen, bedoeld in artikel 20, eerste, vijfde en zesde lid,.
P
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.
3. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 21, tweede lid, geschiedt een kennisgeving die betrekking heeft op een geboorte van een rund en die meer dan 80 werkdagen na de dag waarop die geboorte heeft plaatsgevonden wordt gedaan, uitsluitend schriftelijk, vergezeld van een schriftelijk verslag van het DNA-onderzoek op basis waarvan wordt geconcludeerd dat de identificatiecode van de moeder van dat rund overeenstemt met de opgave van het in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, vijfde gedachtestreepje, van richtlijn 64/432/EEG, bedoelde gegeven.
Q
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘herstellen’ toegevoegd: of intrekken.
2. In het tweede lid wordt het zinsdeel ‘Het verzoek tot herstel van een kennisgeving’ vervangen door: Het verzoek tot herstel of intrekking van een kennisgeving.
3. In het derde lid wordt na het woord ‘herstel’ toegevoegd: of de intrekking.
R
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en derde lid wordt ‘VWA’ vervangen door: NVWA.
2. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt de zinsnede ‘voorzover het na 1 januari 1998 geboren runderen betreft’ vervangen door: voor zover het voor 1 januari 1998 geboren runderen betreft.
S
Aan het slot van artikel 29, vijfde lid, wordt toegevoegd: met een merk met daarop het UBN van het bedrijf waarop het varken op dat moment verblijft, met uitzondering van slachthuizen of verzamelcentra.
T
In artikel 33, tweede lid, wordt ‘VWA’ vervangen door: NVWA.
U
In artikel 35, derde lid, wordt ‘één week’ vervangen door: zes maanden.
V
Artikel 38b, eerste lid, komt te luiden:
1. Naast de gegevens, bedoeld in deel C, onderdeel 1, van de bijlage bij verordening 21/2004 wordt op het verplaatsingsdocument, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 21/2004 de identificatiecode van de verplaatste schapen en geiten vermeld.
W
Artikel 38ea wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt het zinsdeel ‘na iedere uitgevoerde vaccinatie in kennis van de datum waarop het dier is gevaccineerd en de status van de vaccinatie.’ vervangen door: na een voltooide eerste vaccinatie of na elke jaarlijkse herhalingsvaccinatie in kennis van de datum waarop het dier is gevaccineerd..
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en de derde lid
4. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. De kennisgevingen, bedoeld in het eerste lid, geschieden binnen 7 dagen nadat de in dat lid bedoelde vaccinaties zijn uitgevoerd, met dien verstande dat de kennisgevingen van de jaarlijkse herhalingsvaccinaties uiterlijk voor 1 augustus van het betreffende jaar geschieden.
X
In artikel 38f, derde lid, onderdeel b, wordt ‘LNV-loket’ vervangen door: DR-loket.
Y
In artikel 38g, derde lid, wordt ‘LNV-loket’ vervangen door: DR-loket.
Z
Artikel 38j wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede en vierde lid wordt telkenmale na ‘zijn geïdentificeerd’ toegevoegd: en geregistreerd.
2. In het derde en vierde lid wordt ‘VWA’ vervangen door: NVWA.
AA
Na artikel 38j wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De gegevens, bedoeld in artikel 7, derde tot en met vijfde lid, 8, eerste en tweede lid, en 9, tweede en derde lid, van het besluit, worden schriftelijk of digitaal aangeleverd.
2. De houder van een hond doet de melding of registratie, bedoeld in:
a. artikel 7, vijfde lid, onderdeel a, van het besluit, binnen veertien dagen nadat de wijziging zich heeft voorgedaan;
b. artikel 7, vijfde lid, onderdeel b, van het besluit, binnen veertien dagen nadat de hond overleden of blijvend vermist is;
c. artikel 8, eerste lid, van het besluit, binnen veertien dagen, nadat de hond is overgedragen;
d. artikel 8, tweede lid, van het besluit, binnen veertien dagen nadat de hond is verkregen, of
e. artikel 9, tweede en derde lid, van het besluit, binnen veertien dagen nadat de hond in Nederland is gebracht.
