Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 15 juli 2013, nr. WJZ/13107340, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 (collectieve acties aanlandplicht en duurzame ontwikkeling visserijgebieden)

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (EVF) (PB L 223) en de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het slot van artikel 4:1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

aanlandplicht:

verplichting tot het aanlanden van alle vangsten, zoals voorzien in artikel 15 van het politieke akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement van 30 mei 2013 over het voorstel voor een Verordening van het Europees Parament en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2011) 425 definitief) zoals opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling.

B

In hoofdstuk 4 van de Regeling LNV-subsidies wordt na paragraaf 2 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a. Collectieve acties aanlandplicht

Artikel 4:26a. Subsidiabele activiteiten
  • 1. De Minister verstrekt in overeenstemming met artikel 37 van verordening nr. 1198/2006 subsidie voor de uitvoering van een project dat gericht is op het in het gemeenschappelijk belang ontwikkelen van systemen, procedures of processen ter bevordering van de invoering van de aanlandplicht, waaronder projecten die gericht zijn op:

    • a. ontwikkeling van duurzame vismethoden welke bijdragen aan het vergroten van selectiviteit en het beperken van ongewenste bijvangsten;

    • b. ontwikkeling van systemen, procedures of processen voor de sortering en opslag van vis aan boord, die noodzakelijk worden geacht in verband met de verplichting om ongewenste bijvangsten aan boord te houden;

    • c. ontwikkeling van systemen, procedures of processen om vissen met een hoge overlevingskans, waaronder vissen die niet aan boord mogen zijn, snel en ongedeerd overboord te kunnen zetten;

    • d. ontwikkeling van systemen, procedures of processen voor beheer van de quota, en de documentatie van (bij)vangsten;

    • e. ontwikkeling van systemen, procedures of processen voor inrichting van de controle;

    • f. ontwikkeling van systemen, procedures of processen voor traceerbaarheid en verwerking van ongewenste bijvangsten;

    • g. ontwikkeling van systemen, procedures of processen voor opslag- en afzetmogelijkheden voor aan wal gebrachte ongewenste bijvangsten;

    • h. uitwisseling van kennis;

    • i. internationale samenwerking.

  • 2. Voor de subsidie komt in aanmerking:

    • a. een samenwerkingsverband dat bestaat uit visserijondernemingen, erkende beroepsorganisaties of beide;

    • b. een samenwerkingsverband van aanvragers als bedoeld onder a met een maatschappelijke organisatie op het gebied van visserij of met andere partijen in de visserijsector.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor projecten:

    • a. die zijn gericht op experimentele visserij, of

    • b. die niet verder reiken dan de maatregelen die normaliter door particuliere ondernemingen worden genomen.

Artikel 4:26b. Rangschikking naar geschiktheid
  • 1. De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de subsidie betrekking heeft, naar het oordeel van de Minister:

    • a. een meer duurzaam karakter heeft in relatie tot de implementatie van de aanlandplicht;

    • b. een groter uitstralingseffect heeft op andere ondernemingen;

    • c. de ontwikkeling van nieuwe markten en afzetmogelijkheden in de gehele keten van visserijproducten meer bevordert;

    • d. een grotere bijdrage levert aan het ontwikkelen van duurzame vismethoden om selectiviteit te vergroten en ongewenste bijvangsten te beperken;

    • e. het rendement van visserijondernemingen in relatie tot de verplichtingen van de aanlandplicht meer bevordert.

  • 2. Het Visserij Innovatie Platform is een beoordelingscommissie als bedoeld in artikel 1:4, derde lid, dat de Minister adviseert over de rangschikking van aanvragen.

Artikel 4:26c. Algemene voorschriften collectieve acties

Op de verstrekking van de subsidie zijn de artikelen 4:24 tot en met 4:26 van overeenkomstige toepassing.

C

De bij deze wijzigingsregeling behorende bijlage wordt als bijlage 6 bij de regeling gevoegd.

ARTIKEL II

In het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 wordt na Hoofdstuk 3 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. VISSERIJ

TITEL 1 COLLECTIEVE ACTIES AANLANDPLICHT
Artikel 34e

Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 4:26a, eerste lid, van de regeling, kunnen worden ingediend in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013.

