Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 20753 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 20753 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;
Gelet op artikel 9, tweede lid, van de Meststoffenwet;
Besluit:
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na ‘de oppervlakte landbouwgrond’ een zinsnede ingevoegd, luidende: die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is en.
2. In het derde lid wordt ‘het vijfde tot en met het zesde lid’ vervangen door: het vierde, zesde en zevende lid.
3. In het zesde lid wordt na ‘oppervlakte landbouwgrond’ een zinsnede ingevoegd, luidende: , die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is,.
4. In het zevende lid wordt ‘, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, of de Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: of de Minister van Infrastructuur en Milieu.
B
In artikel 26 wordt ‘artikel 25, vierde lid’ vervangen door: artikel 25, vijfde lid.
C
Na artikel 27b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 15 juli 2013
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Deze regeling strekt tot verduidelijking en een aantal kleine wijzigingen van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (verder: Urm). De wijzigingen hebben betrekking op de voorwaarden die gelden voor gebruikmaking van de derogatienorm als gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de Meststoffenwet (hierna: Mw), en de consequenties van het niet voldoen aan deze voorwaarden.
De derogatienorm is opgenomen in artikel 24 van de Urm en bedraagt 250 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond. Deze norm vervangt de norm van 170 kilogram, die in bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG 1991, L 375) en artikel 9, eerste lid, Mw is opgenomen. De derogatienorm is gebaseerd op de beschikking nr. 2005/880/EG van de Europese Commissie van 8 december 2005 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2005, L 324), zoals gewijzigd bij besluit nr. 2010/65/EU van de Europese Commissie van 5 februari 2010 (PbEU 2010, L35) (hierna: de derogatiebeschikking). In de derogatiebeschikking wordt aan Nederland toegestaan voor graslandbedrijven deze hogere norm te hanteren, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn in de artikelen 25, 27 en 27a Urm geïmplementeerd.
Hoewel de Urm per 1 januari 2013 verduidelijkt is ten aanzien van de voorwaarde dat de landbouwer moet voldoen aan de gebruiksnormen voor derogatie, blijkt in de sector nog steeds onduidelijkheid te bestaan over de consequenties die het niet voldoen aan de voorwaarden met zich kan brengen. Deze regeling beoogt deze eventuele onduidelijkheid weg te nemen door één van deze consequenties expliciet op te nemen in de Urm.
In de derogatiebeschikking zijn de voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van de derogatienorm opgenomen in de artikelen 4, 5 en 6. Ingevolge artikel 4 dient een landbouwer die in aanmerking wil komen voor de derogatienorm zich te melden bij de bevoegde instanties (de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken; hierna: DR) en daarbij te verklaren dat hij zich aan de voorwaarden voor de derogatie, opgenomen in de artikelen 5 en 6 van de derogatiebeschikking, zal houden. Artikel 5 bevat voorwaarden met betrekking tot het op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen. Onder andere betreft dit de voorwaarde dat de landbouwer niet meer dan 250 kilogram stikstof per hectare aanbrengt (artikel 5, eerste lid) en dat hij een bemestingsplan opstelt waarin onder meer een berekening is opgenomen waaruit blijkt of aan de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat wordt voldaan (artikel 5, derde lid). Artikel 6 ten slotte bevat voorwaarden met betrekking tot de bodembedekking. De derogatie is ingevolge de derogatiebeschikking voorts alleen van toepassing op graslandbedrijven. Graslandbedrijven worden in de derogatiebeschikking gedefinieerd als bedrijven waar 70 procent of meer van de oppervlakte die voor het op of in de bodem brengen van mest beschikbaar is, uit grasland bestaat. Dit betekent dat de grond die de landbouwer ingevolge artikel 25 Urm opgeeft als ‘oppervlakte landbouwgrond die tot het desbetreffende bedrijf behoort’ daadwerkelijk bemest moet kunnen worden. Gronden waarop geen mest mag worden gebracht, of gronden die praktisch gezien niet bemest kunnen worden, kunnen dan ook niet meetellen voor de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond in het kader van derogatie. Deze verduidelijking in de voorwaarden wordt met deze wijziging van de Urm aangebracht in artikel 25, tweede en zesde lid, Urm.
Het overtreden van één van de voorwaarden leidt ertoe dat de landbouwer de derogatienorm niet mag toepassen en terugvalt op de norm van 170 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond. Dit stond eerder niet expliciet in de Urm aangegeven omdat dit van rechtswege reeds het geval is. Om misverstanden te voorkomen is deze consequentie alsnog ter verduidelijking opgenomen in het nieuwe artikel 27c Urm. De consequentie dat dientengevolge de boete berekend moet worden aan de hand van deze lagere gebruiksnorm vloeit hieruit rechtstreeks voort.
Artikel 26 Urm bepaalt dat indien uit de op grond van artikel 26 van het Uitvoeringsbesluit verstrekte gegevens blijkt dat de op 15 mei van het desbetreffende jaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond niet overeenkomt met de bij de melding, bedoeld in artikel 25, opgegeven oppervlakte landbouwgrond, het te weinig betaalde bedrag zal worden nagevorderd of het te veel betaalde bedrag aan de landbouwer zal worden terugbetaald. Abusievelijk stond in dit artikel een verwijzing naar artikel 25, vierde lid vermeld. Dit moet het vijfde lid zijn.
De wijzigingen die in paragraaf 2 van Hoofdstuk 3 van de Urm worden aangebracht betreffen louter een verduidelijking van wat rechtens al geldt of had moeten gelden. Deze wijziging heeft geen invloed op administratieve lasten, nalevingskosten of toezichtlasten. Er zijn ook geen overige bedrijfseffecten aan deze wijziging verbonden.
Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De reden hiervoor is dat in de praktijk onduidelijkheid is ontstaan over de voorwaarden die gelden voor derogatie. Het is van belang dat deze onduidelijkheid snel wordt weggenomen. In die zin is deze regeling vergelijkbaar met een reparatieregeling, waarvoor op grond van aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel c, de mogelijkheid bestaat af te wijken van de vaste verandermomenten.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-20753.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.