1. Een aanvraag tot aanwijzing als databank als bedoeld in artikel 10 van het besluit, wordt ingediend bij de Dienst Regelingen van het ministerie.
2. Op een aanvraag tot aanwijzing wordt binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aanvraag een besluit genomen.
3. De minister kan de termijn eenmaal met zes weken verlengen.
4. Een aanvraag tot aanwijzing gaat vergezeld van:
a. bewijsstukken dat voldaan wordt aan artikel 10, vierde lid, van het besluit, waaronder bewijs dat de gegevens, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het besluit, elektronisch kunnen worden uitgewisseld met de minister;
b. bewijsstukken dat voldaan wordt aan artikel 38m van deze regeling;
c. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, en
d. een verklaring dat een bewerkersovereenkomst met de minister wordt gesloten, indien de databank wordt aangewezen.
1. De beheerder van een aangewezen databank verstrekt aan de houder van een hond een digitaal of schriftelijk bewijs met de gegevens van de registratie of melding of van wijziging van de registratie.
2. De beheerder van een aangewezen databank treft de volgende maatregelen, bedoeld in artikel 10, vierde lid, onderdeel f:
a. inzage geven aan een houder in de geregistreerde gegevens van die houder;
b. op verzoek aangeven of een hond geregistreerd is in zijn databank, en
c. indien de beheerder meent dat de gegevens van een houder correct zijn vastgelegd, maar de houder van een hond dit standpunt bestrijdt, vastleggen dat de houder van een hond zijn gegevens als niet correct beschouwt en dit melden aan de minister.
3. De beheerder van een aangewezen databank levert de gegevens, bedoeld in de artikelen 7, derde tot en met vijfde lid, 8, eerste en tweede lid, en 9, tweede en derde lid, van het besluit, binnen één werkdag na het verkrijgen van de gegevens van de houder aan bij de minister.
4. De gegevens, bedoeld in de artikelen 7, derde tot en met vijfde lid, 8, eerste en tweede lid en 9, tweede en derde lid, van het besluit worden dertig jaar bewaard, met dien verstande dat na melding van overlijden of blijvende vermissing als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, onderdeel b, van het besluit, de gegevens vijf jaar na die melding worden bewaard.
5. Indien de beheerder van een databank te maken krijgt met een onvoorziene situatie waardoor hij niet kan voldoen aan de verplichtingen uit dit artikel, stelt hij onverwijld de minister daarvan op de hoogte.
1. Voor in Nederland geboren honden wordt een chip gebruikt:
a. die een uniek en niet te wijzigen nummer bevat van vijftien cijfers, waarvan de eerste drie cijfers 528 zijn;
b. die bedoeld is voor de identificatie van dieren;
c. waarvan het nummer elektronisch afleesbaar is, en
d. die het welzijn en de gezondheid van de hond niet negatief beïnvloedt.
2. Een chip die voldoet aan ISO-norm 11784 en 11785 wordt vermoed te voldoen aan het eerste lid, onderdelen a tot en met c.
3. Indien een chip niet voldoet aan ISO-norm 11784 en 11785 levert de houder van een hond bij een controle de middelen om de chip af te kunnen lezen.
1. Een chip wordt onderhuids aan de linkerzijde van de hals of aan de dorsale zijde tussen de schouderbladen ingebracht.
2. De administratie, bedoeld in artikel 15 van het besluit:
a. bevat de plaats in de hond waar de chip is ingebracht, bedoeld in het eerste lid, en
b. bevat de gegevens van de houder van de hond, bedoeld in artikel 7, derde of vierde lid, van het besluit.
3. De administratie, bedoeld in artikel 15 van het besluit, wordt gedurende zeven jaar bewaard.
1. De verstrekking van unieke nummers aan degene die chips vervaardigt of laat vervaardigen, geschiedt door de Dienst Regelingen van het ministerie.