Artikel 34f

Het subsidieplafond bedraagt € 3.000.000.

Artikel 34g

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsoverzicht of een overzicht van gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 34h

In afwijking van artikel 4:24, eerste lid, van de regeling, voert de subsidieontvanger het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.

Artikel 34i

In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid, van de regeling, komen kosten die betaald zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.

TITEL 2 DUURZAME ONTWIKKELING VISSERIJGEBIEDEN
Artikel 34j
  • 1. Aanvragen tot verlening van subsidie als bedoeld in artikel 4:33c, eerste lid, van de regeling, kunnen voor de visserijgebieden opgenomen in bijlage 5, onderdeel A, van de regeling worden ingediend in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013.

  • 2. Het subsidieplafond bedraagt voor het visserijgebied opgenomen in:

    • a. bijlage 5, onderdeel A, onder 1 (Flevoland), van de regeling: € 860.000;

    • b. bijlage 5, onderdeel A, onder 2 (Groningen), van de regeling: € 820.000;

    • c. bijlage 5, onderdeel A, onder 3 (Noord-Holland), van de regeling: € 720.000;

    • d. bijlage 5, onderdeel A, onder 4 (Zeeland), van de regeling: € 720.000;

    • e. bijlage 5, onderdeel A, onder 5 (Zuid-Holland), van de regeling: € 872.000;

    • f. bijlage 5, onderdeel A, onder 6 (Fryslan), van de regeling: € 400.000.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvan de subsidiabele kosten in totaal minder bedragen dan € 100.000.

Artikel 34k

Artikel 1:2, tweede lid, van de regeling is niet van toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 34j met dien verstande dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend niet zijn aangevangen voor 1 januari 2007.

Artikel 34l

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsoverzicht of een overzicht van de gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 34m

In afwijking van artikel 4:33f, eerste lid, van de regeling, voert de subsidieontvanger het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.

Artikel 34n

In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid, van de regeling, komen kosten die betaald zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 juli 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDER C VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, NR. WJZ / 13107340

Bijlage 6

Bijlage behorend bij artikel 4.1 van de Regeling LNV-subsidies

Artikel 15 van het politieke akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement van 30 mei 2013 over het voorstel voor een Verordening van het Europees Parament en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2011) 425 definitief)

Artikel 15 Aanlandplicht
  • 1. Alle vangsten onderhevig aan vangstlimieten, [...]1 gevangen tijdens visserijactiviteiten in EU wateren, of door EU schepen in wateren welke niet vallen onder de soevereiniteit van derde landen, in de visserij en geografische gebieden zoals hier beneden uiteengezet, zullen aan boord van visserijschepen worden gehouden, geregistreerd, aangeland en afgetrokken van de betreffende quota, tenzij ze gebruikt worden als levend aas, overeenkomstig het volgende tijdschema:

    • (a) uiterlijk 1 januari 2015:

      • visserij op kleine pelagische soorten, dat wil zeggen, visserij op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, grote zilvervis, sardines, sprot;

      • [...]

      • visserijen voor industriële doeleinden op lodde, zandspiering en Noorse kever, zandspiering en noorse kever;

    • (b) [...]

    • (c) uiterlijk 1 januari 2016 voor soorten die de visserij definiëren en niet later dan 1 januari 2019 voor alle andere soorten in:

      • (i) De Noordzee:

        • visserijen op kabeljauw, schelvis, wijting en koolvis;

        • visserijen op Noorse kreeft;

        • visserijen op tong en schol;

        • visserijen op heek;

        • visserijen op noorse garnaal;

      • (ii) Noordwestelijke wateren:

        • visserijen op kabeljauw, schelvis, wijting en koolvis;

        • visserijen op Noorse kreeft;

        • Visserijen op tong en schol;

        • visserijen op heek;

      • (iii) Zuidwestelijke wateren:

        • visserijen op Noorse kreeft;

        • visserijen op tong en schol;

        • visserijen op heek;

      • (iv) Andere visserijen op soorten onderhevig aan vangstlimieten.