2. De administratie, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt gedurende dertig jaar bewaard.
Indien een chip wordt verwijderd als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van het besluit, registreert de houder in een aangewezen databank:
a. de datum van vervanging van de chip;
b. het nummer van de nieuwe chip, en
c. de gegevens, bedoeld in artikel 7, derde of vierde lid, van het besluit.
BB
In artikel 39a, eerste lid, onderdelen b en c, wordt ‘een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie’ telkenmale vervangen door: een ambtenaar van de NVWA.
CC
Artikel 39a, zesde lid, komt te luiden:
6. In afwijking van artikel 39 is het toegestaan een rund ten aanzien waarvan wordt voldaan aan het eerste lid rechtstreeks af te voeren en te vervoeren naar het slachthuis met het oog op afvoer naar een categorie 1-verwerkingsbedrijf of, onder voorwaarden, via het slachthuis naar categorie 2-verwerkingsbedrijven.
DD
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt het zinsdeel ‘bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, derde, vierde, vijfde en zevende gedachtestreepje, van richtlijn 64/42/432/EEG’ vervangen door: bedoeld in artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, derde, vierde en zevende gedachtestreepje, van richtlijn 64/42/432/EEG.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onverminderd het eerste lid is ten aanzien van runderen geboren voor 1 januari 1998 tevens artikel 14, derde lid, onder C, punt 1, vijfde gedachtestreepje, van richtlijn 64/42/432/EEG van toepassing.
EE
Aan artikel 43f wordt een lid, toegevoegd, luidende:
3. Voor het verwerken van een verzoek tot registratie, na het verstrijken van een termijn van 80 werkdagen als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van een geboortemelding van een kalf waarvan de moeder niet meer leeft en waardoor geen afstammingsonderzoek meer mogelijk is, is de houder die het verzoek doet een vergoeding van € 103,– per rund verschuldigd.
FF
In artikel 43h, vijfde lid, wordt ‘op verzoek van ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst’ vervangen door: op verzoek van ambtenaren van de NVWA.
GG
Na artikel 43j wordt de volgende paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De beheerder van een aangewezen databank, bedoeld in artikel 10 van het besluit, is de minister jaarlijks een bedrag verschuldigd van € 2000,–.
2. Voor het verwerken van de gegevens bedoeld in artikel 7, derde en vierde lid van het besluit, is de beheerder van een aangewezen databank, bedoeld in artikel 10 van het besluit, een vergoeding verschuldigd aan de minister van € 0,85.
HH
In artikel 44, tweede lid, wordt ‘artikel 3, tweede lid,’ vervangen door: artikel 3.
In artikel 1, onderdeel e, van de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt ‘de artikelen 35 tot en met 39, 45, 55 en 58 tot en met 59b’ vervangen door: de artikelen 35 tot en met 39, 45, 55 en 58 tot en met 59b, en 96 voor zover het honden betreft.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 27 januari 2013
De Staatssecretaris van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Met onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan de bepalingen van het Besluit identificatie en registratie van dieren (hierna: het besluit) die identificatie en registratie van honden verplicht stellen. Met deze verplichting wordt beoogd misstanden tegen te gaan door het bevorderen van een effectieve handhaving van de toepasselijke regelgeving over het welzijn van honden en zo het welzijn van honden te verbeteren. Dit besluit draagt daarmee bij aan de doelstelling van het kabinet om het dierenwelzijn te verbeteren.
De houder van een hond in Nederland is verplicht binnen zeven weken na de geboorte deze hond te laten identificeren en binnen acht weken na de geboorte zorg te dragen voor de registratie van de op grond van het besluit voorgeschreven gegevens. Deze verplichting geldt uitdrukkelijk voor de eerste houder van een hond, dat is degene bij wie de hond geboren wordt. Ook is een houder verplicht wijzigingen door te geven, bijvoorbeeld een verhuizing, of te melden dat een hond overleden is. Tevens moet een hond geregistreerd worden bij import in Nederland.
De registratie vindt plaats in een door de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister) aangewezen databank. De beheerder van die databank stelt de gegevens van de houders van honden beschikbaar aan de Minister.
In deze ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze van aanleveren van de gegevens voor de registratie van een hond en de termijn waarbinnen de registratie moet plaatsvinden. Tevens zijn bepalingen opgenomen over de aanwijzing van een databank. Ook worden nadere voorwaarden gesteld aan de chips. Tevens worden eisen gesteld aan de administratie van inbrengers van chips en vervaardigers van chips.
Deze regeling betreft voorts een aantal meer kleine wijzigingen, deels gericht op het aanbrengen van vereenvoudiging voor praktijk en uitvoering, deels van louter juridisch/technische aard. Bedoelde vereenvoudigingen zijn er in belangrijke mate in gelegen dat sinds medio 2011 het beheer van locatiegegevens via het internetkanaal door de Dienst Regelingen van het ministerie (verder: DR) klantvriendelijker is gemaakt. Zo kan de houder van dieren op het internet zijn individuele registraties van het UBN elektronisch raadplegen.
In de artikelsgewijze toelichting is in een afzonderlijk onderdeel waar nodig op deze wijzigingen ingegaan.
De ontwerp-regeling ten aanzien van de identificatie en registratie van honden is op 30 december 2011 ingevolge richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204) voorgelegd aan de Europese Commissie. Er zijn geen reacties ontvangen.
Bij de wijziging van het besluit ter invoering van de verplichte identificatie en registratie van honden is de toename van de administratieve lasten en regeldruk al berekend. Deze regeling veroorzaakt geen extra administratieve lasten.
De administratieve lasten als gevolg van deze regeling dalen structureel met € 110.000 per jaar. De nalevingslasten en toezichtlasten blijven ongewijzigd. Deze regeling heeft effect op bedrijven.
De grootste winst vloeit voort uit het laten vervallen van de verplichting om overgedragen oormerken door de ontvanger te laten bevestigen in de centrale databank. Voor 100.000 merken is hier de reductie € 61.000. Tevens wordt de verplichting om bepaalde verzoeken alleen schriftelijk in te dienen aangepast. Het gaat hier voornamelijk om herstelverzoeken. Het wordt mogelijk om deze onder voorwaarden ook elektronisch in te dienen. Uitgaande van 4.000 verzoeken komt de reductie op € 37.000. Als laatste wordt een reductie gehaald uit de klantvriendelijke aanpassing in ‘Mijn Dossier’ voor het beheer van de locatiegegevens. Op het elektronisch aanmelden van een UBN volgt geen schriftelijke ontvangstbevestiging door DR aan de aanmelder. Hierdoor vervalt bij hem de verplichting deze beschikking te administreren en te archiveren. Het gaat hierbij om een reductie van € 12.000 uitgaande van 2.000 mutaties per jaar.
De resultaten zijn het gevolg van het doorvoeren van verbeteringen in het centrale I&R systeem van DR. De weging van alternatieven is bij deze wijziging niet aan de orde, omdat de herziening juist een gevolg is van de voortdurende inspanning om bestaande regelgeving en de uitvoering daarvan, daar waar de wettelijke kaders dat toelaten, te verbeteren.
Deze regeling zal 1 april 2013 in werking treden (artikel III). Omdat deze regeling uiterlijk 1 februari 2013 is gepubliceerd, voldoet deze regeling aan het uitgangspunt dat een regeling op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treedt en dat bekendmaking minimaal 2 maanden voordien plaatsvindt.
In dit artikel is bepaald dat de registratie van gegevens, zoals het nummer van de chip en de gegevens van de houder, digitaal of schriftelijk plaats moet vinden. Voorts zijn de termijnen vastgesteld wanneer een houder de wijziging van gegevens moet doorgeven, of het overlijden of de blijvende vermissing van een hond. In het besluit zelf is al geregeld dat een houder zijn hond binnen zeven weken na de geboorte van de hond moet laten identificeren en binnen acht weken registreren.
Degene die een hond in Nederland binnenbrengt vanuit een ander land, hoeft bij die hond geen chip meer te laten inbrengen, omdat op grond van de Europese verordening nr. 998/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (PbEU L 146) (hierna: Verordening 998/2003) honden die tussen lidstaten worden verplaatst al een chip moeten hebben. Daarom is in het besluit alleen verplicht dat een hond bij import geregistreerd wordt in een aangewezen databank. In het tweede lid, onderdeel d, van artikel 38k is de termijn van de registratie vastgesteld.