    • (d) Ten laatste 1 januari 2017 voor soorten die de visserijen definiëren en niet later dan 1 januari 2019 voor alle andere soorten in visserij die niet gedekt zijn door paragraaf 1a in alle andere EU wateren en in niet-EU wateren die niet vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen.

  • 1bis Paragraaf 1 geldt onverminderd internationale verplichtingen die bindend zijn voor de Unie. [...]

  • 1ter. Wanneer alle lidstaten met een direct belang in het beheer van een bepaalde visserij, het er over eens zijn dat de aanlandplicht zou moeten gelden voor soorten anders dan die in paragraaf 1 gedefinieerd, mogen zij een gezamenlijke aanbeveling doen met als doel de toepassing van de aanlandplicht onder paragraaf 1 met andere soorten uit te breiden. [...]

  • 2. De volgende zullen worden uitgezonderd van de in paragraaf 1 genoemde aanlandplicht:

    • (a) soorten waarvan is bepaald dat visserij is verboden en die als zodanig geïdentificeerd zijn in EU regelgeving in het kader van het EU Gemeenschappelijk Visserij Beleid;

    • (b) soorten waarvan wetenschappelijk bewijs hoge overlevingspercentages aantoont, met inachtneming van de karakteristieken van tuig, visserijpraktijken en het ecosysteem;

    • (c) vangsten welke vallen onder de de minimis uitzondering.

  • 3. Details van de implementatie van de aanlandplicht van de in paragraaf 1 genoemde visserijen zullen worden vastgelegd en gespecificeerd in meerjarenplannen. [...], waaronder:

    • (a) speciale bepalingen betreffende visserijen of soorten die gedekt worden door de aanlandplicht van gereguleerde soorten zoals uiteengezet in paragraaf 1.

    • (b) de specificatie van de uitzonderingen op de aanlandplicht voor soorten zoals genoemd in paragraaf 2 van dit artikel;

    • (c) bepalingen voor de de minimis uitzondering tot 5% van de totale jaarlijkse vangsten van alle soorten onderhevig aan de aanlandplicht zoals uiteengezet in paragraaf 1. De de minimis uitzondering zal gelden in de volgende omstandigheden:

      • i) Waar wetenschappelijk bewijs aantoont dat een toename in selectiviteit zeer moeilijk te bereiken is, of;

      • ii) Vermijding en behandeling van ongewenste bijvangsten leidt tot onevenredige kosten, voor vistuigen waar ongewenste bijvangsten niet meer is dan een bepaald percentage, vast te stellen in het plan van de totale jaarlijkse vangst van dat tuig;

      Vangsten onder deze bepaling zullen niet worden afgetrokken van de relevante quota. Zulke vangsten zullen wel worden geregistreerd.

      Voor een overgangsperiode van vier jaar, het percentage van de totale jaarlijkse vangsten in subparagraaf c zal toenemen: (i) met twee procent in de eerste 2 jaren van de toepassing van de aanlandplicht, en (ii) met een procent in de daaropvolgende twee jaren;

    • (d) bepalingen voor de registratie van de vangsten;

    • (e) vaststellen van minimum instandhoudings referentie maten, indien van toepassing, overeenkomstig paragraaf 5.

  • 3a. Waar geen meerjarenplan of beheerplan [...] voor de visserij in kwestie is aangenomen, mag de Commissie een specifiek discards plan op tijdelijke basis aannemen [...].

  • 3b. Waar geen maatregelen zijn aangenomen, of in een meerjarenplan [...] of in een specifiek discardsplan [...] met als doel de de minimis uitzondering te specificeren [...], zal de Commissie met gedelegeerde handelingen [...] een de minimis uitzondering aannemen die, afhankelijk van de voorwaarden zoals uiteengezet in paragraaf 3(c)(i) of (ii) niet meer dan 5% van de totale jaarlijkse vangsten zal bedragen van alle soorten waarop de aanlandplicht van toepassing is, zoals vermeld in paragraaf 1.

    Deze de minimis uitzondering zal worden aangenomen als in werking zijnde vanaf de datum van aanvraag van de relevante aanlandplicht.