De registratie van honden vindt plaats in een aangewezen databank. In dit artikel is opgenomen dat de aanvraag tot aanwijzing ingediend kan worden bij de Dienst Regelingen. Een besluit tot aanwijzing of een weigering tot aanwijzing is een appellabel besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Bij de beoordeling van de aanvraag zal getoetst worden of de databank aan een aantal technische eisen voldoet. Onder andere zal getest worden of de databank elektronisch kan communiceren met het ministerie van EZ.
Een andere belangrijke eis is dat de databank aantoont dat voldaan wordt aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Met elke aangewezen databank zal een bewerkersovereenkomst worden gesloten, waarin een aantal nadere afspraken zijn opgenomen over de beveiliging van persoonsgegevens.
Dit artikel omschrijft de taken die de beheerder van een databank moet uitvoeren. De genoemde voorwaarden vormen een uitwerking van de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze eisen moeten in samenhang met artikel 10 van het besluit worden gelezen, waarin ook enkele eisen zijn opgesomd waaraan een aangewezen databank moet voldoen.
In artikel 11 van het besluit is opgenomen dat als een databank niet meer aan zijn verplichtingen voldoet, de Minister de aanwijzing van de databank in kan trekken. Het is ook mogelijk dat een databank om een of andere reden zelf wil stoppen met zijn activiteiten. In beide gevallen moeten de gegevens van de houders en hun honden op de juiste wijze overgedragen of vernietigd worden. In artikel 11 van het besluit is opgenomen dat de databank medewerking moet verlenen bij het overdragen van gegevens naar de Minister of naar een andere databank.
Voor de identificatie van een hond wordt gebruik gemaakt van een chip. In internationaal verband zijn afspraken gemaakt over de eisen aan chips voor dieren (ISO 11784 en 11785). Het beleid van de overheid is erop gericht in beginsel op niet-dwingende wijze te verwijzen in regelgeving naar dergelijke normalisatienormen. Daarom is in dit artikel een zogenoemd bewijsvermoeden opgenomen. Dit houdt in dat indien een normadressaat de ISO-norm volgt, dit het vermoeden oplevert dat de normadressaat aan de eisen voldoet die aan een chip worden gesteld.
Om het aflezen van een chip die niet gebaseerd is op de genoemde ISO-normen te vergemakkelijken, is tevens de verplichting opgenomen dat een houder de benodigde middelen heeft om deze chip te kunnen aflezen. Deze eis is overeenkomstig hetgeen bepaald is in Verordening 998/2003. Op grond van deze verordening moeten honden die tussen lidstaten worden verplaatst een chip hebben. In deze verordening is bepaald dat als een chip wordt gebruikt die niet aan ISO-normen voldoet, degene die verantwoordelijk is voor de hond de middelen aanlevert waarmee de chip wel kan worden afgelezen.
Het ligt in de rede dat de fabrikant van niet-ISO-chips dergelijke afleesapparaten meelevert met het verstrekken van chips. Overigens is de praktijk nu zo dat vrijwel alleen ISO-chips worden gebruikt.
Een van de eisen aan een chip, is dat het nummer van de chip begint met de drie cijfers 528. De cijfers 528 vormen in het internationaal verkeer de code die aan Nederland is toegewezen.
Zowel de dierenartsen als de beroepsmatige inbrengers van chips moeten op grond van artikel 15 van het besluit een administratie bijhouden van het bij de hond gebruikte nummer van de chip en de datum van inbrengen van de chip. Ook moet elke persoon of elk bedrijf dat chips vervaardigt op grond van artikel 16 van het besluit een administratie bijhouden, waarin de gegevens van de persoon of het bedrijf aan wie zij chips leveren en de nummers van de chips worden opgenomen. Deze administratieverplichtingen zijn noodzakelijk om in het kader van toezichtsactiviteiten de stromen van chips te kunnen volgen en na te kunnen gaan wie als laatste chips geleverd heeft gekregen en dus ingebracht.
In artikel 38o is bepaald dat dierenartsen en beroepsmatige inbrengers van chips onder meer de plaats in de hond waar de chip is ingebracht en gegevens van de houder van de hond moeten administreren. De beschreven plaatsen waar de chip ingebracht mag worden, stemmen overeen met internationale standaarden voor dierenartsen. De plaatsen zoals genoemd in de regeling mogen dus algemeen geaccepteerd en bekend verondersteld zijn.
In de artikelen 38o en 38p wordt bepaald hoe lang de administratie bewaard moet blijven van dierenartsen en beroepsmatige inbrengers van chips (artikel 38o, derde lid) en van vervaardigers van chips (artikel 38p, tweede lid). Via deze administraties kan achterhaald worden waar de chip is ingebracht en door wie chip is ingebracht.
De bewaartermijn voor vervaardigers en leveranciers van chips is in artikel 38p gesteld op dertig jaar. Deze termijn is onder meer gebaseerd op de maximale levensduur van een hond. Ervan uitgaand dat een hond maximaal vijfentwintig jaar oud wordt en dat een chip enkele jaren ongebruikt aanwezig kan zijn bij een vervaardiger of leverancier, is het noodzakelijk dat de administratie gedurende dertig jaar wordt bewaard.
In artikel 14, vierde lid, van het besluit is aangegeven dat het verboden is een chip te verwijderen, tenzij deze verwijdering noodzakelijk is vanwege een diergeneeskundige oorzaak. Een dierenarts is bevoegd tot het verwijderen van een chip. Na de verwijdering zal een nieuwe chip moeten worden ingebracht. Indien deze situatie zich voordoet, zal in de databank een koppeling worden gemaakt tussen het oude en het nieuwe nummer.
In dit artikel wordt het tarief vastgesteld dat aangewezen databanken aan de Minister moeten betalen. Per aangewezen databank wordt jaarlijks een basisbedrag en een bedrag per doorgevoerde registratie in rekening gebracht. De tarieven voor de aangewezen databanken zijn een jaarlijks basisbedrag voor een aangewezen databank van € 2000 (eerste lid) en een bedrag van € 0,85 voor elke eerste registratie van een pup (tweede lid).
In navolging van identificatie en registratie-systemen voor andere diersoorten, wordt een deel van de kosten die het ministerie van EZ gemaakt heeft voor de realisatie van het systeem en de kosten die de overheid verwacht te maken voor de aanwijzing van een databank en het beheer, onderhoud en kwaliteitsborging van het systeem waarin de Minister de gegevens registreert doorbelast aan de beheerders van een aangewezen databank.
De doorberekende kosten betreffen kosten in verband met de volgende werkzaamheden: aanwijzing van een databank, controle op bewerkings- en beveiligingseisen bij aangewezen databanken, een deel van de kosten van de bouw en realisatie van het systeem voor het ministerie van EZ waarin de gegevens worden geregistreerd, kosten van onderhoud aan dit systeem, kosten als gevolg van het verwerken van de eerste registratie van een pup en van de wijzigingen tijdens het leven van een hond, zoals een verhuizing van de houder of het overlijden van de hond bij het ministerie van EZ, alsook de kosten als gevolg van de uitgifte en beheer van unieke registratienummers aan de leveranciers van de chips.
De tarieven zijn mede gebaseerd op een inschatting van 80.000 eerste registraties van pups per jaar. De tarieven kunnen jaarlijks worden bijgesteld op basis van de door de overheid verwachte kosten voor deze identificatie en registratie-verplichting in het daaropvolgende jaar.
Deze tarieven gelden voor alle databanken, dus ook voor de databanken die niet tegelijk met in de inwerkingtreding van het besluit worden aangewezen, maar die pas enige tijd ná inwerkingtreding van het besluit worden aangewezen. Bij aanwijzing van een databank gedurende een jaar zal het jaarlijkse basisbedrag naar rato van de resterende maanden in dat jaar worden berekend.