  • 4. Als uitzondering van de verplichting om vangsten van de betreffende quota af te trekken overeenkomstig paragraaf 1, zullen vangsten van soorten onderhevig aan de aanlandplicht welke hoger zijn dat de quota, of waarvoor de lidstaat geen quota heeft, mogen worden afgetrokken van de doelsoort, zolang dat niet de 9% van de quota van de doelsoorten overschrijdt. Deze bepaling geldt alleen wanneer het bestand van de niet-doelsoort in kwestie binnen biologisch veilige grenzen is.

  • 4b. Voor bestanden die onderhevig zijn aan de aanlandplicht, mogen lidstaten een flexibiliteit tot 10% van de toegestane vangsten tussen de jaren toepassen. Voor dit doeleinde, mogen lidstaten extra aanlandingen toestaan, zolang deze hoeveelheden de 10% niet overstijgen die is toegekend aan de lidstaten. Artikel 105 van de controle verordening is hierop van toepassing.

  • 5. Met als doel als doel de bescherming van juveniele mariene organismen, mogen minimum instandhoudings referentie maten worden vastgesteld.

  • 6. Voor de soorten die onderhevig zijn aan de aanlandplicht zoals gespecificeerd in paragraaf 1, het gebruik van vangsten van soorten onder de minimum instandhoudings referentie maat zal beperkt zijn tot toepassing anders dan humane consumptie, inclusief vismeel, visolie, voer voor huisdieren, voedseladditieven, farmaceutica en cosmetica.

  • 7. Voor de soorten niet onderhevig aan de aanlandplicht zoals genoemd in paragraaf 1 de vangsten van soorten beneden de minimum instandhoudings referentie maat zal niet aan boord blijven, maar direct teruggegooid worden in zee.

  • 8. Lidstaten zullen zorg dragen voor een gedetailleerde en accurate registratie van visreizen en adequate capaciteit en middelen met als doel de aanlandplicht van alle vangsten te controleren en handhaven, met waarnemers, CCTV en andere middelen. Daarbij zullen lidstaten principes als efficiëntie en proportionaliteit respecteren.

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013 (verder: Openstellingsbesluit). De wijzigingen zullen in de onderstaande paragrafen worden toegelicht. Voorts worden er paragrafen gewijd aan staatssteun, regeldruk en de inwerkingtreding.

2. Collectieve acties aanlandplicht (artikel I, onderdelen A en B, artikel II, onderdeel B)

Er vindt in 2013 stimulering plaats die samenwerkingsvormen bevordert bij de voorbereidingen op de invoering van de aanlandplicht.

Het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zal ingaan op 1 januari 2014 en geldt voor de komende 10 jaar. De aanlandplicht in het nieuwe GVB heeft gevolgen voor de visserijsector en de overheid. Ondermeer is bepaald dat alle vangsten aangeland moeten worden. De invoering gaat getrapt, de ingangsdatum voor de visserij op pelagische bestanden als haring en makreel is 1 januari 2015. Voor de visserij op demersale bestanden als kabeljauw en voor de visserij op schol en tong geldt een ingangsdatum voor de doelsoorten van 1 januari 2016. Niet-doelsoorten moeten dan uiterlijk 1 januari 2019 worden aangeland. Er gelden beperkte uitzonderingsmogelijkheden om vis onder bijzondere omstandigheden wel te discarden. Het is dus in het belang van de vissers om zoveel mogelijk ongewenste bijvangsten te voorkomen, onder meer door netvoorzieningen en andere vermijdende maatregelen. Vissers zullen aanpassingen moeten treffen voor het sorteren en de opslag van ongewenste bijvangsten. Vis die niet geschikt is voor menselijke consumptie dient een weg te vinden als bijvoorbeeld vismeel, diervoeder e.d. Dit kan om grote hoeveelheden gaan. De aanlandplicht vraagt niet alleen om aanpassingen aan boord, ook de quota moeten anders beheerd worden. Ook de documentatie van (bij)vangsten vraagt aandacht. Om de implementatie voor te bereiden wil de Minister vissers en visserijondernemingen uitnodigen om projectvoorstellen te doen voor pilots die erop gericht zijn door samenwerking en kennisverwerving bij te dragen aan de invoering van de aanlandplicht. Kosten worden vergoed die gericht zijn op de werkzaamheden en die gemaakt worden om het resultaat van het project te realiseren. De aanschaf van machines en apparatuur wordt alleen vergoed voor de duur van het project. Hierbij wordt uitgegaan van de afschrijving van de investering voor de duur van het project.