Elke beheerder van een aangewezen databank is vrij te bepalen welke kosten hij voor registratie van een hond in rekening brengt bij de aanmelder van een hond. Omdat er naar verwachting meer dan één databank aangewezen zal worden, komt de desbetreffende prijs voor de registratie derhalve tot stand onder marktconforme omstandigheden. Een hondenbezitter is vrij in zijn keuze bij welke databank hij zijn hond laat registreren.
In de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en de Landelijke inspectiedienst Dierenbescherming (hierna: LID) aangewezen als toezichthouders. De NVWA is voor de gehele Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bevoegd. De ambtenaren van de LID zijn voor bepaalde onderwerpen als toezichthouder aangewezen. Zij mogen toezicht houden op andere de naleving van de regels over de wijze van houden, verzorgen en voederen (Honden- en kattenbesluit 1999).
De NVWA is bevoegd om toezicht te houden op de identificatie- en registratieverplichting voor honden, omdat zij toezien op de naleving van de gehele Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Met de wijziging van de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren worden de medewerkers van de LID ook aangewezen als toezichthouder voor de identificatie- en registratieverplichting van honden. Deze extra toezichtstaak past bij hun huidige controletaken. Met deze uitbreiding van hun bevoegdheid verkrijgt de LID toegang tot de gegevens die aangeleverd worden bij de Minister.
DR stuurt sedert medio 2011 na de inwerkingstelling van de elektronische toegankelijkheid van hun gecomputeriseerde gegevens voor houders van een UBN, geen bevestigingsbrieven van aanmeldingen. Alleen op verzoek stelt DR de UBN-gegevens nog op papier beschikbaar. De wijzigingen in artikel 6 en 12, derde lid, hangen hiermee samen (artikel I, onderdelen E en H).
Artikel 12, derde lid, handelt over de overdracht van merken tussen houders.
In het IenR-systeem wordt de mogelijkheid geboden dat houders onderling vrije merken aan elkaar kunnen overdragen. Hiermee is het mogelijk om snel van een collega-houder merken over te nemen zonder daarvoor een bestelling te doen bij een merkenleverancier. De houder van de merken geeft aan aan wie hij de merken overdraagt. De ontvanger van de merken diende een zogenaamde acceptatiemelding te doen alvorens de merken te kunnen gebruiken. De aanpassing regelt nu dat de acceptatiemelding door de ontvanger van de merken niet meer nodig is.
In artikel 12l, dat handelt over de merken voor varkens, is bepaald dat het merkdeel waarop de in het tweede lid voorgeschreven informatie wordt weergegeven, de kleur geel moet hebben. Voor het slachtmerk is niet langer een kleur voorgeschreven.
Dit biedt de varkenshouder de mogelijkheid op onderscheiden vlakken met een andere kleur gegevens op te nemen ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering, zoals individuele volgnummers.
Gegeven de elektronische toegankelijkheid van hun gegevens voor houders van een UBN bestaat niet langer de mogelijkheid mutatieoverzichten, dierhistoriestatus en dierstatus per post toegestuurd te krijgen. Deze gegevens werden nog slechts bij uitzondering opgevraagd.
De informatie is louter elektronisch opvraagbaar.
Het doen van in artikel 20 onderscheiden meldingen wordt met deze artikelen ten opzichte van de voorheen geldende situatie vereenvoudigd, gegeven de uitbreiding van de mogelijkheid voor houders van een UBN onder voorwaarden mutaties elektronisch door te geven indien deze niet tijdig hebben plaatsgevonden. Alleen bij te late doorgave van geboortegegevens van kalveren is de noodzaak van een schriftelijke melding gehandhaafd, mede in verband met het in zodanig geval vereiste DNA-onderzoek.
Runderen welke geboren zijn na 1 januari 1998 en waarvan geen moeder bekend is, komen niet in aanmerking om te worden geslacht om opgenomen te worden in de consumptie keten. Deze dieren voldoen niet aan de eisen van deze regeling. Bij de dieren geboren voor 1 januari 1998 geldt de verplichting voor het bekend zijn van de moeder niet. Voorheen was het nog mogelijk om voor de dieren zonder moeder en geboren na 1 januari 1998 een onderzoek in te stellen om afhankelijk van de uitkomst het dier alsnog op te nemen in de consumptieketen.
Hiermee is de regelgeving aangepast op de werkwijze zoals deze ook geldt voor de runderen op een bedrijf waarvan de moeder van het rund niet bekend is. Deze runderen worden dan uitgesloten voor verwerking in de consumptieketen.
Bij verlies van een merk van een varken is het mogelijk om het dier van een nieuw merk te voorzien. Verduidelijkt is dat het dan is toegestaan om gebruik te maken van een I&R-merk met daarop het UBN van het verblijf waar het varken op dat moment wordt gehouden, niet zijnde een slachthuis of verzamelcentrum. Op een slachthuis of verzamelcentrum dient het varken van een merk te zijn voorzien met het UBN van het bedrijf van herkomst.
Een termijn van zes maanden voor het aanbrengen van de merken op een dier na geboorte is overeenkomstig verordening 21/2004. Echter, bij verplaatsing over de openbare weg zonder het dier af te voeren naar een ander bedrijf was tot op heden de verplichting van merken wel verplicht.
Deze wijziging maakt het mogelijk om de dieren tot zes maanden in aanwezigheid van het moederdier binnen het bedrijf ook over de openbare weg te kunnen verplaatsen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de in de praktijk voorkomende bedrijfsvoering waarbij lammeren niet binnen één week van een merk voorzien worden.
De praktijk is sinds 2011 dat de eerste vaccinatie, de zogenoemde basisvaccinatie, die bestaat uit twee achtereenvolgende vaccinaties, slechts eenmaal wordt gemeld. De regeling is aan deze praktijk aangepast.
Met een voltooide eerste vaccinatie wordt dan ook gedoeld op de basisvaccinatie, de eerste vaccinatie die wordt uitgevoerd op jonge dieren en die (meestal) bestaat uit twee achtereenvolgende vaccinaties.
De herhalingsvaccinaties worden jaarlijks uitgevoerd. Vaccinaties dienen binnen zeven dagen te worden geregistreerd. Het uiterste tijdstip van de registratie van de jaarlijkse herhalingsvaccinaties is 31 juli.
Op grond van dit artikel is het mogelijk om runderen welke op het slachthuis niet kunnen worden opgenomen in de consumptieketen, toch aan een slachthuis aan te bieden met het oog op afvoer naar een categorie 1-verwerkingsbedrijf of, onder voorwaarden, via het slachthuis naar categorie 2-verwerkingsbedrijven.
Een rund zonder moedercode dat op het primaire bedrijf staat, wordt als niet geïdentificeerd beschouwd op grond waarvan het niet voor consumptie in aanmerking komt. Op het slachthuis kon een dier zonder moedercode na aanvullend onderzoek onder omstandigheden niettemin geslacht worden.
In artikel 42 was ter zake bepaald dat een rund op basis van artikel 39 dan wel ingevolge artikel 40, tweede lid, niet verplaatst mocht worden, rechtstreeks naar een slachterij kon worden afgevoerd indien maximaal één van de vereiste registratie gegevens (geslacht, haarkleur, identificatiecode van de moeder en bedrijfsnummers van bedrijven waar het rund heeft verbleven) ontbrak. Hierdoor was het ook mogelijk dat vlees van een rund waarbij alleen de identificatiecode van de moeder ontbrak, in aanmerking kon komen voor consumptie.
Thans is de identificatiecode van de moeder een verplichte eis geworden voor aanvoer van runderen op het slachthuis op grond waarvan het vlees van die dieren voor consumptie in aanmerking kan komen.
Dit artikel betreft de uitvoeringskosten behorend bij een verzoek tot registratie van een kalf, na het verstrijken van een termijn van 80 werkdagen alsberdoeld in artikel 22, tweede lid, en waarbij de moeder niet meer leeft.. Het hiervoor vastgestelde tarief bedraagt € 103,– per rund.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-2139.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.