De subsidie kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van ten minste twee deelnemers. Het moet tenminste gaan om twee visserijondernemingen, een visserijonderneming en een erkende beroepsorganisatie of twee erkende beroepsorganisaties.

Het is daarnaast wenselijk en mogelijk dat maatschappelijke organisaties op het gebied van visserij of andere gerelateerde partijen actief in de visserijsector deelnemen aan het samenwerkingsverband, zoals bijvoorbeeld kennisinstellingen of de blueports.

Op de samenwerkingsverbanden is artikel 1:19 van de regeling van toepassing.

Conform verordening 1198/2006 wordt geen subsidie verstrekt voor projecten die gericht zijn op experimentele visserij of die niet verder reiken dan de maatregelen die normaliter door particuliere ondernemingen worden genomen.

Het belang van de goede samenwerking die hier wordt beoogd, kan zich zo vertalen in een goede samenhang tussen de verschillende pilots die worden gestart. De sector krijgt hiermee ruimte om onderling gecoördineerd en afgestemd ervaring op te doen met de verschillende aspecten van de aanlandplicht. De overheid zal zich ervoor inzetten dat de pilots goed worden gemonitord en de uitkomsten in goede samenspraak met de sector ook door de sector als geheel kunnen worden benut. Dat past ook binnen het gemeenschappelijk belang dat met de regeling Collectieve Acties in de visketen wordt nagestreefd. Ondergetekende zal binnen de wettelijke kaders zoveel mogelijk ruimte bieden om knelpunten bij uitvoering van de pilots in de sfeer van technische maatregelen, samenhangend met het GVB, weg te nemen.

3. Duurzame ontwikkeling visserijgebieden (artikel II, onderdeel B)

De subsidiemodule voor projecten gericht op een duurzame ontwikkeling van visserijgebieden wordt nogmaals in 2013 opengesteld. Per visserijgebied – het betreft bij deze openstelling gebieden gelegen in de provincies Noord Holland, Zuid-Holland, Flevoland, Groningen, Zeeland en Friesland – wordt een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld. De aanvraagperiode loopt voor deze gebieden gelijk en wel gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 oktober 2013.

Voor de goede orde zij vermeld dat de provinciale ontwikkelstrategieën ter inzage liggen bij de desbetreffende provincies en via internet zijn in te zien op de site van het DR-loket (www.hetlnvloket.nl ).

4. Staatssteun

Beide subsidies zijn opgenomen in het operationeel programma van Nederland voor het Europees Visserijfonds (EVF) en worden ook uit het fonds betaald. Op grond van artikel 7, tweede lid, van verordening 1198/2006 zijn de staatssteunregels hier niet op van toepassing.

5. Regeldruk

Collectieve acties aanlandplicht

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 7.277. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen van betalingsverzoeken (een keer een voorschot en een keer een vaststelling) en het indienen van een verzoek tot wijziging. Naar verwachting zullen er 30 aanvragen worden ingediend, waarvan er naar verwachting 6 worden verleend. De relatieve administratieve last is 3,8% (totaal van € 112.982 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 3.000.000).

Duurzame ontwikkeling visserijgebieden

De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 7.277. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen van betalingsverzoeken (een keer een voorschot en een keer een vaststelling) en het indienen van een verzoek tot wijziging.

Naar verwachting zullen er 20 aanvragen worden ingediend. De relatieve administratieve last is 3,3% (totaal van € 145.540 aan administratieve lasten bij subsidieplafonds van in totaal € 4.392.000).

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013. Dit is overeenkomstig de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving inhoudende dat regelingen in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en ten minste twee maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd worden (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.


X Noot
1

In de passages die niet relevant zijn voor de Nederlandse situatie is de tekst weggelaten.

Naar boven